regeermg van onzen Misdrijven tegen de veilig heid van onzen Staat Haagsche Courant van Dinsdag 16 April 1940 Positie der Engelsche sterk IS Vijftien jaar op spionnage BINNENLAND Jubilea bij de Veilingvereeniging té De Lier De stem der critiek de strafmaxima van Wetsontwerp ingediend Verhooging voorgesteld zwijgt echter niet „Westerlee” 'S Japan Verbetering haven De heeren N. van Velden en G. de Jong, resp. secretaris-penningmeester en betaalmeester van deze vereeniging, herdachten gisteren, dat zij 25 jaar geleden in deze functies werden benoemd. Van links naar rechts de heeren J. A. v. d. Lelie, Joch, van der Hout, C. de Jong, N. van Velden, P. Valstar en J. v. d. Laar. Weerkundige Waarnemingen ën Nederlandsch- Oost-Indië DERDE BLAD, PAGINA 1. van de van Delfzyl Een bedrag van 300.000 aangevraagd J K IK 750 m.m^ u. Een verklaring van minister Arita Oc O Verscheping daar van nationale beteekenis geworden (Art. 95, 2de lid betreft het uiteen jagen van den Regeeringsraad; art. 96 betreft de samenspanning tot, voorbe reiding of bevordering van misdrijven tegen het hoofd van den Staat, aan slagen met het oogmerk het Rijk ge- de boek van het Wetboek van Straf recht aanvaardbaar zou zijn. cz» 2 k. Barometerstand van hedenmiddag 12 uur Het dunne pijltje geeft den stand aan van gisteren. Verdubbeling van straffen. Hij is tot de conclusie gekomen, dat een verhooging van vijftien jaar, gezien de andere artikelen van dien titel, in het bijzonder de artikelen met hooge straf-maxima verdedigbaar is, mits gelijktijdig de andere lagere straf-maxima in dezen titel worden verhoogd. Deze verhoogingen zijn trouwens ook op zichzelf, gezien het karakter der hier in aanmerking komende fei ten, wenschelijk. Het ontwerp stelt dienvolgens voor om het maximum van artikel 98 te brengen op vijf tien jaar, dat van de artikelen 95, tweede lid, 96, 97a, 100, 103 en 104 te verdubbelen. Aldus blijft de on derlinge verhouding tusschen de Xiisdrijven van dezen titel zooveel mogelijk bewaard. De minister van Justitie heeft bij de Tweede Kamer een wetsontwerp in gediend bevattende nadere voorzienin gen tegen het bekend worden van Staatsgeheimen en verhooging van de maximum-straf op een aantal misdrij ven tegen de veiligheid van den Staat. Aan de memorie van toelichting tot dii wetsontwerp is het volgende ont leend: De spionnagezaken van de laatste maanden hebben aangetoond, dat onder bepaalde omstandigheden de maxi mum-straf, in artikel 98 van het Wet boek van Strafrecht gesteld op open baarmaking of aan buitenlandsche mo gendheden bekend maken van zaken, waarvan de geheimhouding door het belang van den Staat wordt geboden, te laag is te achten. In overeenstemming met het voor nemen, kenbaar gemaakt ter gelegen heid van de behandeling van Justitie voor 1940 in de Eerste Kamer, heeft de minister nagegaan in hoeverre ver hooging binnen het kader van de maxi ma van den eersten titel van het twee Verbetering van de haven inrichting De haveninrichting en -outillage pas sen echter niet bij het huidige ver keer. Het algemeen belang vereischt, dat zoo spoedig mogelyk voorzieningen worden getroffen om het hoofd te kunnen bieden aan de moeilijkheden, ontstaan door de toeneming en gewij zigde structuur van het havenverkeer* En natuurlijk: de hulpbronnen waar over Engeland beschikt, zijn zoo onver getelijk veel grooter dan die van Duitschland. Als men ze eenmaal mo biel heeft gekregen, zal, naar men hier gelooft, een onweerstaanbare meerder heid zich doen gevoelen. Professor P. Geijl schrijft ons, naar aanleiding van zijn jongste indrukken uit Londen: De positie van de regeering is sterk, maar zij staat wel veel aan critiek bloot De Engelsche parlementaire ze den zijn echter anders dan de Fran- sche. In Frankrijk regeert de Kamer door het Kabinet, dat zij als een comité uit haar midden beschouwt en behan delt. In Engeland handhaaft de regee ring een sterke tucht onder haar La gerhuismeerderheid, die zich verplicht acht haar zoo lang mogelijk met het regeerwerk te laten begaan. Chamberlain is nu een man van ruim zeventig. Verbeeldingskracht of ruimheid van blik zijn niet de eigen schappen, waardoor hij gekenmerkt wordt. Behouden, dat is zijn taak zoo- als hij ze verstaat; de dynamische krachten welke het oude Westersche stelsel, wat communisten of nationaal- socialisten er ook van denken, telkens weer met jeugdige frischheid bezielen kunnen, vinden in hem hun ware ver tegenwoordiger niet De Labour- en liberale oppositie in het parlement is numeriek niet sterk; maar dat is het gevolg van de wonderlijke werking van bet districtenstelsel op het eene oogen- blik van de laatste algemeene verkie zingen; thans vertegenwoordigt die oppositie zeker een breede en ten deele zeer levendige en intelligente opinie in den lande. En die opinie staat zéér cri- Üsch tegenover de zittende regeering. Chamberlain is voor veel van zijn voormalige critici de man van Mün chen gebleven. Niet dat men de op rechtheid van zijn omkeer sedert die dagen in twijfel trekt. Dat wordt of althans werd tot voor kort in onze pers soms gedaan. Men stelt Chamberlain voor als den man des vredes, die half zijns ondanks door de oppositie in den oorlog gedreven is en zich nu nog de gevangene voelt van Churchill en Eden. Die voorstelling is onmogelijk voor wie hem van nabij heeft kunnen gadeslaan, eigenlijk wil dat zeggen, dat ze ook onmogelijk voor ons moest zijn, want wij beschik ken door pers en radio over gegevens genoeg. Gelijktijdig worden andere wijzigin gen en aanvullingen voorgesteld, van belang voor een doeltreffende bestrij ding van spionnage. In de eerste plaats brengt art. 1 eenige redactiewijzigingen aan in het thans bestaande eenig lid van artikel 98, welke wijzigingen onder omstandig heden het bewijs van het misdrijf zul len kunnen vergemakkelijken. Men zie met name de invoeging: „of redelijker wijs moet vermoeden”, welke zich bij bestaande artikelen van het wetboek aansluit, en de redactie: „of aan zoo danige personen, dat gevaar ontstaat, dat de inhoud aan een buitenlandsche mogendheid bekend wordt”. Daarnaast wordt toevoeging van een tweede lid voorgesteld, hetwelk voorbe reidingshandelingen zelfstandig straf baar stelt met een maximum-straf, overeenkomend met het nieuwe maxi mum, voorgesteld voor de misdrijven van de artikelen 96, 97 a en 103, (van 5 op 10 jaar). Tenslotte bevat het ontwerp een een voudige aanvulling van artikel 4 van het wetboek, welke zal bewerken, dat de misdrijven van artikel 98 ook onder de werking van onze strafwet zullen vallen, indien zij ten nadeele van ons land in het buitenland worden ge pleegd. zich tegen in Amerika gaande geruch ten, dat Japan, in geval Nederland in den oorlog werd betrokken, een ge wapende actie tegen Ned.-Indië zou on dernemen. Het blad verklaart in dit verband woordelijk: Japan heeft herhaaldelijk verklaard, dat het bij zijn Zuidwaarts gerichte expansie alleen economische doeleinden nastreeft, maar wanneer de geallieerden of de Vereenigde Staten krijgsverrichtingen in den Stillen Oceaan, bijv, de bezetting van Ned.- Indië, zouden gaan ondernemen, dan wordt Japan’s principieele vredespo litiek in den Pacific daardoor aangetast. Daarom kunnen wij slechts alle daarbij betrokken mogendheden vermanen, een samenhang van den oorlog in Europa met de problemen in den Paci fic rustig te overwegen. Drie mogelijkheden. Volgens een mededeeling van Havas uit Tokio, wijzen de Japansche bladen erop, dat een wijziging in den status quo der Nederlandsche bezittingen in den Pacific een onmiddellijke reactie van Tokio zou veroorzaken.. De verklaring van Arita commen- tarieerend, zien de bladen drie veron derstellingen met betrekking tot Ned.- Indië onder het oog: 1". bezetting door Engeland; 2°. bezetting door Duitsch land; 3’. bezetting door de Vereenigde Staten, voor Japan onaanvaardbare mogelijkheden. Na de economische beteekenis van Ned.-Indië in het licht te hebben ge steld, geven de bladen te kennen, dat Japan geenerlei territoriale oogmerken of expansiedoeleinden in den Pacific najaagt, maar alleen economische be langen heeft. Verwachting tot den avond van 17 Apr.: Wind: meest matig uit Westelijke rich tingen, kans op nachtvorst, overdag nog plaatselijke buien en vrij koud. „De Japansche regeering kan slechts diep bezorgd zijn over iedere ontwikke ling van den oorlog in Europa” Op een hem door vertegenwoordigers van de pers gestelde vraag betreffende het standpunt van Japan ten aanzien van een eventueel betrokken raken van Nederland in den Europeeschen oorlog en de gevolgen daarvan voor Neder- landsch Indië, heeft de Japansche minister van buitenlandsche zaken. Arita, het volgende antwoord gegeven „Met de Zuidzee-gebieden, in het bij zonder Nederlandsch Indië, is Ja pan economisch verbonden door nau we betrekkingen van wederkeerigheid in de bediening van elkanders behoef ten. Op soortgelijke wijze handhaven andere landen in Oost-Azië nauwe economische betrekkingen met die stre ken. Dat wil zeggen, dat Japan, deze landen en deze streken tezamen bijdra gen tot de welvaart van Oost-Azië door wederzijdsche hulp en onderlinge onaf hankelijkheid. Mochten de vijandelijk heden in Europa uitgebreid worden tot Nederland en, zooals gij zegt, gevolgen hebben in Nederlandsch Oost-Indië, dan zou dat niet alleen ingrijpen in de handhaving en bevordering van boven genoemde betrekkingen van economi sche onderlinge afhankelijkheid, in het tezamen leven en in de gezamenlijke welvaart, maar ook aanleiding geven tot een onwenschelijken toestand, ge zien van het standpunt van den vrede en de stabiliteit in Oost-Azië. Met het Chamberlain’s omkeer. De omkeer van Chamberlain is een echte omkeer geweest. Niet gedreven door de oorlogsstokers (om met Göb- bels te spreken), maar ontgoocheld en opgeschrikt door de harde feiten zelf, door Hitler’s houding na München, door de annexatie van Tsjechië, door den aanval op Polen, is hij met volle overtuiging den oorlog ingegaan. Zijn .s omkeer is die van een groot deel van de Engelsche opinie zelf geweest. Een van mijn vrienden, die fel tegen de Münchensche capitulatie was, zei mij nu: „als de regeering tóén stand ge- houden had, zou ze geen eensgezinde natie achter zich gehad hebben. Zooals het gegaan is, begreep iedereen dat het moest. Dat is, achteraf bezien, de verdienste van Chamberlain”. Zelfs de scherpste critici uit de politieke we reld ook, met wie ik sprak, verklaar den, dat zij van Chamberlain’s harde beslotenheid om met het nationaal- socialistisch Duitschland uit te vech ten overtuigd waren; „hij is nu even koppig vóór den oorlog als toen vóór den vrede”. Maar hij blijft den man van München voor sommigen, in dézen zin: dat zij geen eerbied voor het oor deel kunnen hebben van den man, die toen in de mogelijkheid van een ver standhouding met Hitler scheen te ge- .i k>oven. Labour heeft daarom ook geen gehoor willen geven aan de uitnoodi- ging om mee een nationale regeering te komen vormen. Niet onder Cham- .Siberlain, die door de stugheid en hoog- hartigheid van zijn manieren ook per soonlijk bij de oppositie niet populair is Stel, dat Chamberlain gedwongen werd tot aftreden: na de Finsche •instorting zag het daar een oogenblik naar uit wat dan? Dan zou het ze ker wel tot een nationale regeering ko men, met meedoen van Labour dus, en de mogelijke candidaten voor het eer- Ste-ministerschap, die in zoo’n geval het meest genoemd worden, zijn Hali fax en Churchill; ik heb ook Eden hoo ien noemen, maar dat hóud ik niet Voor ernstig: die is toch te duidelijk Wel een zuivere, maar geen krachtige persoonlijkheid gebleken, niet opge wassen tegen de verwachtingen, welke «enige jaren geleden van hem werden gekoesterd. Wat de twee anderen be treft, tegen Halifax bestaat het be zwaar, dat hij lid van het Hoogerhuis is en dus in het Lagerhuis niet spre ken kan ’t Is een merkwaarig gevolg Van de onveranderlijkheid der Engel sche instellingen (terwijl tegelijk op vattingen en verhoudingen zoo sterk Veranderen), dat tegenwoordig een »,peer” bijna als gedisqualificeerd voor het eerste-ministerschap beschouwd Wordt (Lord Curzon is op dien grond tot zijn diepe teleurstelling in 1922 Voor Bonar Law voorbijgegaan). Maar het aanzien van Halifax, rus tige figuur, met iets vast en edels in Zijn karakter, is groot; de meeste Labour-mannen zouden in zijn geval (te Merkwaardiger omdat hij toch ook te tijd verloren, maar er komt vaart in. heel of gedeeltelijk onder vreemde heerschappij te brengen, den grond- wettigen regeeringsvorm te vernietigen, uiteenj aging door geweld of bedreiging met geweld van een vergadering van den Regeeringsraad of dezen tot beslui ten te dwingen of verhinderen van be sluiten, of leden van dien raad verhin deren de vergadering bij te wonen of hen daaruit te verwijderen. Art. 97 a is gericht tegen het verwekken van een revolutie; art. 100 betreft het in gevaar brengen van de onzijdigheid van den Staat in geval van oorlog; art. 103 de samenspanning tot hulpverleening aan den vijand; art. 104 de hulpverleening aan spionnen van den vijand en bevor dering van desertie. Red.) Het weer in ons land wordt nog voort durend beheerscht door de depressie, waarvan de kern zich over Scandinavië moet bevinden. In den afgeloopen 24 uuü zijn weer buien gevallen, waarbij regen, sneeuw en hagel voorkwam, plaatselijlf gepaard met onweer. Daar hedenmorgen de IJslandsche berichten ontbreken, is het niet mogelijk, om een conclusie te trekken over het al of niet voortduren van depressieactiviteit. Over den Balkan bevindt zich een hoogedrukgebied. Het maximum bij de Azoren is weinig ver anderd. Zonsopgang: 4.59 u. Zonsondergang: 17 April 7.01 u. Lantarens aan: 17 April tot 4.30 u. v.m;. 17 April 7.31 u nam. Hoogwater te S cheveningem 17 April v.m. 9.30 u.; nam 10 u. Morgen geen schietoefeningen op het strand. vitale economische belangen in Neder- landsch-Indië. Wanneer de oor log in Europa op den status quo van Ned.-Indië een ernstigen invloed zou hebben, zouden de Japansche belangen daarbij ten zeerste worden betrokken. Hierop zou generaal Pabst hebben ge antwoord, dat hij zijn Regeering van dit standpunt zou in kennis stellen en het antwoord mededeelen. Het blad schrijft verder, dat Arita later tegenover de pers heeft verklaard, dat Japan ten zeerste geïnteresseerd is bij Ned.-Indië aE een deel van de vitale verbindingen van het keizerrijk in Zui delijke richting. Dit had hij ook aan den Nederlandschen gezant medegedeeld. Een woordvoerder van het ministerie van buitenlandsche zaken heeft, volgens dit blad, er aan toegevoegd, dat deze verklaring als een inleiding tot Japan’s houding in deze aangelegenheid kan worden beschouwd. „In geen geval wen- schen wij dat Ned.-Indië in vreemde handen valt”. Verder meldt het D.N.B., dat de gis teren gegeven verklaring van Arita door de Japansche pers hierin wordt samengevat, dat Japan zich met besliste heid tegen alle acties van derde mach ten zal keeren, die op een verandering van den status quo van N.-Indië zouden uitloopen. Japan, dat met den opbouw van een nieuwe orde in Oost-Azië bezig is, kan niet onverschillig blijven tegen over een ontwikkeling, die het Weste lijk deel van den Stillen Oceaan bij den Europeeschen oorlog zou betrekken. In verband hiermede wordt de reac tie in het bijzonder van Engeland en Amerika met de grootste nauwlettend heid gadegeslagen. De „Yomioeri Sjim- boen” schrijft o.m., dat de verklaring van de Japansche regeering niet alleen betrekking heeft op de tegenwoordige handelsbetrekkingen tusschen Japan en Ned.-Indië, maar ook op een moge lijke verandering van de tegenwoordige Staatkundige structuur der Nederland sche koloniën. Het blad schrijft verder: In deze ver klaring zijn alle mogelijkheden over wogen, bijv, een gewapende Britsche inval of een Britsche of Amerikaan- sche controle. Tenslotte richt het blad alhier v.m. 8 12 u. 750 m.m.; thermometer resp. München geweest is?) het Hoogerhuis- bezwaar wel willen laten vallen. De man naar hun hart is toch Churchill. Ook dat is merkwaardig, omdat Chur chill in de vele politieke evoluties die hem den naam van onberekenbaar be zorgd hebben, nog maar een jaar of tien geleden een uiterst conservatieve phase doorgemaakt heeft. Zijn verzet tegen de constitutioneele ontwikkeling in Britsch- Indië leek hem toen met alle progres sieve elementen in de Engelsche poli tiek voorgoed te zullen brouilleeren. Churchill’s positie. Maar dat is vergeten, of althans op den achtergrond geschoven door de houding die Churchill al van ’33 af tegen het Duitsche gevaar heeft inge nomen. Wat men daarbij voelt, is niet alleen de geweldige drijfkracht van dien man, maar ook de wijdheid van zijn verbeelding, zijn vermogen om de historische beteekenis van de interna tionale verhoudingen te beseffen en in zijn forsche, kleurige taal uit te beel den, en inderdaad ziet Churchill niet louter het machtelement, maar ook, met onmiskenbare oprechtheid, den ideëlen achtergrond: Engeland beteekent voor hem niet louter het Britsche Rijk en zijn wereldpositie, maar héél dien schat aan politieke, cultureele, menschelijke ervaringen en opvattingen, waaraan de Engelsche conservatief en de Engelsche radicaal beiden deel hebben. In zijn radio-redevoeringen brengt hij dat alles op onvergelijkelijke wijze tot ’t besef van zijn hoorders: hij dramatiseert den strijd en geeft er tegelijk een hoogen inhoud aan. „De eenige man, die weet hoe men in een oorlog tot het volk moet spreken”, zei mij een bekend historicus. Maar die onberekenbaarheid? Er zijn er die Churchill daarom voor het eerste- ministerschap een waagstuk zouden vin den. Er wordt zelfs beweerd dat hijzelf liever nog iemand boven zich heeft, die hem zoo noodig bij de slippen van zijn jas kan grijpen. Het is een feit, dat hij zich in dezen oorlog en in zijn befaamde radio-toespraken al een paar keer ver- galloppeerd heeft. Zijn opwekking tot de neutralen om zich in een zaak, die ook de hunne was aan de zijde van de bondgenooten te scharen, wekte in Ja nuari op het Foreign Office een ware ontsteltenis. Het is alleszins opmerke lijk, dat hij die vergissnig niet heeft herhaald. Hij kan de neutralen nog wel niet met rust laten, maar de wijze waarop hij hen sedertdien toegespro ken heeft, houdt meer rekening met hun nooden en zwakheden zonder daar om minder naar het hart van de En gelsche opinie te zijn. Die beschouwingen over een moge- lijken opvolger van Chamberlain zijn gangbaar in oppositie-kringen, maar dat één van de genoemde deloyaal tegen over Chamberlain zijn zou, of dat er binnen het kabinet ernstige rivaliteiten zouden bestaan, geloof ik niet. Het is zeker ook onjuist te meenen, dat Chur chill, zelfs na de jongste verandering, waardoor hij het voorzitterschap over een raad van defensie-ministers heeft gekregen, in het kabinet almachtig is. Halifax verdedigt het Foreign Office standpunt met kracht, niet alleen tegen de defensie-departementen maar ook tegen het nieuwe en actieve departe ment „of Economie Warfare”; zoolang Halifax zijn ambt bekleedt, zal er met de rechten der neutralen rekening ge houden worden; de neiging aan het „M.E.W.” is uiteraard om alle conside raties aan de belangen der blokkade op te offeren. En Chamberlain zelf is heel wat meer dan een titulair hoofd. Zijn verdediging van het in de Finsche zaak gevoerde beleid heeft op het Lagerhuis grooten indruk gemaakt: dat was een treffend persoonlijk succes. Het is waar dat daarna zich nog critiek liet hooren, die, al is ze in de pers weinig vermeld, den goeden indruk toch weer gedeel telijk ongedaan maakte. Harold MacMillan’s critiek. Dat was vooral een rede van Harold MacMillan, één van een klein groepje onafhankelijke conservatieven in het Parlement, die zijn waarnemingen in Finland zelf verhaalde. De voorbeelden die hij gaf, van talmen en ontwijken en ronduit weigeren op Finsche verzoe ken om bijstand met materiaal, zijn be richten omtrent de teleurstelling, de wanhoop van Finsche generaals en mi nisters, gaven wel een heel ander beeld dan dat uit Chamberlain”s voorstelling oprees. Dat er met vastheid van lijn en doortastendheid gehandeld wordt, be twisten er buiten den eigenlijken aan hang van de regeering nog velen, en ’t is de vraag of de machtsuitbreiding van Churchill genoeg is om het ontbrekend vertrouwen te herstellen. De critiek richt zich ook niet alleen op Finland en in het algemeen niet zoozeer op de krijgsvoering. Maar men klaagt bijvoor beeld, dat de organisatie van de in dustrie in den modernen tijd zoo noodig, voor de munitie-fabricage, voor de vlieg tuigenconstructie, nog lang niet krach tig genoeg aangevat is. Nog lang zoo krachtig niet als in de laatste stadiën van den vorigen oorlog. Vrouwenarbeid bijvoorbeeld is nog in de verte niet vol doende te hulp geroepen. Zulke critiek gaat intusschen altijd gepaard met de verzekering dat men nu toch op den goeden weg is; men heeft Ook voorbereiding van spionnage strafbaar. oog op deze overwegingen kan de Japansche regeering slechts diep be zorgd zijn over iedere ontwikkeling van den oorlog in Europa, waarmede een agressie zou gepaard gaan, die van invloed zou kunnen zijn op den status quo van Nederlandsch Indië”. Nederlandsche gezant bij Arita Alvorens Arita de vertegenwoor digers van de pers ontving, om hun vragen over de Japansche houding in verband met een mogelijk betrokken raken van Nederland bij den Europee schen oorlog te beantwoorden, had de minister van buitenlandsche zaken den Nederlandschen gezant in Tokio, gene raal P. C. Pabst, uitgenoodigd een be zoek te komen brengen aan zijn depar tement. De Nederlandsche gezant ver scheen om 4 uur 50 op het departe ment, waar Arita hem een uiteenzet ting gaf van Japan’s werkelijke bedoe ling ten aanzien van deze kwestie en den gezant verzocht, zijn Regeering hiervan op de hoogte te brengen. Het onderhoud tusschen Arita en Pabst duurde 45 minuten. Het Nederlandsche standpunt Het A.N.P. teekent hierbij aan Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen, dat Nederland in Europa in oorlog zou geraken. Mocht zulks niettemin toch ge schieden dan, zoo werd er op gewezen, volgt daaruit geenszins, dat zulks eenig gevolg zou hebben voor de positie van Ned.-Indië, een gebiedsdeel, dat zijn eigen bestuur heeft en welks onaantast baarheid door de belligerenten, die in Oost-Azië over strijdkrachten beschik ken ter conferentie van Washington (1922) uitdrukkelijk is gewaarborgd, evenals door de Vereenigde Staten van Amerika en Japan. Japansche persstemmen. Het bezoek van generaal Pabst aan Arita. Het Duitsche Nieuwsbureau meldt uit Tokio, d.d. heden: De „Asahi Sjimboen” schrijft naar aanleiding van het onder houd van Arita met den Nederlandschen gezant, generaal Pabst, dat daarbij het volgende zou zijn verklaard: Japan heeft de nauwste betrekkingen tot de Zuidelijke landen en bijzonder Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging van de begrooting van het verkeersfonds voor 1940, waarbij de minister van Waterstaat 300.000.- vraagt voor verbetering van de haven van Delfzijl. Aan de memorie van toelichting is het volgende ontleend Sedert het uitbreken van den oorlog heeft het havenverkeer te Delfzijl zich, wegens uit den oorlogstoestand voort gekomen gevaren voor de vaart langs Nederland’s westkust sterk ontwik keld. Daarbij is dit verkeer van een geheel andere structuur geworden. Sedert September positie zeet gewijzigd. Was namelijk Delfzijl wel in hoofd zaak een haven, waar de producten af komstig van en bestemd voor noord- oostelijk Nederland werden gelost en geladen, (invoer van steenkolen en kunstmeststoffen, uitvoer van stroo- carton, ijzeraarde en aardappelmeel), sinds September j.l. is de haven van Delfzijl van beteekenis voor ons ge- heele land geworden. Over Delfzijl vindt thans de in voer plaats van producten, be stemd voor geheel Nederland, ter wijl ook de uitvoer niet meer een overwegend regionaal karakter draagt. Barometer v.m. I* 6$ gr. en 8| gr. Celsius. Barometer na hedenmiddag 12 uur stationnair.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 9