REPORTAGE VAN DE OORLOGSZEE VcnkcuSe TTAAGSCHE COURANT VAN DINSDAG 9 APRIL 1940. DERDE BLAD, PAGINA 2. voor en FOSTEPsMAAGPILLEM Ontmoeting met vliegtuigen en duikboot HEESCH? HOEST? STRENGETJES Meer veiligheid onze zeevisschers De arbeid in broodbakkerijen NIEUWE CHOCOLADE feestdagen ONDERWIJS EN KERK I Holland’s vlag is nog niet van de zee verjaagd Rust op Zon- en Vergoeding voor gemobiliseerde zelfstandige vrijgezellen n Ideaal Laxeermiddel Wat nog gedaan kan worden Wetswijziging ingediend voor- Uitvoering Bedrijvenwet (Van een bijzonderen medewerker.) I. 1. 2. 3. zeeliedenorgani Ik ben een zeemanskind, En daarom moet ik varen, Ik heb anders geen beroep, Dan op de woeste baren. De zee, dat is mijn tuin, Daar moet ik mij vermaken, De sterren, zon en maan, Dat zijn mijn vuur en baken! Maar als mijn vader dan, Een bouw- of landman was, Dat was ik niet in zee, Maar wel in ’t groene gras! (1837). en en Dit Melkchocolade. 25 ct. per ons, en in doozen van 70 ct Ingediend is een wetsontwerp hou dende vaststelling van het rentepercen tage over gedurende de jaren 1934 tot en met 1938 door het Rijk aan staats bedrijven verstrekte kapitalen en wijzi ging van een artikel der Bedrijvenwet 1928. De Regeering stelt voor het per centage op 4 te bepalen. door en niet Dreigend conflict in de metaalindustrie- De Rijksbemiddelaar mr. Verschuur heeft de partijen, betrokken bij het dreigend conflict in de metaalindustrie, bijeengeroepen tot een bespreking in het departement van Sociale Zaken op Vrijdag a.s. In het wetsontwerp wordt daarom wijziging van de desbetreffende bepa lingen der arbeidswet voorgesteld. vormen Foster s Maagpilien, doordat zij zoo zacht en toch zoo afdoend werken. Geen last meer van verstopping en slechte spijsvertering, of van de eruit voort komende hoofdpijn, humeurigheid, luste loosheid, maagstoornissen. enz Alom verkrijgbaar a 065 Bij Kon. besluit is benoemd tot burgemeester der ge meente Goes: mr. W. C. ten Kate, met toekenning van gelijktijdig eervol ont slag als burgemeester der gemeente Ambt Vollenhove en Stad Vollenhovai is benoemd tot burgemeester der ge meente Beerta: C. P. van Essen, dir. van de Gem. Arbeidsbeurs te Veen- dam; tot ridder in de orde van Oranje- Nassau de luitenant ter zee 2de kL der Kon. Marine J. H. J. Nepveu, met bepaling dat het versiersel der orde zal zijn met de zwaarden; is aan den heer F. H. Dijksterhuis te Mensingeweer op zijn verzoek eer vol ontslag verleend als lid van den Hoogen Raad van Arbeid, met dank; is benoemd tot directeur van en leeraar in vasten dienst aan de Rijks H.B.S. te Appingedam: dr. ir. A. J. Staring, onder "elijktijdige toekenning van eervol ontslag als leeraar aan de Rijks H.B.S. te Wageningen; is toegekend de aan de orde van Oranje-Nassau verbonden eere-medaille in brons aan H. Daamen, arbeider bij de Vlamovensteenfabriek „De Gallan- tijnsche waard” te Elden, gemeente Eist en aan L. Zaal, jachtschipper en huisknecht bij den heer A. Th. Laverge, te Rotterdam; in goud aan C. J. van Eijk, chef van de afd. expeditie bij de N.V. Beiersche- Bierbrouwerij „de Amstel” te Amster dam; I. S. Groen IJm. 130 niet het geval was. Misschien zou het ook goed zijn, als de reeders de schippers radiografisch op de hoogte hielden van de naamste oorlogsgebeurtenissen. Van belang is natuurlijk ook, dat de opvarenden der schepen goede zeevis- schers zijn. Kort na het uitbreken van den oorlog is dat wel anders geweest, bleken er soms een melkboer, een schil- lenophaler, enz. aan boord te zijn zoo- dat de schippers soms moesten terug- keeren. ‘De opvarenden moeten niet vreemd aan boord staan en zeeziek zijn. Ook met de bekwaamheid inzake de wet op het uitwijken ter voorkoming van aanvaringen wordt nog wel eens de hand gelicht. Ook dat is verkeerd, ae menschen op de brug behooren volko men met de reglementen op de hoogte te zijn. Op de vragen van het Tweede. Kamerlid den heer van Sleen betref, fende het toekennen van vergoeding aan gemobiliseerde zelfstandige vrijge zellen heeft de minister van Defensie als volgt geantwoord Van het feit, dat verscheidene zelf standige vrijgezellen door het verblijf in werkelijken dienst geldelijke moei lijkheden ondervinden, is de minister niet onkundig gebleven. Integendeel heeft dit feit hem juist aanleiding ge geven een regeling tot stand te bren gen, welke beoogt deze moeilijkheden tot op zekere hoogte op te heffen. Deze regeling, welke den naam draagt van „Regeling Vergoeding Ongehuwden” (verkort: R.V.O.), is vastgesteld onder dagteekening van 1 April 1940. Een afdruk is o.a. aan ieder der leden van de Staten-Generaal toegezonden. In afwachting van de totstandkoming van deze regeling heeft menig belang hebbende reeds eenige hulp ontvangen van de Koninklijke Nationale Vereent- ging tot steun aan miliciens. Bij het samenstellen van een ont werp voor bedoelde regeling kwamen zooveel vraagpunten aan de orde, dat het noodig bleek, over strekking en inhoud verscheidene instanties te raad plegen. Tenslotte moest overleg worden gepleegd met den minister van Finan ciën, waaromtrent de minister op 8 Maart j.l. in de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal een mededeeling heeft gedaan. Zoodra dit overleg was afgeloopen, is tot de vast stelling overgegaan. Voor zoover krachtens de mobilisa- tievergoedingsbeschikking vergoeding wordt toegekend om hieruit de aan vervanging van den dienstplichtige ver bonden kosten te bestrijden, geschiedt dit niet in het persoonlijk belang van den dienstplichtige, maar ten behoeve van het onderhoud van zijn verwanten. Hierbij heeft men te doen met een recht, dat voortspruit uit art. 36 der Dienstplichtwet, welk artikel niet han delt over de persoonlijke belangen van dienstplichtigen. Dit verklaart, dat de ongehuwden, die kostwinner voor anderen zijn, en ongehuwden, die alleen voor zich zelf hebben te Zorgen, niet op één lijn kun nen worden gesteld wat het recht op vergoeding betreft. In hoever aan laatstbedoelde ongehuwden een gelde- lijke tegemoetkoming wordt verstrekt, staat geheel los van het uit art. 36 der Dienstplichtwet voortvloeiende recht. Nautische instrumenten worden voor den dag gehaald. Instrumenten, waar mede om twaalf uur het „zonnetje wordt gelezen” en gepeild en gelood, enz.Groote kaarten en kleine kaar ten komen op tafel. Even later staan we daar beide aandachtig over gebo gen. Dit vel papier met z’n vreemde krassen en strepen, vol roode en brui ne vlekken, waarop het „krioelt” van pieselachtige cijfertjes, het lijkt wel een doolhof. Maar de kapitein weet er met den passer en liniaal weg op, als wij bij ons thuis Welk een ontzaglijk werk is het ge weest, overwegen we, om zóó de zee te „carteeren”. De Engelschen zijn daar vooral bazen in. Centimeter voor centi meter, soms is er nog minder afstand, wordt de aard van den bodem, den grond en de diepte aangegeven. Knap, verbazend knap werk. Maar toch zijn ze thans ten deele waardeloos. Er ko men andere kaarten op tafel, die deze weer aanvullen en nog nauwkeuriger de ligging der mijnenvelden aangeven. „Hier begint”, zegt de kapiten, „dit mijnenveld en daar loopt net zoo naar boven. Op déze plaats varen we nu, dat is op de kaart enkele milimeters ervan verwijderd. De kapitein wijst al les precies aan. Ik ril een beetje. Va ren we zóó dicht bij de mijnen? „Weest gerust”, sussendeert de kapitein, „we zitten er nog een paar mijl vandaan, tenzijer soms één losgeslagen is” Daar heb je het weer. De kapitein beeft noch schrikt, maar hij houdt er rekening mede, dat ieder oogenblik zijn schip op een mijn kan loopen en dan? Er wordt geklopt. Ja! Eten Benoeming hoofdingenieur Provinciale Waterstaat. Provinciale Staten van Limburg heb ben benoemd tot hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat in Lim burg, ter vervulling van de vacature ontstaan door hst overlijden van hoofd ingenieur H. A. 11. de Rónde, ir. C. F. Egelie, thans hoofdingenieur van den Rijks Waterstaat te Maastricht. Voorontwerp-landbouwarbeidswet De minister van Sociale Zaken heeft aan de Tweede Kamer medegedeeld, dat hij bij den Hoogen Raad van Arbeid een voorontwerp-landbouwarbeidswet met toelichting aanhangig heeft ge maakt. Afdrukken van dit voorontwerp zijn nedergelegd ter griffie, ter inzage van de leden der Kamer. Ned. Herv. Kerk. Aangenomen naar Goes-Wilhelminadorp (vac.-ds. J. de Vries) de heer G. W. Korevaar te Zaamslag; naar Hilvarenbeek ds J. A. R. Terlet, emeritus O. I. predt. te Amsterdam. Benoemd tot hulppred. te Maassluis de heer J. L. Couvee, cand. te Vlaardingefl. Bedankt voor Sluiskil (als hulppred.) dfe heer J. Faber, cand. te Sloten (N.-H.). Beroepen te Heerlen ds. G. L. Bouman te Harden berg. Geref. Kerken. Aangenomen naar Maarssen £s C. Hout man te Noortteloos. Beroepen te Diemen ds. W. Diepensloot te Holwerd. Chr. Geref. Kerk. Tweetal te Amsterdam-W. ds. W. Heer* ma te Zeist en ds. W. Kremer te Leeuwar den. Bedankt voor Rijnsburg ds. J. G. van Minnen te Huizen (N.-H.). bereid met de genees krachtige ingrediënten van Vicks VapoRub. Groote doos 25c. Uitzonderingen. Evenals thans reeds op het verbod van bakkersarbeid op Zondag, worden ook op het verbod van bakkersarbeid op de genoemde feestdagen voor het hoofd of den bestuurder enkele uitzon deringen gemaakt, terwijl tevens in bepaalde gevallen het verrichten van banketbakkerswerkzaamheden op de ze feestdagen mogelijk wordt ge maakt. De meerderheid in het georgani seerde bedrijf acht het voorts ge- wenscht, het aanvangsuur op Zater dag en op de daarmede overeenko mende dagen op 3 uur des voormid- dags vast te stellen. De minister meent, dat inwilliging van dezen wensch geboden wordt door het bedrijfsbelang en dat niet-inwilli- ging daarvan schade beteekent zoo wel voor de betrokken groepen van producenten als voor den verbruiker. De reddingsmiddelen. Een andere belangrijke zaak is, dat de commissie er toe medewerke, dat alle reddingsmiddelen aan boord van de visschersschepen volkomen in orde zijn. Dat zal mogelijk zijn, door invloed te oefenen op de reeders- en zeelieden organisaties. Men zal misschien opmer ken, dat de scheepvaartinspectie hier voor dient te zorgen. Ieder, die echter op de hoogte is met het visscherijbe- drijfweet, dat de scheepvaartinspectie scherp toezicht houdt. Naar het oor deel van reeders en schippers soms al té scherp, althans in normale tijden. De reddingboot moge echter nog zoo goed zijn, men heeft er weinig aan op een zinkend schip, als zij moeilijk in zee te krijgen is. De reddingbooten op de stoomtrawlers zitten met ijzeren haken siipvast in de klampen. Het is onbegonnen werk voor de scheepvaart inspectie, als zij elke reis moet onder zoeken, of deze haken wel goed wer ken en of men wel op slijtage let. In de klampen zitten pennen, maar het is vaak voorgekomen, dat deze zoo vast zaten, dat men ze niet kon bewegen. Dat zijn maar kleine, eenvoudige din gen en toch behoorde de bemanning er dagelijks op toe te zien. En ook de reeders moeten toezien, dat al die onderdeden volkomen in orde zijn. Onze visschers zijn stoere kerels die voor stormen niet bang zijn. Vaak lig gen ze dagen te steken, ook de loggers, dat is met slecht weer het schip met den kop in den wind houden, om, als het kalmer geworden is, weer te gaan visschen Want zij komen niet graag met een schrale vangst thuis. Maar be kend is ook, dat zij met het oog op hun eigen veiligheid zorgeloos zijn. Hoeveel trawlers kwamen er vroeger niet binnen, die op de reis door storm weer nun boot hadden verspeeld? Maar zou er toen wel één schipper zijn ge weest, die daarom zijn reis uitbrak en Daar huis ging? Men bleef visschen, tot de vangst voldoende was, of de kolen of de motorbrandstof zoodanig geslonken, dat men naar huis moest gaan. Een buitenstaander vraagt mis- scnien, waarom dan geen twee booten worden meegenomen. Een treiler en een logger zijn echter werkschepen; men heeft het dek bijkans geheel noodig voor het uitoefenen van de visscherij. Daarom ook levert een vlot naast de boot reeds moeilijkheden op en is van belang, dat het vlot nergens haken kan en goed drijf baar is. De patrouilleering met treiters Van bevoegde zijde wordt ons mede gedeeld, dat het bericht als zou de regeling der patrouilleering met trei- lèrs ter hulpverleening bij rampen on der staatstoezicht staan, in zooverre onjuist is, dat, mocht aan een en ander uitvoering worden gegeven, dit particulieren zal geschieden onder staatstoezicht. Verbod van arbeid. De minister meent, dat aan het ver langen van de werkgevers en werkne mers in het bakkersbedrijf in deze moet worden voldaan. Daarom wordt voorgesteld de Arbeidswet 1919 in dien zin te wijzigen, dat de bakkers arbeid op de in artikel 35 genoemde feestdagen wordt verboden. Alleen wanneer de Tweede Kerstdag op Dinsdag of op Zaterdag valt, zal het verbod van arbeid op den tweeden feestdag piet te handhaven zijn en zal dus een uitzondering gemaakt moeten worden. duurt of nóg LangerO, o, veertien dagen zeeziek, mager als een brand hout kom je straks terug. Wanneer men zoover is wordt het nóg erger. Die treiteraar binnenin valt met ongekende heftigheid opnieuw aan en gaat je bang maken met de vraag: zóu je nog wel terugkomen Het is nu zoo ge vaarlijk, je vaart rakelings langs de mijnenvelden En je voelt, zoo ziek als je bent, naar het zwemvest en woe lend en draaiend, tusschen slapen en droomen. overweeg je alle mogelijkhe den en smeekt: ach, dat er nu eens iemand geboren werd, die een serum uitvond tegei de ergste aller tijdelijke kwalen: de zeeziekte. Terwijl blijven de zuigers sissen en slaat de schroef onbelemmerd door. Langzamerhand wordt het dan wat rustiger in me. Ik zit nu eenmaal in het schuitje en moet mee varen. Voor- loopig kan ik nog niet slapen en ik lig met de oogen half open, half dicht te soezen Ik tel de bouten en balken van mijn kooizolder en lees een versje dat daaraan is vastgepunaisd. Zoo helder ben ik nu, dat ik het beslist uit m’n hoofd wi| leeren. Want het is een zeemansliedje uit 1837, dat ik nimmer tevoren heb gehoord. Zachtjes prevel ik in mijn lekkere smalle bedje de re gels na, totdat het als geheid in mijn hoofd zit. Zoo luidt dat versje: Klets-klas, slaat de schroef, we va ren verder, al verder van huis. Ik word nu toch een beetje slaperig. De nacht gaat voor me beginnen. Maar het zal, zooals gaat blijken, een zeer kort nachtje worden, want er wacht ons een nieuwe dag. Vol van actie en sensatie. We zitten ook midden op>de oorlogzee en varen vlak langs 't mijnen veld. Maar voor vandaag sluiten we ons journaal af. Weet echter: het is een zeer, zeer bar ding, varen in dit getij, door zeeën vol mijnen en loeren de duikbooten. Ons manvolk trotseert vandaag aan den dag heel wat. De neu trale vlag van Holland is nog niet van de wateren verjaagd. Zij wappert fier en vrij in alle werelddeelen, op Ocea nen en reeden, in baaien en havens. Bravo! Men schrijft ons: Nu de minister van Waterstaat een commissie heeft ingesteld, die omtrent speciale vejligheidseischen voor vis- schersvaartuigen advies zal uitbrengen, willen wij enkele opmerkingen maken. De commissie van ’t Haaff heeft al veel goed werk gedaan, door het voor schrift van de vlotten aan boord der schepen en het aanbrengen van Neder- landsche kenteekenen. Maar er valt toch nog wel meer te doen. Thans is gebleken, dat onzen visscherschepen niet alleen gevaar dreigt van mijnen en duikbooten, maar ook van vliegtui gen. Het zou misschien een goed ding zijn, wanneer een geheim vlaggesein werd vastgesteld en door de commissie van ’t Haaff voorgeschreven, aan welk sein Duitsche vliegers de Nederland- sche visschersvaartuigen zouden kun nen herkennen. Dit sein zou dan door genoemde commissie via het departe ment van buitenlandsche zaken aan de Duitsche regeering moeten worden be kend gemaakt De reddingsvlotten kunnen, wanneer een schip plotseling zou zinken, een laatste middel zijn voor de visschers om het veege lijf te redden. Maar dan moet er aan zoo’n vlot niets zijn, dat het beletten kan dadelijk te drijven. Dan moeten er geen haken, oogen of krammen aan zijn, welke in touwen, want of netten kunnen blijven haken en dat is nu bij vele het geval. Als bij een explosie de mast en het want op dek zouden vallen, zouden die zoo goed als zeker in die uitsteeksels van het vlot blijven haken en dan gaat het Vlot mee naar de diepte. Wanneer de boot ook vernield werd, zouden de menschen niets hebben om zich op te redden. Ook aan dit punt moge de com missie haar aandacht wijden. Strengere voorschriften voor Israëlietische bakkers. In de practjjk is voorts gebleken, dat verscheidene Joodsche bakkers van hun lidmaatschap van een Is- raëlietisch kerkgenootschap gebruik maken om den niet-Is^aëlietischen bakkers op Zondag een ongewenschte concurrentie aan te doen, zonder dat deze Israëlieten zich ten opzichte van de broodbereiding aan den Joodschen ritus houden. Om dezen Joodschen bakkers, die uit den aard der zaak gewoonlijk geen wets getrouw Israëlie ten tot hun klanten rekenen en hun de biet in hoofdzaak vinden onder de niet-Joden, die op Zondag versch brood begeeren bedoelde concurrentie onmogelijk te maken, is het ge- wenscht de bepalingen van artikel 36 uitsluitend te doen gelden voor die broodbakkerijen, welke niet alleen be hooren tot een onderneming, waarvan het hoofd of bestuurder tot een Is- raëlietisch kerkgenootschap behoort, maar waarin bovendien de broodbe reiding onder rabbinaal toezicht of onder rabbinale controle plaats vindt. In verband hiermede wordt een wijzi ging van het eerste lid van artikel 36 der Arbeidswet 1919 voorgesteld. Wanneer het in een zeer bijzonder geval voorkomt, dat er voor een Is- raëlitieschen bakker, naar de meening van den minister van Sociale Zaken, overwegende bezwaren bestaan zijn bakkerij onder rabbinaal toezicht of rabbinale controle te stellen, kan daaraan worden tegemoet gekomen. De minister stelt voorts een over eenkomstige bepaling voor de Jood sche feestdagen voor als ten aanzien van de Christelijke feestdagen. alle jaargetijden bevaren, maar haar schoonheid treft me altijd weer. Zelfs thans, nu het kort dag is en de sche mer reeds gaat vallen. Zie, daar in de verte de zon, rood als een volrijpe tomaat, wegzakken. En kijk even om naar het ir/aanschijfje, dat omkranst met vele sterrelichten, ons reeds vrien delijk „beschijnt”En dan de wel dadige rust. Een enkele meeuw scheert krijschend hoog over, maar verder is er slechts het monotone op- en neer gaan der zuigers en het gestaag door malen van de schroef, welke het schip als een p loeg door het water duwt, welke herrie maken. Een herrie, welke niemand meer hoort. De stemming, welke goed was, wordt nog al maar beter. Er stijgt een hevige uienlucht uit de combuis op en aan dek wordt bijna juichend uitge maakt, dat daar snert op volgen moet. En snert heeft de harten aller zeelui veroverd Maar verder herinnert alles aan den oorlog, dien vreeselijken, dreigenden oor log! Er is een dubbel stel zwemvesten aan boord en twee speciaal ingerichte drijfvletten, met eten en drinken, lig gen voor de brug klaar. We krijgen allemaal onze instructies, waar we in een bepaalde, benarde situatie aan moeten denken en hoe we hebben te handelen. En je rilt reeds bij de gedachte aan torpedeering of ontploffing. Maar ieder schip kent zijn grappenmaker, die ook daarop een antwoord weet, dat sprankelt van jolijt en even de vrees wegdringt. We varen naar het Noorden, met den wind uit het Zuiden. Dat geeft weinig deining en een lekker, rustige boot. Het is nu echter dubbel uitkij ken en dagentellen, zoo dat hier aan boord heet. Mijnen, onderzeeërs, wrak ken, enz., enz., houdt ze in de gaten. De kapitein heeft ons in zijn hut ge nood en nu zitten we daar. Het is er heerlijk warm en zachtjes staat de ra dio aan. Dat móet, want het S. O. S. is in deze dagen niet van de lucht. De kapitein is een vent als een boom. Die steekt met recht een kop boven de anderen uit. Hij gaat rustig zijn gang en zijn stap zou dien van een rente nier doen vermoeden. Onberoerd en kalm doet hij het werk. Weldadig zulk een kalmte in een omgeving als deze, waar ieder oegenblik het gevaar loert. Durf je Zie, zoo’n vraag werkt altijd een beetje overmoedig op me. En wanneer ze er dan nog treiterend aan toevoe gen: Je durft nietben ik bijkans in staat om tot in het dolle toe ja te zeg gen. Bovendien ben ik gaarne bereid om op slag mijn koffers te pakken en mee te gaan. Al onderneem ik een stoute daad, waarom mijn familie huivert en ik zelf heimelijk ook. Ja heb ik gezegd. En m’n ja blijft ja. De „Petrus Cornells” gaat uit en ik zal mij met haar op de oorlogszee wa gen. De „Petrus Cornells” is een schip, dat voer en blijft varen. „Holland” staat er verschansinghoog op het mid denschip, de rood-wit-blauwe vlag wappert des daags en des nachts van stag. Diezelfde vertrouwde kleuren zijn op boeg en brug geschilderd. Zij is een écht wildevrachtschip, dat onze Noordzee, die „spoelkom” van Europa, kris-kras bevaart. Van Noord naar Zuid, van Zuid naar Noord; langs de gevaarlijke Duitsche Bocht en mijnen velden is zijn koers. Het weer is koud. Om beurten uit het Oosten en Zuiden waait de wind. Die uit het Zuiden heeft soms een zachten „adem”, maar vanuit het Oos ten schijnen somtijds vlijmscherpe messen in ons gezicht te slaan. Op de brug is het nu kwaad wachtloopen, maar het uitkijken op den kop valt ook niet mee. Ik heb een beetje vrees en bangig heid aan boord verwacht. (Een mensch gaat altijd bij zichzelf af). Maar daar is niemendal van te bespeuren. Bere kend en rustig doen de mannen hun werk en staren soms droomerig het watervlak af. Mooi is de zee zij is al tijd mooi. Ik heb haar nu in vrijwel Ingediend is een ontwerp van wet tot wijziging van de bepalingen der Arbeidswet 1919 betreffende den ar beid in broodbakkerijen. Reeds geruimen tijd is het, zoo schrijft de minister van Sociale Zaken ter toelichting, een alleszins begrijpe lijke wensch van de werkgevers- en werknemersorganisaties in het brood- bakkersbedrijf, dat de bakkersarbeid op de algemeen erkende Christelijke feestdagen verboden zal worden, opdat ook de bakkers en hun gezellen op die dagen vrij van werk zijn. In de door die organisaties gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten werd dan ook een dergelijk verbod reeds opgenomen, doch in de practijk bleken verschillende bakkers zich daaraan ter wille van de winstmoge lijkheid niet te storen. Het gevolg hiervan is, dat ook de bakkers, die wel de bepalingen van de collectieve contracten in dit op zicht zouden willen naleven, gedwon gen worden eveneens op genoemde feestdagen te doen werken, hetgeen weer allerlei conflicten met de werk nemers medebrengt. Ten einde dit in de toekomst te voorkomen, dringt men aan op een wettelijk verbod. ste dagen wel voorgekomen. Ook dienen de visschers er op toe te zien, dat de reddingboot met de vanglijn steeds is vastgemaakt, b.v. aan den mast. Want als de vanglijn niet is vasgemaakt en men werpt bij een ramp de boot over boord, is deze verdwenen, vóór de man nen er in kunnen springen. Wanneer er dus nauwgezet wordt toe gezien, dat alle reddingmiddelen aan boord prima in orde zijn, kan er nog wel meer gedaan worden voor de vei ligheid van onze visschers. Men vraagt zich af, waarom in dezen zoo gevaarvollen tijd, de visschersvaar tuigen niet in convooi visschen. Dat zou toch veel veiliger zijn. En het is toch best mogelijk, dat een aantal log gers en een aantal stoomtrawlers bij elkaar visschen. Natuurlijk kan niet de geheele loggervloot of de geheele trei- lervloot bij elkaar visschen. Maar wel kunnen 10 loggers of 5 a 10 stoomtrei- lers gezamenlijk de visscherij uitoefe nen. Bij de beugvisscherij gaven de schippers elkaar vroeger een tip, waar een goede visscherij was. En met de ha- ringvisscherij gebeurt dat ook nog. Bij de haringvisscherij komt het voor, dat een schip de vangst van andere sche pen ovemeemt, en er mee naar huis gaat, terwijl de andere schepen blijven visschen. Maar bij de treilvisscherij is dat niet het geval. Wanneer trailers. die op versche haring visschen, een vang- plaats weten, waar het dik is van ha ring, houden ze dat geheim en alleen schippers, die voor dezelfde reederij va ren, krijgen dat te hooren. Zoo is het ook met andere visch. Het is nog kort geleden, dat een schipper van een stoomtreiler een vangplaats ontdekte, waar het wemelde van tong. Dat kwa men alleen schippers van dezelfde ree derij te weten. Deze dingen vormen een bezwaar voor het visschen in convooi. Maar wanneer de commissie voor de visscherij hier straks wat aan kan doen heeft zij een belangrijke taak. Dan moet zij natuurlijk de vooroordeelen van ree ders en opvarenden overwinnen, maar wanneer daardoor de veiligheid van onze visschers bevorderd wordt, is daar alles voor te zeggen. Er is o.i. geen enkel bezwaar tegen, dat 6 a 8 stoom trawlers bij elkaar de visscherij uitoefe nen tusschen 58 en 60 graden Noorder breedte. Dat is een zeer groot gebied en men is bij elkaar, gaat gelijk van en weer gelijk naar de thuishaven en men kan elkander zoo noodig bijstaan. Voor de kustbooten en loggers geldt het zelfde. Te hopen is, dat de commissie ook bevordert, dat er nog een of twee lichtschepen gelegd mogen worden tus schen den zestigsten breedtegraad het lichtschip Terschellingerbank dan voorzien van een radiobaken zouden eventueel gasboeien kunnen zijn met kloksignaal. Tenslotte zou het zeer belangrijk zijn als de commissie de Nederlandsche vis schers, via de scheepvaartinspectie, ver trouwd kon maken, met de Duitsche waarschuwingsseinen, hetgeen waar schijnlijk bij de Vikingbank IJm. 183 en Geen trek in snert. De prikkelende uiengeur uit de combuis komt nu in deze hut. Snert, snert: snert met kluif. Genpttelijk thuis, maar hierDe lucht en het eten gaan me parten spelen. Steigert de boot nu zoo? Ja, ja, de wind is naar het Noorden omgeloopen. leder oogen blik duwt ze het schip in een aan- spoelenden roller Stop, stop, ik zou eraf willen of min stens naar bed. Is me dat een naar gevoel. Nu, het bedje staat gespreid Och, ze hebben zoo goed voor me ge zorgd. Maar in die kboi krijg ik hee- lemaal geen rust Hots-bots, links rechts, gaat het maar. Daar duikt dan bovendien nog een treiterduiveltje op, dat al maar inprent: mannetje, denk nu eens aan je heerlijk kapokbed met spnngveeren thuis Daar schommelt het niet en ruik je geen adembene mende sterke luchtjes van uien en koffieDan komt er in je op: stel je voor, dat die reis veertien dagen Taak der saties. De zorgeloosheid moet bij den vis- scher worden bestreden, vooral in de zen gevaarvollen tijd. Wanneer men de boot verspeelt, ook al is het schip maar twee dagen weg, dan zal de schipper zoo spoedig mogelijk naar huis moeten terugkeeren. De zeeliedenorganisaties kunnen er ook toe medewerken, dat alles in orde is, door moreelen invloed u»l te oefenen op de leden. Wat moet men er van zeggen, als de Zwemvesten der visschers half of geheel verrot blij ken te zijn? Moeten de visschers niet dagelijks toezien, dat het water, het scheepsbeschuit, de riemen enz. in de reddingboot in goeden staat zijn? Het wordt echter hopeloos, zoowel Voor de reederij als voor de scheepvaart Inspectie, als de visschers het beschuit gaan opeten en dat is zelfs in de laat- De zeevisscherij. Gistermiddag zijn er nog 2 stoom trawlers van IJmuiden ter visscherij vertrokken, n.l. de „Erin” IJm. 12 en de „Eveline” IJm. 115. Bovendien zijn er 20 loggers naar zee gegaan. Er zijn nu nog 12 stoomtrawlers binnen, welke de visscherij uitoefenden, waarbij 2, welke gisteren binnen kwamen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 10