HAAGSCHE COURANT
DE ZWARTE
ORCHIDEE
Woensdag 3 April 1940.
STADSNIEUWS
HERDENKING JUBILEUM
MARECHAUSSEE
No. 17534
VIERDE BLAD.
RÜKSTELEFOONKANTOOR.
Aantal behandelde gesprekken.
STAND VAN DE WONINGMARKT.
VERMAKELIJKHEDENBELASTING
Maart
FEUILLETON.
HOOFDSTUK XIV.
het
zieh den da-
EWordt rervoigdj
Diner van vier en veertig oud-offi-
cieren in de „Witte Sociëteit”
HEDENDAAGSCHE ERVARINGEN
IN NEDERLANDSCH-INDIE
VOLKSRAAD KONINKLIJKEN
NEDERLANDSCHEN MIDDEN
STANDSBOND
VEREENIGING „DR. SCHROEDER
VAN DER KOLK”.
De politieke toestand en
het onderwijs.
VEERTIGJARIG JUBILEUM.
Vrijdag 5 April herdenkt T. Boon
het feit, dat hij veertig jaar als car-
tonnagewerker in dienst is bij de firma
Esveha.
DE MILITAIREN EN ONZE
PLANTSOENEN
Kleur en schoonheid van
Insulinde.
Na de pauze werd de prachtige kleu
renfilm „Kleur en schoonheid van In-
sulinde” vertoond, vervaardigd door
mevr, en ir. D. Wechgelaar te Jogja
karta, waarover we reeds een vorig
maal schreven. Zij geeft prachtige kijk
jes van Bali, Solo, Jogjakarta, van de
Garegeb Moeloed-dansers in den Kra
ton, en flitsen van de reis van Batavia
per „Indrapoera”.
(Nadruk verboden.)
Gisteravond hebben de oud-officieren
van het korps Marechaussee in Atjeh
het vijftigjarig jubileum herdacht van
het korps, waarin zij vroeger dienden
er. waaraan zij nog steeds hun hart
hebben verpand. Vier en veertig oud-of
ficieren verzamelden zich in de „Witte
Sociëteit”, haalden onder den borrel
oude herinneringen op en vereenigden
zich daarna aan een diner.
Opening nieuwe nazorg-werk-
inrichtingen.
De nieuwe nazorg-werkinrichtingen
met de daaraan thans verbonden afdee-
ling voor zwakzinnigen (oud-leerlingen
van het b. 1. o.) van de ’s-Gravenhaag-
sche Vereeniging „Dr. Schroeder van
der Kolk”, zullen op Woensdag 10 April
om half 3 door burgemeester de Monchy
officieel geopend worden, in de gymnas
tiekzaal behoorende bij het schoolge
bouw Sirtemastraat 179.
Luit.-generaal Dijkstra, eens leger
commandant in Nederlandsch-Indië, pre
sideerde de tafel. Luitenant-generaal
Swart, die wel als een van de grootste
Atjeh-figuren kan worden beschouwd,
sprak de feestrede uit.
Onder de aanwezigen, allen oud-mare-
chaussee-officieren waren o.a. de minis
ter van Staat Colijn, de oud-leger-com-
mandant Kroesen, generaal-majoor van
Tricht en kapitein baron van Wassenaar
thans consul der Nederlanden te Gent-
DE SCH. 69 ALS SNURRE-
VAARDER INGERICHT
De treilvisscherij heeft op heden met
verschillende moeilijkheden te kampen
en de uitoefening van dit bedrijf is niet
eenvoudig. Hoe het met de haringvis-
scherij zal gaan, moet nog worden af
gewacht. maar ook met deze visscherij
zullen verschillende moeilijkheden moe
ten overwonnen worden.
Ondanks deze sombere omstandighe
den wordt de moed niet verloren en
het is een verblijdend teeken, dat het
thans nog wordt aangedurfd een proef
te nemen met een voor Scheveningen
nieuwe visscherij met motorloggers.
Het betreft hier de snurrevaard-vis-
scherij.
De Sch 69 „Zeevaart” van de reederij
J. J. v. d. Toorn te Scheveningen is op
de Sleephelling Mij Scheveningen voor
deze visscherij ingericht en zal binnen
kort naar zee vertrekken.
De in dit schip staande 60 p.k. Brons-
motor is opgevoerd tot een 80 p.k.
Bronsmotor, terwijl in het schip een
isolatie is aangebracht. Het dek is zoo
ruim mogelijk gemaakt om de lijnen,
waarmede wordt gevischt behoorlijk te
kunnen inhalen. De masten zijn inge
kort en kleinere zeilen aangeslagen.
Met ’n z.g. „Deenschè-winch” met drie
versnellingen worden de lijnen inge
haald. Halve maatregelen zijn niet ge
nomen, en het schip is grondig inge
richt voor deze visscherij.
De bemanning bestaat uit 4 man.
Schipper is D. Pronk. Als vijfde man
gaat een Deen mede, onder wiens lei
ding de visscherij wordt uitgeoefend.
Gevischt wordt als volgtWanneer
het schip op de bestemde plaats is
aangekomen, wordt een anker uitge
worpen. Aan het ankertouw wordt een
boei vastgemaakt. Deze boei is het uit
gangspunt. Van deze boei uit wordt in
een halven cirkel een lijn uitgezet. Aan
’t einde van dezen halven cirkel wordt
een vrij klein net bevestigd en daarna
stoomt de motorlogger in ’n tweeden
halven cirkel weer naar de boei terug.
Typisch bij deze visscherij is het, dat
bij het inhalen der lijnen alle visch,
welke in den cirkel van deze lijnen zit,
in het net komt. Verschillende malen'
per dag worden de lijnen uitgezet. Met
belangstelling worden de resultaten
van deze visscherij afgewacht.
De eventueel te vangen visch bestaat
hoofdzakelijk uit platvisch, o.a. schol.
Ook wijting en schelvisch wordt ge
vangen, doch dit ligt er aan, op welke
vischgronden gevischt wordt. Tong en
tarbot worden echter bij deze visscherij
niet gevangen.
hij mij op een dergelyk uur besteld
had. Hij was van gedachten veran
derd en wilde mij wel vergezellen op
mijn expeditie, vooropgesteld echter,
dat ik erin zou toestemmaa, dat Bor
neo niet in het programma zou wor
den opgenomen. Ik wilde daar niet op
ingaan en zeide hem, dat Borneo juist
mijn grootste attractie was.
In welk opzicht?
Ik wou, om u de waarheid te
zeggen, gaarne in het bezit komen van
de zwarte orchidee, welke nergens an
ders groeit. Ik wist, dat hij de eenige
persoon in de wereld was, die mij een
exemplaar van die soort zou kunnen
bezorgen. Daarom bood ik hem zulke
mooie voorwaarden.
Welke waren die voorwaarden?
Tweeduizend pond voor een ze*«
maandsche trip, waarbjj alle kosten
voor my zouden zijn. Indien ik ermede
accoord zou gaan, dat Borneo eruit
zou vallen, dan was zjjn hulp niet half
zooveel waard. Ik stond op mijn stuk.
En hij... wat deed hij daarna?
Ook hij bleef op zjjn stuk staan.
Hijweigerde absoluut een voet in
Borneo te zetten. Ik geloof, dat we
wel een half uur aan het argumentee-
ren zijn geweest, doch zonder resul
taat. Toen verloor ik mijn geduld en
zeide hem, dat ik verder geen tijd
wenschte te verspillen. Ik keerde naar
huis terug en toen ik door de hall lieft
zag ik, dat het ruim half twaalf was.
Hij liet mij zelf uit en dat was
laatste, wat ik van hem zag.
Wachtte de auto op u?
Afscheid van den deken van St. Paul's,
dr. W. R. Matthews.
Aan het slot van zijn visitatiereis
door Scandinavië en Nederland heeft
de deken van St. Paul’s Kathedraal te
Londen, dr. W. R. Matthews, Maandag
middag te Amsterdam een afscheids
receptie gehouden in een der zalen van
Hotel des Pays Bas. Op deze ontvangst
waren aanwezig verscheidene hoog-
leeraren aan universiteiten in ons land,
de rector-magnificus van de gemeente
universiteit te Amsterdam, prof. dr. L.
van Loghem, prof. dr. Grosheide, na
mens het Nederlandsch Bijbelgenoot
schap en de oud-secretaris van dit ge
nootschap, dr. R. van Ouwenaller, mr.
J. C. S. Warendorf namens het genoot
schap NederlandEngeland, dr. B. L
Ricardo, opperrabbijn van de Portu-
geesch-Israëlietische Gemeente, L. H.
Sarlouis, opperrabbijn van de Neder
landsch Isralietische hoofdsynagoge te
Amsterdam, de oud-katholieke bisschop
van Haarlem, mgr. van Vlijmen en vele
predikanten van Protestantsche Kerk
genootschappen.
Na een inleiding van den Anglicaan-
schen predikant te Amsterdam, Sir
Louis Allan, sprak de deken een korte
rede uit, waarin hij zijn meening over
de huidige crisis in de wereld uiteen
zette.
Volgens hem is deze crisis een con
flict tusschen twee verschillende typen
der beschaving. Het is waar, dat de
mensch iets absoluuts moet hebben,
waaraan hij zich kan hechten. In enke
le landen wordt dit absolutisme een
staatsabsolutisme. De christelijke op
vatting van de menschelijke natuur is
vrijheid, individualiteit; deze zal, vol
gens spreker in het huidige conflict tot
de overwinning brengen.
De verklaring van Armstrong.
In de eerste plaats, zeide Arm
strong, wil ik u mededeelen, dat ik
van Sydney afkomstig ben en de zoon
ben van David Armstrong, die in zijn
tijd bekend stond onder den naam van
„de Veekoning”. Vijf jaar geleden
stierf mijn vader en liet mjj een aan
zienlijk fortuin na, hoofdzakelijk uit
„levende have” bestaande. Ik heb
nooit veel belang gesteld in zaken en
heb dan ook spoedig alles overgodaan
en een huis gebouwd, hetwelk ov*r de
haven van Sydney uitzag.
Carson haalde ongeduldig zijn
schouders op. Hij zag niet in, dat de
ze lange uitweiding iets met de Onder
havige kwestie uitstaande had.
Is het noodzakelijk, dat u mij dit
alles vertelt? vroeg hij. Wat komt
dat er allemaal op aan...?
Dat komt er zeker op aan, ant-
Zaterdag 6 April a. s. z a
hier ter stede in café-restaurant „Bosch-
lust” de 25ste bonds jaarvergadering
worden gehouden van den Nationale»
vakbond van muziekinstrumentjnakers-
en -stemmers.
WORDT ER NIET ONNOODIG
VERNIELD?
Toen de mobilisatie werd afgekondigd
en verschillende gebouwen, w.o. scho
len, werden bezet, heeft men zich ge
haast om in de nabijheid der proviso
rische kazernes schuilloopgraven voor
den troep aan te leggen.
In verscheidene gevallen, met name
op het Resedaplein en Stokroosplein,
geschiedde dit in de plantsoenen, dia
daardoor belangrijke schade opliepen.
Deze handelwijze zou geen critiek oe-
hoeven uit te lokken, behoudens dan
deze, dat voorzieningen van dezen een-
voudigen aard vlug genoeg zijn uitga-
voerd, om er mede te wachten tot de
nood werkelijk dringt, indien de mili
taire commandanten er dan ook voor
zorgden, dat de loopgraven in zoodani-
gen staat werden gehouden, dat zij
steeds voor haar bestemming geschikt
zijn.
Dit is echter niet het geval. Wie langs
het Stokroosplein wandelt en daar de
ravage ziet, waarin met moeite een soort
van ondiep greppeltje valt te ontdekken,
begrijpt, dat dit een parodie op een
loopgraaf is. De kinderen spelen er in
en trappen de verstoven aarde in de
sleuf. Geen soldaat, die er naar om
kijkt, laat staan, dat er een schildwacht
bij wordt geplaatst of een behoorlijke
afrastering wordt gemaakt.
Of de schuilloopgraven hebben nu
geen zin en dat schijnt zoo te zijn, ge
zien den toestand waarin ze verkeeren,
óf ze zijn wèl noodig en dan is hier van
onverantwoordelijke verwaarloozing
sprake, doch dit is een zaak der mili
tairen. In het eerste geval zou er bo
vendien sprake zijn van onnoodige ver
nieling en deze conclusie trekt de bur
gerij!
Naar het schijnt niet geheel en al ten
onrechte.
In Maart j.l. werden op het Rijkstele-
foonkantoor alhier 278.497 uitgaande
binnenlandsche gesprekken behandeld,
(v.j. 262.401). Het aantal behandelde
buitenlandsche gesprekken bedroeg
11.614 (v.j. 20785).
24)
Negenentwintig Mei! Hoe kan ik
mij dien avond uit duizend andere
herinneren? En zelfs, al zou dit mo
gelijk zijn, met welk recht matigt u
zich aan, mij te ondervragen?
Met het recht van den sterkste...
en in naam der Justitie.
U is geen vertegenwoordiger
Van de Justitie.
Dat ben ik wel in dit kamp, bij
afwezigheid van eenig overheidsper
soon. Kunt u zich den negenentwintig-
sten Mei zoo moeilijk voor den geest
halen? Het was de avond, waarop een
man, genaamd Perry Dixon, op laag
hartige wijze vermoord werd in Sin
gapore.
Armstrong, schrok op, maar herstel
de zich in een fractie van een secon
de.
Dat is toch niet waar? sprak hij
verbaasd.
U moet toch weten, dat het wel
Waar is?
Hoe zou ik dat moeten weten? Ik
ben sedert den dag daarop volgende
30 Mei steeds in de wildernis
geweest.
Dus, nu herinnert
tum wel£
Hoogere opbrengst over Maart
De netto-opbrengst der vermakelijk
hedenbelasting bedroeg over Maart
1940 ƒ74.133.98. De opbrengst over deze
maand in 1939 en 1938 was respectieve
lijk 65.766.70 en 59.015.82.
De netto-opbrengst over de eerste
drie maanden in 1940 bedroeg
180.138.97. Deze opbrengst was over
dit tijdvak in 1939 en 1938 respectieve
lijk 180.754.48 en 178.942.89.
De bioscopen brachten over
1940 ƒ47.175.65 op. De opbrengst over
deze maand in 1939 was 39.174.40.
De bioscopen brachten over de eerste
drie maanden in 1940 ƒ121.167. op.
Deze opbrengst was over dit tijdvak in
1939 ƒ116.979.14.
De hoogere opbrengst over Maart
1940 is o.m. te danken aan de Paasch-
dagen, welke dit jaar in Maart en het
vorige jaar in April vielen.
Causerie van kolonel A. T. H. Winter
Voor de Vereeniging IndiëNeder
land en de Kon. Ned. Vereeniging
„Onze Vloot” sprak gisteravond in ge
bouw Excelsior aan de Zeestraat kolo
nel der artillerie b.d. A. T. H. Winter,
koloniaal redacteur van „de Avond
post”, over „Hedendaagsche ervaringen
bij een verblijf in Ned.-Indië, naar
aanleiding van een onlangs gemaakte
reis naar onze koloniën.” Kolonel Win
ter werd ingeleid door den voorzitter
van de vereeniging IndiëNederland,
den heer M. B. v. d. Jagt, oud-gouver-
neur van Soerakarta.
Spr. ving zijn voordracht aan met
de mededeeling, dat men hem, in Indië
zijnde, herhaaldelijk heeft gevraagd,
wat zijn indrukken warenof hij In
dië niet bijzonder sterk veranderd
vond en wat zijn opinie was over dit
of dat onderwerp. Al spoedig had hij
bemerkt, dat men op die vragen een
bepaald antwoord, althans een ant
woord in bepaalden zin, verlangde en
zich geraakt toonde, indien hij van een
andere meening bleek te zijn, dan die
van dengene, die de vraag had gesteld.
Hij hoopte, dat men thans anders te
genover de weergave van zijn indruk
ken zal staan, welke per saldo ook
slechts indrukken blijven.
De vraag, of Indië in de laatste 10
jaren veranderd is en in welke opzich
ten, is niet zoo makkelijk te beant
woorden.
Indië is sterk veranderd, gemoderni
seerd wat de steden betreft en het
leven in die steden, meer Europeesch
geworden. Misschien zelfs rijkelijk
veel. In ieder geval hebben gemoede
lijkheid, gastvrijheid en eenvoud daar
door ingeboet en wordt hier en daar
de indruk gewekt van overdrijving en
een beetje aanstellerij. Spreker lichtte
dat met een paar voorbeelden toe.
Buiten de steden en in het binnen
land is weinig veranderd. Behalve de
communicatie, die, door uitnemende
verkeerswegen, autobussen, goede en
gammele, keurige en snellere spoorver
bindingen en den vliegdienst, weinig
te wenschen overlaat.
terwijl hij mij vroeg om den volgenden
avond bij hem aan te komen.
Om hoe laat? vroeg Carson.
Op een ongewoon uur... half elf.
Hij legde mij uit, dat hij bezig was
om de laatste hand aan zijn boek te
leggen en het dien avond wilde afma
ken. Ik vermoedde, dat hij een beetje
excentriek was en niet in staat, een
gewoon zakelijk voorstel te behande
len, zoolang zijn boek nog niet vol
tooid was. Hoe het ook zij, ik stemde
toe.
En ging u om half elf?
Neen, toevallig had ik op dien tijd
bij de dokken het een en ander te re
gelen. Maar ik schreef hem, dat ik
om elf uur zou komen, indien hem
zulks tenminste conveniëerde en stelde
hem voor mij te telefoneeren, als
zulks niet het geval mocht zijn.
Carson herinnerde zich den ver
scheurden brief. Deze stemde precies
overeen met hetgeen Armstrong nu
vertelde. Het zou toch dwaas zijn, dat
hy indien schuldig zou toegeven
op dat uur op bezoek te zyn geweest,
tenzij hy bang was, dat de betreffende
brief gou zjjn gevonden.
Ik kreeg geen telefonische bood
schap, weshalve ik my aan het vast
gestelde uur hield.
Deed de bediende de Chi
nees u open?
Neen, ik veronderstel, dat Dixon
de auto heeft hooren aankomen. Hij
was in ieder geval zelf aan de deur,
toen ik daar aankwam.
In welke kamer vroeg hij u bin
nen te gaan?
Hij zeide, dat het hem speet, dat
Het Gemeentelijk Statistisch Bureau
deelt omtrent den stand van de woning
markt alhier op 1 Februari 1940 het vol
gende mede:
Aantal woningen op 1 Januari 1940
140.695.
Aantal inwoners der Gemeente op 1
Januari 1940 504.262.
Toeneming van het aantal woningen
in Januari 1940:
door nieuwbouw: particuliere wonin
gen 10, door verbouw 13. Totaal 23.
Afneming van het aantal woningen:
door verbouw 13, door ontruiming na
onbewoonbaarverklaring 6. Totaal 19.
Wijziging van den woningvoorraad: 4
méér.
Aantal woningen op 1 Februari 1940
140.69.5.
Aantal inwoners der Gemeente op 1
Februari 1940 504.504.
Aantal woningen in uitvoering op 1
Februari 1940 (uitsluitend nieuwbouw):
particuliere woningen 877, Rijks-, Pro
vinciale of Gem.woningen (niet voor de
Volkshuisvesting) 2. Totaal 879.
Rapport dr. E. J. Tobi aanvaard
Dezer dagen vergaderde de Vakraad
van den Koninklijken Nederlandschen
Middenstandsbond in café restaurant
„Die Haghe”, Papestraat, bij verhin
dering van de heeren H. Harmeijer en
L. de Groot, onder leiding van den heer
D. Swagerman, secretaris van het
hoofdbestuur.
Hoofdschotel was een rapport, opge
steld door dr. E. J. Tobi, raadgevend
economist alhier, getiteld: „Richtlijnen
voor de activeering van de vakgroep
in den K.N.M.B.”.
Behalve de leden van den vakraad,
waren ook bestuursleden van aangeslo
ten en niet aangesloten vakorganisa
ties uitgenoodigd en voor een groot
deel aanwezig.
Voor het opmaken van een voor
dracht ter benoeming van resp. een
lid en een plaatsvervangend lid van
den Hoogen Raad van Arbeid, advi
seerde de vergadering de heeren J. C.
Blankert en L. de Groot.
Dr. E. J. Tobi gaf een samenvattende
beschouwing van het door hem uitge
brachte rapport. Spreker heeft zich op
den bodem der werkelijkheid gesteld,
wijl in vele branches de verticale or
ganisatie en samenwerking in bewer
king is, wordt toegepast, of in kracht
toeneemt. De samenwerking in den
vakraad van den K.N.M.B. is een hori
zontale samenwerking. De vraag is,
hoe ondanks de zuigkracht van de ver
ticale samenwerkingsorganisaties, het
lidmaatschap van den K.N.M.B. toch
voor de vakorganisaties aantrekkelijk
te maken.
Daartoe moet het bureau een cen
traal punt worden van voorlichting,
van uitwisseling van ervaringen, zoo-
dat men op bijeenkomsten van midden-
standszijde beslagen ten ijs komt. Als
onderwerpen, welke voorlichting en
behandeling behoeven, noemde spreker
de economische wetgeving (verbindend
verklaren van ondernemersovereen-
komsten), de sociale wetgeving (collec
tieve arbeidsovereenkomsten), prijsbe-
derf, oneerlijke en ontoelaatbare con
currentie, concurrente distributie-vor-
men, enz., waardoor veel dubbel werk
voorkomen wordt.
Dit centrum moet actief zijn, waar
door kracht naar buiten wordt ontwik
keld en behalve groot dienstbetoon, er
werfkracht van de organisatie uitgaat.
Na geanimeerd debat, werd met al-
gemeene stemmen besloten de richt
lijnen van het rapport te aanvaarden
en deze uit te voeren.
woordde Armstrong, daar ik van
plan ben u absoluut van uw vergis
sing te overtuigen. Ik zal u aantoonen,
dat ik een bemiddeld mensch ben en
dat ik geen reden heb, om iemand
leed te doen. Nu dan, nadat ik dat
huis gebouwd had, vatte ik het plan
op om een grooten tuin aan te leggen.
Al doende begon ik mij bijzonder voor
planten te interesseeren, speciaal voor
orchideeën. Ik maakte in het binnen
land van Australië een paar tochten en
bracht een groote hoeveelheid zeldza
me planten mede terug. Mijn verza
meling werd spoedig bekend en ver
schillende reizigers kwamen mij opzoe
ken... waaronder zeer vooraanstaande
personen. Mijn enthousiasme werd
steeds grooter en mijn geest richtte
zich naar zoologie en biologie. Ik wil
de mijn reizen nog verder uitstrekken
en besloot een groote tournée te gaan
maken.
Toen kwam u op Singapore, viel
Carson hem in de rede.
Na verloop van tyd. Ik had geen
naaste bloedverwanten en voelde mij
evengoed thuis in Samoa als in Syd
ney. Toen ik in Sydney arriveerde,
bracht ik een groot gedeelte van mijn
tijd in den Botanischen Tuin door.
Daar in Singapore maakte ik voor het
eerst kennis met Perry Dixon, wiens
naam my door zjjn verschillende boe
ken bekend was.
Ga verder.
Ik werd aan hem voorgesteld
door iemand van zijn club, waarvan
ik buitenlid was. Natuurlijk spraken
wij samen steeds over botanie. Ik heb
een klein zeilschip gekocht en een
-reisplan opgemaakt, waarin Borneo
en Sumatra en ook Java begrepen wa
ren. Ik veronderstelde, dat Dixon
voor mij een onbetaalbaar gezelschap
zou kunnen zijn en deed hem daarom
een voorstel, om met mij mede te
gaan.
En, weigerde hij?
Ja, op dat oogenblik wel. Hij zei
de, dat hij aan een nieuw boek bezig
was, hetwelk hij niet onvoltooid kon
laten. Ik besloot te blijven in de hoop,
dat hij later van gedachten zou ver
anderen.
Gebeurde dat?
Op het laatste moment. Ik had
hem in dien tusschentijd verscheidene
malen gesproken, maar hij had steeds
bezwaren gemaakt. In ieder geval
voelde ik wel, dat hij geen zin had om
naar Borneo te gaan. Telkens, wan
neer ik den naam Borneo noemde,
keek hij... verschrikt.
Carson kwam, ondanks alles, onder
den indruk van deze openhartige ver
klaring. Hij knikte met zijn hoofd en
Armstrong vervolgde:
Tenslotte voelde ik, dat ik niet
langer op hem mocht wachten en zei
de hem dat openlijk.
Wanneer was dat?
Dat was... ja, dat was twee da
gen, voordat ik van plan was uit te
zeilen. Hij scheen op het punt om toe
te geven, maar tenslotte weigerde hij
toch. Ik voleindigde mijn voorberei
dingen en gaf hem als hopeloos op.
Tot mijn verwondering schreef hij mij
een brief, waarin hij mij mededeelde,
dat hij de zaak nog eens overdacht
had en dat hij bereid was op zekere
voorwaarden met mij mede te gaan,
Ja... nu. Wel, ik kende Perry
Dixon en op dien avond was ik bij
hem op bezoek.
Uw geheugen schijnt wat opge-
frischt, zeide Carson. Misschien
kunt u ook verklaren, waarom u dien
avond bij hem kwam en wat er in die
kamer gebeurd is?
Zeker kan ik dat. Ik heb niets
te verbergen... absoluut niets.
Vooruit dan maar, zeide Carson
en plaatste zich tegenover hem, ter
wijl hij de kalmte van den man be
wonderde. Hij werd zich bewust van
een voorgevoel, dat dit pad, zooals de
vele andere, zou doodloopen tegen een
blinden muur.
Wat den algemeenen politieken toe
stand betreft, voor zoover is waar te
nemen, heerscht er rust. Van bepaalde
agitatie valt niet veel te merken. Wel
wordt er actie gevoerd voor uitbrei
ding der politieke rechten en worden
daarvoor druk bezochte vergaderingen
gehouden, waarbij veel wordt geap
plaudisseerd, maar de menigte begrijpt
van het doel dezer actie practisch niets
en vraagt weinig anders dan rust en
wat materieele welvaarthet streven
naar polrechten laat zij gaarne aan
enkele leiders over.
Bepaalde verarming heeft spr. nage
noeg niet opgemerkt. Het minst in de
steden en in de Soenda-landen (Prean-
ger). Ten plattelande is ten deze al
heel weinig veranderd.
Wat de werkloosheid betreft, natuur
lijk bestaat deze, zooals ze altijd heeft
bestaan. Ze is echter, zooals blijkt uit
de gegevens der arbeidsbeurzen, het
laatste jaar niet onbelangrijk vermin
derd.
Het zou onjuist zijn, te zeggen.dat
een sterke drang naar meer onderwijs
is aan den dag getreden. Deze drang
bestaat zeker niet algemeen en in som
mige streken moet zelfs nog pressie
uatgeoetfend worden om de kinderen
ter school te doen gaan. Middelbare
scholen komen er steeds meer bij, ook
lycea. In het bijzonder moge hier wor
den gewezen, op het mooie werk, in
vele steden door het I. E. V. verricht
vooral te Bandoeng vond spr. een
keur van goede I.E.V.-scholen op ve
lerlei gebied.
Spr. sprak daarna over de z.g. In-
dianisatie en haar gevolgen, welke z.i.
lang niet overal zegenrijk voor Indië
zijn geweest, omdat in het algemeen
voor de ambtelijke posities lagere
eischen worden gesteld dan in Neder
land.
De cultures.
Wat de cultures betreft, kon een al-
gemeene opleving worden waargeno
men. Ook in de scheepvaart, althans
voor het oogenblik. Koffie, thee, rub
ber, zij gaan weer beterevenals de
suiker, al staan er helaas nog heel wat
suikerfabrieken leeg, wat een droevig
gezicht is.
Niemand kan zeggen, of, en hoelang
deze opleving zal duren. Er zal voor-
loopig geen thee meer naar Engeland
gaan en het is nog de vraag, hoe lang
de rubber blijvend zal kunnen worden
verscheept. Zal het nog eens voorko
men, dat Java reusachtige hoeveelhe-
heden kapok te leveren zal krijgen
De koffie hoopte op leverantie aan Ne
derland. Of zij daarvan veel zal profi
teered met de vrij hooge rechten, wel
ke er stante pede zijn opgelegd De
bemoeienissen der overheid met de
cultures zijn, door restrictie en andere 1
maatregelen, sterk toegenomen. Men
denke ook aan de inmenging der Re-
geering in den kapokverkoop.
De Inlandsche nijverheid is sterk
toegenomen. In het algemeen de kleine
industrie en de vervaardiging van ge
bruiksartikelen. Een groot industrie
land, beter een land voor de groot-in-
dustrie, zal, volgens spr., Indië niet
spoedig worden. Wel kan het aantal
industrieën worden uitgebreid. Men
streve echter meer naar uitbreiding in
de breedte, dan in de diepte. De zich
uitbreidende textielindustrie is in
hoofdzaak gericht op de behoeften van
het eigen land en dat is juist.
Toch wordt in Indië nog zeer veel
aangemaakt, dat ook in het buitenland
aftrek zou kunnen vinden. Men dient
daarvoor nog meer afzetgebieden te
zoeken en spr. kwam hierbij terug op
een reeds eerder door hem ontwikkeld
idee, een tentoonstellingsschip uit te
rusten en dat t. g. t. vele landen te
laten bezoeken.
Verder deelde spr. een en ander
mede over de oorlogsvoorbereiding en
de snelle en deugdelijke verbetering
van het leger. Ten aanzien van de
Marine kon spr. weinig zeggen. Men
doet met de geringe krachten, wat men
kan.
Tenslotte de hygiëne. Men is te dien
aanzien vooruitgegaan. De ziekenver
pleging en de profilaxie staan op hoo-
ger peil, epidemiën komen zoo goed
als niet meer voor en de Inlandsche
bevolking begint geleidelijk aan mede
te werken.
Maakt men de balans van al het
bovenstaande op, dan is het resultaat,
dat Indië im Groszen und Ganzen be
duidend is vooruitgegaan en de crisis
jaren te boven is gekomen.
Een hartelijk applaus beloonde ko
lonel Winter voor zijn interessante
causerie.
Telegram van hulde aan de
Koningin en het Prinselijk
paar.
Tijdens de bijeenkomst werd een tele
gram van hulde gezonden aan H.M. de
Koningin en. aan het Prinselijk paar,
waarop nog denzelfden avond telegra
fische gelukwenschen werden ontvan
gen.
Verder kwamen nog gelukwenschen
binnen van den opperbevelhebber van
Land- en Zeemacht, van den comman
dant van het Eerste Legerkorps en van
den commandant der Eerste Divisie.
Het is vrijwel overbodig te vermelden,
dat het onder de oud-kameraden, die
allen in den Atjeh-krijg zooveel hebben
beleefd, zeer gezellig toeging.
Onder den borrel en tijdens het uit
stekende diner haalde men weer de pe
riode op, toen inen in de wildernis zat,
soms onderhevig aan groote ontberin
gen.
In de beste stemming verliep de avond
welke tot ver na middernacht werd
voortgezet.
Herdenking door de onder
officieren.
Aanstaande Zaterdag en Zondag zul
len de onderofficieren het jubileum ge
denken en wel door een gezelligen avond
een receptie en een gemeenschappelijke
rijsttafel. Dan zullen wederom de rim
boe van Atjeh, het bivak, de aanval op
den vijand tot leven worden gewekt.
En dan zullen, zooals ook gisteravond
geschiedde, de gedachten weer uitgaan
naar de kameraden, die vielen voor het
vaderland en voor de eer van het korps,
dat nu zijn vijftigjarig jubileum viert-