HAAGSCHE COURANT DE ZWARTE ORCHIDEE Woensdag 3 April 1940. STADSNIEUWS HERDENKING JUBILEUM MARECHAUSSEE No. 17534 VIERDE BLAD. RÜKSTELEFOONKANTOOR. Aantal behandelde gesprekken. STAND VAN DE WONINGMARKT. VERMAKELIJKHEDENBELASTING Maart FEUILLETON. HOOFDSTUK XIV. het zieh den da- EWordt rervoigdj Diner van vier en veertig oud-offi- cieren in de „Witte Sociëteit” HEDENDAAGSCHE ERVARINGEN IN NEDERLANDSCH-INDIE VOLKSRAAD KONINKLIJKEN NEDERLANDSCHEN MIDDEN STANDSBOND VEREENIGING „DR. SCHROEDER VAN DER KOLK”. De politieke toestand en het onderwijs. VEERTIGJARIG JUBILEUM. Vrijdag 5 April herdenkt T. Boon het feit, dat hij veertig jaar als car- tonnagewerker in dienst is bij de firma Esveha. DE MILITAIREN EN ONZE PLANTSOENEN Kleur en schoonheid van Insulinde. Na de pauze werd de prachtige kleu renfilm „Kleur en schoonheid van In- sulinde” vertoond, vervaardigd door mevr, en ir. D. Wechgelaar te Jogja karta, waarover we reeds een vorig maal schreven. Zij geeft prachtige kijk jes van Bali, Solo, Jogjakarta, van de Garegeb Moeloed-dansers in den Kra ton, en flitsen van de reis van Batavia per „Indrapoera”. (Nadruk verboden.) Gisteravond hebben de oud-officieren van het korps Marechaussee in Atjeh het vijftigjarig jubileum herdacht van het korps, waarin zij vroeger dienden er. waaraan zij nog steeds hun hart hebben verpand. Vier en veertig oud-of ficieren verzamelden zich in de „Witte Sociëteit”, haalden onder den borrel oude herinneringen op en vereenigden zich daarna aan een diner. Opening nieuwe nazorg-werk- inrichtingen. De nieuwe nazorg-werkinrichtingen met de daaraan thans verbonden afdee- ling voor zwakzinnigen (oud-leerlingen van het b. 1. o.) van de ’s-Gravenhaag- sche Vereeniging „Dr. Schroeder van der Kolk”, zullen op Woensdag 10 April om half 3 door burgemeester de Monchy officieel geopend worden, in de gymnas tiekzaal behoorende bij het schoolge bouw Sirtemastraat 179. Luit.-generaal Dijkstra, eens leger commandant in Nederlandsch-Indië, pre sideerde de tafel. Luitenant-generaal Swart, die wel als een van de grootste Atjeh-figuren kan worden beschouwd, sprak de feestrede uit. Onder de aanwezigen, allen oud-mare- chaussee-officieren waren o.a. de minis ter van Staat Colijn, de oud-leger-com- mandant Kroesen, generaal-majoor van Tricht en kapitein baron van Wassenaar thans consul der Nederlanden te Gent- DE SCH. 69 ALS SNURRE- VAARDER INGERICHT De treilvisscherij heeft op heden met verschillende moeilijkheden te kampen en de uitoefening van dit bedrijf is niet eenvoudig. Hoe het met de haringvis- scherij zal gaan, moet nog worden af gewacht. maar ook met deze visscherij zullen verschillende moeilijkheden moe ten overwonnen worden. Ondanks deze sombere omstandighe den wordt de moed niet verloren en het is een verblijdend teeken, dat het thans nog wordt aangedurfd een proef te nemen met een voor Scheveningen nieuwe visscherij met motorloggers. Het betreft hier de snurrevaard-vis- scherij. De Sch 69 „Zeevaart” van de reederij J. J. v. d. Toorn te Scheveningen is op de Sleephelling Mij Scheveningen voor deze visscherij ingericht en zal binnen kort naar zee vertrekken. De in dit schip staande 60 p.k. Brons- motor is opgevoerd tot een 80 p.k. Bronsmotor, terwijl in het schip een isolatie is aangebracht. Het dek is zoo ruim mogelijk gemaakt om de lijnen, waarmede wordt gevischt behoorlijk te kunnen inhalen. De masten zijn inge kort en kleinere zeilen aangeslagen. Met ’n z.g. „Deenschè-winch” met drie versnellingen worden de lijnen inge haald. Halve maatregelen zijn niet ge nomen, en het schip is grondig inge richt voor deze visscherij. De bemanning bestaat uit 4 man. Schipper is D. Pronk. Als vijfde man gaat een Deen mede, onder wiens lei ding de visscherij wordt uitgeoefend. Gevischt wordt als volgtWanneer het schip op de bestemde plaats is aangekomen, wordt een anker uitge worpen. Aan het ankertouw wordt een boei vastgemaakt. Deze boei is het uit gangspunt. Van deze boei uit wordt in een halven cirkel een lijn uitgezet. Aan ’t einde van dezen halven cirkel wordt een vrij klein net bevestigd en daarna stoomt de motorlogger in ’n tweeden halven cirkel weer naar de boei terug. Typisch bij deze visscherij is het, dat bij het inhalen der lijnen alle visch, welke in den cirkel van deze lijnen zit, in het net komt. Verschillende malen' per dag worden de lijnen uitgezet. Met belangstelling worden de resultaten van deze visscherij afgewacht. De eventueel te vangen visch bestaat hoofdzakelijk uit platvisch, o.a. schol. Ook wijting en schelvisch wordt ge vangen, doch dit ligt er aan, op welke vischgronden gevischt wordt. Tong en tarbot worden echter bij deze visscherij niet gevangen. hij mij op een dergelyk uur besteld had. Hij was van gedachten veran derd en wilde mij wel vergezellen op mijn expeditie, vooropgesteld echter, dat ik erin zou toestemmaa, dat Bor neo niet in het programma zou wor den opgenomen. Ik wilde daar niet op ingaan en zeide hem, dat Borneo juist mijn grootste attractie was. In welk opzicht? Ik wou, om u de waarheid te zeggen, gaarne in het bezit komen van de zwarte orchidee, welke nergens an ders groeit. Ik wist, dat hij de eenige persoon in de wereld was, die mij een exemplaar van die soort zou kunnen bezorgen. Daarom bood ik hem zulke mooie voorwaarden. Welke waren die voorwaarden? Tweeduizend pond voor een ze*« maandsche trip, waarbjj alle kosten voor my zouden zijn. Indien ik ermede accoord zou gaan, dat Borneo eruit zou vallen, dan was zjjn hulp niet half zooveel waard. Ik stond op mijn stuk. En hij... wat deed hij daarna? Ook hij bleef op zjjn stuk staan. Hijweigerde absoluut een voet in Borneo te zetten. Ik geloof, dat we wel een half uur aan het argumentee- ren zijn geweest, doch zonder resul taat. Toen verloor ik mijn geduld en zeide hem, dat ik verder geen tijd wenschte te verspillen. Ik keerde naar huis terug en toen ik door de hall lieft zag ik, dat het ruim half twaalf was. Hij liet mij zelf uit en dat was laatste, wat ik van hem zag. Wachtte de auto op u? Afscheid van den deken van St. Paul's, dr. W. R. Matthews. Aan het slot van zijn visitatiereis door Scandinavië en Nederland heeft de deken van St. Paul’s Kathedraal te Londen, dr. W. R. Matthews, Maandag middag te Amsterdam een afscheids receptie gehouden in een der zalen van Hotel des Pays Bas. Op deze ontvangst waren aanwezig verscheidene hoog- leeraren aan universiteiten in ons land, de rector-magnificus van de gemeente universiteit te Amsterdam, prof. dr. L. van Loghem, prof. dr. Grosheide, na mens het Nederlandsch Bijbelgenoot schap en de oud-secretaris van dit ge nootschap, dr. R. van Ouwenaller, mr. J. C. S. Warendorf namens het genoot schap NederlandEngeland, dr. B. L Ricardo, opperrabbijn van de Portu- geesch-Israëlietische Gemeente, L. H. Sarlouis, opperrabbijn van de Neder landsch Isralietische hoofdsynagoge te Amsterdam, de oud-katholieke bisschop van Haarlem, mgr. van Vlijmen en vele predikanten van Protestantsche Kerk genootschappen. Na een inleiding van den Anglicaan- schen predikant te Amsterdam, Sir Louis Allan, sprak de deken een korte rede uit, waarin hij zijn meening over de huidige crisis in de wereld uiteen zette. Volgens hem is deze crisis een con flict tusschen twee verschillende typen der beschaving. Het is waar, dat de mensch iets absoluuts moet hebben, waaraan hij zich kan hechten. In enke le landen wordt dit absolutisme een staatsabsolutisme. De christelijke op vatting van de menschelijke natuur is vrijheid, individualiteit; deze zal, vol gens spreker in het huidige conflict tot de overwinning brengen. De verklaring van Armstrong. In de eerste plaats, zeide Arm strong, wil ik u mededeelen, dat ik van Sydney afkomstig ben en de zoon ben van David Armstrong, die in zijn tijd bekend stond onder den naam van „de Veekoning”. Vijf jaar geleden stierf mijn vader en liet mjj een aan zienlijk fortuin na, hoofdzakelijk uit „levende have” bestaande. Ik heb nooit veel belang gesteld in zaken en heb dan ook spoedig alles overgodaan en een huis gebouwd, hetwelk ov*r de haven van Sydney uitzag. Carson haalde ongeduldig zijn schouders op. Hij zag niet in, dat de ze lange uitweiding iets met de Onder havige kwestie uitstaande had. Is het noodzakelijk, dat u mij dit alles vertelt? vroeg hij. Wat komt dat er allemaal op aan...? Dat komt er zeker op aan, ant- Zaterdag 6 April a. s. z a hier ter stede in café-restaurant „Bosch- lust” de 25ste bonds jaarvergadering worden gehouden van den Nationale» vakbond van muziekinstrumentjnakers- en -stemmers. WORDT ER NIET ONNOODIG VERNIELD? Toen de mobilisatie werd afgekondigd en verschillende gebouwen, w.o. scho len, werden bezet, heeft men zich ge haast om in de nabijheid der proviso rische kazernes schuilloopgraven voor den troep aan te leggen. In verscheidene gevallen, met name op het Resedaplein en Stokroosplein, geschiedde dit in de plantsoenen, dia daardoor belangrijke schade opliepen. Deze handelwijze zou geen critiek oe- hoeven uit te lokken, behoudens dan deze, dat voorzieningen van dezen een- voudigen aard vlug genoeg zijn uitga- voerd, om er mede te wachten tot de nood werkelijk dringt, indien de mili taire commandanten er dan ook voor zorgden, dat de loopgraven in zoodani- gen staat werden gehouden, dat zij steeds voor haar bestemming geschikt zijn. Dit is echter niet het geval. Wie langs het Stokroosplein wandelt en daar de ravage ziet, waarin met moeite een soort van ondiep greppeltje valt te ontdekken, begrijpt, dat dit een parodie op een loopgraaf is. De kinderen spelen er in en trappen de verstoven aarde in de sleuf. Geen soldaat, die er naar om kijkt, laat staan, dat er een schildwacht bij wordt geplaatst of een behoorlijke afrastering wordt gemaakt. Of de schuilloopgraven hebben nu geen zin en dat schijnt zoo te zijn, ge zien den toestand waarin ze verkeeren, óf ze zijn wèl noodig en dan is hier van onverantwoordelijke verwaarloozing sprake, doch dit is een zaak der mili tairen. In het eerste geval zou er bo vendien sprake zijn van onnoodige ver nieling en deze conclusie trekt de bur gerij! Naar het schijnt niet geheel en al ten onrechte. In Maart j.l. werden op het Rijkstele- foonkantoor alhier 278.497 uitgaande binnenlandsche gesprekken behandeld, (v.j. 262.401). Het aantal behandelde buitenlandsche gesprekken bedroeg 11.614 (v.j. 20785). 24) Negenentwintig Mei! Hoe kan ik mij dien avond uit duizend andere herinneren? En zelfs, al zou dit mo gelijk zijn, met welk recht matigt u zich aan, mij te ondervragen? Met het recht van den sterkste... en in naam der Justitie. U is geen vertegenwoordiger Van de Justitie. Dat ben ik wel in dit kamp, bij afwezigheid van eenig overheidsper soon. Kunt u zich den negenentwintig- sten Mei zoo moeilijk voor den geest halen? Het was de avond, waarop een man, genaamd Perry Dixon, op laag hartige wijze vermoord werd in Sin gapore. Armstrong, schrok op, maar herstel de zich in een fractie van een secon de. Dat is toch niet waar? sprak hij verbaasd. U moet toch weten, dat het wel Waar is? Hoe zou ik dat moeten weten? Ik ben sedert den dag daarop volgende 30 Mei steeds in de wildernis geweest. Dus, nu herinnert tum wel£ Hoogere opbrengst over Maart De netto-opbrengst der vermakelijk hedenbelasting bedroeg over Maart 1940 ƒ74.133.98. De opbrengst over deze maand in 1939 en 1938 was respectieve lijk 65.766.70 en 59.015.82. De netto-opbrengst over de eerste drie maanden in 1940 bedroeg 180.138.97. Deze opbrengst was over dit tijdvak in 1939 en 1938 respectieve lijk 180.754.48 en 178.942.89. De bioscopen brachten over 1940 ƒ47.175.65 op. De opbrengst over deze maand in 1939 was 39.174.40. De bioscopen brachten over de eerste drie maanden in 1940 ƒ121.167. op. Deze opbrengst was over dit tijdvak in 1939 ƒ116.979.14. De hoogere opbrengst over Maart 1940 is o.m. te danken aan de Paasch- dagen, welke dit jaar in Maart en het vorige jaar in April vielen. Causerie van kolonel A. T. H. Winter Voor de Vereeniging IndiëNeder land en de Kon. Ned. Vereeniging „Onze Vloot” sprak gisteravond in ge bouw Excelsior aan de Zeestraat kolo nel der artillerie b.d. A. T. H. Winter, koloniaal redacteur van „de Avond post”, over „Hedendaagsche ervaringen bij een verblijf in Ned.-Indië, naar aanleiding van een onlangs gemaakte reis naar onze koloniën.” Kolonel Win ter werd ingeleid door den voorzitter van de vereeniging IndiëNederland, den heer M. B. v. d. Jagt, oud-gouver- neur van Soerakarta. Spr. ving zijn voordracht aan met de mededeeling, dat men hem, in Indië zijnde, herhaaldelijk heeft gevraagd, wat zijn indrukken warenof hij In dië niet bijzonder sterk veranderd vond en wat zijn opinie was over dit of dat onderwerp. Al spoedig had hij bemerkt, dat men op die vragen een bepaald antwoord, althans een ant woord in bepaalden zin, verlangde en zich geraakt toonde, indien hij van een andere meening bleek te zijn, dan die van dengene, die de vraag had gesteld. Hij hoopte, dat men thans anders te genover de weergave van zijn indruk ken zal staan, welke per saldo ook slechts indrukken blijven. De vraag, of Indië in de laatste 10 jaren veranderd is en in welke opzich ten, is niet zoo makkelijk te beant woorden. Indië is sterk veranderd, gemoderni seerd wat de steden betreft en het leven in die steden, meer Europeesch geworden. Misschien zelfs rijkelijk veel. In ieder geval hebben gemoede lijkheid, gastvrijheid en eenvoud daar door ingeboet en wordt hier en daar de indruk gewekt van overdrijving en een beetje aanstellerij. Spreker lichtte dat met een paar voorbeelden toe. Buiten de steden en in het binnen land is weinig veranderd. Behalve de communicatie, die, door uitnemende verkeerswegen, autobussen, goede en gammele, keurige en snellere spoorver bindingen en den vliegdienst, weinig te wenschen overlaat. terwijl hij mij vroeg om den volgenden avond bij hem aan te komen. Om hoe laat? vroeg Carson. Op een ongewoon uur... half elf. Hij legde mij uit, dat hij bezig was om de laatste hand aan zijn boek te leggen en het dien avond wilde afma ken. Ik vermoedde, dat hij een beetje excentriek was en niet in staat, een gewoon zakelijk voorstel te behande len, zoolang zijn boek nog niet vol tooid was. Hoe het ook zij, ik stemde toe. En ging u om half elf? Neen, toevallig had ik op dien tijd bij de dokken het een en ander te re gelen. Maar ik schreef hem, dat ik om elf uur zou komen, indien hem zulks tenminste conveniëerde en stelde hem voor mij te telefoneeren, als zulks niet het geval mocht zijn. Carson herinnerde zich den ver scheurden brief. Deze stemde precies overeen met hetgeen Armstrong nu vertelde. Het zou toch dwaas zijn, dat hy indien schuldig zou toegeven op dat uur op bezoek te zyn geweest, tenzij hy bang was, dat de betreffende brief gou zjjn gevonden. Ik kreeg geen telefonische bood schap, weshalve ik my aan het vast gestelde uur hield. Deed de bediende de Chi nees u open? Neen, ik veronderstel, dat Dixon de auto heeft hooren aankomen. Hij was in ieder geval zelf aan de deur, toen ik daar aankwam. In welke kamer vroeg hij u bin nen te gaan? Hij zeide, dat het hem speet, dat Het Gemeentelijk Statistisch Bureau deelt omtrent den stand van de woning markt alhier op 1 Februari 1940 het vol gende mede: Aantal woningen op 1 Januari 1940 140.695. Aantal inwoners der Gemeente op 1 Januari 1940 504.262. Toeneming van het aantal woningen in Januari 1940: door nieuwbouw: particuliere wonin gen 10, door verbouw 13. Totaal 23. Afneming van het aantal woningen: door verbouw 13, door ontruiming na onbewoonbaarverklaring 6. Totaal 19. Wijziging van den woningvoorraad: 4 méér. Aantal woningen op 1 Februari 1940 140.69.5. Aantal inwoners der Gemeente op 1 Februari 1940 504.504. Aantal woningen in uitvoering op 1 Februari 1940 (uitsluitend nieuwbouw): particuliere woningen 877, Rijks-, Pro vinciale of Gem.woningen (niet voor de Volkshuisvesting) 2. Totaal 879. Rapport dr. E. J. Tobi aanvaard Dezer dagen vergaderde de Vakraad van den Koninklijken Nederlandschen Middenstandsbond in café restaurant „Die Haghe”, Papestraat, bij verhin dering van de heeren H. Harmeijer en L. de Groot, onder leiding van den heer D. Swagerman, secretaris van het hoofdbestuur. Hoofdschotel was een rapport, opge steld door dr. E. J. Tobi, raadgevend economist alhier, getiteld: „Richtlijnen voor de activeering van de vakgroep in den K.N.M.B.”. Behalve de leden van den vakraad, waren ook bestuursleden van aangeslo ten en niet aangesloten vakorganisa ties uitgenoodigd en voor een groot deel aanwezig. Voor het opmaken van een voor dracht ter benoeming van resp. een lid en een plaatsvervangend lid van den Hoogen Raad van Arbeid, advi seerde de vergadering de heeren J. C. Blankert en L. de Groot. Dr. E. J. Tobi gaf een samenvattende beschouwing van het door hem uitge brachte rapport. Spreker heeft zich op den bodem der werkelijkheid gesteld, wijl in vele branches de verticale or ganisatie en samenwerking in bewer king is, wordt toegepast, of in kracht toeneemt. De samenwerking in den vakraad van den K.N.M.B. is een hori zontale samenwerking. De vraag is, hoe ondanks de zuigkracht van de ver ticale samenwerkingsorganisaties, het lidmaatschap van den K.N.M.B. toch voor de vakorganisaties aantrekkelijk te maken. Daartoe moet het bureau een cen traal punt worden van voorlichting, van uitwisseling van ervaringen, zoo- dat men op bijeenkomsten van midden- standszijde beslagen ten ijs komt. Als onderwerpen, welke voorlichting en behandeling behoeven, noemde spreker de economische wetgeving (verbindend verklaren van ondernemersovereen- komsten), de sociale wetgeving (collec tieve arbeidsovereenkomsten), prijsbe- derf, oneerlijke en ontoelaatbare con currentie, concurrente distributie-vor- men, enz., waardoor veel dubbel werk voorkomen wordt. Dit centrum moet actief zijn, waar door kracht naar buiten wordt ontwik keld en behalve groot dienstbetoon, er werfkracht van de organisatie uitgaat. Na geanimeerd debat, werd met al- gemeene stemmen besloten de richt lijnen van het rapport te aanvaarden en deze uit te voeren. woordde Armstrong, daar ik van plan ben u absoluut van uw vergis sing te overtuigen. Ik zal u aantoonen, dat ik een bemiddeld mensch ben en dat ik geen reden heb, om iemand leed te doen. Nu dan, nadat ik dat huis gebouwd had, vatte ik het plan op om een grooten tuin aan te leggen. Al doende begon ik mij bijzonder voor planten te interesseeren, speciaal voor orchideeën. Ik maakte in het binnen land van Australië een paar tochten en bracht een groote hoeveelheid zeldza me planten mede terug. Mijn verza meling werd spoedig bekend en ver schillende reizigers kwamen mij opzoe ken... waaronder zeer vooraanstaande personen. Mijn enthousiasme werd steeds grooter en mijn geest richtte zich naar zoologie en biologie. Ik wil de mijn reizen nog verder uitstrekken en besloot een groote tournée te gaan maken. Toen kwam u op Singapore, viel Carson hem in de rede. Na verloop van tyd. Ik had geen naaste bloedverwanten en voelde mij evengoed thuis in Samoa als in Syd ney. Toen ik in Sydney arriveerde, bracht ik een groot gedeelte van mijn tijd in den Botanischen Tuin door. Daar in Singapore maakte ik voor het eerst kennis met Perry Dixon, wiens naam my door zjjn verschillende boe ken bekend was. Ga verder. Ik werd aan hem voorgesteld door iemand van zijn club, waarvan ik buitenlid was. Natuurlijk spraken wij samen steeds over botanie. Ik heb een klein zeilschip gekocht en een -reisplan opgemaakt, waarin Borneo en Sumatra en ook Java begrepen wa ren. Ik veronderstelde, dat Dixon voor mij een onbetaalbaar gezelschap zou kunnen zijn en deed hem daarom een voorstel, om met mij mede te gaan. En, weigerde hij? Ja, op dat oogenblik wel. Hij zei de, dat hij aan een nieuw boek bezig was, hetwelk hij niet onvoltooid kon laten. Ik besloot te blijven in de hoop, dat hij later van gedachten zou ver anderen. Gebeurde dat? Op het laatste moment. Ik had hem in dien tusschentijd verscheidene malen gesproken, maar hij had steeds bezwaren gemaakt. In ieder geval voelde ik wel, dat hij geen zin had om naar Borneo te gaan. Telkens, wan neer ik den naam Borneo noemde, keek hij... verschrikt. Carson kwam, ondanks alles, onder den indruk van deze openhartige ver klaring. Hij knikte met zijn hoofd en Armstrong vervolgde: Tenslotte voelde ik, dat ik niet langer op hem mocht wachten en zei de hem dat openlijk. Wanneer was dat? Dat was... ja, dat was twee da gen, voordat ik van plan was uit te zeilen. Hij scheen op het punt om toe te geven, maar tenslotte weigerde hij toch. Ik voleindigde mijn voorberei dingen en gaf hem als hopeloos op. Tot mijn verwondering schreef hij mij een brief, waarin hij mij mededeelde, dat hij de zaak nog eens overdacht had en dat hij bereid was op zekere voorwaarden met mij mede te gaan, Ja... nu. Wel, ik kende Perry Dixon en op dien avond was ik bij hem op bezoek. Uw geheugen schijnt wat opge- frischt, zeide Carson. Misschien kunt u ook verklaren, waarom u dien avond bij hem kwam en wat er in die kamer gebeurd is? Zeker kan ik dat. Ik heb niets te verbergen... absoluut niets. Vooruit dan maar, zeide Carson en plaatste zich tegenover hem, ter wijl hij de kalmte van den man be wonderde. Hij werd zich bewust van een voorgevoel, dat dit pad, zooals de vele andere, zou doodloopen tegen een blinden muur. Wat den algemeenen politieken toe stand betreft, voor zoover is waar te nemen, heerscht er rust. Van bepaalde agitatie valt niet veel te merken. Wel wordt er actie gevoerd voor uitbrei ding der politieke rechten en worden daarvoor druk bezochte vergaderingen gehouden, waarbij veel wordt geap plaudisseerd, maar de menigte begrijpt van het doel dezer actie practisch niets en vraagt weinig anders dan rust en wat materieele welvaarthet streven naar polrechten laat zij gaarne aan enkele leiders over. Bepaalde verarming heeft spr. nage noeg niet opgemerkt. Het minst in de steden en in de Soenda-landen (Prean- ger). Ten plattelande is ten deze al heel weinig veranderd. Wat de werkloosheid betreft, natuur lijk bestaat deze, zooals ze altijd heeft bestaan. Ze is echter, zooals blijkt uit de gegevens der arbeidsbeurzen, het laatste jaar niet onbelangrijk vermin derd. Het zou onjuist zijn, te zeggen.dat een sterke drang naar meer onderwijs is aan den dag getreden. Deze drang bestaat zeker niet algemeen en in som mige streken moet zelfs nog pressie uatgeoetfend worden om de kinderen ter school te doen gaan. Middelbare scholen komen er steeds meer bij, ook lycea. In het bijzonder moge hier wor den gewezen, op het mooie werk, in vele steden door het I. E. V. verricht vooral te Bandoeng vond spr. een keur van goede I.E.V.-scholen op ve lerlei gebied. Spr. sprak daarna over de z.g. In- dianisatie en haar gevolgen, welke z.i. lang niet overal zegenrijk voor Indië zijn geweest, omdat in het algemeen voor de ambtelijke posities lagere eischen worden gesteld dan in Neder land. De cultures. Wat de cultures betreft, kon een al- gemeene opleving worden waargeno men. Ook in de scheepvaart, althans voor het oogenblik. Koffie, thee, rub ber, zij gaan weer beterevenals de suiker, al staan er helaas nog heel wat suikerfabrieken leeg, wat een droevig gezicht is. Niemand kan zeggen, of, en hoelang deze opleving zal duren. Er zal voor- loopig geen thee meer naar Engeland gaan en het is nog de vraag, hoe lang de rubber blijvend zal kunnen worden verscheept. Zal het nog eens voorko men, dat Java reusachtige hoeveelhe- heden kapok te leveren zal krijgen De koffie hoopte op leverantie aan Ne derland. Of zij daarvan veel zal profi teered met de vrij hooge rechten, wel ke er stante pede zijn opgelegd De bemoeienissen der overheid met de cultures zijn, door restrictie en andere 1 maatregelen, sterk toegenomen. Men denke ook aan de inmenging der Re- geering in den kapokverkoop. De Inlandsche nijverheid is sterk toegenomen. In het algemeen de kleine industrie en de vervaardiging van ge bruiksartikelen. Een groot industrie land, beter een land voor de groot-in- dustrie, zal, volgens spr., Indië niet spoedig worden. Wel kan het aantal industrieën worden uitgebreid. Men streve echter meer naar uitbreiding in de breedte, dan in de diepte. De zich uitbreidende textielindustrie is in hoofdzaak gericht op de behoeften van het eigen land en dat is juist. Toch wordt in Indië nog zeer veel aangemaakt, dat ook in het buitenland aftrek zou kunnen vinden. Men dient daarvoor nog meer afzetgebieden te zoeken en spr. kwam hierbij terug op een reeds eerder door hem ontwikkeld idee, een tentoonstellingsschip uit te rusten en dat t. g. t. vele landen te laten bezoeken. Verder deelde spr. een en ander mede over de oorlogsvoorbereiding en de snelle en deugdelijke verbetering van het leger. Ten aanzien van de Marine kon spr. weinig zeggen. Men doet met de geringe krachten, wat men kan. Tenslotte de hygiëne. Men is te dien aanzien vooruitgegaan. De ziekenver pleging en de profilaxie staan op hoo- ger peil, epidemiën komen zoo goed als niet meer voor en de Inlandsche bevolking begint geleidelijk aan mede te werken. Maakt men de balans van al het bovenstaande op, dan is het resultaat, dat Indië im Groszen und Ganzen be duidend is vooruitgegaan en de crisis jaren te boven is gekomen. Een hartelijk applaus beloonde ko lonel Winter voor zijn interessante causerie. Telegram van hulde aan de Koningin en het Prinselijk paar. Tijdens de bijeenkomst werd een tele gram van hulde gezonden aan H.M. de Koningin en. aan het Prinselijk paar, waarop nog denzelfden avond telegra fische gelukwenschen werden ontvan gen. Verder kwamen nog gelukwenschen binnen van den opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, van den comman dant van het Eerste Legerkorps en van den commandant der Eerste Divisie. Het is vrijwel overbodig te vermelden, dat het onder de oud-kameraden, die allen in den Atjeh-krijg zooveel hebben beleefd, zeer gezellig toeging. Onder den borrel en tijdens het uit stekende diner haalde men weer de pe riode op, toen inen in de wildernis zat, soms onderhevig aan groote ontberin gen. In de beste stemming verliep de avond welke tot ver na middernacht werd voortgezet. Herdenking door de onder officieren. Aanstaande Zaterdag en Zondag zul len de onderofficieren het jubileum ge denken en wel door een gezelligen avond een receptie en een gemeenschappelijke rijsttafel. Dan zullen wederom de rim boe van Atjeh, het bivak, de aanval op den vijand tot leven worden gewekt. En dan zullen, zooals ook gisteravond geschiedde, de gedachten weer uitgaan naar de kameraden, die vielen voor het vaderland en voor de eer van het korps, dat nu zijn vijftigjarig jubileum viert-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 13