HAAGSCHE COURANT VAN ZATERDAG 13 APRIL 1940
evenwichtige
neutraliteitspolitiek
Nederland’s
Het tweede Oranje-
boek verschenen
Naar beide zijden kwam de
Regeering voor de handhaving
van onze rechten op
Geen antwoord op protesten
bij Venlo
Gevaren voor de
Nederlandsche scheep
vaart
naar aanleiding van het incident
Nederland heeft geen X
afspraak met
belligerenten
VIJFDE BLAD, PAGINA 1.
de diplomatieke stappen
Verslag
Berlijn, Londen
te
van
Parijs in de periode November-April
en
De ondergang van de „Spaarndam"
Minister van Kleffens
Belemmeringen
Vertoogen tot de geallieerden
Gedwongen vaart van Nederlandsche
schepen door gevaarlijk gebied
De maatregelen tegen den
Duitschen uitvoer
van
verkeer
Schendingen door
-- ""l
en ondubbel- X
zinnige neutraliteitspolitiek
blyft onveranderd
gehandhaafd
vliegtuigen
Het grensincident te Venlo
het vrije
X Onwankelbare
1
Bil
I
t
Nota-wisseling met Berlijn.
i
de
kan
In
De overval van 9 November.
De Briteche „zwarte lijst".
de
„In de periode van
malen
niets
her-
laten
In die gevallen, waarin de weder
partij de schending erkende, wer
den door haar verontschuldigingen
aangeboden.
Indien de nationaliteit der vliegtui
gen niet kon worden vastgesteld,
werden aan beide partijen inlich
tingen gevraagd. Vrijwel steeds
volgde als antwoord op een derge
lijk verzoek om inlichtingen dat niet
de eigen vliegtuigen maar die van
den tegenstander de schuldigen wa
ren.
Aanhouding van personen aan boord van
Nederlandsche schepen
het
ge-
den
ge-
te
de nota-verbaal van het gezantschap
volgde.
van de evenwichtige Nederlandsche neutraliteitspolitiek
juist verschenen tweede Oranjeboek, waarin het
zekerheid was vastgesteld de om
standigheden wezen wel op actie van
Duitsche luchtstrijdkrachten aanvan
kelijk niet meer doen dan door Hr. Ms.
gezant te Berlijn bij de Duitsche regee-
ring er op te doen aandringen, dat alle
mogelijke voorzorgsmaatregelen zouden
worden genomen teneinde voorvallen
van dien aard te voorkomen.
Later hebben zich eenige gevallen
voorgedaan, die grond opleverden tot
protest en aansprakelijkstelling van de
Duitsche regeering. De correspondentie
betreffende deze voorvallen, valt na
het tijdvak, dat door dit Oranjeboek
wordt bestreken.
De gewonde of doode werd eveneens
over de Duitsche grens gesleept. Het
geheele voorval speelde zich in zoo
korten tijd af, dat het voor de grens
wacht, die zich ter plaatse niet in de
onmiddellijke nabijheid van de grens
bevond, niet mogelijk is geweest tijdig
in te grijpen.
De „Arendskerk”
Hetgeen met de „Arendskerk” ge
beurde, heugt een ieder. Op weg naar
Zuid-Afrika is het schip op 15 Januari
getorpedeerd. Het Nederlandsche ge
zantschap te Berlijn diende een nota-
verbaal in, waarbij de rechtmatigheid
der torpedeering wordt verworpen en
waarvan het slot luidt
„De Nederlandsche Regeering protes
teert derhalve met den grootsten na
druk tegen de vernietiging van dit
Nederlandsche schip en behoudt zich
het eischen van volledige schadevergoe
ding voor. Zij verzoekt de Duitsche
regeering een streng onderzoek in te
stellen en de noodige maatregelen te
treffen om herhaling van dergelijke
gebeurtenissen ten aanzien van Neder
landsche schepen te voorkomen.”
Het Oranjeboek merkt daarbij op
In een antwoord d.d. 30 Maart j.l.
heeft de Duitsche regeering de recht
matigheid dezer vernietiging staande
gehouden op grond, dat meer dan de
helft der lading uit contrabande zou
hebben bestaan en op grond van over
tredingen, waaraan de „Arendskerk”
zich zou hebben schuldig gemaakt. De
Nederlandsche Regeering stelt zich voor
hierop terug te komen.
Daar aangekomen werden de ge
noemde personen overvallen door
een aantal lieden, die, beschikkend
over een auto, welke voor het
Duitsche douanekantoor stond te
wachten, de Nederlandsche grens
hadden overschreden en het vuur
op hen openden. Een persoon, klaar
blijkelijk luitenant Klop, is neer
geschoten, terwijl de overige per
sonen met geweld over de Duitsche
grens zijn gevoerd.
Aangezien de maatregelen een bena-
deeling van Nederlandsche belangen
zouden medebrengen, heeft de Neder
landsche Regeering reeds in die aan
kondiging reden gevonden te Londen
en te Parijs, resp. op 22 en 28 Novem
ber, overeenkomstige stappen te onder
nemen.
De „Tajandoeng
De „Tajandoeng” ging 7 December
1939 door een ontploffing verloren. Het
gezantschap te Berlijn uitte het ver
moeden, dat het schip door een Duit
schen bodem was getorpedeerd en vroeg
de Duitsche regeering om een onder
zoek. Het rapport van de commissie
van onderzoek legde het daarbij over.
Stappen te Berlijn.
„Aangezien degenen, die den over
val pleegden, in burger gekleed waren,
was er aanvankelijk geen aanleiding
de Duitsche regeering aansprakelijk te
stellen. Wel is onmiddellijk aan de
Duitsche regeering verzocht een onder
zoek in te stellen. Toen evenwel in een
Duitsch perscommuniqué werd mede
gedeeld, dat de overval was geschied
door Duitsche organen, is tegen
het Duitsche optreden dienzelfden dag
ernstig bezwaar gemaakt en ophelde
ring verzocht.
regelen te treffen, welke noodig zijn
om een herhaling van dergelijke han- X
delingen van de Duitsche zeestrijd-
krachten te voorkomen. Zij vertrouwt X
er op, dat de Duitsche regeering de
veroorzaakte schade ten volle zal ver-
goeden”.
Verontschuldigingen aangeboden.
Telkenmale wanneer de nationali
teit van het overvliegende vliegtuig
kon worden vastgesteld, is bij de
Regeering van het land, waartoe het
v liegtuig behoorde geprotesteerd.
Met kracht wordt opgekomen tegen
deze maatregelen, welke, omdat
zij eveneens onschuldigen treffen,
een „hatelijk karakter” hebben.
Beschieting van Nederlandsche
vliegtuigen en twee Duitsche
tegenprotesten.
Een „hatelijk’ karakter.
Het volgende hoofdstuk betreft
maatregelen tegen den Duitschen uit
voer. Toen de Duitschers zonder waar
schuwing mijnen hadden gelegd, was
dit feit voor de geallieerden aanleiding
maatregelen tegen den Duitschen uit
voer aan te kondigen.
Drie gevallen hebben zich voorgedaan
waarin Nederlandsche vliegtuigen bo
ven ons grondgebied door een Duitsch
vliegtuig werden beschoten. Het eerste
geval deed zich voor op 18 Nov. 1939,
boven Vlieland, het tweede den volgen-
dag dag nabij Schiermonnikoog en het
derde geval op 25 Februari boven
Noord-Brabant. In alle drie gevallen is
te Berlijn geprotesteerd.
In de eerste twee gevallen heeft de
Duitsche regeering een tegenprotest in
gediend, het derde voorval werd door
de Duitsche regeering betreurd.
Betuiging van spijt, maar
geen schadevergoeding.
De Rijksregeering moge haar spijt
over den ondergang van de „Simon
Bolivar” tot uiting brengen, temeer,
omdat daarbij ook menschenlevens te
betreuren zijn. Zij voelt zich echter
wegens de aangevoerde gronden niet
in staat, eenige aanspraak op schade
vergoeding te erkennen, welke zou
voortvloeien uit dit voorval, dat haar
niet kan worden toegerekend.”
Het Nederlandsche gezantschap be
twistte deze „volkomen onaanvaard
bare” opvatting in een nota-verbaal,
waarop intusschen een antwoord van
de Duitsche regeering nog kan worden
verwacht
Het Britsche antwoord.
De Britsche regeering schreef den
ondergang van de „Simon Bolivar” aan
Duitsche mijnen toe. De tijdelijke zaak
gelastigde te Londen schreef hierop,
dat Nederland „zich ten volle haar
standpunt ten aanzien van de recht
matigheid van het leggen van mijnen
in volle zee voorbehoudt, zich ver-
picht ziet tegenover beide oorlogvoe
renden haar recht te handhaven en
volledige schadevergoeding te eischen
voor de schade, geleden door het ver
gaan van de „Simon Bolivar”, indien
zou worden vastgesteüd, dat de mijn
of mijnen, waardoor het schip is ge
troffen, van Britschen, respectievelijk
van Duitschen, oorsprong waren.”
November tot
Maart”, aldus het Oranjeboek, „is het
Nederlandsch rechtsgebied herhaalde
malen overvlogen door vliegtuigen der
oorlogvoerenden. De Nederlandsche
krijgsmacht heeft steeds met alle be
schikbare middelen dergelijke schendin
gen tegengegaan. De afweerbatterijen
op den grond hebben bij dag en bij
nacht op ieder vreemd vliegtuig, dat
binnen hun bereik kwam, gevuurd en
menigmaal zijn Nederlandsche jacht
vliegtuigen opgestegen om de gesigna
leerde vliegtuigen te verdrijven, waar
bij het meer dan eens tot een luchtge
vecht kwam.
De „Burgerdijk”
Zooals hierboven reeds is opgemerkt,
is de vorm van elk protest bepaald
naar den ernst van de betrokken in
breuk op onze rechten. Men leze de
volgende passage uit een nota-verbaal
naar aanleiding van de torpedeering
van de „Burgerdijk” door een duik-
bootcommandant, wien scheepspapieren
geen belang inboezemden
„Nog afgezien van de vraag, of de
veiligheid van de bemanning voldoende
gewaarborgd was, heeft de onverant
woordelijke houding van den comman
dant van de onderzeeboot, die weigerde
de scheepspapieren in te zien en ook
verder geenerlei onderzoek naar de
lading instelde, niets meer met de uit
oefening van eenig door het volken
recht erkend prijsrecht ter zee te ma
ken. Zij is niet anders dan een daad
ran willekeur en geweld tegenover neu
traal eigendom in volle zee, welke de
levensbelangen treft van Nederland bij
den toevoer van de voor dat land noo
dige levensbehoeften.
Het feit, dat het bij deze vernietiging
een schip betrof, waarvan de lading
in hoofdzaak voor de Nederlandsche
Regeering en voor de voeding van hét
Nederlandsche volk bestemd was, geeft
deze torpedeering een bijzonder hate
lijk karakter.
Bij dezen stand van zaken kan de
Nederlandsche Regeering niet aan
nemen, dat de Duitsche regeering deze
daad goedkeurtzij verzoekt de Duit
sche regeering passende maatregelen
tegen den commandant van de onder
zeeboot te nemen, en verder die maat-
In het vorige Oranjeboek is het Ne
derlandsche protest inzake de Britsche
zwarte lijst opgenomen. In het tweede
Oranjeboek vindt men het antwoord op
dit protest. De Britsche regeering zegt
in dit antwoord haar recht om aldus te
handelen te moeten handhaven, maar
zij zal er voor zorgen niemand op de
lijst te plaatsen, van wien zij niet ten
volle overtuigd is, dat hij vijandelijk
is door zijn aard of door zijn betrekkin
gen.
„De briefwisseling over dit onder
werp is hnierna overgegaan in de be
handeling van bepaalde gevallen, waar
door zij ongeschikt is voor publicatie”,
aldus het Oranjeboek.
Met de Duitsche regeering heeft een
vrij uitgebreide nota-wisseling plaats
gehad, waarbij van Duitsche zijde be
weerd werd, dat Britsche vliegtuigen
herhaaldelijk ongestraft het Nederland
sche rechtsgebied overvlogen.
Van Nederlandsche zijde is hierop
geantwoord, dat, voorzoover de Duit
sche beweringen met de Nederlandsche
gegevens in overeenstemming waren,
niet is nagelaten de noodige stappen te
Londen te doen en dat de Nederland
sche Regeering zich steeds met alle mid
delen tegen schendingen van haar
rechtsgebied verzet en blijkens de
voortdurende uitbreiding van de lucht
afweermiddelen er naar streeft dit ver
zet nog aan kracht te doen toenemen.
Een trouwe weerspiegeling
wordt geleverd door het zoo
departement van Buitenlandsche Zaken de voornaamste aangelegenheden, in de
periode November-April behandeld, voor zoover zij voor openbaarmaking geschikt
waren, heeft vervat.
Een groot deel van dit nieuwe Oranjeboek, dat, dikker dan het voorgaande,
53 folio-pagina’s bevat, wordt ingenomen door de gedachtenwisseling onzer diplo
matieke vertegenwoordigers met belligerente regeeringen over gevallen, waarin
onzerzijds tegen rechtsschending moest worden geprotesteerd. Dat de Nederland
sche Regeering naar beide zijden voor de handhaving der neutraliteit is op
gekomen, blijkt overal uit het Oranjeboek, waarin zoowel een aantal gevallen is
opgenomen, waarin Nederland zich genoopt heeft gezien zich tegen handelingen
van geallieerde zijde te keeren, als gevallen zijn vermeld, waarin dit tegen optreden
van Duitsche zijde is geschied.
Naar uit den inhoud der gewisselde nota’s blijkt, heeft onze Regeering ieder geval
gewogen op zijn eigen beteekenis. Zoo is dan ook in de formuleering van de ver
schillende protesten rekening gehouden met den ernst van de betrokken inbreuk
op onze rechten. De vorm en bewoordingen van elke nota zijn telkens afgewogen
naar den aard der gepleegde handeling.
De Nederlandsche vertoogen en ver
zoeken tot het instellen van een on
derzoek naar aanleiding van de ver
nietiging van een aantal Nederlandsche
schepen en de verdere briefwisseling
voor enkele gevallen, waarin de Ne
derlandsche scheepvaart in gevaar is
gebracht, zijn in het Oranjeboek in
een afzonderlijk hoofdstuk opgeno
men.
Verschillende gevallen hebben zich
nog voorgedaan, waarbij onderdanen
van de eene oorlogvoerende partij door
de andere oorlogvoerende partij van
bande in de Britsche contrabandelijst.
Voorts wordt de aandacht van de
Britsche regeering gevestigd op het
feit, dat de Britsche autoriteiten meer
malen goederen in beslag hebben ge
nomen, weike naar hun aard niet als
contrabande-artikelen beschouwd kun
nen worden, zelfs niet volgens de lijs
ten, gepubliceerd door de Britsche re
geering. Onder die goederen zijn kina,
peper, thee en koffie.
Van Duitsche zijde werd op deze
stappen, niettegenstaande daarop
herhaaldelijk werd teruggekomen,
niet geantwoord. Daarop heeft het
Nederlandsche gezantschap te Ber
lijn op 25 Januari aan de Duitsche
regeering doen weten, dat het voor
de Nederlandsche Regeering onmo
gelijk was deze zaak te laten rus
ten. Zij stelde aan de Duitsche re
geering voor, de beoordeeling van
het gebeurde aan de Nederlandsch-
Duitsche grens bij Venlo te onder
werpen aan een in gemeen overleg
aan te wijzen instantiehetzij een
NederlandschDuitsche commissie
ad hoe, de Permanente Conciliatie-
Commissie, welke tusschen beide
landen bestaat, of een arbitrale
instantie, dan wel een internatio
nale rechterlijke instantie, daarbij
de keuze tusschen de evengenoem-
de instanties aan de Duitsche re
geering overlatende. Ook op dit
voorstel heeft de Duitsche regee
ring ondanks eenige
haald rappel nog
hooren.”
antwoord hierop
Oranjeboek een nota van
De Nederlandsche gezant te Londen X Seach^
schreef te vertrouwen, dat, indien in
de toekomst het varen in Britsche wa
teren plaatselijk een sterk verhoogd
gevaar medebrengt, de Britsche regee
ring haar rechten van oorlogvoerende
op zoodanige wijze zal uitoefenen, dat
zij geen overmatig risico medebrengen
voor de Nederlandsche scheepvaart.
Anders zou de Nederlandsche Regeering
zich genoodzaakt zien de Britsche re
geering aansprakelijk te stellen voor
de schade, welke door de Nederland
sche scheepvaart tengevolge van de uit
oefening van het toezicht op de contra
bande zou worden geleden.
Een geval van bijzondere belang
rijkheid is het grensincident bij Venlo.
Dat de Nederlandsche Regeering uit
puttend alle middelen, welke het in
ternationale recht biedt, naar voren
heeft gebracht om tot een oplossing te
komen, welke dit incident tot klaar
heid zou kunnen brengen, blijkt uit de
volgende passage uit het Oranjeboek
De „Simon Bolivar”.
De droevige ondergang van de „Si
mon Bolivar” gaf de Regeering aanlei
ding, zich met de vraag, of op de
plaats, waar het schip verloren is ge
gaan, harerzijds mijnen waren gelegd,
zoowel tot de Duitsche als tot de En-
gelsche regeering te wenden.
De Duitsche regeering deelde in haar
antwoord mede „Het volkenrecht stelt
het bekendmaken van mijnenvelden
door de oorlogvoerende mogendheden
slechts in zooverre verplicht als de
militaire overwegingen zulks toelaten.
De havens van de Engelsche Oostkust
dienen echter, zooals bekend is, als
steunpunt voor de Britsche oorlogs
vloot. Een ontijdige bekendmaking van
de van Duitsche zijde tegen de Brit
sche zeestrijdkrachten in dit gebied
getroffen maatregelen zou ieder mili
tair succes van tevoren uitsluiten. De
Rijksregeering is derhalve ook op dit
oogenblik niet in staat de door het
Koninklijk Nederlandsch gezantschap
gestelde vraag, of op de plaats, waar
de „Simon Bolivar” is ondergegaan.
Duitsche mijnen gelegd waren, te be
antwoorden.
eerbied voor het oorlogsrecht”. Ook
van de Fransche regeering is het ant
woord afgedrukt en op beide nota’s
hebben onze gezanten te Londen en te
Parijs weer geantwoord.
De belemmeringen van het vrije
verkeer en de daartegen ondernomen
stappen vormen een hoofdstuk op zich
zelf. Precies de helft van dit Oranje
boek wordt ingenomen door de vertoo
gen, welke over en weer over dit
vraagstuk met de geallieerde regeerin
gen zijn gewisseld.
In het vorige Oranjeboek werden de
Nederlandsche bezwaarschriften tegen
de contrabandelijsten der verschillende
oorlogvoerenden opgenomen. De ant
woorden van de Britsche en van de
Fransche regeering, benevens de re
plieken van de Nederlandsche Regee
ring zijn in dit Oranjeboek afgedrukt.
Van de Duitsche regeering is geen ant
woord ontvangen.
De ervaringen, door de belligerenten
zelven opgedaan inzake vijandelijke
verkenningsvluchten boven hun gebied,
wijzen er overigens wel op dat, zelfs bij
de grootste waakzaamheid en de meest
uitgebreide verdedigingsmiddelen het
overvliegen niet steeds kan worden
voorkomen”.
Bezwaren tegen de contra-
bandelijsten. Protesten,
drukt
onzen
zant te Londen af, waarin hij
Britschen staatssecretaris van buiten
landsche zaken inlicht over de bezwa
ren, welke de Nederlandsche Regee
ring heeft tegen de overmatige uitbrei
ding van het begrip absolute contra-
van zij wordt weerhouden door haar
In de nota van onzen gezant te Lon
den vraagt de Nederlandsche Regee
ring zich af, waarom de Britsche re
geering niet overeenkomstig de rege
len der moraal en de hoogere beginse
len van het recht is overgegaan tot
het in het openbaar in gebreke stellen
van Duitschland door de feiten, waar
over de Britsche regeering gemeend
heeft zich te moeten beklagen, alge
meen bekend te maken, teneinde
indien die feiten zouden worden be
wezen het ophouden van
incrimineerde praktijken mogelijk
maken.
Aanvallen op visschersschepen
Toen in de maand Maart dertien
maal achtereen bericht werd, dat X
Nederlandsche visschersschepen door
vreemde vliegtuigen in open zee waren
aangevallen, waarbij menschenlevens
verloren gingen, kon de Regeering, aan-
gezien de nationaliteit van het betrok- X
„Medio October ontving de chef van
i den Inlichtingendienst van den Gene-
ralen Staf de mededeeling van den
I Britschen gezantschaps-secretaris en
I chef van het Britsche paspoorten con-
I trólebureau te ’s-Gravenhage, majoor
I Stevens, dat Britsche organen in ver-
I binding stonden met hooggeplaatste
I officieren van het Duitsche leger en
I dat majoor Stevens uit Londen op-
I dracht had ontvangen om met deze
I officieren besprekingen te voeren, om
I te onderzoeken of een basis zou kun-
I nen worden gevonden voor mogelijke
E vredesonderhandelingen.
Tot staving van zijn mededeelingen
toonde majoor Stevens zijn instructie.
Aangezien het niet mogelijk was de
besprekingen in Duitschland of Enge
land te voeren, wilde men deze gaarne
doen plaats hebben op neutraal ge
bied, bij voorkeur niet te ver van de
f Duitsche grens. Majoor Stevens deelde
mede, dat naast hem kapitein Payne
Best voor het voeren van de bespre
kingen was aangewezen.
Gevraagd werd om maatregelen te
nemen, opdat de betrokken vreemde
lingen in het grensgebied niet onnoodig
zouden worden lastig gevallen door de
politie- en militaire autoriteiten.
De chef van den Inlichtingendienst
I heeft ter voldoening aan dit verzoek
en om op de hoogte te komen van het
geen zou worden besproken, een Ne-
derlandschen officier, den eersten lui-
I tenant Klop, aangewezen om deze be
sprekingen bij te wonen en hem op-
I dracht gegeven er voor te waken, dat
geen daden in strijd met de Neder
landsche neutraliteit zouden worden
verricht. Een tweetal bijeenkomsten
heeft, vóór het incident bij Venlo, op
Nederlandsch gebied plaats gehad.
De antwoorden van de geallieerden
komen neer op handhaving van het
eerder ingenomen standpunt, waarbij
verzekerd werd, dat de rechten der
neutralen zooveel moge lijk zouden
worden ontzien.
Op 9 November kwam een personen
auto, waarin, naar met groote waar
schijnlijkheid mag worden aangenomen,
gezeten waren majoor Stevens en ka-
L Pitein Payne Best, benevens luitenant
L Klop en de Nederlandsche chauffeur
I Lemmens, uit de richting Venlo aan
hij het café Backus, gelegen op Neder-
I landsch grondgebied op geringen af-
I stand van de Duitsche grens.
In de antwoorden op beide vertoo
gen zeggen de regeeringen der geal
lieerden het te betreuren, dat deze
maatregelen moesten worden genomen.
Verzekerd wordt, dat het uiterste be
proefd zal worden om het bezwaar
voor de neutrale reeders en kooplieden
tot een minimum terug te brengen.
Toen de aangekondigde maatregelen
in werking waren gesteld, is daarte
gen te Londen en te Parijs geprotes
teerd. „Tot een zoo ernstig ingrijpen
in de interne verhoudingen van een
neutralen en bevrienden staat, is geen
enkele oorlogvoerende mogendheid ge
rechtigd”, heet het in de nota van on
zen gezant te Londen. En verder le
zen wij „De eerbied, dien de oorlog
voerenden aan een neutraal land ver
schuldigd zijn, is niet in overeenstem
ming te brengen met deze maatrege
len, voor welker schadelijke uitwer
king geen enkele compensatie is voor
zien.”
In het van de Britsche regeering op
deze nota ontvangen antwoord wordt
o.m. gezegd, dat de Britsche regeering
onmogelijk een afdoende represaille-
methode kon vinden, behalve zoodani
ge actie tegen Duitschland, als waar-
Een overeenkomstige nota heeft
onze gezant te Parijs aan de Fran
sche regeering gezonden. In deze
nota wordt met name geprotes
teerd tegen het in beslag nemen
van kina, nootmuskaat, cocoskoe-
ken en pbosphaat.
De Regeeringspersdienst meldt
ken vliegtuig in geen enkel geval met De laatste dagen kan men in de
„.—„(„ij buitenlandsche pers, in verband
met de recente internationale ge- X
X beurtenissen, hier en daar zekere
verwachtingen aantreffen ten X
aanzien van de verder aan te J
nemen houding van kleinere neu-
trale staten, waaronder Neder-
land.
Onder den indruk van uitingen X
X over de neutralen in het Britsche
X en Fransche parlement zouden
deze staten gevoelig kunnen wor-
X den, heet het, voor suggesties in
den zin van reeds te voren ge-
X maakte afspraken met de gealli-
X eerde belligerenten, ter zekerstel-
ling van hulp bij een eventueele X
X aanranding van de andere zijde.
Hiertegenover wordt andermaal
X vastgesteld, zij het althans
X voor het Nederlandsche volk ten e
overvloede dat de Nederland- X
X sche Regeering van den aanvang
af een onwankelbare en ondub- X
belzinnige onzijdigheidspolitiek
X heeft gevolgd, die zij onveran-
derd blijft handhaven en waarin X
X voor van te voren met welken
belligerent ook gemaakte af- X
X spraak geen plaats is.
Dit standpunt kan, naar de
Nederlandsche Regeering recht X
X heeft te vertrouwen, bij de re-
geeringen van alle oorlogvoeren-
X den volledig bekend worden
De „Sliedrecht”,
In het geval van de „Sliedrecht”,
welke getorpedeerd werd, kreeg het
Nederlandsche gezantschap te Berlijn
opdracht, in naam van de Nederland
sche Regeering met den meesten na
druk te protesteeren tegen de vernie
tiging van dit schip en de behandeling
van de opvarenden en mede te dee-
len, dat de Nederlandsche Regeering
zich voorbehoudt, haar rechten met
betrekking tot het verlies aan men
schenlevens en ook overigens te doen
gelden.
De Duitsche regeering echter erken
de het protest niet, waarna een twee-
Nederlandsche schepen zijn door de
Britsche autoriteiten gedwongen voor
verdere contrabande-contróle van de
reede van Duins naar de haven van
Londen op te varen. Het voorkomen
van mijnen in de vaargeulen van de
Theemsmonding maakt dit gebied bij
zonder gevaarlijk.
Op een dergelijke reis ging het
vrachtschip „Spaarndam” verloren.
Een desbetreffende briefwisseling is in
het Oranjeboek afgedrukt
door
-