HAAGSCHE COURANT VAN ZATERDAG 13 APRIL 1940 evenwichtige neutraliteitspolitiek Nederland’s Het tweede Oranje- boek verschenen Naar beide zijden kwam de Regeering voor de handhaving van onze rechten op Geen antwoord op protesten bij Venlo Gevaren voor de Nederlandsche scheep vaart naar aanleiding van het incident Nederland heeft geen X afspraak met belligerenten VIJFDE BLAD, PAGINA 1. de diplomatieke stappen Verslag Berlijn, Londen te van Parijs in de periode November-April en De ondergang van de „Spaarndam" Minister van Kleffens Belemmeringen Vertoogen tot de geallieerden Gedwongen vaart van Nederlandsche schepen door gevaarlijk gebied De maatregelen tegen den Duitschen uitvoer van verkeer Schendingen door -- ""l en ondubbel- X zinnige neutraliteitspolitiek blyft onveranderd gehandhaafd vliegtuigen Het grensincident te Venlo het vrije X Onwankelbare 1 Bil I t Nota-wisseling met Berlijn. i de kan In De overval van 9 November. De Briteche „zwarte lijst". de „In de periode van malen niets her- laten In die gevallen, waarin de weder partij de schending erkende, wer den door haar verontschuldigingen aangeboden. Indien de nationaliteit der vliegtui gen niet kon worden vastgesteld, werden aan beide partijen inlich tingen gevraagd. Vrijwel steeds volgde als antwoord op een derge lijk verzoek om inlichtingen dat niet de eigen vliegtuigen maar die van den tegenstander de schuldigen wa ren. Aanhouding van personen aan boord van Nederlandsche schepen het ge- den ge- te de nota-verbaal van het gezantschap volgde. van de evenwichtige Nederlandsche neutraliteitspolitiek juist verschenen tweede Oranjeboek, waarin het zekerheid was vastgesteld de om standigheden wezen wel op actie van Duitsche luchtstrijdkrachten aanvan kelijk niet meer doen dan door Hr. Ms. gezant te Berlijn bij de Duitsche regee- ring er op te doen aandringen, dat alle mogelijke voorzorgsmaatregelen zouden worden genomen teneinde voorvallen van dien aard te voorkomen. Later hebben zich eenige gevallen voorgedaan, die grond opleverden tot protest en aansprakelijkstelling van de Duitsche regeering. De correspondentie betreffende deze voorvallen, valt na het tijdvak, dat door dit Oranjeboek wordt bestreken. De gewonde of doode werd eveneens over de Duitsche grens gesleept. Het geheele voorval speelde zich in zoo korten tijd af, dat het voor de grens wacht, die zich ter plaatse niet in de onmiddellijke nabijheid van de grens bevond, niet mogelijk is geweest tijdig in te grijpen. De „Arendskerk” Hetgeen met de „Arendskerk” ge beurde, heugt een ieder. Op weg naar Zuid-Afrika is het schip op 15 Januari getorpedeerd. Het Nederlandsche ge zantschap te Berlijn diende een nota- verbaal in, waarbij de rechtmatigheid der torpedeering wordt verworpen en waarvan het slot luidt „De Nederlandsche Regeering protes teert derhalve met den grootsten na druk tegen de vernietiging van dit Nederlandsche schip en behoudt zich het eischen van volledige schadevergoe ding voor. Zij verzoekt de Duitsche regeering een streng onderzoek in te stellen en de noodige maatregelen te treffen om herhaling van dergelijke gebeurtenissen ten aanzien van Neder landsche schepen te voorkomen.” Het Oranjeboek merkt daarbij op In een antwoord d.d. 30 Maart j.l. heeft de Duitsche regeering de recht matigheid dezer vernietiging staande gehouden op grond, dat meer dan de helft der lading uit contrabande zou hebben bestaan en op grond van over tredingen, waaraan de „Arendskerk” zich zou hebben schuldig gemaakt. De Nederlandsche Regeering stelt zich voor hierop terug te komen. Daar aangekomen werden de ge noemde personen overvallen door een aantal lieden, die, beschikkend over een auto, welke voor het Duitsche douanekantoor stond te wachten, de Nederlandsche grens hadden overschreden en het vuur op hen openden. Een persoon, klaar blijkelijk luitenant Klop, is neer geschoten, terwijl de overige per sonen met geweld over de Duitsche grens zijn gevoerd. Aangezien de maatregelen een bena- deeling van Nederlandsche belangen zouden medebrengen, heeft de Neder landsche Regeering reeds in die aan kondiging reden gevonden te Londen en te Parijs, resp. op 22 en 28 Novem ber, overeenkomstige stappen te onder nemen. De „Tajandoeng De „Tajandoeng” ging 7 December 1939 door een ontploffing verloren. Het gezantschap te Berlijn uitte het ver moeden, dat het schip door een Duit schen bodem was getorpedeerd en vroeg de Duitsche regeering om een onder zoek. Het rapport van de commissie van onderzoek legde het daarbij over. Stappen te Berlijn. „Aangezien degenen, die den over val pleegden, in burger gekleed waren, was er aanvankelijk geen aanleiding de Duitsche regeering aansprakelijk te stellen. Wel is onmiddellijk aan de Duitsche regeering verzocht een onder zoek in te stellen. Toen evenwel in een Duitsch perscommuniqué werd mede gedeeld, dat de overval was geschied door Duitsche organen, is tegen het Duitsche optreden dienzelfden dag ernstig bezwaar gemaakt en ophelde ring verzocht. regelen te treffen, welke noodig zijn om een herhaling van dergelijke han- X delingen van de Duitsche zeestrijd- krachten te voorkomen. Zij vertrouwt X er op, dat de Duitsche regeering de veroorzaakte schade ten volle zal ver- goeden”. Verontschuldigingen aangeboden. Telkenmale wanneer de nationali teit van het overvliegende vliegtuig kon worden vastgesteld, is bij de Regeering van het land, waartoe het v liegtuig behoorde geprotesteerd. Met kracht wordt opgekomen tegen deze maatregelen, welke, omdat zij eveneens onschuldigen treffen, een „hatelijk karakter” hebben. Beschieting van Nederlandsche vliegtuigen en twee Duitsche tegenprotesten. Een „hatelijk’ karakter. Het volgende hoofdstuk betreft maatregelen tegen den Duitschen uit voer. Toen de Duitschers zonder waar schuwing mijnen hadden gelegd, was dit feit voor de geallieerden aanleiding maatregelen tegen den Duitschen uit voer aan te kondigen. Drie gevallen hebben zich voorgedaan waarin Nederlandsche vliegtuigen bo ven ons grondgebied door een Duitsch vliegtuig werden beschoten. Het eerste geval deed zich voor op 18 Nov. 1939, boven Vlieland, het tweede den volgen- dag dag nabij Schiermonnikoog en het derde geval op 25 Februari boven Noord-Brabant. In alle drie gevallen is te Berlijn geprotesteerd. In de eerste twee gevallen heeft de Duitsche regeering een tegenprotest in gediend, het derde voorval werd door de Duitsche regeering betreurd. Betuiging van spijt, maar geen schadevergoeding. De Rijksregeering moge haar spijt over den ondergang van de „Simon Bolivar” tot uiting brengen, temeer, omdat daarbij ook menschenlevens te betreuren zijn. Zij voelt zich echter wegens de aangevoerde gronden niet in staat, eenige aanspraak op schade vergoeding te erkennen, welke zou voortvloeien uit dit voorval, dat haar niet kan worden toegerekend.” Het Nederlandsche gezantschap be twistte deze „volkomen onaanvaard bare” opvatting in een nota-verbaal, waarop intusschen een antwoord van de Duitsche regeering nog kan worden verwacht Het Britsche antwoord. De Britsche regeering schreef den ondergang van de „Simon Bolivar” aan Duitsche mijnen toe. De tijdelijke zaak gelastigde te Londen schreef hierop, dat Nederland „zich ten volle haar standpunt ten aanzien van de recht matigheid van het leggen van mijnen in volle zee voorbehoudt, zich ver- picht ziet tegenover beide oorlogvoe renden haar recht te handhaven en volledige schadevergoeding te eischen voor de schade, geleden door het ver gaan van de „Simon Bolivar”, indien zou worden vastgesteüd, dat de mijn of mijnen, waardoor het schip is ge troffen, van Britschen, respectievelijk van Duitschen, oorsprong waren.” November tot Maart”, aldus het Oranjeboek, „is het Nederlandsch rechtsgebied herhaalde malen overvlogen door vliegtuigen der oorlogvoerenden. De Nederlandsche krijgsmacht heeft steeds met alle be schikbare middelen dergelijke schendin gen tegengegaan. De afweerbatterijen op den grond hebben bij dag en bij nacht op ieder vreemd vliegtuig, dat binnen hun bereik kwam, gevuurd en menigmaal zijn Nederlandsche jacht vliegtuigen opgestegen om de gesigna leerde vliegtuigen te verdrijven, waar bij het meer dan eens tot een luchtge vecht kwam. De „Burgerdijk” Zooals hierboven reeds is opgemerkt, is de vorm van elk protest bepaald naar den ernst van de betrokken in breuk op onze rechten. Men leze de volgende passage uit een nota-verbaal naar aanleiding van de torpedeering van de „Burgerdijk” door een duik- bootcommandant, wien scheepspapieren geen belang inboezemden „Nog afgezien van de vraag, of de veiligheid van de bemanning voldoende gewaarborgd was, heeft de onverant woordelijke houding van den comman dant van de onderzeeboot, die weigerde de scheepspapieren in te zien en ook verder geenerlei onderzoek naar de lading instelde, niets meer met de uit oefening van eenig door het volken recht erkend prijsrecht ter zee te ma ken. Zij is niet anders dan een daad ran willekeur en geweld tegenover neu traal eigendom in volle zee, welke de levensbelangen treft van Nederland bij den toevoer van de voor dat land noo dige levensbehoeften. Het feit, dat het bij deze vernietiging een schip betrof, waarvan de lading in hoofdzaak voor de Nederlandsche Regeering en voor de voeding van hét Nederlandsche volk bestemd was, geeft deze torpedeering een bijzonder hate lijk karakter. Bij dezen stand van zaken kan de Nederlandsche Regeering niet aan nemen, dat de Duitsche regeering deze daad goedkeurtzij verzoekt de Duit sche regeering passende maatregelen tegen den commandant van de onder zeeboot te nemen, en verder die maat- In het vorige Oranjeboek is het Ne derlandsche protest inzake de Britsche zwarte lijst opgenomen. In het tweede Oranjeboek vindt men het antwoord op dit protest. De Britsche regeering zegt in dit antwoord haar recht om aldus te handelen te moeten handhaven, maar zij zal er voor zorgen niemand op de lijst te plaatsen, van wien zij niet ten volle overtuigd is, dat hij vijandelijk is door zijn aard of door zijn betrekkin gen. „De briefwisseling over dit onder werp is hnierna overgegaan in de be handeling van bepaalde gevallen, waar door zij ongeschikt is voor publicatie”, aldus het Oranjeboek. Met de Duitsche regeering heeft een vrij uitgebreide nota-wisseling plaats gehad, waarbij van Duitsche zijde be weerd werd, dat Britsche vliegtuigen herhaaldelijk ongestraft het Nederland sche rechtsgebied overvlogen. Van Nederlandsche zijde is hierop geantwoord, dat, voorzoover de Duit sche beweringen met de Nederlandsche gegevens in overeenstemming waren, niet is nagelaten de noodige stappen te Londen te doen en dat de Nederland sche Regeering zich steeds met alle mid delen tegen schendingen van haar rechtsgebied verzet en blijkens de voortdurende uitbreiding van de lucht afweermiddelen er naar streeft dit ver zet nog aan kracht te doen toenemen. Een trouwe weerspiegeling wordt geleverd door het zoo departement van Buitenlandsche Zaken de voornaamste aangelegenheden, in de periode November-April behandeld, voor zoover zij voor openbaarmaking geschikt waren, heeft vervat. Een groot deel van dit nieuwe Oranjeboek, dat, dikker dan het voorgaande, 53 folio-pagina’s bevat, wordt ingenomen door de gedachtenwisseling onzer diplo matieke vertegenwoordigers met belligerente regeeringen over gevallen, waarin onzerzijds tegen rechtsschending moest worden geprotesteerd. Dat de Nederland sche Regeering naar beide zijden voor de handhaving der neutraliteit is op gekomen, blijkt overal uit het Oranjeboek, waarin zoowel een aantal gevallen is opgenomen, waarin Nederland zich genoopt heeft gezien zich tegen handelingen van geallieerde zijde te keeren, als gevallen zijn vermeld, waarin dit tegen optreden van Duitsche zijde is geschied. Naar uit den inhoud der gewisselde nota’s blijkt, heeft onze Regeering ieder geval gewogen op zijn eigen beteekenis. Zoo is dan ook in de formuleering van de ver schillende protesten rekening gehouden met den ernst van de betrokken inbreuk op onze rechten. De vorm en bewoordingen van elke nota zijn telkens afgewogen naar den aard der gepleegde handeling. De Nederlandsche vertoogen en ver zoeken tot het instellen van een on derzoek naar aanleiding van de ver nietiging van een aantal Nederlandsche schepen en de verdere briefwisseling voor enkele gevallen, waarin de Ne derlandsche scheepvaart in gevaar is gebracht, zijn in het Oranjeboek in een afzonderlijk hoofdstuk opgeno men. Verschillende gevallen hebben zich nog voorgedaan, waarbij onderdanen van de eene oorlogvoerende partij door de andere oorlogvoerende partij van bande in de Britsche contrabandelijst. Voorts wordt de aandacht van de Britsche regeering gevestigd op het feit, dat de Britsche autoriteiten meer malen goederen in beslag hebben ge nomen, weike naar hun aard niet als contrabande-artikelen beschouwd kun nen worden, zelfs niet volgens de lijs ten, gepubliceerd door de Britsche re geering. Onder die goederen zijn kina, peper, thee en koffie. Van Duitsche zijde werd op deze stappen, niettegenstaande daarop herhaaldelijk werd teruggekomen, niet geantwoord. Daarop heeft het Nederlandsche gezantschap te Ber lijn op 25 Januari aan de Duitsche regeering doen weten, dat het voor de Nederlandsche Regeering onmo gelijk was deze zaak te laten rus ten. Zij stelde aan de Duitsche re geering voor, de beoordeeling van het gebeurde aan de Nederlandsch- Duitsche grens bij Venlo te onder werpen aan een in gemeen overleg aan te wijzen instantiehetzij een NederlandschDuitsche commissie ad hoe, de Permanente Conciliatie- Commissie, welke tusschen beide landen bestaat, of een arbitrale instantie, dan wel een internatio nale rechterlijke instantie, daarbij de keuze tusschen de evengenoem- de instanties aan de Duitsche re geering overlatende. Ook op dit voorstel heeft de Duitsche regee ring ondanks eenige haald rappel nog hooren.” antwoord hierop Oranjeboek een nota van De Nederlandsche gezant te Londen X Seach^ schreef te vertrouwen, dat, indien in de toekomst het varen in Britsche wa teren plaatselijk een sterk verhoogd gevaar medebrengt, de Britsche regee ring haar rechten van oorlogvoerende op zoodanige wijze zal uitoefenen, dat zij geen overmatig risico medebrengen voor de Nederlandsche scheepvaart. Anders zou de Nederlandsche Regeering zich genoodzaakt zien de Britsche re geering aansprakelijk te stellen voor de schade, welke door de Nederland sche scheepvaart tengevolge van de uit oefening van het toezicht op de contra bande zou worden geleden. Een geval van bijzondere belang rijkheid is het grensincident bij Venlo. Dat de Nederlandsche Regeering uit puttend alle middelen, welke het in ternationale recht biedt, naar voren heeft gebracht om tot een oplossing te komen, welke dit incident tot klaar heid zou kunnen brengen, blijkt uit de volgende passage uit het Oranjeboek De „Simon Bolivar”. De droevige ondergang van de „Si mon Bolivar” gaf de Regeering aanlei ding, zich met de vraag, of op de plaats, waar het schip verloren is ge gaan, harerzijds mijnen waren gelegd, zoowel tot de Duitsche als tot de En- gelsche regeering te wenden. De Duitsche regeering deelde in haar antwoord mede „Het volkenrecht stelt het bekendmaken van mijnenvelden door de oorlogvoerende mogendheden slechts in zooverre verplicht als de militaire overwegingen zulks toelaten. De havens van de Engelsche Oostkust dienen echter, zooals bekend is, als steunpunt voor de Britsche oorlogs vloot. Een ontijdige bekendmaking van de van Duitsche zijde tegen de Brit sche zeestrijdkrachten in dit gebied getroffen maatregelen zou ieder mili tair succes van tevoren uitsluiten. De Rijksregeering is derhalve ook op dit oogenblik niet in staat de door het Koninklijk Nederlandsch gezantschap gestelde vraag, of op de plaats, waar de „Simon Bolivar” is ondergegaan. Duitsche mijnen gelegd waren, te be antwoorden. eerbied voor het oorlogsrecht”. Ook van de Fransche regeering is het ant woord afgedrukt en op beide nota’s hebben onze gezanten te Londen en te Parijs weer geantwoord. De belemmeringen van het vrije verkeer en de daartegen ondernomen stappen vormen een hoofdstuk op zich zelf. Precies de helft van dit Oranje boek wordt ingenomen door de vertoo gen, welke over en weer over dit vraagstuk met de geallieerde regeerin gen zijn gewisseld. In het vorige Oranjeboek werden de Nederlandsche bezwaarschriften tegen de contrabandelijsten der verschillende oorlogvoerenden opgenomen. De ant woorden van de Britsche en van de Fransche regeering, benevens de re plieken van de Nederlandsche Regee ring zijn in dit Oranjeboek afgedrukt. Van de Duitsche regeering is geen ant woord ontvangen. De ervaringen, door de belligerenten zelven opgedaan inzake vijandelijke verkenningsvluchten boven hun gebied, wijzen er overigens wel op dat, zelfs bij de grootste waakzaamheid en de meest uitgebreide verdedigingsmiddelen het overvliegen niet steeds kan worden voorkomen”. Bezwaren tegen de contra- bandelijsten. Protesten, drukt onzen zant te Londen af, waarin hij Britschen staatssecretaris van buiten landsche zaken inlicht over de bezwa ren, welke de Nederlandsche Regee ring heeft tegen de overmatige uitbrei ding van het begrip absolute contra- van zij wordt weerhouden door haar In de nota van onzen gezant te Lon den vraagt de Nederlandsche Regee ring zich af, waarom de Britsche re geering niet overeenkomstig de rege len der moraal en de hoogere beginse len van het recht is overgegaan tot het in het openbaar in gebreke stellen van Duitschland door de feiten, waar over de Britsche regeering gemeend heeft zich te moeten beklagen, alge meen bekend te maken, teneinde indien die feiten zouden worden be wezen het ophouden van incrimineerde praktijken mogelijk maken. Aanvallen op visschersschepen Toen in de maand Maart dertien maal achtereen bericht werd, dat X Nederlandsche visschersschepen door vreemde vliegtuigen in open zee waren aangevallen, waarbij menschenlevens verloren gingen, kon de Regeering, aan- gezien de nationaliteit van het betrok- X „Medio October ontving de chef van i den Inlichtingendienst van den Gene- ralen Staf de mededeeling van den I Britschen gezantschaps-secretaris en I chef van het Britsche paspoorten con- I trólebureau te ’s-Gravenhage, majoor I Stevens, dat Britsche organen in ver- I binding stonden met hooggeplaatste I officieren van het Duitsche leger en I dat majoor Stevens uit Londen op- I dracht had ontvangen om met deze I officieren besprekingen te voeren, om I te onderzoeken of een basis zou kun- I nen worden gevonden voor mogelijke E vredesonderhandelingen. Tot staving van zijn mededeelingen toonde majoor Stevens zijn instructie. Aangezien het niet mogelijk was de besprekingen in Duitschland of Enge land te voeren, wilde men deze gaarne doen plaats hebben op neutraal ge bied, bij voorkeur niet te ver van de f Duitsche grens. Majoor Stevens deelde mede, dat naast hem kapitein Payne Best voor het voeren van de bespre kingen was aangewezen. Gevraagd werd om maatregelen te nemen, opdat de betrokken vreemde lingen in het grensgebied niet onnoodig zouden worden lastig gevallen door de politie- en militaire autoriteiten. De chef van den Inlichtingendienst I heeft ter voldoening aan dit verzoek en om op de hoogte te komen van het geen zou worden besproken, een Ne- derlandschen officier, den eersten lui- I tenant Klop, aangewezen om deze be sprekingen bij te wonen en hem op- I dracht gegeven er voor te waken, dat geen daden in strijd met de Neder landsche neutraliteit zouden worden verricht. Een tweetal bijeenkomsten heeft, vóór het incident bij Venlo, op Nederlandsch gebied plaats gehad. De antwoorden van de geallieerden komen neer op handhaving van het eerder ingenomen standpunt, waarbij verzekerd werd, dat de rechten der neutralen zooveel moge lijk zouden worden ontzien. Op 9 November kwam een personen auto, waarin, naar met groote waar schijnlijkheid mag worden aangenomen, gezeten waren majoor Stevens en ka- L Pitein Payne Best, benevens luitenant L Klop en de Nederlandsche chauffeur I Lemmens, uit de richting Venlo aan hij het café Backus, gelegen op Neder- I landsch grondgebied op geringen af- I stand van de Duitsche grens. In de antwoorden op beide vertoo gen zeggen de regeeringen der geal lieerden het te betreuren, dat deze maatregelen moesten worden genomen. Verzekerd wordt, dat het uiterste be proefd zal worden om het bezwaar voor de neutrale reeders en kooplieden tot een minimum terug te brengen. Toen de aangekondigde maatregelen in werking waren gesteld, is daarte gen te Londen en te Parijs geprotes teerd. „Tot een zoo ernstig ingrijpen in de interne verhoudingen van een neutralen en bevrienden staat, is geen enkele oorlogvoerende mogendheid ge rechtigd”, heet het in de nota van on zen gezant te Londen. En verder le zen wij „De eerbied, dien de oorlog voerenden aan een neutraal land ver schuldigd zijn, is niet in overeenstem ming te brengen met deze maatrege len, voor welker schadelijke uitwer king geen enkele compensatie is voor zien.” In het van de Britsche regeering op deze nota ontvangen antwoord wordt o.m. gezegd, dat de Britsche regeering onmogelijk een afdoende represaille- methode kon vinden, behalve zoodani ge actie tegen Duitschland, als waar- Een overeenkomstige nota heeft onze gezant te Parijs aan de Fran sche regeering gezonden. In deze nota wordt met name geprotes teerd tegen het in beslag nemen van kina, nootmuskaat, cocoskoe- ken en pbosphaat. De Regeeringspersdienst meldt ken vliegtuig in geen enkel geval met De laatste dagen kan men in de „.—„(„ij buitenlandsche pers, in verband met de recente internationale ge- X X beurtenissen, hier en daar zekere verwachtingen aantreffen ten X aanzien van de verder aan te J nemen houding van kleinere neu- trale staten, waaronder Neder- land. Onder den indruk van uitingen X X over de neutralen in het Britsche X en Fransche parlement zouden deze staten gevoelig kunnen wor- X den, heet het, voor suggesties in den zin van reeds te voren ge- X maakte afspraken met de gealli- X eerde belligerenten, ter zekerstel- ling van hulp bij een eventueele X X aanranding van de andere zijde. Hiertegenover wordt andermaal X vastgesteld, zij het althans X voor het Nederlandsche volk ten e overvloede dat de Nederland- X X sche Regeering van den aanvang af een onwankelbare en ondub- X belzinnige onzijdigheidspolitiek X heeft gevolgd, die zij onveran- derd blijft handhaven en waarin X X voor van te voren met welken belligerent ook gemaakte af- X X spraak geen plaats is. Dit standpunt kan, naar de Nederlandsche Regeering recht X X heeft te vertrouwen, bij de re- geeringen van alle oorlogvoeren- X den volledig bekend worden De „Sliedrecht”, In het geval van de „Sliedrecht”, welke getorpedeerd werd, kreeg het Nederlandsche gezantschap te Berlijn opdracht, in naam van de Nederland sche Regeering met den meesten na druk te protesteeren tegen de vernie tiging van dit schip en de behandeling van de opvarenden en mede te dee- len, dat de Nederlandsche Regeering zich voorbehoudt, haar rechten met betrekking tot het verlies aan men schenlevens en ook overigens te doen gelden. De Duitsche regeering echter erken de het protest niet, waarna een twee- Nederlandsche schepen zijn door de Britsche autoriteiten gedwongen voor verdere contrabande-contróle van de reede van Duins naar de haven van Londen op te varen. Het voorkomen van mijnen in de vaargeulen van de Theemsmonding maakt dit gebied bij zonder gevaarlijk. Op een dergelijke reis ging het vrachtschip „Spaarndam” verloren. Een desbetreffende briefwisseling is in het Oranjeboek afgedrukt door -

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 17