HAAGSCHE COURANT
Tegen de loslippigheid
I
U
ai Hl
De Duitschers
Oude
en
nieuwe
economie
i
BH
I
w
o
L
Oslo
Zaterdag 13 April 1940.
rT Jj
in
DERDE BLAD.
Hoe spionnengevaar
Engeland wordt
bestreden
i
Mi
in
Met de muziek voorop trekken de
'iiitsche troepen de Noorsche hoofd
stad binnen.
L
ver-
be-
Weerkundige Waarnemingen
uitoefenen op de gedragingen en
strevingen der individuen als deze
op de economische verschijnselen.
Zoo is dus de slotsom deze, dat
de nieuwe economie even weinig
een kompas kan zijn voor de prac-
tische politiek, die zich met den
naam „economische politiek” tooit,
als de oude. Dit resultaat moge tot
bescheidenheid manen bij de po
gingen om langs den weg van
Overheidsmaatregelen de volks
welvaart te vergrooten. Het ver
klaart tevens de vele fouten, die
in tal van landen de laatste jaren
op economisch gebied zijn begaan.
Men was daar te zeer bevangen in
de dwaling van de oude economie,
die meende de wijsheid op econo
misch terrein in pacht te hebben.
uitgegaan van opvattingen, die
thuis hooren in de oude, door de
nieuwere economen verworpen
theorie, maar bovendien zijn die
statistische gegevens op gewichtige
punten dikwijls onvolledig of ont
breken zij geheel, terwijl niet is
in te zien, hoe in die leemten zou
kunnen worden voorzien. Zooals
wij t vendien reeds vroeger in
het lie it stelden, is het een groote
fou+, uit zulke berekeningen prac-
tische conclusies te willen aflei
den voor de economische ontwik
keling in een min of meer verwij
derde toekomst. Men neemt daar
bij stilzwijgend aan, dat de men-
schen automaten zijn, die steeds
op dezelfde wijze reageeren op be
paalde economische prikkels. Maar
dat is nu juist de grondfout van de
oude economie, waarop prof. Die
penhorst terecht de aandacht heeft
gevestigd Kan men echter uit het
economisch gebeuren in het verle
den geen betrouwbare conclusies
afleiden voor het economisch ge
beuren in de toekomst, dan kan
men op deze economische statistie
ken ook g<=en economische politiek
baseeren Want politiek heeft nu
eenmaal steeds betrekking op de
toekomst.
schen oude en nieuwe economie
door den Amsterdamschen hoog-
leeraar hier ook is geschetst, zijn
schets was naar het ons voorkomt
toch niet volledig. Immers er is
niet één oude economie, waarte
genover dan één nieuwe economie
zou staan. Maar er zijn in het ver
leden een groot aantal van elkaar
afwijkende economische leerstel
sels en theorieën ontwikkeld, ter
wijl in meer recenten tijd nieuwe
opvattingen en methoden op het
terrein der economische weten
schap zijn opgekomen, die echter
geenszins één sluitend geheel vor
men, vaak even scherp tegenover
elkaar staan als de oude stelsels.
Het merkwaardige daarbij is, dat
er onder de nieuwe economische
methoden en systemen verschei
dene zijn, die in het wezen der
zaak zeer dicht staan bij opvattin
gen, welke prof. Diepenhorst tot
de oude economie rekent.
Volgens prof. Diepenhorst toch
is een van de fundamenteele ver
schillen tusschen oude en nieuwe
economie, dat de oude economie,
uitgaande van een abstract begrip
van mensch een op zichzelf
staand, uitsluitend door eigenbe
lang gedreven invididu den we
zenlijken mensch, die in gemeen
schap met anderen leeft en*werkt
en die ook op economisch terrein
door tal van andere beweegrede
nen dan door zijn eigenbelang al
leen wordt gedreven, totaal ver
waarloosde en er ten slotte toe
kwam, uitsluitend te letten op
economische verschijnselen
als op zichzelf staande zaken, die
door economische wetten, als
door mechanische of natuurwet
ten werden beheerscht en die
konden worden bestudeerd en ver
klaard zonder rekening te houden
met de samenstelling van de
maatschappijen, waarin zij zich af
speelden.
Het is nu echter de vraag, of het
mogelijk is uit de ingewikkelde
economische werkelijkheid, waarin
wij leven, bepaalde regels, af te
leiden, die, al mogen zij niet on
feilbaar werken als de w^ten der
mechanica, toch bevorderlijk kun
nen zijn aan een beter begrip van
het economisch gebeuren en wel
licht een richtsnoer kunnen bieden
voor onze gedragingen op econo
misch terrein. Want daarom vooral
gaat het toch in onze dagen. Er
zijn zeer velen, die van meening
zijn, dat de Staat hier richting en
leiding heeft te geven, zij het niet
rechtstreeks en in elk opzicht, dan
toch indirect doordat hij onder zijn
oppertoezicht aan bepaalde organi
saties uit het bedrijfsleven de be
voegdheid verleent bepaalde regels
te stellen Prof. Diepenhorst ver
klaart, dat de nieuwe economie
niet aan een harmonische ontwik
keling gelooft door het vrije spel
der maatschappelijke krachten.
Maar indien men niet in staat is
regels te vinden, door toepassing
waarvan die harmonische ontwik
keling wél verzekerd wordt, dan
zal het onmogelijk zijn door
Staatsinmenging in ’t economische
leven of door middel van bedrijfs
organen met verordenende be
voegdheid een samenleving te ver
krijgen, die in economisch opzicht
gunstiger ontwikkeld is dan eene,
waarin de Staat slechts een be
scheiden rol speelt en meer wordt
overgelaten aan de menschen zelf,
zooals zij van nature, met hun
deugden en gebreken, sa men wer
ken in de maatschappij. Een der
gelijke vrije samenwerking heeft
door de eeuwen heen geleid tot de
tegenwoordige ingewikkelde, doch
zich aan de meest onderscheiden
behoeften aanpassende, in tal van
organisaties en ondernemingsvor
men samenwerkende moderne
maatschappij. Indien het ’t ken
merk is van de nieuwe economie,
dat zij daarvoor oog heeft, dan zal
de economische politiek erop ge
richt dienen te zijn in deze fijne
bewerktuiging, deze zich voortdu
rend wijzigende structuur van het
moderne economische leven slechts
dan en slechts daar door dwingen
de voorschriften in te grijpen,
waar zekerheid bestaat, dat inder
daad daardoor verbetering wordt
gebracht, grooter harmonie wordt
bereikt, zonder dat het gevaar aan
wezig is, dat het middel wellicht
erger blijkt dan de kwaal.
De nieuwe, critische economie is
er zich voorts helder van bewust
dat de economie met allerlei be
grippen werkt, waarvan de omlij
ning vaag is en die tot allerlei mee-
ningsverschillen aanleiding geven.
Daarbij is er in de economische
verhoudingen een voortdurende
verandering en ontwikkeling in
allerlei richtingen te constateeren.
De economische gemeenschap werd
aanvankelijk meer en meer inter
nationaal; in den laatsten tijd is de
autarkie op den voorgrond getre
den. Of dit blijvend zal zijn, dan
wel tijdelijk en voor hoe lang, kan
niemand met zekerheid zeggen.
Binnen ’t raam der nationale huis
houding vindt men een bont aller
lei. waarbij ook de beheersching
van het economische leven door
den Staat in grootere of minder
groote mate een rol speelt. Tegen
over een tendenz naar sterker con
centratie op economisch gebied is
een streven naar groote verbijzon
dering of differentiatie merkbaar
Het streven naar een alles omvat
tende economische theorie is dan
ook in onzen tijd wel als onbegon
nen werk aan te merken. Daarbij
komt nog dat ondanks het feit,
dat achter het economisch gebeu
ren steeds levende menschen staan,
hun invloed in verscheidene eco
nomische verschijnselen men
denke aan het grillig koersverloop
op de beurs vaak niet is na te
speuren en daarbij de economische
verschijnselen evenzeer invloed
Wie de gevolgen van zijn hande
lingen niet kan voorzien handelt ge
vaarlijk door in een levend orga
nisme operatief in te grijpen of het
te persen in een bepaald keurslijf.
De critische richting op econo
misch gebied, de meest moderne
richting in de nieuwe economie, is
nu op goede gronden van oordeel,
dat wat men economische theorie
of economische wetenschap pleegt
te noemen, grootendeels te onaf is
om er waarde aan te kunnen hech
ten als richtsnoer, voor een practi-
sche economische politiek. Zooals
wij zagen, geldt zulks niet alleen
voor de oude economie met haar
verschillende stelsels, waaronder
vooral de z.g. Oostenrijksche
school opgang heeft gemaakt, maar
niet minder voor de in onzen tijd
gedane pogingen om op grond van
statistische gegevens, waarop dan
berekeningen gebouwd worden (de
z.g. econometrie) te komen tot
bruikbare resultaten. Daarbij
wordt niet alleen maar al te vaak
Het gist in onzen tijd, op elk
gebied. Nieuwe opvattingen ver-
dnngen de oude, nieuwe wegen
worden ingeslagen, nieuwe denk
beelden breken zich baan. Daarbij
is het nieuwe niet altijd het be
tere. In het bijzonder op econo
misch terrein is een dergelijke
gisting merkbaar, zoowel op het
gebied der economische theorie als
op dat der economische politiek.
Men spreekt den laatsten tijd her
haaldelijk over „oude” en „nieu
we” economie, waarbij dan meest
al verklaard wordt, dat de oude
economie heeft afgedaan en voor
de nieuwe heeft plaats te maken.
Niet ieder echter is het precies
duidelijk, wat men onder die twee
termen heeft te verstaan. Daarom
was het toe te juichen, dat het
s Eerste Kamerlid, de heer Diepen
horst, die als hoogleeraar in de
economie bij uitstek deskundig op
dit terrein is, eenigen tijd geleden
in het openbaar heeft uiteengezet,
waarin volgens hem het onder
scheid tusschen oude en nieuwe
economie bestaat. Hij deed dat op
22 Februari van dit jaar, toen de
Eerste Kamer de begroeting van
het departement van Economische
Zaken voor 1940 behandelde Het
loont de moeite hier dat gedeelte
van zijn betoog weer te geven, dat
aan die uiteenzetting was gewijd.
„Ik meen, zeer in het kort aan
geduid”, zoo sprak hij, „dat het
karakteristieke onderscheid tus
schen oude en nieuwe economie
daarin moet worden gezocht, dat
I de oude economie uitging van.de
gedachte dat de volkshuishouding
mocht worden opgevat, als een
soort mechanische verkeerstheorie,
van gelijken aard als de chemie,
als de natuurkunde, een mechani
sche verkeerstheorie, wier stellin-
gen konden worden afgeleid uit de
i drift, uit de vrije werking van het
I eigenbelang.
Als haar taak beschouwde zij
vooral het formuleeren van wetten
en lustig werd gefingeerd en ge
abstraheerd van moreele overwe
gingen, van religieuze opvattingen,
I van gemeenschapsgedachten, van
I plaatselijke invloeden. Robinson
I Crusoë was de geliefde figuur, die
j bij het opstellen van deze theoriën
opgeld deed. Robinson Crusoë als
producent, Robinson Crusoë als
rantetrekker, Robinson Crusoë als
consument, het zijn geen fictieve
titels, maar onderwerpen van ver
handelingen, waaraan ook Neder-
landsche hoogleeraren in de econo
mie hun vernuft hebben botge
vierd. Tegenover die beschouwin
gen gaat de nieuwe economie uit
van de gedachte, dat in het mid
delpunt van alle economische be
schouwingen moet staan de met
een ziel begiftigde mensch, dat de
economische verschijnselen niet
zijn op zichzelf staande groothe
den, die kunnen worden losge
maakt van den mensch, maar dat
achter de economische verschijn
selen staan menschen met vereeni-
gingsdrang, met nationaliteitsge
voel, met tradities en vatbaar voor
locale invloeden, met zwakheden
en gebreken, dwalende bewust en
in onwetendheid. Door den invloed
van al deze factoren kan de wer
king van een economische wet,
logisch en glad ontwikkeld, door
de lessen der practijk hopeloos
worden verstoord. De nieuwe eco
nomie stelt op den voorgrond, dat
de economische verschijnselen zich
afspelen in de maatschappelijke
verbanden, gaat daarom uit van
de relativiteit van de economische
verschijnselen, gelooft niet aan on-
verbreekbare economische wetten,
die met natuurwetten kunnen
worden gelijkgesteld; zij bedoelt
meer te geven een leer van het
maatschappelijk welzijn dan een
theorie der prijzen; zij gelooft niet
aan een harmonische ontwikkeling
door het vrije spel der maatschap
pelijke krachten. Bovenal, zij wil
laten varen de theorie van den
homo economicus (den economi-
schen mensch), van den mensch,
alleen door eigenbelang gedreven,
maar meent, dat boven de econo
mische verschijnselen en zeker
naast de economische verschijnse
len recht hebben op waardee-
bng menschelijke, nationale, mo
rele, godsdienstige, metaphysi-
sche waarden.”
Hoe pakkend en in menig op
zicht juist de tegenstelling tus-
Nu treft men echter juist in de
z.g. nieuwe economie allerlei stel
sels en methoden aan, waarbij
noch met den mensch, zooals deze
in werkelijkheid is, noch met het
maatschappelijk verband, waarin
hij leeft, ook maar eenigszins re
kening wordt gehouden, maar
waarbij zekere abstracte wetten
worden opgesteld, die gebaseerd
zijn of liever: heeten te zijn
op waargenomen economische ver
schijnselen en op niets anders.
Wij denken hierbij o.a. aan de
moderne conjunctuurleer, waar
over wij hier reeds vroeger een
en ander hebben gezegd en aan
de opvatting, dat men den loop
van de conjunctuur kan beheer-
schen door uitzetting en inkrim
ping van de geldcirculatie en de
credietverleening. Wij denken
voorts aan het gebruik
Maar ook in ander opzicht was
het beeld, dat prof. Diepenhorst
van het onderscheid tusschen oude
en nieuwe economie gaf, hoe tref
fend ook, niet volledig. Er is een
richting groeiende op economisch
terrein, die men zou kunnen noe
men de critische richting en die
de fouten en gebreken van de
vroegere abstracte economische
theorie, uitgaande van een in wer
kelijkheid niet bestaande individu,
buiten verband met anderen ge
dacht, ten volle erkennende, niet
temin van oordeel is, dat ook de
nieuwe economische theorieën en
SU els ons maar weinig dichter
bij de verklaring van het econo
misch gebeuren hebben gebracht.
Een goede economische theorie zal
moeten steunen op de werkelijk
heid; zij zal die werkelijkheid
moeten verklaren. Maar wat i s
die werkelijkheid? Ieder ziet haar
op zijn wijs. Zeker is het econo
mische leven niet het resultaat
van de opzichzelfstaande werk
zaamheid van een aantal indivi
duen zonder eenigen samenhang.
Maar toch mag de bijdrage van
ieder dier individuen tot het re
sultaat niet worden verwaarloosd
en nemen vooral de leidende figu
ren in de productie van goederen
en diensten een bijzondere plaats
in Zeker is het onjuist aan te ne
men, dat het eigenbelang de eenige
factor is. die op economisch ter
rein een rol speelt. Maar stellig
de dagelijksche ervaring leert het
is het een zeer belangrijke factor
die niet mag worden verwaar
loosd al spelen daarnaast, zooals
prof. Diepenhorst terecht opmerk-
ucuivvii te, ook andere factoren een rol,
bijna j vaak een zeer gewichtig».
schreven we: het misbruik dat
in onze dagen gemaakt wordt van
allerlei statistieken omtrent het
verloop van prijzen, loonen en
andere economische verschijnselen,
van alle persoonlijkheid gespeend,
om met behulp van die statistische
gemiddelden langs wiskundigen
weg te komen tot conclusies om
trent den toekomstigen loop van
prijzen en loonen, te verwachten
opgang of neergang van de con
junctuur, enz.
Wij denken aan de uit Amerika
tot ons gekomen en ook door En
gelsche economen verdedigde me
thoden om de werkloosheid te be
strijden door z.g. koopkrachtin-
spuitingen en aan de theorieën
omtrent welvaartsvermeerdering
door waardeverzwakking van de
munt. Waar is bij dit alles de le
vende menschenmaatschappij ge
bleven, die volgens de nieuwe
economie, zooals prof Diepenhorst
deze ziet, de economische
schijnselen voortbrengt en
heerscht?
WH
I
L W
1
A i s
La
tv
h
-O5
i
a
W >111
m.m-,
ÜUK
een
Verwachting tot den avond van 14 Aprj
Toenemende bewolking, met toenemen
de kans op regen, kans op nachtvorst.
No. 17543
Barometerstand van hedenmiddag 12 uur
Het dunne pijltje geeft den stand aan
van gisteren.
Men schrijft ons:
Wij weten er ook in ons land van
mee te spreken. Muren hebben ooren
gekregen. Het spiedend oog van den
agent van buitenlandsche mogendheden
waart overal rond. Zonen van het
eigen land bezwijken in sommige ge
vallen voor de verleiding van geldelijk
gewin. Zij worden aan de verachting
van hun volk prijsgegeven.
Groot ook is het gevaar voor de on-
schuldigen en nietsvermoedendenvoor
burgers, zooals u en ik, die er zich niet
van bewust zijn gewichtige „staats
geheimen” te kennen, maar die mis
schien toch in het bezit zijn van enkele
oogenschijnlijk onbeduidende inlichtin
gen, welke waarde volle onderdeeltjes
zouden kunnen zijn in het mozaïek, dat
de beroepsspion tracht op te bouwen.
In een land als Engeland, dat in
den oorlog is betrokken, geldt in nog
sterker mate dan in een neutraal land
het: „Weest op uw hoede!” Een soldaat,
die achteloos vertelt, dat hij morgen
naar Frankrijk zal vertrekken; een ma
troos, die, niets vermoedend, zegt, wan
neer hij weer aan boord van zijn schip
moet zijn; een burger, die te goeder
trouw mededeelt wat er in zijn fabriek
omgaat deze menschen, goede vader
landers als zij mogen zijn, brengen bij
elke loslippigheid, welke zij onnaden
kend begaan, het leven van misschien
honderden landgenooten in gevaar.
Engeland is daarom een campagne
begonnen tegen de loslippigheid, welke
in het geheele land met groote kracht
wordt gevoerd. Gij kunt geen kappers
winkel meer binnenkomen dit para
dijs van onnadenkend gepraat en goed
bedoelde opschepperij tegen wild
vreemde medemenschen of gij vindt
er in eenigerlei vorm de herinnering
„Denkt er aan, mondje dicht.”
Als gij een glas bier drinkt in
café, staart u tien tegen één van den
wand een reclameplaat tegen, welke u
waarschuwt tegen het gevaar van on
voorzichtige conversatie. In treinen en
bussen, in restaurants, in de foyers van
theaters kortom, vrijwel overal waar
gij gaat of staat en waar gij in gesprek
dreigt te rako met vreemden of waar
Een restant var de depressie, die gis
teren ons land is gepasseerd, bevindt zich
nog over Oost-België, zoodat de wind in
ons land overal naar het Oosten is om-
geloopen. In het Noorden en midden
klaarde het na de regen en sneeuw van
gisteren op en kwam plaatselijk nacht
vorst voor. In het Zuiden van ons land
bleef het zware wolkendek hangen Over
Ijsland is gisteren een depressie gepas
seerd. die daar wat neerslag veroorzaakte.
Doordat sedert gistermiddag ook de be
richten uit de randstaten ontbreken, is
het thans geheel onmogelijk geworden
een indruk te krijgen van de luchtdruk-
verdeeling over Scandinavië
Van de Noordkust van Spanje worden
hedenmorgen lagere barometerstanden
gemeld dan gisteren. Over Corsica en
over het Zuiden van den Balkan liggen
vlakke depressies.
Zonsopgang- 14 April. 5.05 u.; 15
April 5.03 u.
Zonsondergang: 14 April 6.56 uj
15 April 6.58 u.
Lantarens an- 14 April tot 4 36
u. v.m.; 14 April 7.25 u nam.; 15 April
tot 4.34 u. v.m.; 15 April 7.27 u. nam.
Hoogwater te Scheveningen:
14 April v.m. 7.20 u.: nam. 7.40 u.; 15
April v.m 8 u.; nam 8.20 u.
Maandag geen schietoefeningen op het
strand.
Humoristische prenten
Al doende leert men echter en de
Engelsche autoriteiten vonden spoedig
middelen om het oog en oor van de Be
volking beter te treffen. Zij riepen o.a.
de hulp in van den bekenden Engel-
schen kunstenaar en humorist mr. Ken
neth Bird, die onder den schuilnaam
„Fougasse” een der meest gewaardeer
de teekenaars is van het wereldberoem
de weekblad „Punch”.
Fougasse, die overvloeit van dien
zachten (voor Hollandsche begrippen
bijna flauwen) humor, waarvoor elke
Engelschman zoo uitermate gevoelig is,
ontwierp een prachtige serie humoris
tische prenten, waarop den Engelsch
man met een kwinkslag onder het oog
werd gebracht, dat „geklets” menschen-
levens kost,,.
De oplossing, welke Fougasse vond,
was eigenlijk heel eenvoudig (maar je
moet er maar op komen!). In plaats
van geheimzinnige spionnen te teeke-
nen, die gesprekken trachten af te luis
teren, teekende hij Hitler en Göring
zelf. Men ziet Hitler onder een tafel in
een restaurant, glurend om den hoek
van een telefooncel, verscholen achter
een aartsvaderlijk portret in een ouwe
heerenclub, Hitler en Göring samen in
een tram achter twee kwebbelende da
mes, enz., enz. Het effect van die platen
is in de eerste plaats amusant, maar het
gaat er mee als met dingen, welke ons
spelenderwijs in onze jeugd zijn bijge
bracht: wij vergeten ze niet meer Ik
uw gesprekken met vrienden kunnen
worden afgeluisterd, wordt u herinnerd
aan den burgerplicht tot zwijgzaam
heid.
Deze oorlog tegen den gevaarlijken
kletspraat is natuurlijk in de eerstp
plaats een papieren oorlog. De autori
teiten zijn bijna geheel afhankelijk van
het effect van de reclameplaten, welke
zij met kwistige hand hebben uit
gestrooid.
In den beginne was dit deel van de
Engelsche propaganda ietwat stunte
lig. Een plechtige zin onder een kroon
tje waarschuwde de bevolking tegen
een practijk, welke in den vorigen oor
log veel menschenlevens had gekost. De
boodschap was waar en noodig genoeg,
maar de manier, waarop zij werd over
gebracht, was allerminst effectief. Het
leek meer op een overdruk uit de
Staatscourant dan op moderne reclame.
Barometer alhier v.m. 8 u. 763
v.m. 12 u 764 m.m.; thermometer resp.
5 gr. en 11 gr Celsius
Barometer na hedenmiddag 12
stijgende
I