regeermg
van onzen
Misdrijven tegen de veilig
heid van onzen Staat
Haagsche Courant van Dinsdag 16 April 1940
Positie der Engelsche
sterk
IS
Vijftien
jaar op
spionnage
BINNENLAND
Jubilea bij de Veilingvereeniging
té De Lier
De stem der critiek
de strafmaxima
van
Wetsontwerp ingediend
Verhooging
voorgesteld
zwijgt echter niet
„Westerlee”
'S
Japan
Verbetering
haven
De heeren N. van Velden en G. de Jong, resp. secretaris-penningmeester en betaalmeester van deze
vereeniging, herdachten gisteren, dat zij 25 jaar geleden in deze functies werden benoemd. Van links naar
rechts de heeren J. A. v. d. Lelie, Joch, van der Hout, C. de Jong, N. van Velden, P. Valstar en J. v. d. Laar.
Weerkundige Waarnemingen
ën Nederlandsch-
Oost-Indië
DERDE BLAD, PAGINA 1.
van de
van Delfzyl
Een bedrag van 300.000
aangevraagd
J K IK
750 m.m^
u.
Een verklaring van minister Arita
Oc
O
Verscheping daar van nationale
beteekenis geworden
(Art. 95, 2de lid betreft het uiteen
jagen van den Regeeringsraad; art. 96
betreft de samenspanning tot, voorbe
reiding of bevordering van misdrijven
tegen het hoofd van den Staat, aan
slagen met het oogmerk het Rijk ge-
de boek van het Wetboek van Straf
recht aanvaardbaar zou zijn.
cz»
2
k.
Barometerstand van hedenmiddag 12 uur
Het dunne pijltje geeft den stand aan
van gisteren.
Verdubbeling van straffen.
Hij is tot de conclusie gekomen,
dat een verhooging van vijftien
jaar, gezien de andere artikelen
van dien titel, in het bijzonder de
artikelen met hooge straf-maxima
verdedigbaar is, mits gelijktijdig
de andere lagere straf-maxima in
dezen titel worden verhoogd. Deze
verhoogingen zijn trouwens ook op
zichzelf, gezien het karakter der
hier in aanmerking komende fei
ten, wenschelijk. Het ontwerp stelt
dienvolgens voor om het maximum
van artikel 98 te brengen op vijf
tien jaar, dat van de artikelen 95,
tweede lid, 96, 97a, 100, 103 en 104
te verdubbelen. Aldus blijft de on
derlinge verhouding tusschen de
Xiisdrijven van dezen titel zooveel
mogelijk bewaard.
De minister van Justitie heeft bij de
Tweede Kamer een wetsontwerp in
gediend bevattende nadere voorzienin
gen tegen het bekend worden van
Staatsgeheimen en verhooging van de
maximum-straf op een aantal misdrij
ven tegen de veiligheid van den Staat.
Aan de memorie van toelichting tot
dii wetsontwerp is het volgende ont
leend:
De spionnagezaken van de laatste
maanden hebben aangetoond, dat onder
bepaalde omstandigheden de maxi
mum-straf, in artikel 98 van het Wet
boek van Strafrecht gesteld op open
baarmaking of aan buitenlandsche mo
gendheden bekend maken van zaken,
waarvan de geheimhouding door het
belang van den Staat wordt geboden,
te laag is te achten.
In overeenstemming met het voor
nemen, kenbaar gemaakt ter gelegen
heid van de behandeling van Justitie
voor 1940 in de Eerste Kamer, heeft
de minister nagegaan in hoeverre ver
hooging binnen het kader van de maxi
ma van den eersten titel van het twee
Verbetering van de haven
inrichting
De haveninrichting en -outillage pas
sen echter niet bij het huidige ver
keer. Het algemeen belang vereischt,
dat zoo spoedig mogelyk voorzieningen
worden getroffen om het hoofd te
kunnen bieden aan de moeilijkheden,
ontstaan door de toeneming en gewij
zigde structuur van het havenverkeer*
En natuurlijk: de hulpbronnen waar
over Engeland beschikt, zijn zoo onver
getelijk veel grooter dan die van
Duitschland. Als men ze eenmaal mo
biel heeft gekregen, zal, naar men hier
gelooft, een onweerstaanbare meerder
heid zich doen gevoelen.
Professor P. Geijl schrijft ons, naar
aanleiding van zijn jongste indrukken
uit Londen:
De positie van de regeering is sterk,
maar zij staat wel veel aan critiek
bloot De Engelsche parlementaire ze
den zijn echter anders dan de Fran-
sche. In Frankrijk regeert de Kamer
door het Kabinet, dat zij als een comité
uit haar midden beschouwt en behan
delt. In Engeland handhaaft de regee
ring een sterke tucht onder haar La
gerhuismeerderheid, die zich verplicht
acht haar zoo lang mogelijk met het
regeerwerk te laten begaan.
Chamberlain is nu een man van
ruim zeventig. Verbeeldingskracht of
ruimheid van blik zijn niet de eigen
schappen, waardoor hij gekenmerkt
wordt. Behouden, dat is zijn taak zoo-
als hij ze verstaat; de dynamische
krachten welke het oude Westersche
stelsel, wat communisten of nationaal-
socialisten er ook van denken, telkens
weer met jeugdige frischheid bezielen
kunnen, vinden in hem hun ware ver
tegenwoordiger niet De Labour- en
liberale oppositie in het parlement is
numeriek niet sterk; maar dat is het
gevolg van de wonderlijke werking van
bet districtenstelsel op het eene oogen-
blik van de laatste algemeene verkie
zingen; thans vertegenwoordigt die
oppositie zeker een breede en ten deele
zeer levendige en intelligente opinie in
den lande. En die opinie staat zéér cri-
Üsch tegenover de zittende regeering.
Chamberlain is voor veel van zijn
voormalige critici de man van Mün
chen gebleven. Niet dat men de op
rechtheid van zijn omkeer sedert die
dagen in twijfel trekt. Dat wordt
of althans werd tot voor kort in
onze pers soms gedaan. Men stelt
Chamberlain voor als den man des
vredes, die half zijns ondanks door
de oppositie in den oorlog gedreven is
en zich nu nog de gevangene voelt van
Churchill en Eden. Die voorstelling is
onmogelijk voor wie hem van nabij
heeft kunnen gadeslaan, eigenlijk
wil dat zeggen, dat ze ook onmogelijk
voor ons moest zijn, want wij beschik
ken door pers en radio over gegevens
genoeg.
Gelijktijdig worden andere wijzigin
gen en aanvullingen voorgesteld, van
belang voor een doeltreffende bestrij
ding van spionnage.
In de eerste plaats brengt art. 1
eenige redactiewijzigingen aan in het
thans bestaande eenig lid van artikel
98, welke wijzigingen onder omstandig
heden het bewijs van het misdrijf zul
len kunnen vergemakkelijken. Men zie
met name de invoeging: „of redelijker
wijs moet vermoeden”, welke zich bij
bestaande artikelen van het wetboek
aansluit, en de redactie: „of aan zoo
danige personen, dat gevaar ontstaat,
dat de inhoud aan een buitenlandsche
mogendheid bekend wordt”.
Daarnaast wordt toevoeging van een
tweede lid voorgesteld, hetwelk voorbe
reidingshandelingen zelfstandig straf
baar stelt met een maximum-straf,
overeenkomend met het nieuwe maxi
mum, voorgesteld voor de misdrijven
van de artikelen 96, 97 a en 103, (van
5 op 10 jaar).
Tenslotte bevat het ontwerp een een
voudige aanvulling van artikel 4 van
het wetboek, welke zal bewerken, dat
de misdrijven van artikel 98 ook onder
de werking van onze strafwet zullen
vallen, indien zij ten nadeele van ons
land in het buitenland worden ge
pleegd.
zich tegen in Amerika gaande geruch
ten, dat Japan, in geval Nederland in
den oorlog werd betrokken, een ge
wapende actie tegen Ned.-Indië zou on
dernemen.
Het blad verklaart in dit verband
woordelijk: Japan heeft herhaaldelijk
verklaard, dat het bij zijn Zuidwaarts
gerichte expansie alleen economische
doeleinden nastreeft, maar wanneer de
geallieerden of de Vereenigde Staten
krijgsverrichtingen in den Stillen
Oceaan, bijv, de bezetting van Ned.-
Indië, zouden gaan ondernemen, dan
wordt Japan’s principieele vredespo
litiek in den Pacific daardoor aangetast.
Daarom kunnen wij slechts alle daarbij
betrokken mogendheden vermanen,
een samenhang van den oorlog in
Europa met de problemen in den Paci
fic rustig te overwegen.
Drie mogelijkheden.
Volgens een mededeeling van Havas
uit Tokio, wijzen de Japansche bladen
erop, dat een wijziging in den status
quo der Nederlandsche bezittingen in
den Pacific een onmiddellijke reactie
van Tokio zou veroorzaken..
De verklaring van Arita commen-
tarieerend, zien de bladen drie veron
derstellingen met betrekking tot Ned.-
Indië onder het oog: 1". bezetting door
Engeland; 2°. bezetting door Duitsch
land; 3’. bezetting door de Vereenigde
Staten, voor Japan onaanvaardbare
mogelijkheden.
Na de economische beteekenis van
Ned.-Indië in het licht te hebben ge
steld, geven de bladen te kennen, dat
Japan geenerlei territoriale oogmerken
of expansiedoeleinden in den Pacific
najaagt, maar alleen economische be
langen heeft.
Verwachting tot den avond van 17 Apr.:
Wind: meest matig uit Westelijke rich
tingen, kans op nachtvorst, overdag nog
plaatselijke buien en vrij koud.
„De Japansche regeering kan slechts
diep bezorgd zijn over iedere ontwikke
ling van den oorlog in Europa”
Op een hem door vertegenwoordigers
van de pers gestelde vraag betreffende
het standpunt van Japan ten aanzien
van een eventueel betrokken raken van
Nederland in den Europeeschen oorlog
en de gevolgen daarvan voor Neder-
landsch Indië, heeft de Japansche
minister van buitenlandsche zaken.
Arita, het volgende antwoord gegeven
„Met de Zuidzee-gebieden, in het bij
zonder Nederlandsch Indië, is Ja
pan economisch verbonden door nau
we betrekkingen van wederkeerigheid
in de bediening van elkanders behoef
ten. Op soortgelijke wijze handhaven
andere landen in Oost-Azië nauwe
economische betrekkingen met die stre
ken. Dat wil zeggen, dat Japan, deze
landen en deze streken tezamen bijdra
gen tot de welvaart van Oost-Azië door
wederzijdsche hulp en onderlinge onaf
hankelijkheid. Mochten de vijandelijk
heden in Europa uitgebreid worden tot
Nederland en, zooals gij zegt, gevolgen
hebben in Nederlandsch Oost-Indië, dan
zou dat niet alleen ingrijpen in de
handhaving en bevordering van boven
genoemde betrekkingen van economi
sche onderlinge afhankelijkheid, in het
tezamen leven en in de gezamenlijke
welvaart, maar ook aanleiding geven
tot een onwenschelijken toestand, ge
zien van het standpunt van den vrede
en de stabiliteit in Oost-Azië. Met het
Chamberlain’s omkeer.
De omkeer van Chamberlain is een
echte omkeer geweest. Niet gedreven
door de oorlogsstokers (om met Göb-
bels te spreken), maar ontgoocheld en
opgeschrikt door de harde feiten zelf,
door Hitler’s houding na München,
door de annexatie van Tsjechië, door
den aanval op Polen, is hij met volle
overtuiging den oorlog ingegaan. Zijn
.s omkeer is die van een groot deel van
de Engelsche opinie zelf geweest. Een
van mijn vrienden, die fel tegen de
Münchensche capitulatie was, zei mij
nu: „als de regeering tóén stand ge-
houden had, zou ze geen eensgezinde
natie achter zich gehad hebben. Zooals
het gegaan is, begreep iedereen dat
het moest. Dat is, achteraf bezien, de
verdienste van Chamberlain”. Zelfs de
scherpste critici uit de politieke we
reld ook, met wie ik sprak, verklaar
den, dat zij van Chamberlain’s harde
beslotenheid om met het nationaal-
socialistisch Duitschland uit te vech
ten overtuigd waren; „hij is nu even
koppig vóór den oorlog als toen vóór
den vrede”. Maar hij blijft den man
van München voor sommigen, in dézen
zin: dat zij geen eerbied voor het oor
deel kunnen hebben van den man, die
toen in de mogelijkheid van een ver
standhouding met Hitler scheen te ge-
.i k>oven. Labour heeft daarom ook geen
gehoor willen geven aan de uitnoodi-
ging om mee een nationale regeering
te komen vormen. Niet onder Cham-
.Siberlain, die door de stugheid en hoog-
hartigheid van zijn manieren ook per
soonlijk bij de oppositie niet populair is
Stel, dat Chamberlain gedwongen
werd tot aftreden: na de Finsche
•instorting zag het daar een oogenblik
naar uit wat dan? Dan zou het ze
ker wel tot een nationale regeering ko
men, met meedoen van Labour dus, en
de mogelijke candidaten voor het eer-
Ste-ministerschap, die in zoo’n geval
het meest genoemd worden, zijn Hali
fax en Churchill; ik heb ook Eden hoo
ien noemen, maar dat hóud ik niet
Voor ernstig: die is toch te duidelijk
Wel een zuivere, maar geen krachtige
persoonlijkheid gebleken, niet opge
wassen tegen de verwachtingen, welke
«enige jaren geleden van hem werden
gekoesterd. Wat de twee anderen be
treft, tegen Halifax bestaat het be
zwaar, dat hij lid van het Hoogerhuis
is en dus in het Lagerhuis niet spre
ken kan ’t Is een merkwaarig gevolg
Van de onveranderlijkheid der Engel
sche instellingen (terwijl tegelijk op
vattingen en verhoudingen zoo sterk
Veranderen), dat tegenwoordig een
»,peer” bijna als gedisqualificeerd voor
het eerste-ministerschap beschouwd
Wordt (Lord Curzon is op dien grond
tot zijn diepe teleurstelling in 1922
Voor Bonar Law voorbijgegaan).
Maar het aanzien van Halifax, rus
tige figuur, met iets vast en edels in
Zijn karakter, is groot; de meeste
Labour-mannen zouden in zijn geval (te
Merkwaardiger omdat hij toch ook te tijd verloren, maar er komt vaart in.
heel of gedeeltelijk onder vreemde
heerschappij te brengen, den grond-
wettigen regeeringsvorm te vernietigen,
uiteenj aging door geweld of bedreiging
met geweld van een vergadering van
den Regeeringsraad of dezen tot beslui
ten te dwingen of verhinderen van be
sluiten, of leden van dien raad verhin
deren de vergadering bij te wonen of
hen daaruit te verwijderen. Art. 97 a
is gericht tegen het verwekken van een
revolutie; art. 100 betreft het in gevaar
brengen van de onzijdigheid van den
Staat in geval van oorlog; art. 103 de
samenspanning tot hulpverleening aan
den vijand; art. 104 de hulpverleening
aan spionnen van den vijand en bevor
dering van desertie. Red.)
Het weer in ons land wordt nog voort
durend beheerscht door de depressie,
waarvan de kern zich over Scandinavië
moet bevinden. In den afgeloopen 24 uuü
zijn weer buien gevallen, waarbij regen,
sneeuw en hagel voorkwam, plaatselijlf
gepaard met onweer. Daar hedenmorgen
de IJslandsche berichten ontbreken, is
het niet mogelijk, om een conclusie te
trekken over het al of niet voortduren
van depressieactiviteit. Over den Balkan
bevindt zich een hoogedrukgebied. Het
maximum bij de Azoren is weinig ver
anderd.
Zonsopgang: 4.59 u.
Zonsondergang: 17 April 7.01 u.
Lantarens aan: 17 April tot 4.30 u.
v.m;. 17 April 7.31 u nam.
Hoogwater te S cheveningem
17 April v.m. 9.30 u.; nam 10 u.
Morgen geen schietoefeningen op het
strand.
vitale economische belangen in Neder-
landsch-Indië. Wanneer de oor
log in Europa op den status quo van
Ned.-Indië een ernstigen invloed zou
hebben, zouden de Japansche belangen
daarbij ten zeerste worden betrokken.
Hierop zou generaal Pabst hebben ge
antwoord, dat hij zijn Regeering van dit
standpunt zou in kennis stellen en het
antwoord mededeelen.
Het blad schrijft verder, dat Arita
later tegenover de pers heeft verklaard,
dat Japan ten zeerste geïnteresseerd is
bij Ned.-Indië aE een deel van de vitale
verbindingen van het keizerrijk in Zui
delijke richting. Dit had hij ook aan den
Nederlandschen gezant medegedeeld.
Een woordvoerder van het ministerie
van buitenlandsche zaken heeft, volgens
dit blad, er aan toegevoegd, dat deze
verklaring als een inleiding tot Japan’s
houding in deze aangelegenheid kan
worden beschouwd. „In geen geval wen-
schen wij dat Ned.-Indië in vreemde
handen valt”.
Verder meldt het D.N.B., dat de gis
teren gegeven verklaring van Arita
door de Japansche pers hierin wordt
samengevat, dat Japan zich met besliste
heid tegen alle acties van derde mach
ten zal keeren, die op een verandering
van den status quo van N.-Indië zouden
uitloopen. Japan, dat met den opbouw
van een nieuwe orde in Oost-Azië bezig
is, kan niet onverschillig blijven tegen
over een ontwikkeling, die het Weste
lijk deel van den Stillen Oceaan bij den
Europeeschen oorlog zou betrekken.
In verband hiermede wordt de reac
tie in het bijzonder van Engeland en
Amerika met de grootste nauwlettend
heid gadegeslagen. De „Yomioeri Sjim-
boen” schrijft o.m., dat de verklaring
van de Japansche regeering niet alleen
betrekking heeft op de tegenwoordige
handelsbetrekkingen tusschen Japan
en Ned.-Indië, maar ook op een moge
lijke verandering van de tegenwoordige
Staatkundige structuur der Nederland
sche koloniën.
Het blad schrijft verder: In deze ver
klaring zijn alle mogelijkheden over
wogen, bijv, een gewapende Britsche
inval of een Britsche of Amerikaan-
sche controle. Tenslotte richt het blad
alhier v.m. 8
12 u. 750 m.m.; thermometer resp.
München geweest is?) het Hoogerhuis-
bezwaar wel willen laten vallen. De
man naar hun hart is toch Churchill.
Ook dat is merkwaardig, omdat Chur
chill in de vele politieke evoluties die
hem den naam van onberekenbaar be
zorgd hebben, nog maar een jaar of tien
geleden een uiterst conservatieve phase
doorgemaakt heeft. Zijn verzet tegen de
constitutioneele ontwikkeling in Britsch-
Indië leek hem toen met alle progres
sieve elementen in de Engelsche poli
tiek voorgoed te zullen brouilleeren.
Churchill’s positie.
Maar dat is vergeten, of althans op
den achtergrond geschoven door de
houding die Churchill al van ’33 af
tegen het Duitsche gevaar heeft inge
nomen. Wat men daarbij voelt, is niet
alleen de geweldige drijfkracht van
dien man, maar ook de wijdheid van
zijn verbeelding, zijn vermogen om de
historische beteekenis van de interna
tionale verhoudingen te beseffen en in
zijn forsche, kleurige taal uit te beel
den, en inderdaad ziet Churchill niet
louter het machtelement, maar ook, met
onmiskenbare oprechtheid, den ideëlen
achtergrond: Engeland beteekent voor
hem niet louter het Britsche Rijk en
zijn wereldpositie, maar héél dien schat
aan politieke, cultureele, menschelijke
ervaringen en opvattingen, waaraan de
Engelsche conservatief en de Engelsche
radicaal beiden deel hebben. In zijn
radio-redevoeringen brengt hij dat alles
op onvergelijkelijke wijze tot ’t besef
van zijn hoorders: hij dramatiseert den
strijd en geeft er tegelijk een hoogen
inhoud aan. „De eenige man, die weet
hoe men in een oorlog tot het volk
moet spreken”, zei mij een bekend
historicus.
Maar die onberekenbaarheid? Er zijn
er die Churchill daarom voor het eerste-
ministerschap een waagstuk zouden vin
den. Er wordt zelfs beweerd dat hijzelf
liever nog iemand boven zich heeft, die
hem zoo noodig bij de slippen van zijn
jas kan grijpen. Het is een feit, dat hij
zich in dezen oorlog en in zijn befaamde
radio-toespraken al een paar keer ver-
galloppeerd heeft. Zijn opwekking tot
de neutralen om zich in een zaak, die
ook de hunne was aan de zijde van de
bondgenooten te scharen, wekte in Ja
nuari op het Foreign Office een ware
ontsteltenis. Het is alleszins opmerke
lijk, dat hij die vergissnig niet heeft
herhaald. Hij kan de neutralen nog wel
niet met rust laten, maar de wijze
waarop hij hen sedertdien toegespro
ken heeft, houdt meer rekening met
hun nooden en zwakheden zonder daar
om minder naar het hart van de En
gelsche opinie te zijn.
Die beschouwingen over een moge-
lijken opvolger van Chamberlain zijn
gangbaar in oppositie-kringen, maar dat
één van de genoemde deloyaal tegen
over Chamberlain zijn zou, of dat er
binnen het kabinet ernstige rivaliteiten
zouden bestaan, geloof ik niet. Het is
zeker ook onjuist te meenen, dat Chur
chill, zelfs na de jongste verandering,
waardoor hij het voorzitterschap over
een raad van defensie-ministers heeft
gekregen, in het kabinet almachtig is.
Halifax verdedigt het Foreign Office
standpunt met kracht, niet alleen tegen
de defensie-departementen maar ook
tegen het nieuwe en actieve departe
ment „of Economie Warfare”; zoolang
Halifax zijn ambt bekleedt, zal er met
de rechten der neutralen rekening ge
houden worden; de neiging aan het
„M.E.W.” is uiteraard om alle conside
raties aan de belangen der blokkade op
te offeren. En Chamberlain zelf is heel
wat meer dan een titulair hoofd. Zijn
verdediging van het in de Finsche zaak
gevoerde beleid heeft op het Lagerhuis
grooten indruk gemaakt: dat was een
treffend persoonlijk succes. Het is waar
dat daarna zich nog critiek liet hooren,
die, al is ze in de pers weinig vermeld,
den goeden indruk toch weer gedeel
telijk ongedaan maakte.
Harold MacMillan’s critiek.
Dat was vooral een rede van Harold
MacMillan, één van een klein groepje
onafhankelijke conservatieven in het
Parlement, die zijn waarnemingen in
Finland zelf verhaalde. De voorbeelden
die hij gaf, van talmen en ontwijken
en ronduit weigeren op Finsche verzoe
ken om bijstand met materiaal, zijn be
richten omtrent de teleurstelling, de
wanhoop van Finsche generaals en mi
nisters, gaven wel een heel ander beeld
dan dat uit Chamberlain”s voorstelling
oprees. Dat er met vastheid van lijn en
doortastendheid gehandeld wordt, be
twisten er buiten den eigenlijken aan
hang van de regeering nog velen, en ’t is
de vraag of de machtsuitbreiding van
Churchill genoeg is om het ontbrekend
vertrouwen te herstellen. De critiek
richt zich ook niet alleen op Finland en
in het algemeen niet zoozeer op de
krijgsvoering. Maar men klaagt bijvoor
beeld, dat de organisatie van de in
dustrie in den modernen tijd zoo noodig,
voor de munitie-fabricage, voor de vlieg
tuigenconstructie, nog lang niet krach
tig genoeg aangevat is. Nog lang zoo
krachtig niet als in de laatste stadiën
van den vorigen oorlog. Vrouwenarbeid
bijvoorbeeld is nog in de verte niet vol
doende te hulp geroepen.
Zulke critiek gaat intusschen altijd
gepaard met de verzekering dat men nu
toch op den goeden weg is; men heeft
Ook voorbereiding van
spionnage strafbaar.
oog op deze overwegingen kan de
Japansche regeering slechts diep be
zorgd zijn over iedere ontwikkeling
van den oorlog in Europa, waarmede
een agressie zou gepaard gaan, die van
invloed zou kunnen zijn op den status
quo van Nederlandsch Indië”.
Nederlandsche gezant bij Arita
Alvorens Arita de vertegenwoor
digers van de pers ontving, om hun
vragen over de Japansche houding in
verband met een mogelijk betrokken
raken van Nederland bij den Europee
schen oorlog te beantwoorden, had de
minister van buitenlandsche zaken den
Nederlandschen gezant in Tokio, gene
raal P. C. Pabst, uitgenoodigd een be
zoek te komen brengen aan zijn depar
tement. De Nederlandsche gezant ver
scheen om 4 uur 50 op het departe
ment, waar Arita hem een uiteenzet
ting gaf van Japan’s werkelijke bedoe
ling ten aanzien van deze kwestie en
den gezant verzocht, zijn Regeering
hiervan op de hoogte te brengen. Het
onderhoud tusschen Arita en Pabst
duurde 45 minuten.
Het Nederlandsche standpunt
Het A.N.P. teekent hierbij aan
Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen,
dat Nederland in Europa in oorlog zou
geraken. Mocht zulks niettemin toch ge
schieden dan, zoo werd er op gewezen,
volgt daaruit geenszins, dat zulks eenig
gevolg zou hebben voor de positie van
Ned.-Indië, een gebiedsdeel, dat zijn
eigen bestuur heeft en welks onaantast
baarheid door de belligerenten, die in
Oost-Azië over strijdkrachten beschik
ken ter conferentie van Washington
(1922) uitdrukkelijk is gewaarborgd,
evenals door de Vereenigde Staten van
Amerika en Japan.
Japansche persstemmen.
Het bezoek van generaal
Pabst aan Arita.
Het Duitsche Nieuwsbureau meldt uit
Tokio, d.d. heden: De „Asahi Sjimboen”
schrijft naar aanleiding van het onder
houd van Arita met den Nederlandschen
gezant, generaal Pabst, dat daarbij het
volgende zou zijn verklaard: Japan
heeft de nauwste betrekkingen tot de
Zuidelijke landen en bijzonder
Ingediend is een wetsontwerp tot
wijziging van de begrooting van het
verkeersfonds voor 1940, waarbij de
minister van Waterstaat 300.000.-
vraagt voor verbetering van de haven
van Delfzijl. Aan de memorie van
toelichting is het volgende ontleend
Sedert het uitbreken van den oorlog
heeft het havenverkeer te Delfzijl zich,
wegens uit den oorlogstoestand voort
gekomen gevaren voor de vaart langs
Nederland’s westkust sterk ontwik
keld. Daarbij is dit verkeer van een
geheel andere structuur geworden.
Sedert September positie zeet
gewijzigd.
Was namelijk Delfzijl wel in hoofd
zaak een haven, waar de producten af
komstig van en bestemd voor noord-
oostelijk Nederland werden gelost en
geladen, (invoer van steenkolen en
kunstmeststoffen, uitvoer van stroo-
carton, ijzeraarde en aardappelmeel),
sinds September j.l. is de haven van
Delfzijl van beteekenis voor ons ge-
heele land geworden.
Over Delfzijl vindt thans de in
voer plaats van producten, be
stemd voor geheel Nederland, ter
wijl ook de uitvoer niet meer een
overwegend regionaal karakter
draagt.
Barometer
v.m. I*
6$ gr. en 8| gr. Celsius.
Barometer na hedenmiddag 12 uur
stationnair.