LETTERKUNDIG BIJBLAD
HAAGSCHE COURANT
CLEMENS BRENTANO
BOEKEN OVER MUZIEK
I
LettalkumdEg®
VAN DE
Kroniek der Duitsche letteren
Gedachten aller tijden
Woensdag 24 April 1940, No. 17552.
b.4.p.3
J. VAN VOORTHUYSEN.
i rakters heeft leeren kennen uit de
Theun de Vries
„De freule”, doer Theun de
Vries, van Loghum Slaterus,
Uitgeversmü N.V, Arnhem,
De onder bovenstaanden titel in boek
vorm bijeen gebrachte studiën publi-
zoovele
den t—
„De Freule” komen we met leden
Wat waar is, is eenvoudig. Waarheid
heeft geen poeder, geen schmink, geen
kleurmiddelen noodig.
Zwijgende lieden zijn niet aange
naam, omdat men nooit weet, waarover
zij zwijgen.
Juist in de oogenblikken van het
leven, wanneer men elkaar het meest te
zeggdn heeft, kan men het moeilijksi
zijn gedachten uiten.
Wie het minst te eten hebben, moeten
vaak het meest verduwen.
De meest onbuigzame en meest bar-
baarsche despoot van alle tijden en van
alle landen is het vooroordeel.
Ook suikerzoete lieden kunnen ande
ren het leven vergallen.
Er zyn menschen, die het meester
lijk verstaan, alle dagen onze soep te
verzouten. Wat helpt het en wat kan
het ons schelen, dat ze op enkele feest
dagen koeken voor ons bakken?
Met zijn ellende moet men gaan rei
zen; met zijn verdriet thuis blijven.
Geen mensch leert zichzelf kennen
uit zichzelf. Hij neemt een maatstaf en
meet Zich zelven soms te klein, maar
meestal te groot. Slechts in anderen
herkent zieh de mensch.
Het is een vrij ondankbare taak om
op het gevoel te werken van iemand,
die geen hart heeft.
De beste manier om met menigeen
om te gaan ishem te ontgaan.
Zeg dwaasheden, en men zal u ver
dragen; zeg waarheden, en men zal u
haten.
Zorgt ervoor, dat ge sommige dingen,
welke ge voor niets krijgt, niet te duur
betaalt.
Amen.”
In 1842 is hij ontslapen.
J. H. SCHOUTEN.
volging was hem vreemd: hij waakte er
voor „om niet als aep te zijn van ander-
luijden werck”. Prachtige citaten krui
den dit stuk op voortreffelijke wijze,**
evenals het volgende
Johan Wagenaar’s opera’s. Temidden
van een bespeurlijken afkeer van de
opera verrijst in ons land de figuur
van onzen nestor der muziek. In zijn
Doge van Venetië en zijn Cid toont hij
zijn ironischen kijk op opera-effecten en
niet minder op het leven, maar dat
alles zoo verantwoord, dat Schneevoigt’s
woorden: „Wagenaar is grooter mees
ter, dan men in Holland weet”, hier
volkomen op hun plaats zijn.
De beteekenis van Giacomo Puccini.
Groote populariteit heeft ook zijn scha
duwzijde: een terugslag bij de verfijn
den. Maar de verguisde Puccini leeft
voort. Nog heden zijn de meeningen
verdeeld. Uit de reactie op het verisme
en uit de attractieve experimenten der
jongeren is veel critiek te verklaren,
maar al is de toon wel eens te scherp,
ten deele is zij ook gerechtvaardigd.
Naast gebreken had Puccini veel zelf-
critiek (zie zijn brieven), die hem de
achting van vele tijdgenoot-componisten
bezorgde. Hoe groot evenwel zijn betee
kenis is, een anachronistisch accent is
met zijn waarden niet te dekken.
Moessorgsky en Debussy. Niet slechts
bestaat er affiniteit tusschen Debussy
en Moessorgsky (verblijf in Rusland),
doch tevens tusschen impressionisme en
realisme. De hieruit voortvloeiende
sterke overeenkomst gaf aanleiding tot
misvatting: de verwantschap is inner
lijk, niet uiterlijk.
Aarde” bijeengebracht en hij heeft deze
stof verwerkt met al dramatische en
epische kracht waarover hij beschikt.
De sfeer van de noodlotstragedie,
welke men ook in „De Freule" terug
vindt laat den lezer van „Stief
moeder Aarde” niet los.
Zij is er van af het eerste „boek”
tot het noodlottige levenseinde van
den laatsten Wiarda, waarmede het
werk besluit.
Theun de Vries, in Friesland geba
ren en getogen» had in dit boek van
het Friesche land een kroniek van een
„Poesie, die Schminkerin,
Nahm mir Glauben, Hoffen, Lieben,
Dass ich wehrlos worden bin
Nackt zur Holle hingetriebert.”
De rust, waarnaar hij zoo verlangde,
had hij gevonden; hij zingt:
Sie sollen treten auf die Spitzen,
Wo die lieben Engelein sitzen,
Wo kommt der liebe Gott gezogen
Mit einem schonen Regenbogen;
Du sollen ihre Seelen vor Gott
[bestehn
Wann wir werden zum Himmel
[eingehn,
Wie hartelijk, noch hoffelijk kan zijn,
is misschien heel geniaal, maar zeker
onuitstaanbaar.
„Muziekhistorische perspec-
tieven”, door dr. E. W.
Schallenberg. Uitgave
N-V. de Spieghel te Am
sterdam en N.V. Het Kom
pas te Antwerpen.
hebben
van de
ceerde dr. Schallenberg, privaat-docent
aan de Rijksuniversiteit te Leiden, in de
afgelqopen jaren onderscheidenlijk als
artikel in de Gids, de Muziek en de
Wereld der Muziek, als openbare les
aan de Leidsche Universiteit en als
voordrachten op congressen van Neder-
landsche historici te ’s-Gravenhage, Ver
schillende wijzigingen in den omvang
zoowel als de toon van het betoog vor
men een waarborg te over voor de wen
schelijkheid van een aantal essays over
zoozeer uiteen liggende muzikale onder
werpen in boekvorm. Zonder meer had
de sterke persoonlijke visie, welke in al
deze geschriften doorstraalt, reeds
afdoende borg kunnen staan voor deze
uitgave, want deze visie, in een recht-
streekschen schrijftrant neergelegd,
vormt een hecht bindend element- Daar
om js het heel wel mogelijk, dat, wan
neer wij bij de lezing een verhand mee
nen te voelen, er een draad loopt van
Luther, den wegbereider der Protestant-
ache muziek, naar Bach, die weer, gelijk
o.a. Schweitzer vermeldt, op meer dan
één gebied verwant is met Mendels
sohn, wiens affiniteiten met Chopin op
hun beurt via de Poolsche muzikale
folklore tot den Poolschen grootmeester
vceren, om ons hiertoe slechts te bepa
len en dat deze samenhang alleen voort
komt uit de persoonlijkheid van den
auteur, en niet opzettelijk bedoeld is,
Zijn groote eruditie en belezenheid
(men zie de lijst van aanteekeningen!)
stellen hem in staat, zijn betoog voort
durend op citaten te fundeeren; voor
zoover in den tijd tusschen de eerste
van den Wiarda-stam in aanraking, die
leefde» rond hef einde der 18de eeuw.
De historische sfeer van het Friesche
land, in de uitbeelding waarvan hij zich
reeds eerder een meester toonde, komt
hier bijzonder sterk en suggestief tot
Uiting.
Minne Wiarda had in Utingeradeel
met boeren en verpachten veel geld
verdiend en op een goeden dag kocht
hij de leegstaande state van de Do-
nia’s onder Dronrijp een vierkant bak
steenen slot in een dubbele rij van
olmen.
Minne Wiarda was nu kasteelheer;
hij had den rijkdom, Hij was een Wiar
da, die niet langer onder het boeren
pak woondemaar Minne Wiarda had
niet alleshij had geen zoon, enkel
twee dochters, Hester en Bely, en het
zat hem hoog, dat hu de state bij zijn
sterven in de handen van twee vrou
wen moest late».
Minne vindt een ontijdigen dood en
zoo treft de lezer reeds in het begin
van de novelle, de twee zusters Wiarda
aan op de Donia-state, Hester een man
wijf gelijk, Bely een-ep-al zachte
vrouwlijkheid.
De handeling voltrekt zich snel, maar
dat gaat niet ten koste van de karakter
uitbeelding. De beide vrouwen-figuren
Worden scherp geteekend; niemand zal
er zieh over verwonderen, dat de zacht
moedige Bely en kind ter wereld
brengt, Justus Wiarda.
Hester wordt harder en is steeds
meer in zich zelf gekeerd. Een besmet
telijke ziekte teistert het land en de
„Das unsterbliche Leben". Unbe-
k-annte Briefe von Clemens Bren-
lano Uitg. Eugen Diedericht, Jena.
Qhn’ Glauben und ohn’ Hoffen/
Nur Lieben, nichts als Lieben.
Ohn' Ziel bin ich geblieben
Drum hab’ ich nichts getroffen.
dood voor hun kunstenaarschap betee-
kent. En dan zoeken zij troost onder
de vleugelen van de heilige Moeder
kerk. Die overgang geschiedt lang niet
altijd op grond van een innerlijke over
tuiging. Maar romantische naturen met
een uitgesproken aesthetische levens
houding worden aangetrokken door de
schoonheid van den Katholieken eere-
dienst, de klassieke schoonheid van de
kerkgebouwen. Lees slechts de geest
driftige beschrijving van Mortimer in
„Schillers Maria Stuart”. Meer echter
nog door de behoefte aan rust, die bij
menschen als Brentano alleen mogelijK
is onder een autoriteit over zijn den
ken.
„In onzen tijd alléén kunnen staan,
beteekent een reus zijn”, schreef hij
eens aan Achim. Hij was dankbaar, bij
zijn overgang tot het Katholicisme een
meening te krijgen want eigenlijk
had hij over ernstige dingen nooit een
ernstige meening gehad.
Zijn onevenwichtige ziel vond hier de
rust, waarnaar hij altijd had gesnakt.
Van 1818 tot 1824 wijdde hij zich aan
het opteekenen van de visioenen der
zieke non Katharina Emmerich in
Dülmen, waarvan de roep uitging, dat
zij gestigmatiseerd was. De woorden,
door haar op haar ziekbed uitgespro
ken, waren voor Brentano openbarin
gen vol wijsheid en genade. De poëzie,
welke hij vroeger had gediend, veraf
schuwde hij nu.
publicatie en het verschijnen van dit
boek nieuwe gezichtspunten in druk zijn
uitgekomen, is daarvan nota genomen.
Een klein land als het onze ondergaat
onvermijdelijk vele invloeden van bui
ten; bij het citeeren kan men daar
prachtig profijt van trekken. In dit
beek treft men dan ook een naar, alles
windstreken georiënteerde documenta
tie aan, iets, dat men in de literatuur
der groote mogendheden maar al te
vaak mist. Dat neemt niet weg, dat de
auteur ook wel eens voor de verleiding
bezweken is, te citeeren waar hij beter
zelf aan het woord had kunnen blijven;
hierdoor krijgt ’t betoog soms denzelfden
onnoodigen diepgang, welke dikwijls ’t
lezen van dissertaties zoo vermoeiend
kan maken. Geen wonder dus, dat dit
coquetteeren met citaten het meest
merkbaar is in de zakelijke opstellen,
waar het boek mee begint; dientenge
volge zijn de meer beschouwende stu
diën, welke daarop volgen, warmer en
gaver van toon.
Teneinde een summieren indruk te
geven van den rijken inhoud van dit
verzamelwerk, volge thans aan de hand
der titels een beknopt overzicht.
Schweitzer en Bach- Schweitzer, hoe
zeer ook van nature rationalist, toont
veel overeenkomst met den gevoels-
mensch Romain Rolland. In het alge
meen is het moeilijk, een scheidingslijn
te trekken tusschen rationalisme en ro
mantiek. „Wij, die ons verbeelden reali-
teitsmenschen te wezen, zijn nog in veel
kinderen der romantiek” zegt dr. Schal
lenberg zeer terecht, Het is magelijk,
door het Denken een weg te vinden,
naar mystiek en ethiek. Historisch ligt
de romantiek ingesloten tusschen tijd
perken van rationalisme, Schweitzer
wijst er op, dat juist Bach allereerst
door den geest benaderd moet worden
en daarna eerst technisch; hoevele or
ganisten vinden niet de registratie-pro-
blemen belangrijker! Inderdaad kunnen
We zien de hevige reactie van deze
impulsieve natuur in dezen voor hem
zelf uiterst gevaarlijken toestand van
zich-losgeslagen-voelen doet hij een
zeer overijlden stapeen half jaar na
den dood van Sophie huwt hij de 16-
jarige Auguste Bussman. Maar al gauw
bleek» dat het samenleven met deze
„wilde kat” onmogelijk was en het hu
welijk werd spoedig ontbonden, al
duurde het nog jaren vóór de schei
ding officieel werd uitgesproken.
Menig lezer zal wellicht het voor
hoofd ernstig fronsen bij dit relaas, of
twijfelen aan de echtheid van gevoel
bij Brentano, wellicht iets mompelen
van: aanstellerij. Laten we echter pro-
beeren deze romantici eenigszins te be
grijpen. Zij willen hun persoonlijkheid
tot in het oneindige ontwikkelen, ze
willen alles omvatten. In hun kunst
aanvaarden ze geen enkelen norm; de
willekeur van den kunstenaar erkent
geen wet boven zich. En dien norm
wenschen ze evenmin in hun leven. Ze
verafschuwen de geregelde brave bur
gerlijke bezigheden; lees slechts Eichen-
dorff’s meesterlijke novelle:: „Aus dem
Leben eines Taugenichts”. Die bekrom
pen luitjes weten alleen van kinderen
wiegen, van zorg voor het dagelijksch
brood, niets van het oneindige, nooit
bevredigende verlangen, dat hoogere
geesten bezielt, niets van den fantasti-
schen levensdrang: „Den Heb’ ich, der
Unmögliches begehrt”. Dat onmogelijke
begeerden zij, maar ze bezaten niet de
wijze zelfbeperking van een Goethe
(In der Beschrankung zeigt sich der
Meister) niet de vroolijke resignatie
(Am farbigen Abglanz haben wir das
Leben), niet hët inzicht in het wezen
der poëzie, die wel „begleiten”, maar
niet „leiten” kan, niet het oog voor de
vruchtbaarheid van den kleinsten
kring, als men dien slechts goed weet
te beschouwen. En daarom lijdt van
bijna allen het leven schipbreuk. Velen
sterven jong: Novalis, wellicht de be
gaafdste, op 28-jarigen leeftijd,
Wachenroder eveneens, anderen eindi
gen door zelfmoord (H. v. Kleist) of
in krankzinnigheid (Hölderlin). Nog
anderen worden brave burgers, wat den
De boulevard naar het gaud is met
harten geplaveid.
zich bij het vplgen van Schweitzer be
zwaren voordóen, t.a.v. de uitvoerings-
détails. En voorts: wanneer het waar is,
dat Bach louter objêctief en een einde
is geweest, hoe is dan te verklaren, dat
zijn gemoedswaarde, zijn compositori
sche vernieuwingen, zijn technische,
vooruitstrevendheid en zijn baanbreken
de plastiek bij de romantici later zoo
sterk weerklank vonden? Nu er met den
tijd perspectief is gekomen in Schweit
zer’s denkbeelden, vertoonen zich ook
inconsequenties naast het schoone.
F. Mendelssohn-Bartholdy in het licht
van onzen tijd. In de afgeloopen eeuw
zijn de meest uiteenloopende meeningen
over deze figuur geuit, waarbij o.m. zijn
relaties tot de romantiek, het classicis
me, Bach en de religie in het geding
werden gebracht. Merkwaardig is ook
zijn persoonlijkheid, vergeleken met die
van Chopin. Naast veel overeenkomst is
er veel verschil, vooral op het stuk van
beider geaardheid; ook Mendelssohn’s
contact met Goethe was van invloed.
Laakten de romantici zijn afkeer van
pathos, in onze dagen wreekt zich het
soms holle classicistische formalisme in
zijn werk.
Uit zijn religie put de componist
inspiratie tot zijn oratoria, maar realis
tische dramatische uitbeelding is daar
bij niet zijn fort. Niet alleen uit zijn
dualisme romanticus-classicus, maar ook
uit het dualisme mensch-kunstenaar
rijzen voor hem problemen; zijn heftig
heid, zijn scherpe critiek, in het bijzon
der gericht tegen muzikale sentimen
taliteit, zijn daarvan voorbeelden. Men
delssohn’s veelzijdigheid compenseert
echter elk tekort; zijn vaardigheid met
pen en teekenstift verleent hem een
bijzonder muziek-programmatisch ver
mogen, een beeldend en coloristisch ta
lent Desniettemin blijven de meenin
gen verdeeld.
Maarten Luther als muzikaal her
vormer. Ook tusschen Goethe en Luther
bestaat verband: zij waren even veel
zijdig. Wat Luther’s opleiding betreft,
de gegevens daaromtrent zijn nog vaag;
zeker is echter, dat hij uiteindelijk vol
komen deskundig was, daarbij nog ge
stérkt door een geloof in de metaphy-
sische waarden der muziek. Op lithur-
gisch zoowel als op buiten-lithurgisch
gebied treedt hij als reformator op. Hij
is practicus: allereerst behoudt hij het
bruikbare; voorts brengt hij wijzigingen
en verbeteringen 'aan en wijkt zoo noo
dig van de regels af; tenslotte, propa
geert hij de actieve muziekbeoefening.
Twijfel omtrent de authenticiteit van
op zijn naam staande werken is in de
loop der jaren op vele plaatsen wegge-
nomeh. In de omgeving van een zoo
hoogstaanden mensch kon overdreven
vereering welhaast niet uitblijven, het
geen echter allerminst afbreuk doet aan
zijn beteekenis voor de muziek tot Bach
en Handel, in het bijzonder voor de
cantate; (gaarne hadden wij in dit ver
band iets over den oorsprong en de ver.
dere ontwikkeling der cantate aange
troffen)
Qver Poolsche folklore. Dit opstel, dat
opgevat kan worden als een prelude tot
het erop volgende, is het eerste in de
reeks, waarin een'ruime plaats temid
den der zakelijkheid is ingeruimd aan
contemplatie met een zekere sfeer.
Chopinologie. Opinies rond een groot
kunstenaar, rond een ziekelijk mensch.
Is deze ziekelijkheid voor den mensch
Chopin fnuikend geweest, indirect be
laagt zij ook den kunstenaar: zoo
schrijft men o.a. zijn gedurfde aqnwen.
ding van dissonanten er aan toe. Maar
erger nog is de vereering juist om die
ziekelijkheid. Zelfs heden wordt Chopin
nog niet ten volle recht gedaan: veelal
zit op het podium nog met bravour de
virtuoos, waar de nederige, bescheiden
dienaar hoorde te zitten. Verdere con
clusies voor het heden worden uit de
bibliografie geput, die het opstel be
sluit.
Constantijn Huygens. Bij een schilde
ring van het 17e-eeuwsche Nederland-
sche muziekleven ligt in het centrum
het Muiderslot met als hoofdfiguur
Huygens. Al had hij tekortkomingen,
b v, een te nadrukkelijke beredeneerd-
heid, vooral bij toonschildering, toch is
hij muzikaal een belangrijker figuur,
dan hijzelf en velen na hem meenden.
Al was hij niet bijster vooruitstrevend,
toch was hij een persoonlijkheid. Na»
Bovenstaand gedichtje van den jongen
Brentano karakteriseert op uitnemende
wijze zijn persoonlijkheid. De man, die
zonder geloof en zonder hoop, zonder
innerlijke vastheid, door het leven
wankelt, dan bij dezen, dan bij genen
steun zoekend, en die in de liefde het
anker zocht, dat zijn levensscheepje
zou vastleggen aan veilige kust.
Waar bovengenoemde verzameling
van tweehonderd totnogtoe onbekende
brieven van Brentano ons in de eerste
plaats een blik vergunnen op den
mensch, niet op de werken van den
kunstenaar, mag in deze aankondiging
ook wel het biographische element op
den voorgrond treden.
Vader Brentano aan den naam
zien we reeds zijn Italiaansche af
komst, een rijke koopman in Frank
furt a/M., huwde als 39-jarige de ze
ventienjarige Maximiliane de la Roche,
op wier jonge schouders nu ook de
zorg rustte vooc de zes kinderen uit
het eerste huwelijk van haar man. Het
derde kind uit deze tweede echtverbin
tenis was Clemens (geb. 1778); op hem
volgden nog negen kinderen, waarvan
Bettina, ons uit het leven van Goethe
zoo bekend, op haar zeven jaar ouderen
broer den grootster! invloed heeft
gehad.
Zijn opvoeding is uiterst onregelma
tig. Clemens is langen tijd bij zijn
grootouders, dan bij, zijn strenge, lief-
delooze tante, dan. in een kostschool,
met het resultaat, dat hij feitelijk
niets leert.
Denken doet hij genoeg, maar
Zegt hij later zelf al mijn gemijmer
draaide ten slotte alleen om mijn eigen
ik. De 17-jarige droomer komt op va
ders bevel, in een olie- en brandewijn-
zaak te Langensalza, maar hij kan het
daar niet uithouden en ten slotte gaat
de 19-jarige naar dez universiteit in
Jena, geen vaste studie, maar alge-
meene ontwikkeling zoekend.
Ook hier: „zonder doel ben ik geble
ven”. Bezoeken andere studenten vlij
tig de college’s an den filosoof Schel
ling, voor hem zijn de discussies daar
over alleen een onderwerp van grap
pen nooit verdiept hij zich ernstig
in een of ander werk.
Sophie Mereau, de vrouw- die wel
den meesten invloed op hem heeft uit
geoefend, raadde hem eens*. „Gebruik
de eenvoudigste, natuurlijke middeleh
om den daemon van namelooze onrust
te verbannen, die in u, niét buiten
u woont. U hebt veel talenten, maar
vele talenten zonder wilskracht gelij
ken op een teeren tak zonder steun, be
laden met bloesems, die door zijn sie
raad steeds dieper naar beneden wordt
getrokken. Zoekt door eenvoudige be
zigheid, lichamelijke inspanning rusti
ger te worden, maar werk ernstig en
volhardend,” Juist die eigenschappen
ontbraken hem.
Bophje Mereau, de vrouw van pro
fessor Mereau in Jena, was de gevier
de godin van een dweependen kring
jongelui, waartoe ook Clemens behoor
de. Haar eigenhuwelijk was onge
lukkig, en zij bruiste zoozeer van vita
liteit, dat er voor resignatie geen plaats
boerengeslacht op Frieschen bodem ge
geven, die iedereen met bewondering
moest vervullen. Door zijn diep psy
chologisch inzicht kwam het werk ver
uit boven de sfeer van wat men ge
meenlijk als streekliteratuur vindt
aangekondigd.
In „De bijen zingen” mhakte men
kennis met de Wiarda’s van omstreeks
1700, In „Het Rad der Fortuin” werd
de kroniek van het geslacht voortge
zet tqt het uitbreken van den wereld
oorlog. Het boek omvat de periode van
1900 tot 1914, een periode van schijn
baren bloei en schijnbaren vrede, wel
ke echter naar wezen qn geest opper
vlakkig en gevaarlijk is en al te zeer
vol verborgen tegenstellingen. Ook in
dit boek komen de menschen voor den
lezer te staan groot, machtig en le
vend, Hij voelt zich waarnemer van
I een werkelijkheid, welke verleden is
j geworden,, dank zij de plastische kracht.
van de Vries’ beschrijvingskunst. Ook
de „Freule” leest men met klimmende
1 bewondering voor dit plastisch schrijf-
vermogen. Het is een korte novelle
van nog geen zestig bladzijden, maar
ij is spannend en dramatisch en zjj
vormt als deel van de kroniek van het
eslacht Wiarda een afgerond geheel.
Het is een kort en aangrijpend ver-
baal, dat de lezer temeer zal pakken.
1 wanneer hij de Wiarda’s en hun ka-
i i akters heeft leeren kennen uit de an-
?ere zooeven genoemde boeken van
i 1 beun de Vries, waarin de levens van
mannelijke en vrouwelijke le
van het geslacht staan uitgebeeld.
was in haar levensplan. Spoedig was
Clemens in haar huis de dagelijksche
gast, mocht haar uit zijn literair werk
voorlezen, zijn huldigingen werden tot
vurigen gloed en al gauw laaide in
beider hart hetzelfde vuur.
Toch duurt het nog enkele jaren
voor de geliefden elkaar kunnen toe-
behooren. Eindelijk scheidt Sophie van
haar man en huwt ze Clemens, die
acht jaar jonger is. Maar het tragi
sche bij hem is dithij kan alléén
verlangen, verlangen met al de kracht
van zijn zielis dit verlangen bevre
digd, dan slaat het om in het tegen
deel hij begint dan zijn partner en
zichzelf te kwellen, tot vernietiging toe.
Op het oogenblik dat hij een geliefde
vrouw omarmt, denkt hij reeds aan het
moment, waarop ze hem ontrouw zal
zijn of hij een ander zal omhelzen. Het
tweespaltige karakter van deze liefde,
waaronder ook Heine zoo heeft gele
den, is misschien door den laatste het
beste geteekend in deze woorden
Die Engel die nennen es Himmelsfreud’,
Die Teufel die nennen es Höllenleid»
Die Menschen die nennen es Liebe.
De tragedie van Brentano’s huwelijk
met Sophie vinden we in de volgende
passage’s van zijn brieven Zomer 1803.
Haar bekoorlijkheid, haar levensmoed,
haar goedheid van hart zijn zóó onuit
puttelijk, dat die eeuwig bloeien, nooit
verwelken zullen. Zoo' zal ik dan spoe
dig alle natuurlijke dingen hebben, die
ook Goethe begeerd heeft, en hoe zal
ik dichten
Hferfst 1803. „Je moet niet gelooven,
beste Achim (een intieme vriend en
medewerker) dat ik ongelukkig of ver
anderd ben door mijn verbinding met
Sophie, neen, ik' voel mijn leven door
haar vermooid, maar bevleugeld zie ik
het niet.” -t
Herfst 1804. „Een jaar lang, beste
Achim, heb ik geen regel gedieht, heb
geen vrienden, geen liefde. In stil hui
selijk lijden voel ik mijn krachten ver
slappen, en dat juist ik, die alles zoo
intensief voel."
Toch heeft Brentano nog het meest
rust gevonden bij Sophie. Ongehui
cheld was zijn smart, toen ze n& een
huwelijk van drie jaar hem door den
dood werd ontnomen. In deze dagen
schrijft hij t „Uit het leven ben ik ge
rukt, alles wat ik begonnen ben is ge
broken. wat mij te wachten staat, kan
ik niet liefhebben wat mij gebeurd is,
js alleen ellende. Alles, alles is voor
bij, ik ben versteend, ik had alles in
Sophie teruggevonden, wat ik in haar
'liefhad, in haar verloor, wat zij was,
0/ ik was onuitsprekelijk gelukkig.
Waarheen, hoe, waar, ik weet niets.
De mijnen zijn mij vreemd, ik heb geen
enkele hulp, eenzaam moet ik terug-
keeren naar het huis, dat door mijn
God is verlaten, in mijn zaken alles
ligt en staat door haar handen gelegd,
dend, ik zal leven met de doode,
O Savigny (de vriend, aan wien hij
schrijft), was ik maar dood. Jij bent
dikwijls vriendelijk geweest tegen So
phie, ze voelde sympathie voor je,
neem mijn dank aan. Ik kan alleen
aan deze yrouw denken als aan een
God, ik heb in het laatste jaar dingen
in haar begrepen en bemind, die mij
dwongen tot de diepste deemoedigste
liefde. Och Savigny, ik heb alles ver
loren, de heele geschiedenis van mijn
leven, alles wat mij liefhad, aandreef
en ophield, ik heb geen wensch als te
sterven."
Theun de Vries, die met zijn vier
jaar geleden verschenen roman „Stief
moeder Aarde” onze letteren verrijkte
met een onovertroffen epos van het
Friesche land, vraagt met zijn juist
verschenen kleine novelle „De Freule’’
opnieuw onze aandacht voor het ge
slacht der Wiarda’s, waarvan hij de
kroniek in „Stiefmoeder Aarde” had te
boek gesteld en die hij ook verder ver»
volgd heeft in „Het Rad der Fortuin”
en in een andere novelle: „De bijen
zingen”. De kroniek der Wiarda'?
Vormt blijkbaar voor dezen auteur een
rijke bron en de lezer kan zich daar
over aJechU verheugen; de figuur van
de freule bijvoorbeeld, die hij ons thans
i® zijn novelle van dien naam heeft ge-
8fev?n, zouden wij niet gaarne
gemist m de geschiedenis
W‘arda-Zathe.
Het ig noodig even terug te gaan tot
«Stiefmoeder Aarde”.
Toen dit lijvige werk in zeven dee-
v’er jaar geleden, het licht zag.
en wij niet geaarzeld het als een
J^sterwerk der wereldliteratuur te
alHieeeren, als hoedanig het onge-
state; de jonge moeder sterft en de
kleine Justus blijft alleen met de ruwe
en Stugge Hester achter.
Men ziet, er gebeurt veel in weinig
bladzijden; er gaat dan pok een sterke
dramatische werking van deze novelle
uit.
De kleine Justus Wiarda heeft stu-
die-zin. Er komt een schplarius uit
Franeker op de state, die hem lessen
geeft en grooter geworden, wil Justus
de wereld in, naar Leuven, Wittenberg
en Fadua,
Dit is een harde slag voor Hester, dfe
met al haar stugheid en ruwheid van
het kind is gaan houden. En wanneer
zij er getuige van is geweest, dat hij
op een boerendansfeest een jonge deern
omarmt en kust, dan wordt zij zich
ten volle bewust van haar verloren
leven, zonder liefde, zonder warmte,
zonder de zegeningen van het moeder
schap. Haar geest wordt ernstig ge
stoord; de waanzin peemt bezit van
haar. Het vormt bet tragische slot van
een kort, aangrijpend verhaal, met
meesterschap over de taal en den vorm
verteld. In de lange, maar altijd
boeiende kroniek van het geslach* -Ier
Wiarda’s is dit verhaal van rt-
een juweel van novellist)
„De freule’ moge een penuc.
in „De Jonker”. De Wiarda-lezei
den zich stellig verheugd toonen wan
neer de kroniek van het geslacht den
schrijver hiertoe zou kunnen inspiree-
ren, zooals deze hem ook heeft gebracht
tot het scheppen van deze freule, did
niemand meer uit de gedachte zal gaau^
JOHAN KONING,
twijfejd ook erkend zou worden wan
neer het, als bijvoorbeeld Gulbranssen
en Reymont, in vele talen zijn weg
naar andere landen zou vinden, in
ieder geval kan men „Stiefmoeder
Aarde” waardeeren als een nationaal
bezit. Weinigen zullen zich nog herinne
ren, dat prachtige boek van Nine v. d.
Schaaf, „Heerk Walling”, een verhaal
van Friesch dorpsleven, waarvan de
beschrijvingskunst met haar schitte
rend evocatief karakter moeilijk te
overtreffen viel. Theun de Vries geeft
het leven van bet Friesche platteland
anders weer, maar het leven der een-
voudigen heeft bij ons in zijn vaak
strak gebeeldhouwd proza met niet
minder innerlijke bewogenheid ge
schetst. Zijn visie op details is bewon-
derenswaardig en zijn psychologische
verantwoording van elke daad getuigt
van diep inzicht in den strijd dien ook
de eenvoudigste sterveling op aarde
heeft te voeren.
„Stiefmoeder Aarde”, lp zeven „boe
ken” onderverdeeld, gaf, zooals we
reeds zeiden, dep lezer nauwgezet weer
de kroniek van de Wiarda-Zathe, met
haar aigen sfeer, haar ptoere stuggt
menschen uit het boerengeslacht der
Wiarda s, ploeterende vrouwen, zwoe
gende mannen, driftmenschen en j»e
kende zielen,, m wanhoop ondergegaa*
of opgevoerd naar heilbrengende bró-
nen van een onuitroeibaar geloof Eei
geweldige stof, historisch verantwooro
ook wanneer naar de oudste tijdei
wordt teruggegrepen, had de auteur!
voor het schrijven van „Stiefmoeder
1 I