LETTERKUNDIG BIJBLAD HAAGSCHE COURANT CLEMENS BRENTANO BOEKEN OVER MUZIEK I LettalkumdEg® VAN DE Kroniek der Duitsche letteren Gedachten aller tijden Woensdag 24 April 1940, No. 17552. b.4.p.3 J. VAN VOORTHUYSEN. i rakters heeft leeren kennen uit de Theun de Vries „De freule”, doer Theun de Vries, van Loghum Slaterus, Uitgeversmü N.V, Arnhem, De onder bovenstaanden titel in boek vorm bijeen gebrachte studiën publi- zoovele den t— „De Freule” komen we met leden Wat waar is, is eenvoudig. Waarheid heeft geen poeder, geen schmink, geen kleurmiddelen noodig. Zwijgende lieden zijn niet aange naam, omdat men nooit weet, waarover zij zwijgen. Juist in de oogenblikken van het leven, wanneer men elkaar het meest te zeggdn heeft, kan men het moeilijksi zijn gedachten uiten. Wie het minst te eten hebben, moeten vaak het meest verduwen. De meest onbuigzame en meest bar- baarsche despoot van alle tijden en van alle landen is het vooroordeel. Ook suikerzoete lieden kunnen ande ren het leven vergallen. Er zyn menschen, die het meester lijk verstaan, alle dagen onze soep te verzouten. Wat helpt het en wat kan het ons schelen, dat ze op enkele feest dagen koeken voor ons bakken? Met zijn ellende moet men gaan rei zen; met zijn verdriet thuis blijven. Geen mensch leert zichzelf kennen uit zichzelf. Hij neemt een maatstaf en meet Zich zelven soms te klein, maar meestal te groot. Slechts in anderen herkent zieh de mensch. Het is een vrij ondankbare taak om op het gevoel te werken van iemand, die geen hart heeft. De beste manier om met menigeen om te gaan ishem te ontgaan. Zeg dwaasheden, en men zal u ver dragen; zeg waarheden, en men zal u haten. Zorgt ervoor, dat ge sommige dingen, welke ge voor niets krijgt, niet te duur betaalt. Amen.” In 1842 is hij ontslapen. J. H. SCHOUTEN. volging was hem vreemd: hij waakte er voor „om niet als aep te zijn van ander- luijden werck”. Prachtige citaten krui den dit stuk op voortreffelijke wijze,** evenals het volgende Johan Wagenaar’s opera’s. Temidden van een bespeurlijken afkeer van de opera verrijst in ons land de figuur van onzen nestor der muziek. In zijn Doge van Venetië en zijn Cid toont hij zijn ironischen kijk op opera-effecten en niet minder op het leven, maar dat alles zoo verantwoord, dat Schneevoigt’s woorden: „Wagenaar is grooter mees ter, dan men in Holland weet”, hier volkomen op hun plaats zijn. De beteekenis van Giacomo Puccini. Groote populariteit heeft ook zijn scha duwzijde: een terugslag bij de verfijn den. Maar de verguisde Puccini leeft voort. Nog heden zijn de meeningen verdeeld. Uit de reactie op het verisme en uit de attractieve experimenten der jongeren is veel critiek te verklaren, maar al is de toon wel eens te scherp, ten deele is zij ook gerechtvaardigd. Naast gebreken had Puccini veel zelf- critiek (zie zijn brieven), die hem de achting van vele tijdgenoot-componisten bezorgde. Hoe groot evenwel zijn betee kenis is, een anachronistisch accent is met zijn waarden niet te dekken. Moessorgsky en Debussy. Niet slechts bestaat er affiniteit tusschen Debussy en Moessorgsky (verblijf in Rusland), doch tevens tusschen impressionisme en realisme. De hieruit voortvloeiende sterke overeenkomst gaf aanleiding tot misvatting: de verwantschap is inner lijk, niet uiterlijk. Aarde” bijeengebracht en hij heeft deze stof verwerkt met al dramatische en epische kracht waarover hij beschikt. De sfeer van de noodlotstragedie, welke men ook in „De Freule" terug vindt laat den lezer van „Stief moeder Aarde” niet los. Zij is er van af het eerste „boek” tot het noodlottige levenseinde van den laatsten Wiarda, waarmede het werk besluit. Theun de Vries, in Friesland geba ren en getogen» had in dit boek van het Friesche land een kroniek van een „Poesie, die Schminkerin, Nahm mir Glauben, Hoffen, Lieben, Dass ich wehrlos worden bin Nackt zur Holle hingetriebert.” De rust, waarnaar hij zoo verlangde, had hij gevonden; hij zingt: Sie sollen treten auf die Spitzen, Wo die lieben Engelein sitzen, Wo kommt der liebe Gott gezogen Mit einem schonen Regenbogen; Du sollen ihre Seelen vor Gott [bestehn Wann wir werden zum Himmel [eingehn, Wie hartelijk, noch hoffelijk kan zijn, is misschien heel geniaal, maar zeker onuitstaanbaar. „Muziekhistorische perspec- tieven”, door dr. E. W. Schallenberg. Uitgave N-V. de Spieghel te Am sterdam en N.V. Het Kom pas te Antwerpen. hebben van de ceerde dr. Schallenberg, privaat-docent aan de Rijksuniversiteit te Leiden, in de afgelqopen jaren onderscheidenlijk als artikel in de Gids, de Muziek en de Wereld der Muziek, als openbare les aan de Leidsche Universiteit en als voordrachten op congressen van Neder- landsche historici te ’s-Gravenhage, Ver schillende wijzigingen in den omvang zoowel als de toon van het betoog vor men een waarborg te over voor de wen schelijkheid van een aantal essays over zoozeer uiteen liggende muzikale onder werpen in boekvorm. Zonder meer had de sterke persoonlijke visie, welke in al deze geschriften doorstraalt, reeds afdoende borg kunnen staan voor deze uitgave, want deze visie, in een recht- streekschen schrijftrant neergelegd, vormt een hecht bindend element- Daar om js het heel wel mogelijk, dat, wan neer wij bij de lezing een verhand mee nen te voelen, er een draad loopt van Luther, den wegbereider der Protestant- ache muziek, naar Bach, die weer, gelijk o.a. Schweitzer vermeldt, op meer dan één gebied verwant is met Mendels sohn, wiens affiniteiten met Chopin op hun beurt via de Poolsche muzikale folklore tot den Poolschen grootmeester vceren, om ons hiertoe slechts te bepa len en dat deze samenhang alleen voort komt uit de persoonlijkheid van den auteur, en niet opzettelijk bedoeld is, Zijn groote eruditie en belezenheid (men zie de lijst van aanteekeningen!) stellen hem in staat, zijn betoog voort durend op citaten te fundeeren; voor zoover in den tijd tusschen de eerste van den Wiarda-stam in aanraking, die leefde» rond hef einde der 18de eeuw. De historische sfeer van het Friesche land, in de uitbeelding waarvan hij zich reeds eerder een meester toonde, komt hier bijzonder sterk en suggestief tot Uiting. Minne Wiarda had in Utingeradeel met boeren en verpachten veel geld verdiend en op een goeden dag kocht hij de leegstaande state van de Do- nia’s onder Dronrijp een vierkant bak steenen slot in een dubbele rij van olmen. Minne Wiarda was nu kasteelheer; hij had den rijkdom, Hij was een Wiar da, die niet langer onder het boeren pak woondemaar Minne Wiarda had niet alleshij had geen zoon, enkel twee dochters, Hester en Bely, en het zat hem hoog, dat hu de state bij zijn sterven in de handen van twee vrou wen moest late». Minne vindt een ontijdigen dood en zoo treft de lezer reeds in het begin van de novelle, de twee zusters Wiarda aan op de Donia-state, Hester een man wijf gelijk, Bely een-ep-al zachte vrouwlijkheid. De handeling voltrekt zich snel, maar dat gaat niet ten koste van de karakter uitbeelding. De beide vrouwen-figuren Worden scherp geteekend; niemand zal er zieh over verwonderen, dat de zacht moedige Bely en kind ter wereld brengt, Justus Wiarda. Hester wordt harder en is steeds meer in zich zelf gekeerd. Een besmet telijke ziekte teistert het land en de „Das unsterbliche Leben". Unbe- k-annte Briefe von Clemens Bren- lano Uitg. Eugen Diedericht, Jena. Qhn’ Glauben und ohn’ Hoffen/ Nur Lieben, nichts als Lieben. Ohn' Ziel bin ich geblieben Drum hab’ ich nichts getroffen. dood voor hun kunstenaarschap betee- kent. En dan zoeken zij troost onder de vleugelen van de heilige Moeder kerk. Die overgang geschiedt lang niet altijd op grond van een innerlijke over tuiging. Maar romantische naturen met een uitgesproken aesthetische levens houding worden aangetrokken door de schoonheid van den Katholieken eere- dienst, de klassieke schoonheid van de kerkgebouwen. Lees slechts de geest driftige beschrijving van Mortimer in „Schillers Maria Stuart”. Meer echter nog door de behoefte aan rust, die bij menschen als Brentano alleen mogelijK is onder een autoriteit over zijn den ken. „In onzen tijd alléén kunnen staan, beteekent een reus zijn”, schreef hij eens aan Achim. Hij was dankbaar, bij zijn overgang tot het Katholicisme een meening te krijgen want eigenlijk had hij over ernstige dingen nooit een ernstige meening gehad. Zijn onevenwichtige ziel vond hier de rust, waarnaar hij altijd had gesnakt. Van 1818 tot 1824 wijdde hij zich aan het opteekenen van de visioenen der zieke non Katharina Emmerich in Dülmen, waarvan de roep uitging, dat zij gestigmatiseerd was. De woorden, door haar op haar ziekbed uitgespro ken, waren voor Brentano openbarin gen vol wijsheid en genade. De poëzie, welke hij vroeger had gediend, veraf schuwde hij nu. publicatie en het verschijnen van dit boek nieuwe gezichtspunten in druk zijn uitgekomen, is daarvan nota genomen. Een klein land als het onze ondergaat onvermijdelijk vele invloeden van bui ten; bij het citeeren kan men daar prachtig profijt van trekken. In dit beek treft men dan ook een naar, alles windstreken georiënteerde documenta tie aan, iets, dat men in de literatuur der groote mogendheden maar al te vaak mist. Dat neemt niet weg, dat de auteur ook wel eens voor de verleiding bezweken is, te citeeren waar hij beter zelf aan het woord had kunnen blijven; hierdoor krijgt ’t betoog soms denzelfden onnoodigen diepgang, welke dikwijls ’t lezen van dissertaties zoo vermoeiend kan maken. Geen wonder dus, dat dit coquetteeren met citaten het meest merkbaar is in de zakelijke opstellen, waar het boek mee begint; dientenge volge zijn de meer beschouwende stu diën, welke daarop volgen, warmer en gaver van toon. Teneinde een summieren indruk te geven van den rijken inhoud van dit verzamelwerk, volge thans aan de hand der titels een beknopt overzicht. Schweitzer en Bach- Schweitzer, hoe zeer ook van nature rationalist, toont veel overeenkomst met den gevoels- mensch Romain Rolland. In het alge meen is het moeilijk, een scheidingslijn te trekken tusschen rationalisme en ro mantiek. „Wij, die ons verbeelden reali- teitsmenschen te wezen, zijn nog in veel kinderen der romantiek” zegt dr. Schal lenberg zeer terecht, Het is magelijk, door het Denken een weg te vinden, naar mystiek en ethiek. Historisch ligt de romantiek ingesloten tusschen tijd perken van rationalisme, Schweitzer wijst er op, dat juist Bach allereerst door den geest benaderd moet worden en daarna eerst technisch; hoevele or ganisten vinden niet de registratie-pro- blemen belangrijker! Inderdaad kunnen We zien de hevige reactie van deze impulsieve natuur in dezen voor hem zelf uiterst gevaarlijken toestand van zich-losgeslagen-voelen doet hij een zeer overijlden stapeen half jaar na den dood van Sophie huwt hij de 16- jarige Auguste Bussman. Maar al gauw bleek» dat het samenleven met deze „wilde kat” onmogelijk was en het hu welijk werd spoedig ontbonden, al duurde het nog jaren vóór de schei ding officieel werd uitgesproken. Menig lezer zal wellicht het voor hoofd ernstig fronsen bij dit relaas, of twijfelen aan de echtheid van gevoel bij Brentano, wellicht iets mompelen van: aanstellerij. Laten we echter pro- beeren deze romantici eenigszins te be grijpen. Zij willen hun persoonlijkheid tot in het oneindige ontwikkelen, ze willen alles omvatten. In hun kunst aanvaarden ze geen enkelen norm; de willekeur van den kunstenaar erkent geen wet boven zich. En dien norm wenschen ze evenmin in hun leven. Ze verafschuwen de geregelde brave bur gerlijke bezigheden; lees slechts Eichen- dorff’s meesterlijke novelle:: „Aus dem Leben eines Taugenichts”. Die bekrom pen luitjes weten alleen van kinderen wiegen, van zorg voor het dagelijksch brood, niets van het oneindige, nooit bevredigende verlangen, dat hoogere geesten bezielt, niets van den fantasti- schen levensdrang: „Den Heb’ ich, der Unmögliches begehrt”. Dat onmogelijke begeerden zij, maar ze bezaten niet de wijze zelfbeperking van een Goethe (In der Beschrankung zeigt sich der Meister) niet de vroolijke resignatie (Am farbigen Abglanz haben wir das Leben), niet hët inzicht in het wezen der poëzie, die wel „begleiten”, maar niet „leiten” kan, niet het oog voor de vruchtbaarheid van den kleinsten kring, als men dien slechts goed weet te beschouwen. En daarom lijdt van bijna allen het leven schipbreuk. Velen sterven jong: Novalis, wellicht de be gaafdste, op 28-jarigen leeftijd, Wachenroder eveneens, anderen eindi gen door zelfmoord (H. v. Kleist) of in krankzinnigheid (Hölderlin). Nog anderen worden brave burgers, wat den De boulevard naar het gaud is met harten geplaveid. zich bij het vplgen van Schweitzer be zwaren voordóen, t.a.v. de uitvoerings- détails. En voorts: wanneer het waar is, dat Bach louter objêctief en een einde is geweest, hoe is dan te verklaren, dat zijn gemoedswaarde, zijn compositori sche vernieuwingen, zijn technische, vooruitstrevendheid en zijn baanbreken de plastiek bij de romantici later zoo sterk weerklank vonden? Nu er met den tijd perspectief is gekomen in Schweit zer’s denkbeelden, vertoonen zich ook inconsequenties naast het schoone. F. Mendelssohn-Bartholdy in het licht van onzen tijd. In de afgeloopen eeuw zijn de meest uiteenloopende meeningen over deze figuur geuit, waarbij o.m. zijn relaties tot de romantiek, het classicis me, Bach en de religie in het geding werden gebracht. Merkwaardig is ook zijn persoonlijkheid, vergeleken met die van Chopin. Naast veel overeenkomst is er veel verschil, vooral op het stuk van beider geaardheid; ook Mendelssohn’s contact met Goethe was van invloed. Laakten de romantici zijn afkeer van pathos, in onze dagen wreekt zich het soms holle classicistische formalisme in zijn werk. Uit zijn religie put de componist inspiratie tot zijn oratoria, maar realis tische dramatische uitbeelding is daar bij niet zijn fort. Niet alleen uit zijn dualisme romanticus-classicus, maar ook uit het dualisme mensch-kunstenaar rijzen voor hem problemen; zijn heftig heid, zijn scherpe critiek, in het bijzon der gericht tegen muzikale sentimen taliteit, zijn daarvan voorbeelden. Men delssohn’s veelzijdigheid compenseert echter elk tekort; zijn vaardigheid met pen en teekenstift verleent hem een bijzonder muziek-programmatisch ver mogen, een beeldend en coloristisch ta lent Desniettemin blijven de meenin gen verdeeld. Maarten Luther als muzikaal her vormer. Ook tusschen Goethe en Luther bestaat verband: zij waren even veel zijdig. Wat Luther’s opleiding betreft, de gegevens daaromtrent zijn nog vaag; zeker is echter, dat hij uiteindelijk vol komen deskundig was, daarbij nog ge stérkt door een geloof in de metaphy- sische waarden der muziek. Op lithur- gisch zoowel als op buiten-lithurgisch gebied treedt hij als reformator op. Hij is practicus: allereerst behoudt hij het bruikbare; voorts brengt hij wijzigingen en verbeteringen 'aan en wijkt zoo noo dig van de regels af; tenslotte, propa geert hij de actieve muziekbeoefening. Twijfel omtrent de authenticiteit van op zijn naam staande werken is in de loop der jaren op vele plaatsen wegge- nomeh. In de omgeving van een zoo hoogstaanden mensch kon overdreven vereering welhaast niet uitblijven, het geen echter allerminst afbreuk doet aan zijn beteekenis voor de muziek tot Bach en Handel, in het bijzonder voor de cantate; (gaarne hadden wij in dit ver band iets over den oorsprong en de ver. dere ontwikkeling der cantate aange troffen) Qver Poolsche folklore. Dit opstel, dat opgevat kan worden als een prelude tot het erop volgende, is het eerste in de reeks, waarin een'ruime plaats temid den der zakelijkheid is ingeruimd aan contemplatie met een zekere sfeer. Chopinologie. Opinies rond een groot kunstenaar, rond een ziekelijk mensch. Is deze ziekelijkheid voor den mensch Chopin fnuikend geweest, indirect be laagt zij ook den kunstenaar: zoo schrijft men o.a. zijn gedurfde aqnwen. ding van dissonanten er aan toe. Maar erger nog is de vereering juist om die ziekelijkheid. Zelfs heden wordt Chopin nog niet ten volle recht gedaan: veelal zit op het podium nog met bravour de virtuoos, waar de nederige, bescheiden dienaar hoorde te zitten. Verdere con clusies voor het heden worden uit de bibliografie geput, die het opstel be sluit. Constantijn Huygens. Bij een schilde ring van het 17e-eeuwsche Nederland- sche muziekleven ligt in het centrum het Muiderslot met als hoofdfiguur Huygens. Al had hij tekortkomingen, b v, een te nadrukkelijke beredeneerd- heid, vooral bij toonschildering, toch is hij muzikaal een belangrijker figuur, dan hijzelf en velen na hem meenden. Al was hij niet bijster vooruitstrevend, toch was hij een persoonlijkheid. Na» Bovenstaand gedichtje van den jongen Brentano karakteriseert op uitnemende wijze zijn persoonlijkheid. De man, die zonder geloof en zonder hoop, zonder innerlijke vastheid, door het leven wankelt, dan bij dezen, dan bij genen steun zoekend, en die in de liefde het anker zocht, dat zijn levensscheepje zou vastleggen aan veilige kust. Waar bovengenoemde verzameling van tweehonderd totnogtoe onbekende brieven van Brentano ons in de eerste plaats een blik vergunnen op den mensch, niet op de werken van den kunstenaar, mag in deze aankondiging ook wel het biographische element op den voorgrond treden. Vader Brentano aan den naam zien we reeds zijn Italiaansche af komst, een rijke koopman in Frank furt a/M., huwde als 39-jarige de ze ventienjarige Maximiliane de la Roche, op wier jonge schouders nu ook de zorg rustte vooc de zes kinderen uit het eerste huwelijk van haar man. Het derde kind uit deze tweede echtverbin tenis was Clemens (geb. 1778); op hem volgden nog negen kinderen, waarvan Bettina, ons uit het leven van Goethe zoo bekend, op haar zeven jaar ouderen broer den grootster! invloed heeft gehad. Zijn opvoeding is uiterst onregelma tig. Clemens is langen tijd bij zijn grootouders, dan bij, zijn strenge, lief- delooze tante, dan. in een kostschool, met het resultaat, dat hij feitelijk niets leert. Denken doet hij genoeg, maar Zegt hij later zelf al mijn gemijmer draaide ten slotte alleen om mijn eigen ik. De 17-jarige droomer komt op va ders bevel, in een olie- en brandewijn- zaak te Langensalza, maar hij kan het daar niet uithouden en ten slotte gaat de 19-jarige naar dez universiteit in Jena, geen vaste studie, maar alge- meene ontwikkeling zoekend. Ook hier: „zonder doel ben ik geble ven”. Bezoeken andere studenten vlij tig de college’s an den filosoof Schel ling, voor hem zijn de discussies daar over alleen een onderwerp van grap pen nooit verdiept hij zich ernstig in een of ander werk. Sophie Mereau, de vrouw- die wel den meesten invloed op hem heeft uit geoefend, raadde hem eens*. „Gebruik de eenvoudigste, natuurlijke middeleh om den daemon van namelooze onrust te verbannen, die in u, niét buiten u woont. U hebt veel talenten, maar vele talenten zonder wilskracht gelij ken op een teeren tak zonder steun, be laden met bloesems, die door zijn sie raad steeds dieper naar beneden wordt getrokken. Zoekt door eenvoudige be zigheid, lichamelijke inspanning rusti ger te worden, maar werk ernstig en volhardend,” Juist die eigenschappen ontbraken hem. Bophje Mereau, de vrouw van pro fessor Mereau in Jena, was de gevier de godin van een dweependen kring jongelui, waartoe ook Clemens behoor de. Haar eigenhuwelijk was onge lukkig, en zij bruiste zoozeer van vita liteit, dat er voor resignatie geen plaats boerengeslacht op Frieschen bodem ge geven, die iedereen met bewondering moest vervullen. Door zijn diep psy chologisch inzicht kwam het werk ver uit boven de sfeer van wat men ge meenlijk als streekliteratuur vindt aangekondigd. In „De bijen zingen” mhakte men kennis met de Wiarda’s van omstreeks 1700, In „Het Rad der Fortuin” werd de kroniek van het geslacht voortge zet tqt het uitbreken van den wereld oorlog. Het boek omvat de periode van 1900 tot 1914, een periode van schijn baren bloei en schijnbaren vrede, wel ke echter naar wezen qn geest opper vlakkig en gevaarlijk is en al te zeer vol verborgen tegenstellingen. Ook in dit boek komen de menschen voor den lezer te staan groot, machtig en le vend, Hij voelt zich waarnemer van I een werkelijkheid, welke verleden is j geworden,, dank zij de plastische kracht. van de Vries’ beschrijvingskunst. Ook de „Freule” leest men met klimmende 1 bewondering voor dit plastisch schrijf- vermogen. Het is een korte novelle van nog geen zestig bladzijden, maar ij is spannend en dramatisch en zjj vormt als deel van de kroniek van het eslacht Wiarda een afgerond geheel. Het is een kort en aangrijpend ver- baal, dat de lezer temeer zal pakken. 1 wanneer hij de Wiarda’s en hun ka- i i akters heeft leeren kennen uit de an- ?ere zooeven genoemde boeken van i 1 beun de Vries, waarin de levens van mannelijke en vrouwelijke le van het geslacht staan uitgebeeld. was in haar levensplan. Spoedig was Clemens in haar huis de dagelijksche gast, mocht haar uit zijn literair werk voorlezen, zijn huldigingen werden tot vurigen gloed en al gauw laaide in beider hart hetzelfde vuur. Toch duurt het nog enkele jaren voor de geliefden elkaar kunnen toe- behooren. Eindelijk scheidt Sophie van haar man en huwt ze Clemens, die acht jaar jonger is. Maar het tragi sche bij hem is dithij kan alléén verlangen, verlangen met al de kracht van zijn zielis dit verlangen bevre digd, dan slaat het om in het tegen deel hij begint dan zijn partner en zichzelf te kwellen, tot vernietiging toe. Op het oogenblik dat hij een geliefde vrouw omarmt, denkt hij reeds aan het moment, waarop ze hem ontrouw zal zijn of hij een ander zal omhelzen. Het tweespaltige karakter van deze liefde, waaronder ook Heine zoo heeft gele den, is misschien door den laatste het beste geteekend in deze woorden Die Engel die nennen es Himmelsfreud’, Die Teufel die nennen es Höllenleid» Die Menschen die nennen es Liebe. De tragedie van Brentano’s huwelijk met Sophie vinden we in de volgende passage’s van zijn brieven Zomer 1803. Haar bekoorlijkheid, haar levensmoed, haar goedheid van hart zijn zóó onuit puttelijk, dat die eeuwig bloeien, nooit verwelken zullen. Zoo' zal ik dan spoe dig alle natuurlijke dingen hebben, die ook Goethe begeerd heeft, en hoe zal ik dichten Hferfst 1803. „Je moet niet gelooven, beste Achim (een intieme vriend en medewerker) dat ik ongelukkig of ver anderd ben door mijn verbinding met Sophie, neen, ik' voel mijn leven door haar vermooid, maar bevleugeld zie ik het niet.” -t Herfst 1804. „Een jaar lang, beste Achim, heb ik geen regel gedieht, heb geen vrienden, geen liefde. In stil hui selijk lijden voel ik mijn krachten ver slappen, en dat juist ik, die alles zoo intensief voel." Toch heeft Brentano nog het meest rust gevonden bij Sophie. Ongehui cheld was zijn smart, toen ze n& een huwelijk van drie jaar hem door den dood werd ontnomen. In deze dagen schrijft hij t „Uit het leven ben ik ge rukt, alles wat ik begonnen ben is ge broken. wat mij te wachten staat, kan ik niet liefhebben wat mij gebeurd is, js alleen ellende. Alles, alles is voor bij, ik ben versteend, ik had alles in Sophie teruggevonden, wat ik in haar 'liefhad, in haar verloor, wat zij was, 0/ ik was onuitsprekelijk gelukkig. Waarheen, hoe, waar, ik weet niets. De mijnen zijn mij vreemd, ik heb geen enkele hulp, eenzaam moet ik terug- keeren naar het huis, dat door mijn God is verlaten, in mijn zaken alles ligt en staat door haar handen gelegd, dend, ik zal leven met de doode, O Savigny (de vriend, aan wien hij schrijft), was ik maar dood. Jij bent dikwijls vriendelijk geweest tegen So phie, ze voelde sympathie voor je, neem mijn dank aan. Ik kan alleen aan deze yrouw denken als aan een God, ik heb in het laatste jaar dingen in haar begrepen en bemind, die mij dwongen tot de diepste deemoedigste liefde. Och Savigny, ik heb alles ver loren, de heele geschiedenis van mijn leven, alles wat mij liefhad, aandreef en ophield, ik heb geen wensch als te sterven." Theun de Vries, die met zijn vier jaar geleden verschenen roman „Stief moeder Aarde” onze letteren verrijkte met een onovertroffen epos van het Friesche land, vraagt met zijn juist verschenen kleine novelle „De Freule’’ opnieuw onze aandacht voor het ge slacht der Wiarda’s, waarvan hij de kroniek in „Stiefmoeder Aarde” had te boek gesteld en die hij ook verder ver» volgd heeft in „Het Rad der Fortuin” en in een andere novelle: „De bijen zingen”. De kroniek der Wiarda'? Vormt blijkbaar voor dezen auteur een rijke bron en de lezer kan zich daar over aJechU verheugen; de figuur van de freule bijvoorbeeld, die hij ons thans i® zijn novelle van dien naam heeft ge- 8fev?n, zouden wij niet gaarne gemist m de geschiedenis W‘arda-Zathe. Het ig noodig even terug te gaan tot «Stiefmoeder Aarde”. Toen dit lijvige werk in zeven dee- v’er jaar geleden, het licht zag. en wij niet geaarzeld het als een J^sterwerk der wereldliteratuur te alHieeeren, als hoedanig het onge- state; de jonge moeder sterft en de kleine Justus blijft alleen met de ruwe en Stugge Hester achter. Men ziet, er gebeurt veel in weinig bladzijden; er gaat dan pok een sterke dramatische werking van deze novelle uit. De kleine Justus Wiarda heeft stu- die-zin. Er komt een schplarius uit Franeker op de state, die hem lessen geeft en grooter geworden, wil Justus de wereld in, naar Leuven, Wittenberg en Fadua, Dit is een harde slag voor Hester, dfe met al haar stugheid en ruwheid van het kind is gaan houden. En wanneer zij er getuige van is geweest, dat hij op een boerendansfeest een jonge deern omarmt en kust, dan wordt zij zich ten volle bewust van haar verloren leven, zonder liefde, zonder warmte, zonder de zegeningen van het moeder schap. Haar geest wordt ernstig ge stoord; de waanzin peemt bezit van haar. Het vormt bet tragische slot van een kort, aangrijpend verhaal, met meesterschap over de taal en den vorm verteld. In de lange, maar altijd boeiende kroniek van het geslach* -Ier Wiarda’s is dit verhaal van rt- een juweel van novellist) „De freule’ moge een penuc. in „De Jonker”. De Wiarda-lezei den zich stellig verheugd toonen wan neer de kroniek van het geslacht den schrijver hiertoe zou kunnen inspiree- ren, zooals deze hem ook heeft gebracht tot het scheppen van deze freule, did niemand meer uit de gedachte zal gaau^ JOHAN KONING, twijfejd ook erkend zou worden wan neer het, als bijvoorbeeld Gulbranssen en Reymont, in vele talen zijn weg naar andere landen zou vinden, in ieder geval kan men „Stiefmoeder Aarde” waardeeren als een nationaal bezit. Weinigen zullen zich nog herinne ren, dat prachtige boek van Nine v. d. Schaaf, „Heerk Walling”, een verhaal van Friesch dorpsleven, waarvan de beschrijvingskunst met haar schitte rend evocatief karakter moeilijk te overtreffen viel. Theun de Vries geeft het leven van bet Friesche platteland anders weer, maar het leven der een- voudigen heeft bij ons in zijn vaak strak gebeeldhouwd proza met niet minder innerlijke bewogenheid ge schetst. Zijn visie op details is bewon- derenswaardig en zijn psychologische verantwoording van elke daad getuigt van diep inzicht in den strijd dien ook de eenvoudigste sterveling op aarde heeft te voeren. „Stiefmoeder Aarde”, lp zeven „boe ken” onderverdeeld, gaf, zooals we reeds zeiden, dep lezer nauwgezet weer de kroniek van de Wiarda-Zathe, met haar aigen sfeer, haar ptoere stuggt menschen uit het boerengeslacht der Wiarda s, ploeterende vrouwen, zwoe gende mannen, driftmenschen en j»e kende zielen,, m wanhoop ondergegaa* of opgevoerd naar heilbrengende bró- nen van een onuitroeibaar geloof Eei geweldige stof, historisch verantwooro ook wanneer naar de oudste tijdei wordt teruggegrepen, had de auteur! voor het schrijven van „Stiefmoeder 1 I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 15