REPORTAGE VAN DE
OORLOGSZEE
VcnkcuSe
TTAAGSCHE COURANT VAN DINSDAG 9 APRIL 1940.
DERDE BLAD, PAGINA 2.
voor
en
FOSTEPsMAAGPILLEM
Ontmoeting met
vliegtuigen en duikboot
HEESCH?
HOEST?
STRENGETJES
Meer veiligheid
onze zeevisschers
De arbeid in broodbakkerijen
NIEUWE CHOCOLADE
feestdagen
ONDERWIJS EN KERK
I
Holland’s vlag is nog niet van
de zee verjaagd
Rust op Zon- en
Vergoeding voor gemobiliseerde
zelfstandige vrijgezellen
n Ideaal Laxeermiddel
Wat nog gedaan kan worden
Wetswijziging ingediend
voor-
Uitvoering Bedrijvenwet
(Van een bijzonderen medewerker.)
I.
1.
2.
3.
zeeliedenorgani
Ik ben een zeemanskind,
En daarom moet ik varen,
Ik heb anders geen beroep,
Dan op de woeste baren.
De zee, dat is mijn tuin,
Daar moet ik mij vermaken,
De sterren, zon en maan,
Dat zijn mijn vuur en baken!
Maar als mijn vader dan,
Een bouw- of landman was,
Dat was ik niet in zee,
Maar wel in ’t groene gras! (1837).
en
en
Dit
Melkchocolade. 25 ct. per
ons, en in doozen van 70 ct
Ingediend is een wetsontwerp hou
dende vaststelling van het rentepercen
tage over gedurende de jaren 1934 tot
en met 1938 door het Rijk aan staats
bedrijven verstrekte kapitalen en wijzi
ging van een artikel der Bedrijvenwet
1928. De Regeering stelt voor het per
centage op 4 te bepalen.
door
en niet
Dreigend conflict in de metaalindustrie-
De Rijksbemiddelaar mr. Verschuur
heeft de partijen, betrokken bij het
dreigend conflict in de metaalindustrie,
bijeengeroepen tot een bespreking in
het departement van Sociale Zaken op
Vrijdag a.s.
In het wetsontwerp wordt daarom
wijziging van de desbetreffende bepa
lingen der arbeidswet voorgesteld.
vormen Foster s Maagpilien, doordat zij
zoo zacht en toch zoo afdoend werken.
Geen last meer van verstopping en slechte
spijsvertering, of van de eruit voort
komende hoofdpijn, humeurigheid, luste
loosheid, maagstoornissen. enz Alom
verkrijgbaar a 065
Bij Kon. besluit
is benoemd tot burgemeester der ge
meente Goes: mr. W. C. ten Kate, met
toekenning van gelijktijdig eervol ont
slag als burgemeester der gemeente
Ambt Vollenhove en Stad Vollenhovai
is benoemd tot burgemeester der ge
meente Beerta: C. P. van Essen, dir.
van de Gem. Arbeidsbeurs te Veen-
dam;
tot ridder in de orde van Oranje-
Nassau de luitenant ter zee 2de kL
der Kon. Marine J. H. J. Nepveu, met
bepaling dat het versiersel der orde
zal zijn met de zwaarden;
is aan den heer F. H. Dijksterhuis
te Mensingeweer op zijn verzoek eer
vol ontslag verleend als lid van den
Hoogen Raad van Arbeid, met dank;
is benoemd tot directeur van en
leeraar in vasten dienst aan de Rijks
H.B.S. te Appingedam: dr. ir. A. J.
Staring, onder "elijktijdige toekenning
van eervol ontslag als leeraar aan de
Rijks H.B.S. te Wageningen;
is toegekend de aan de orde van
Oranje-Nassau verbonden eere-medaille
in brons aan H. Daamen, arbeider bij
de Vlamovensteenfabriek „De Gallan-
tijnsche waard” te Elden, gemeente
Eist en aan L. Zaal, jachtschipper en
huisknecht bij den heer A. Th. Laverge,
te Rotterdam;
in goud aan C. J. van Eijk, chef van
de afd. expeditie bij de N.V. Beiersche-
Bierbrouwerij „de Amstel” te Amster
dam;
I. S. Groen IJm. 130 niet het geval was.
Misschien zou het ook goed zijn, als
de reeders de schippers radiografisch
op de hoogte hielden van de
naamste oorlogsgebeurtenissen.
Van belang is natuurlijk ook, dat de
opvarenden der schepen goede zeevis-
schers zijn. Kort na het uitbreken van
den oorlog is dat wel anders geweest,
bleken er soms een melkboer, een schil-
lenophaler, enz. aan boord te zijn zoo-
dat de schippers soms moesten terug-
keeren. ‘De opvarenden moeten niet
vreemd aan boord staan en zeeziek zijn.
Ook met de bekwaamheid inzake de
wet op het uitwijken ter voorkoming
van aanvaringen wordt nog wel eens de
hand gelicht. Ook dat is verkeerd, ae
menschen op de brug behooren volko
men met de reglementen op de hoogte
te zijn.
Op de vragen van het Tweede.
Kamerlid den heer van Sleen betref,
fende het toekennen van vergoeding
aan gemobiliseerde zelfstandige vrijge
zellen heeft de minister van Defensie
als volgt geantwoord
Van het feit, dat verscheidene zelf
standige vrijgezellen door het verblijf
in werkelijken dienst geldelijke moei
lijkheden ondervinden, is de minister
niet onkundig gebleven. Integendeel
heeft dit feit hem juist aanleiding ge
geven een regeling tot stand te bren
gen, welke beoogt deze moeilijkheden
tot op zekere hoogte op te heffen. Deze
regeling, welke den naam draagt van
„Regeling Vergoeding Ongehuwden”
(verkort: R.V.O.), is vastgesteld onder
dagteekening van 1 April 1940. Een
afdruk is o.a. aan ieder der leden van
de Staten-Generaal toegezonden.
In afwachting van de totstandkoming
van deze regeling heeft menig belang
hebbende reeds eenige hulp ontvangen
van de Koninklijke Nationale Vereent-
ging tot steun aan miliciens.
Bij het samenstellen van een ont
werp voor bedoelde regeling kwamen
zooveel vraagpunten aan de orde, dat
het noodig bleek, over strekking en
inhoud verscheidene instanties te raad
plegen. Tenslotte moest overleg worden
gepleegd met den minister van Finan
ciën, waaromtrent de minister op 8
Maart j.l. in de vergadering van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal een
mededeeling heeft gedaan. Zoodra dit
overleg was afgeloopen, is tot de vast
stelling overgegaan.
Voor zoover krachtens de mobilisa-
tievergoedingsbeschikking vergoeding
wordt toegekend om hieruit de aan
vervanging van den dienstplichtige ver
bonden kosten te bestrijden, geschiedt
dit niet in het persoonlijk belang van
den dienstplichtige, maar ten behoeve
van het onderhoud van zijn verwanten.
Hierbij heeft men te doen met een
recht, dat voortspruit uit art. 36 der
Dienstplichtwet, welk artikel niet han
delt over de persoonlijke belangen van
dienstplichtigen.
Dit verklaart, dat de ongehuwden,
die kostwinner voor anderen zijn, en
ongehuwden, die alleen voor zich zelf
hebben te Zorgen, niet op één lijn kun
nen worden gesteld wat het recht op
vergoeding betreft. In hoever aan
laatstbedoelde ongehuwden een gelde-
lijke tegemoetkoming wordt verstrekt,
staat geheel los van het uit art. 36 der
Dienstplichtwet voortvloeiende recht.
Nautische instrumenten worden voor
den dag gehaald. Instrumenten, waar
mede om twaalf uur het „zonnetje
wordt gelezen” en gepeild en gelood,
enz.Groote kaarten en kleine kaar
ten komen op tafel. Even later staan
we daar beide aandachtig over gebo
gen. Dit vel papier met z’n vreemde
krassen en strepen, vol roode en brui
ne vlekken, waarop het „krioelt” van
pieselachtige cijfertjes, het lijkt wel
een doolhof. Maar de kapitein weet er
met den passer en liniaal weg op, als
wij bij ons thuis
Welk een ontzaglijk werk is het ge
weest, overwegen we, om zóó de zee te
„carteeren”. De Engelschen zijn daar
vooral bazen in. Centimeter voor centi
meter, soms is er nog minder afstand,
wordt de aard van den bodem, den
grond en de diepte aangegeven. Knap,
verbazend knap werk. Maar toch zijn
ze thans ten deele waardeloos. Er ko
men andere kaarten op tafel, die deze
weer aanvullen en nog nauwkeuriger
de ligging der mijnenvelden aangeven.
„Hier begint”, zegt de kapiten, „dit
mijnenveld en daar loopt net zoo naar
boven. Op déze plaats varen we nu,
dat is op de kaart enkele milimeters
ervan verwijderd. De kapitein wijst al
les precies aan. Ik ril een beetje. Va
ren we zóó dicht bij de mijnen? „Weest
gerust”, sussendeert de kapitein, „we
zitten er nog een paar mijl vandaan,
tenzijer soms één losgeslagen is”
Daar heb je het weer.
De kapitein beeft noch schrikt, maar
hij houdt er rekening mede, dat ieder
oogenblik zijn schip op een mijn kan
loopen en dan?
Er wordt geklopt.
Ja!
Eten
Benoeming hoofdingenieur Provinciale
Waterstaat.
Provinciale Staten van Limburg heb
ben benoemd tot hoofdingenieur van
den Provincialen Waterstaat in Lim
burg, ter vervulling van de vacature
ontstaan door hst overlijden van hoofd
ingenieur H. A. 11. de Rónde, ir. C. F.
Egelie, thans hoofdingenieur van den
Rijks Waterstaat te Maastricht.
Voorontwerp-landbouwarbeidswet
De minister van Sociale Zaken heeft
aan de Tweede Kamer medegedeeld,
dat hij bij den Hoogen Raad van Arbeid
een voorontwerp-landbouwarbeidswet
met toelichting aanhangig heeft ge
maakt.
Afdrukken van dit voorontwerp zijn
nedergelegd ter griffie, ter inzage van
de leden der Kamer.
Ned. Herv. Kerk.
Aangenomen naar Goes-Wilhelminadorp
(vac.-ds. J. de Vries) de heer G. W.
Korevaar te Zaamslag; naar Hilvarenbeek
ds J. A. R. Terlet, emeritus O. I. predt.
te Amsterdam.
Benoemd tot hulppred. te Maassluis de
heer J. L. Couvee, cand. te Vlaardingefl.
Bedankt voor Sluiskil (als hulppred.) dfe
heer J. Faber, cand. te Sloten (N.-H.).
Beroepen te Heerlen ds. G. L. Bouman
te Harden berg.
Geref. Kerken.
Aangenomen naar Maarssen £s C. Hout
man te Noortteloos.
Beroepen te Diemen ds. W. Diepensloot
te Holwerd.
Chr. Geref. Kerk.
Tweetal te Amsterdam-W. ds. W. Heer*
ma te Zeist en ds. W. Kremer te Leeuwar
den.
Bedankt voor Rijnsburg ds. J. G. van
Minnen te Huizen (N.-H.).
bereid
met de genees
krachtige ingrediënten van
Vicks VapoRub. Groote doos 25c.
Uitzonderingen.
Evenals thans reeds op het verbod
van bakkersarbeid op Zondag, worden
ook op het verbod van bakkersarbeid
op de genoemde feestdagen voor het
hoofd of den bestuurder enkele uitzon
deringen gemaakt, terwijl tevens in
bepaalde gevallen het verrichten van
banketbakkerswerkzaamheden op de
ze feestdagen mogelijk wordt ge
maakt.
De meerderheid in het georgani
seerde bedrijf acht het voorts ge-
wenscht, het aanvangsuur op Zater
dag en op de daarmede overeenko
mende dagen op 3 uur des voormid-
dags vast te stellen.
De minister meent, dat inwilliging
van dezen wensch geboden wordt door
het bedrijfsbelang en dat niet-inwilli-
ging daarvan schade beteekent zoo
wel voor de betrokken groepen van
producenten als voor den verbruiker.
De reddingsmiddelen.
Een andere belangrijke zaak is, dat
de commissie er toe medewerke, dat
alle reddingsmiddelen aan boord van
de visschersschepen volkomen in orde
zijn. Dat zal mogelijk zijn, door invloed
te oefenen op de reeders- en zeelieden
organisaties. Men zal misschien opmer
ken, dat de scheepvaartinspectie hier
voor dient te zorgen. Ieder, die echter
op de hoogte is met het visscherijbe-
drijfweet, dat de scheepvaartinspectie
scherp toezicht houdt. Naar het oor
deel van reeders en schippers soms al
té scherp, althans in normale tijden.
De reddingboot moge echter nog zoo
goed zijn, men heeft er weinig aan op
een zinkend schip, als zij moeilijk in
zee te krijgen is. De reddingbooten op
de stoomtrawlers zitten met ijzeren
haken siipvast in de klampen. Het is
onbegonnen werk voor de scheepvaart
inspectie, als zij elke reis moet onder
zoeken, of deze haken wel goed wer
ken en of men wel op slijtage let. In
de klampen zitten pennen, maar het is
vaak voorgekomen, dat deze zoo vast
zaten, dat men ze niet kon bewegen.
Dat zijn maar kleine, eenvoudige din
gen en toch behoorde de bemanning er
dagelijks op toe te zien. En ook de
reeders moeten toezien, dat al die
onderdeden volkomen in orde zijn.
Onze visschers zijn stoere kerels die
voor stormen niet bang zijn. Vaak lig
gen ze dagen te steken, ook de loggers,
dat is met slecht weer het schip met
den kop in den wind houden, om, als
het kalmer geworden is, weer te gaan
visschen Want zij komen niet graag
met een schrale vangst thuis. Maar be
kend is ook, dat zij met het oog op
hun eigen veiligheid zorgeloos zijn.
Hoeveel trawlers kwamen er vroeger
niet binnen, die op de reis door storm
weer nun boot hadden verspeeld? Maar
zou er toen wel één schipper zijn ge
weest, die daarom zijn reis uitbrak en
Daar huis ging? Men bleef visschen,
tot de vangst voldoende was, of de
kolen of de motorbrandstof zoodanig
geslonken, dat men naar huis moest
gaan. Een buitenstaander vraagt mis-
scnien, waarom dan geen twee booten
worden meegenomen. Een treiler en een
logger zijn echter werkschepen; men
heeft het dek bijkans geheel noodig
voor het uitoefenen van de visscherij.
Daarom ook levert een vlot naast de
boot reeds moeilijkheden op en is van
belang, dat het vlot nergens haken kan
en goed drijf baar is.
De patrouilleering met treiters
Van bevoegde zijde wordt ons mede
gedeeld, dat het bericht als zou de
regeling der patrouilleering met trei-
lèrs ter hulpverleening bij rampen on
der staatstoezicht staan, in zooverre
onjuist is, dat, mocht aan een en ander
uitvoering worden gegeven, dit
particulieren zal geschieden
onder staatstoezicht.
Verbod van arbeid.
De minister meent, dat aan het ver
langen van de werkgevers en werkne
mers in het bakkersbedrijf in deze
moet worden voldaan. Daarom wordt
voorgesteld de Arbeidswet 1919 in
dien zin te wijzigen, dat de bakkers
arbeid op de in artikel 35 genoemde
feestdagen wordt verboden. Alleen
wanneer de Tweede Kerstdag op
Dinsdag of op Zaterdag valt, zal het
verbod van arbeid op den tweeden
feestdag piet te handhaven zijn en zal
dus een uitzondering gemaakt moeten
worden.
duurt of nóg LangerO, o, veertien
dagen zeeziek, mager als een brand
hout kom je straks terug. Wanneer
men zoover is wordt het nóg erger. Die
treiteraar binnenin valt met ongekende
heftigheid opnieuw aan en gaat je
bang maken met de vraag: zóu je nog
wel terugkomen Het is nu zoo ge
vaarlijk, je vaart rakelings langs de
mijnenvelden En je voelt, zoo ziek
als je bent, naar het zwemvest en woe
lend en draaiend, tusschen slapen en
droomen. overweeg je alle mogelijkhe
den en smeekt: ach, dat er nu eens
iemand geboren werd, die een serum
uitvond tegei de ergste aller tijdelijke
kwalen: de zeeziekte.
Terwijl blijven de zuigers sissen en
slaat de schroef onbelemmerd door.
Langzamerhand wordt het dan wat
rustiger in me. Ik zit nu eenmaal in
het schuitje en moet mee varen. Voor-
loopig kan ik nog niet slapen en ik lig
met de oogen half open, half dicht te
soezen Ik tel de bouten en balken van
mijn kooizolder en lees een versje dat
daaraan is vastgepunaisd. Zoo helder
ben ik nu, dat ik het beslist uit m’n
hoofd wi| leeren. Want het is een
zeemansliedje uit 1837, dat ik nimmer
tevoren heb gehoord. Zachtjes prevel
ik in mijn lekkere smalle bedje de re
gels na, totdat het als geheid in mijn
hoofd zit. Zoo luidt dat versje:
Klets-klas, slaat de schroef, we va
ren verder, al verder van huis. Ik
word nu toch een beetje slaperig. De
nacht gaat voor me beginnen. Maar
het zal, zooals gaat blijken, een zeer
kort nachtje worden, want er wacht
ons een nieuwe dag. Vol van actie en
sensatie. We zitten ook midden op>de
oorlogzee en varen vlak langs 't mijnen
veld. Maar voor vandaag sluiten we
ons journaal af. Weet echter: het is
een zeer, zeer bar ding, varen in dit
getij, door zeeën vol mijnen en loeren
de duikbooten. Ons manvolk trotseert
vandaag aan den dag heel wat. De neu
trale vlag van Holland is nog niet van
de wateren verjaagd. Zij wappert fier
en vrij in alle werelddeelen, op Ocea
nen en reeden, in baaien en havens.
Bravo!
Men schrijft ons:
Nu de minister van Waterstaat een
commissie heeft ingesteld, die omtrent
speciale vejligheidseischen voor vis-
schersvaartuigen advies zal uitbrengen,
willen wij enkele opmerkingen maken.
De commissie van ’t Haaff heeft al
veel goed werk gedaan, door het voor
schrift van de vlotten aan boord der
schepen en het aanbrengen van Neder-
landsche kenteekenen. Maar er valt
toch nog wel meer te doen. Thans is
gebleken, dat onzen visscherschepen
niet alleen gevaar dreigt van mijnen
en duikbooten, maar ook van vliegtui
gen. Het zou misschien een goed ding
zijn, wanneer een geheim vlaggesein
werd vastgesteld en door de commissie
van ’t Haaff voorgeschreven, aan welk
sein Duitsche vliegers de Nederland-
sche visschersvaartuigen zouden kun
nen herkennen. Dit sein zou dan door
genoemde commissie via het departe
ment van buitenlandsche zaken aan de
Duitsche regeering moeten worden be
kend gemaakt
De reddingsvlotten kunnen, wanneer
een schip plotseling zou zinken, een
laatste middel zijn voor de visschers
om het veege lijf te redden. Maar dan
moet er aan zoo’n vlot niets zijn, dat
het beletten kan dadelijk te drijven.
Dan moeten er geen haken, oogen of
krammen aan zijn, welke in touwen,
want of netten kunnen blijven haken
en dat is nu bij vele het geval. Als bij
een explosie de mast en het want op
dek zouden vallen, zouden die zoo goed
als zeker in die uitsteeksels van het
vlot blijven haken en dan gaat het
Vlot mee naar de diepte. Wanneer de
boot ook vernield werd, zouden de
menschen niets hebben om zich op te
redden. Ook aan dit punt moge de com
missie haar aandacht wijden.
Strengere voorschriften voor
Israëlietische bakkers.
In de practjjk is voorts gebleken,
dat verscheidene Joodsche bakkers
van hun lidmaatschap van een Is-
raëlietisch kerkgenootschap gebruik
maken om den niet-Is^aëlietischen
bakkers op Zondag een ongewenschte
concurrentie aan te doen, zonder dat
deze Israëlieten zich ten opzichte van
de broodbereiding aan den Joodschen
ritus houden. Om dezen Joodschen
bakkers, die uit den aard der zaak
gewoonlijk geen wets getrouw Israëlie
ten tot hun klanten rekenen en hun de
biet in hoofdzaak vinden onder de
niet-Joden, die op Zondag versch
brood begeeren bedoelde concurrentie
onmogelijk te maken, is het ge-
wenscht de bepalingen van artikel 36
uitsluitend te doen gelden voor die
broodbakkerijen, welke niet alleen be
hooren tot een onderneming, waarvan
het hoofd of bestuurder tot een Is-
raëlietisch kerkgenootschap behoort,
maar waarin bovendien de broodbe
reiding onder rabbinaal toezicht of
onder rabbinale controle plaats vindt.
In verband hiermede wordt een wijzi
ging van het eerste lid van artikel 36
der Arbeidswet 1919 voorgesteld.
Wanneer het in een zeer bijzonder
geval voorkomt, dat er voor een Is-
raëlitieschen bakker, naar de meening
van den minister van Sociale Zaken,
overwegende bezwaren bestaan zijn
bakkerij onder rabbinaal toezicht of
rabbinale controle te stellen, kan
daaraan worden tegemoet gekomen.
De minister stelt voorts een over
eenkomstige bepaling voor de Jood
sche feestdagen voor als ten aanzien
van de Christelijke feestdagen.
alle jaargetijden bevaren, maar haar
schoonheid treft me altijd weer. Zelfs
thans, nu het kort dag is en de sche
mer reeds gaat vallen. Zie, daar in
de verte de zon, rood als een volrijpe
tomaat, wegzakken. En kijk even om
naar het ir/aanschijfje, dat omkranst
met vele sterrelichten, ons reeds vrien
delijk „beschijnt”En dan de wel
dadige rust. Een enkele meeuw scheert
krijschend hoog over, maar verder is
er slechts het monotone op- en neer
gaan der zuigers en het gestaag door
malen van de schroef, welke het schip
als een p loeg door het water duwt,
welke herrie maken. Een herrie, welke
niemand meer hoort.
De stemming, welke goed was,
wordt nog al maar beter. Er stijgt een
hevige uienlucht uit de combuis op en
aan dek wordt bijna juichend uitge
maakt, dat daar snert op volgen moet.
En snert heeft de harten aller zeelui
veroverd
Maar verder herinnert alles aan den
oorlog, dien vreeselijken, dreigenden oor
log! Er is een dubbel stel zwemvesten
aan boord en twee speciaal ingerichte
drijfvletten, met eten en drinken, lig
gen voor de brug klaar. We krijgen
allemaal onze instructies, waar we in
een bepaalde, benarde situatie aan
moeten denken en hoe we hebben te
handelen.
En je rilt reeds bij de gedachte
aan torpedeering of ontploffing. Maar
ieder schip kent zijn grappenmaker,
die ook daarop een antwoord weet,
dat sprankelt van jolijt en even de
vrees wegdringt.
We varen naar het Noorden, met
den wind uit het Zuiden. Dat geeft
weinig deining en een lekker, rustige
boot. Het is nu echter dubbel uitkij
ken en dagentellen, zoo dat hier aan
boord heet. Mijnen, onderzeeërs, wrak
ken, enz., enz., houdt ze in de gaten.
De kapitein heeft ons in zijn hut ge
nood en nu zitten we daar. Het is er
heerlijk warm en zachtjes staat de ra
dio aan. Dat móet, want het S. O. S.
is in deze dagen niet van de lucht. De
kapitein is een vent als een boom.
Die steekt met recht een kop boven de
anderen uit. Hij gaat rustig zijn gang
en zijn stap zou dien van een rente
nier doen vermoeden. Onberoerd en
kalm doet hij het werk. Weldadig zulk
een kalmte in een omgeving als deze,
waar ieder oegenblik het gevaar loert.
Durf je
Zie, zoo’n vraag werkt altijd een
beetje overmoedig op me. En wanneer
ze er dan nog treiterend aan toevoe
gen:
Je durft nietben ik bijkans in
staat om tot in het dolle toe ja te zeg
gen.
Bovendien ben ik gaarne bereid om
op slag mijn koffers te pakken en mee
te gaan. Al onderneem ik een stoute
daad, waarom mijn familie huivert en
ik zelf heimelijk ook.
Ja heb ik gezegd. En m’n ja blijft ja.
De „Petrus Cornells” gaat uit en
ik zal mij met haar op de oorlogszee wa
gen. De „Petrus Cornells” is een schip,
dat voer en blijft varen. „Holland”
staat er verschansinghoog op het mid
denschip, de rood-wit-blauwe vlag
wappert des daags en des nachts van
stag. Diezelfde vertrouwde kleuren zijn
op boeg en brug geschilderd. Zij is
een écht wildevrachtschip, dat onze
Noordzee, die „spoelkom” van Europa,
kris-kras bevaart. Van Noord naar
Zuid, van Zuid naar Noord; langs de
gevaarlijke Duitsche Bocht en mijnen
velden is zijn koers.
Het weer is koud. Om beurten uit
het Oosten en Zuiden waait de wind.
Die uit het Zuiden heeft soms een
zachten „adem”, maar vanuit het Oos
ten schijnen somtijds vlijmscherpe
messen in ons gezicht te slaan. Op de
brug is het nu kwaad wachtloopen,
maar het uitkijken op den kop valt
ook niet mee.
Ik heb een beetje vrees en bangig
heid aan boord verwacht. (Een mensch
gaat altijd bij zichzelf af). Maar daar
is niemendal van te bespeuren. Bere
kend en rustig doen de mannen hun
werk en staren soms droomerig het
watervlak af. Mooi is de zee zij is al
tijd mooi. Ik heb haar nu in vrijwel
Ingediend is een ontwerp van wet
tot wijziging van de bepalingen der
Arbeidswet 1919 betreffende den ar
beid in broodbakkerijen.
Reeds geruimen tijd is het, zoo
schrijft de minister van Sociale Zaken
ter toelichting, een alleszins begrijpe
lijke wensch van de werkgevers- en
werknemersorganisaties in het brood-
bakkersbedrijf, dat de bakkersarbeid
op de algemeen erkende Christelijke
feestdagen verboden zal worden, opdat
ook de bakkers en hun gezellen op die
dagen vrij van werk zijn.
In de door die organisaties gesloten
collectieve arbeidsovereenkomsten
werd dan ook een dergelijk verbod
reeds opgenomen, doch in de practijk
bleken verschillende bakkers zich
daaraan ter wille van de winstmoge
lijkheid niet te storen.
Het gevolg hiervan is, dat ook de
bakkers, die wel de bepalingen van
de collectieve contracten in dit op
zicht zouden willen naleven, gedwon
gen worden eveneens op genoemde
feestdagen te doen werken, hetgeen
weer allerlei conflicten met de werk
nemers medebrengt. Ten einde dit in
de toekomst te voorkomen, dringt
men aan op een wettelijk verbod.
ste dagen wel voorgekomen. Ook dienen
de visschers er op toe te zien, dat de
reddingboot met de vanglijn steeds is
vastgemaakt, b.v. aan den mast. Want
als de vanglijn niet is vasgemaakt en
men werpt bij een ramp de boot over
boord, is deze verdwenen, vóór de man
nen er in kunnen springen.
Wanneer er dus nauwgezet wordt toe
gezien, dat alle reddingmiddelen aan
boord prima in orde zijn, kan er nog
wel meer gedaan worden voor de vei
ligheid van onze visschers.
Men vraagt zich af, waarom in dezen
zoo gevaarvollen tijd, de visschersvaar
tuigen niet in convooi visschen. Dat
zou toch veel veiliger zijn. En het is
toch best mogelijk, dat een aantal log
gers en een aantal stoomtrawlers bij
elkaar visschen. Natuurlijk kan niet de
geheele loggervloot of de geheele trei-
lervloot bij elkaar visschen. Maar wel
kunnen 10 loggers of 5 a 10 stoomtrei-
lers gezamenlijk de visscherij uitoefe
nen. Bij de beugvisscherij gaven de
schippers elkaar vroeger een tip, waar
een goede visscherij was. En met de ha-
ringvisscherij gebeurt dat ook nog. Bij
de haringvisscherij komt het voor, dat
een schip de vangst van andere sche
pen ovemeemt, en er mee naar huis
gaat, terwijl de andere schepen blijven
visschen. Maar bij de treilvisscherij is
dat niet het geval. Wanneer trailers. die
op versche haring visschen, een vang-
plaats weten, waar het dik is van ha
ring, houden ze dat geheim en alleen
schippers, die voor dezelfde reederij va
ren, krijgen dat te hooren. Zoo is het
ook met andere visch. Het is nog kort
geleden, dat een schipper van een
stoomtreiler een vangplaats ontdekte,
waar het wemelde van tong. Dat kwa
men alleen schippers van dezelfde ree
derij te weten. Deze dingen vormen een
bezwaar voor het visschen in convooi.
Maar wanneer de commissie voor de
visscherij hier straks wat aan kan doen
heeft zij een belangrijke taak. Dan moet
zij natuurlijk de vooroordeelen van ree
ders en opvarenden overwinnen, maar
wanneer daardoor de veiligheid van
onze visschers bevorderd wordt, is
daar alles voor te zeggen. Er is o.i. geen
enkel bezwaar tegen, dat 6 a 8 stoom
trawlers bij elkaar de visscherij uitoefe
nen tusschen 58 en 60 graden Noorder
breedte. Dat is een zeer groot gebied en
men is bij elkaar, gaat gelijk van en
weer gelijk naar de thuishaven en men
kan elkander zoo noodig bijstaan. Voor
de kustbooten en loggers geldt het
zelfde.
Te hopen is, dat de commissie ook
bevordert, dat er nog een of twee
lichtschepen gelegd mogen worden tus
schen den zestigsten breedtegraad
het lichtschip Terschellingerbank
dan voorzien van een radiobaken
zouden eventueel gasboeien kunnen zijn
met kloksignaal.
Tenslotte zou het zeer belangrijk zijn
als de commissie de Nederlandsche vis
schers, via de scheepvaartinspectie, ver
trouwd kon maken, met de Duitsche
waarschuwingsseinen, hetgeen waar
schijnlijk bij de Vikingbank IJm. 183 en
Geen trek in snert.
De prikkelende uiengeur uit de
combuis komt nu in deze hut. Snert,
snert: snert met kluif. Genpttelijk
thuis, maar hierDe lucht en het
eten gaan me parten spelen. Steigert
de boot nu zoo? Ja, ja, de wind is naar
het Noorden omgeloopen. leder oogen
blik duwt ze het schip in een aan-
spoelenden roller
Stop, stop, ik zou eraf willen of min
stens naar bed. Is me dat een naar
gevoel. Nu, het bedje staat gespreid
Och, ze hebben zoo goed voor me ge
zorgd. Maar in die kboi krijg ik hee-
lemaal geen rust Hots-bots, links
rechts, gaat het maar. Daar duikt dan
bovendien nog een treiterduiveltje op,
dat al maar inprent: mannetje, denk
nu eens aan je heerlijk kapokbed met
spnngveeren thuis Daar schommelt
het niet en ruik je geen adembene
mende sterke luchtjes van uien en
koffieDan komt er in je op: stel
je voor, dat die reis veertien dagen
Taak der
saties.
De zorgeloosheid moet bij den vis-
scher worden bestreden, vooral in de
zen gevaarvollen tijd. Wanneer men de
boot verspeelt, ook al is het schip maar
twee dagen weg, dan zal de schipper
zoo spoedig mogelijk naar huis moeten
terugkeeren. De zeeliedenorganisaties
kunnen er ook toe medewerken, dat
alles in orde is, door moreelen invloed
u»l te oefenen op de leden. Wat moet
men er van zeggen, als de Zwemvesten
der visschers half of geheel verrot blij
ken te zijn? Moeten de visschers niet
dagelijks toezien, dat het water, het
scheepsbeschuit, de riemen enz. in de
reddingboot in goeden staat zijn?
Het wordt echter hopeloos, zoowel
Voor de reederij als voor de scheepvaart
Inspectie, als de visschers het beschuit
gaan opeten en dat is zelfs in de laat-
De zeevisscherij.
Gistermiddag zijn er nog 2 stoom
trawlers van IJmuiden ter visscherij
vertrokken, n.l. de „Erin” IJm. 12 en
de „Eveline” IJm. 115. Bovendien zijn
er 20 loggers naar zee gegaan. Er zijn
nu nog 12 stoomtrawlers binnen, welke
de visscherij uitoefenden, waarbij 2,
welke gisteren binnen kwamen.