AdBe
1
„Vastberaden Nederland”
Druk bezochte avond
het
van
Nationaal Jongeren Verbond
wduenC
Rubriek voor de Jeugd
HAAGSCHE COURANT VAN ZATERDAG 27 APRIL 1940.
VIERDE BLAD, PAGINA 2.
DEKfHS
■M
REDE VAN
PROFESSOR DE SAVORNIN LOHMAN
VEREENIGINGEN
NIEUWE RAADSELS
CORRESPONDENTIE
OPLOSSINGEN DEK RAADSELS
kan
VOORKOMEN
vaderland
te
Wij zullen handhaven.
de
1.
stuwd
JACOMIJNTJE MAAKT EEN BEGIN.
een
het rommeltafeltje een
Jacomijntje schrok! Ze bleef er wezenloos naar staren...
1. De spiegel.
2. Bed; El; Aar. Bedelaar.
3. Hengel. Hengelo.
Prijzen vielen ten deel aan
.Halfje”.
Morgenzonnetje”.
.Snaveltje”.
Mijn eerste is wit
Mijn tweede heeft men in alle kleuren.
Mijn geheel kan goed geraakt zijn.
bruiken, om tegen ons
complotteeren.
kou
was.
3.
Wat maakt men hieruit?
AADEEEILNSSRUW
2.
Wie leeft van den wind?
Prijzen afhalen aan het bureau Haag-
che Courant op Woensdagmiddag.
Daarbij uitsluitend je ware namen op
geven.
Oplossingen en briefjes moeten uiterlijk
Woensdagmorgen aan het bureau Haag-
sche Courant bezorgd zijn. Alles moet
onderteekend zijn met je ware namen vol
uit schuilnaam, leeftijd en adres. Op het
couvert vermelden: Aan Tante Etty.
TANTE ETTY.
bijzonder tot generaal Swart. In
hulde, welke spr. den ridders bracht,
betrok hij ook hen, die hun leven lie
ten in Indië.
Vervolgens wijdde mr. Bautz, ter
wijl de aanwezigen zich van hun ze
tels verhieven, woorden van eerbiedige
hulde aan de nagedachtenis van al
len, die in de afgeloopen maanden,
hetzij bij de zeemacht, bij de lucht
macht of in het leger, hetzij ter koop
vaardij of bij de visscherij, hun leven
lieten.
Wij willen wel vertrouwen op het
gegeven woord tot eerbiediging van de
onafhankelijkheid van ons grondge
bied. Maar bovenal, aldus spr., willen
wij en moeten wij vertrouwen op
eigen kracht, op leger en vloot, op den
vastberaden wil een volstrekt afwij
zende houding aan te nemen tegenover
aangeboden bescherming, van welke
zijde deze ook komt.
Dit mag gezegd worden namens het
geheele Nederlandsche volk, want zij,
die de bescherming van een vreemde
mogendheid willen inroepen, of deze
voorbereiden, plaatsen zich door hun
daden buiten de Nederlandsche volks
gemeenschap. Ze zijn er ook in ons
land, de landverraders, de verraders
van eigen volk, van eigen land, van
eigen traditie. Zij zijn er uit winstbe
jag, uit eerzucht, uit politieke teleur
stelling, uit lafhartigheid. Wij hebben,
aldus spr., voor dezulken slechts de
diepste verachting.
Het Nederlandsche volk
in Nederland met den grootst moge-
lijken spoed, niet alleen op papier,
maar ook in werkelijkheid, worden ver
wezenlijkt. Ook daarin behoort zich de
nationale vastberadenheid, vrucht van
nationale wedergeboorte, te open
baren.
Spreker betwijfelt echter, of de vast
beradenheid van het volk in zijn geheel
De geschiedenis van grootmoeder
en het rommeltafeltje.
en van een ongewoner, fijnen
middag.
Grootriep de luidruchtige stem
van Herbert door het huis. Gro-oot!
waar is nu toch weer m’n Bos-atlas
Even was het stil, en toen Herbert
geen antwoord kreeg, stormde hij bij
twee treden tegelijk de trap af en stond
al midden in de kamer. De deur liet
hij wagenwijd achter zich open.
GrootGrootjeriep- Herbert
Maar het oude dametje met haar zil
verwit haar was er niet. Vlak naast
den haard zat Kas met de vingers in
de ooren te lezen. Toen hij z’n ouderen
broer zag. keek hij even op van z’n
boek en zei venijnig Deur maar
flink wijd open, zeg’t Is hier zoo
warm
Och vent, schiet op jij snauwde
Herbert. Help liever mee zoeken. Een
uur geleden had ik ’m nog en nou is
hij wegO, waar is dat ding nou
weer En waar is grootmoeder
Weet ik niet, zei Kas En ik hèb
je atlas niet en schei nou uit met je
gezanik.
Hij streek eens door z’n woeste, blon
de kuif, wreef behagelijk met z’n rug
tegen den warmen muur en verdiepte
in z’n Wild-West-verhaal.
stampvoette haast. Maar
„A 1 i-B a b a”. Weer heelemaal beter?
Ongeveer 18 jaar. Neen, wel verloofd. De
groeten van Bep.
„L e er g r a a g”. Ja, het is al weer bijna
zoo ver. Ik vind het heerlijk. Dat heeft
moeder geraden. Vele groeten terug.
„H a 1 f j e”. Was jouw schuilnaam er
niet in? Dat was jammer hè? Je schuil-,
naam is in het lootjesbusje. De groeten'
aan je ouders.
„P o p p e n d ij n t j e”. Ja, ik vind het
erg netjes. Ja, gelukkig wel. De groeten
van ons terug.
„Ver gee tmeniet j e”. Dat vond je
zeker wel jammer? Was je ziek? Vele
groetjes terug.
„Roodstrikj e”. Zal je voortaan een
beetje duidelijker schrijven? Ik kon het
bijna niet lezen. En dan kan ik je ook
geen antwoord geven.
„D ui m e 1 o t j e”. Het is een aardig ver
haaltje. Als je weer een verhaaltje op
stuurt, schrijft je er dan niets anders bij
en het papier mag maar aan een kant
beschreven worden.
„G o ud h a a n t j e”. Dat was jammer,
dat je het vergeten bent hè? Zal je je
leeftijd niet meer vergeten? Ja, huiswerk
gaat vóór. Vele groeten terug.
„Ijskoningin”. Ja, ik vind het erg
aardig. Ik zal het doen hoor. Fijn zeg. Nu
weet je altijd hoe laat het is? Vele groe
ten terug.
„Snoepstertj e”. Ja, daar moet je
heel wat voor kennen. Ja, je mag ook al
leen de raadsels insturen. Zal je je leef
tijd en naam niet weer vergeten?
„De Kleine Heid e”. Wat een leuken
schuilnaam heb je gekozen. Dat is wel
prettig. Heb je er veel gevonden? Ja, dat
is ook erg prettig.
„P i g g e 1 m e e”. Ja, dat is wel erg
prettig zoo vrij. Heb je er veel gevonden?
Ken je het goed? Vele groeten terug.
„P o e s e n m o e d e r t j e”. Ja, dat mag
je. Dat kon ook. De groeten van Bep.
„De Snelle P ij 1”. Dat is een mak
kelijke vliegenvanger. Neen, dan blijft je
schuilnaam in het busje. Je mag ook raad
sels insturen. Doe je dan de oplossin
gen er bij? Gelukkig dat het over is. De
groeten van Bep.
„L o 11 y p o p”. Fijn zeg. Is opoe weer
beter? Doe je haar de groeten van mij?
De groeten aan allen.
„Bobberkopj e". Je moet vijf keer
de raadsels goed inzenden, dan kom je in
aanmerking voor een prijsje. Is er al wat
op gekomen? Een pootje aan Emka.
„De Zwarte Adelaa r”. Daar was
het zeker wel heerlijk? Neen, dat denk
ik ook wel niet. Fijn zeg. Zoek je er nog
meer? Vele groeten terug.
„A n e m o o n t j e”. Dat vond je zeker
wel prettig zoo te rijden? Fijn zeg, zoo
drie dagen. Dat krijg jij ook. De groeten
van Bep.
„A s s c h e p o e s t e r”. Ja, je schuil
naam zou in het lootjesbusje zitten als je
niet je naam en leeftijd was vergeten.
eigen kracht. Eén kracht, welke steeds
grooter wordt. Maar niet alleen de
kracht van leger en vloot bepalen de
kracht van verweer. Vooral op de
geesteshouding van het Nederlandsche
volk komt het aan.
Mr. Bautz richtte zich vervolgens
tot de ultra-pacifisten, die een ver
keerd begrepen pacifisme propageeren
Niet alleen de gemobiliseerden, ook
de bevolking zal zich vele en groote op
offeringen moeten getroosten. Zij moe
ten de gevaren en de verdediging daar
tegen goed onder de oogen zien.
Waakzaam zijn en blijven.
Het voorbeeld volgen van H.M. de
Koningin, die waarlijk geen poging
laat voorbijgaan om te ijveren voor
den vrede, voor wie het „Ik zal hand
haven” geen ijdele spreuk is. Het voor
beeld van Haar, die voorgaat in liefde
voor land en volk.
Voor de bescherming van
onze neutraliteit zorgen
wij zelf.
Vervolgens kreeg het woord de spre
ker van dezen avond, prof. mr. B. C.
de Savomin Lohman, lid van de Eer
ste Kamer, die aanving met er op te
wijzen, dat in dit tijdsgewricht de
handhaving van ons zelfstandig volks
bestaan en van ons grootsche impe
rium in het geding zijn. Ter bereiking
van dit doel dienen onze traditioneele
onzijd igheidspolitiek en onze defensie.
De neutraliteit Vindt, zacht uitgedrukt,
weinig waardeering bij de oorlogvoe
renden. Wij denken er niet aan, onze
onzijdigheid ten gunste van een der
partijen op te geven. Om verschillende
redenen niet, waarvan niet de minst
afdoende, dat het niet °P onzen weg
ligt, ons land vrijwillig tot slagveld der
natiën te maken.
Dat een volk met een verleden, als
waarop wij kunnen bogen, ervoor be
dankt, de rol te spelen, welke Dene
marken zich onder protest zag opge
drongen, spreekt wel vanzelf. Wij wen-
schen niet, dat men onze neutraliteit
„beschermt”, maar wij eischen, dat men
haar eerbiedigt. Voor de bescherming
zorgen wij zelf. Wij zullen ons ook bij
een opgedrongen „bescherming” met
grimmige hardnekkigheid verweren.
Ons parool is, naar alle kanten: „Wij
houden ons kruit droogen ons land
nat”.
Wij kunnen dat thans zonder zelfver
heffing zeggen. Spreker beroept zich
daarbij op de laatste publicatie van den
betreurden trouwen vaderlander, gene
raal-majoor Alting von Geusau. Maar
deze deskundige zou niet hebben kun
nen verzekeren, dat thans van een
overrompeling op korten termijn geen
ons volk tegen vreemdelingen, die onze
wel zoo groot is, als gewenscht moetgulle gastvrijheid zouden willen mis-
heeten. Er is bij sommigen nog te veel
lauwheid en te weinig besef van den
ernst van den toestand, ook nog te wei
nig offervaardigheid. Hier is nog werk
aan den winkel.
tusschen geperst, zoodat „de bende”
nu heelemaal vastgeklemd zat. Er was
geen verwikken of verwegen aan.
Ja tóch toen Jacje tegen den rug
van een boek duwde, voelde ze bewe
ging. Nog een duwtjeeen harde
bons, toe maar Plof, daar rolde het
heele allegaartje over den grond en,
wat het ergste was, een open fleschje
inkt, waar natuurlijk niemand meer
aan gedacht had, kantelde er over
heen en het zwarte vocht droop over
de boeken.
Wat was er bedorven? Een boek van
Herbert, een schrift van Kas o, dus
tócheen mooi, klein étuitje van
haar zelf.... Jacomijntje had lust om
te stampvoeten en te huilen tegelijk.
Toen opeens kwam de gedachte in
haar op; Wat zou Groot doen als
ze dit zag En ze gaf zelf het ant
woord Opruimen, gauw opruimen!
Jacomijntje begon. Eerst langzaam
en met tegenzin. Toen vlugger, handi
ger en tenslotte heel bedrijvig, of ze
er pleizier in kreeg. Ze legde de din
gen van Herbert op een stapeltje, toen
die van haar zelf. Van Kas bleef al
leen het gevlekte schrift over. Ze
bladerde er in, zag, dat het vol was en
gooide het in de prullemand. Toen
haalde ze een doekje uit de keuken,
bette de inkt op. De beide stapel
tjes boeken nam ze één voor één
mee naar voren, aar de ijskoude
kinderkast” en daar legde ze ze net
jes op hun plaats. En tenslotte kafte
ze Herbert’s boek en plakte er een
etiketje op. En ze nam een stoffer en
blik en veegde al de kleine dingetjes
als potloodjes, krijtjes, lintjes, kraal
tjes, een stuk van een badpopje, enz.,
bij elkaar. En tenslotte nam ze de
prullemand en zocht alles uit. Dat was
nog het meeste werk. Hoe later het
werd, hoe blijer Jacomijntjes hart
klopte. Ze vond het een fijne middag
’s Middags aan tafel waren er twee
blijde gezichten. Van moeder, die ver
telde dat Grootmoe zooveel beter was
en dat ze naar de kinderen had ge
vraagd. Van Jacje... nu, jullie weten
wel waarom
Kas en Herbert vielen plat achter
over van verbazing, toen ze het keu
rige rommeltafeltje zagen en Kas zei
Hoe kwam je er bij, om dat alle
maal alleen te doen?
O, zei Jacje, Groot zegt altijd
één moet er toch een begin maken
En ’s avonds kreeg Groot’s portret
een extra stijve kus en Jacomijntje
fluisterdeGroot, wat ben ik een
slordig spook geweest en wat ben jij
een schatDank je wel, hoor, Groot
Tenslotte stelde spreker Nederland
het nobele Finland ten voorbeeld. Al
kwam het gehavend uit den strijd tegen
oen overweldigende overmacht toch is
het goed, dat het zich met de wapens
heeft verzet. Want de moedige Finnen
kunnen thans ieder in de oogen zien,
omdat zij het hoogste dat een mensch en
een volk bezitten, de eer, hebben ge
red.
Ons vroom voorgeslacht zong: „Helpt
nu uzelf, zoo helpt u God, benauwde
Nederlanden”. Ook wij kunnen alleen
dan geloovig de toekomst van ons land
in handen stellen van den Almachtige
als wij vastberaden onzen plicht doen.
Onze Koningin gaat ons in Godsver
trouwen. gepaard aan vastberaden
plichtsvervulling,' voor. De zinspreuk
van haar Huis: „Je maintiendrai” siert
ook ons rijkswapen. Daarom zal ook het
volk van Nederland, voorzoover dit van
den mensch afhangt, vastberaden hand
haven ons dierbaar vaderland en zijn
bemind vorstenhuis, handhaven ons
trotsche imperium; handhaven ook
INTERN. ORDE VAN GOEDE
TEMPELIEREN.
Loge „Eenheid” 68 der Intern. Orde v.
Goede Tempelieren, houdt op Maandag
avond 29 April a.s. een „Open Zitting”, in
haar lokaal Fisherstraat 48.
De heer Antonisse uit Amsterdam,
houdt een causerie, verduidelijkt met
lichtbeelden over: „Bouwwijze en Cultuur
historie in Indië”.
zich weer
Herbert
een blik op het ingespannen, verbe
ten gezicht van z’n broer zei hem, dat
één woord meer een ruzie zou ontke
tenen. welke hem nog veel meer tijd
zou kosten. En dus zuchtte hij eens
heel diep en heel wanhopig en wierp
zich dan op z’n knieën voor het be
ruchte rommeltafeltje in den erker en
gooide alles wat daar lag links en
rechts om zich heen. Het tafeltje was
er een met twee verdiepingen. Als je
*t in de verte zag, leek het dood-on-
schuldig. Er stond een mooie, bloeien
de plant op en er lag een kleedje over
heen. Dat kleedje lag schuin, zoodat
de punt laag neerhing. Vooral Jacje
had er slag van, net zoo lang aan dat
puntje te trekken, totdat.de afgrij
selijke bende daaronder heelemaal aan
het oog was onttrokken.
Nu, dat mocht dan ook wel
’t Rommeltafeltje was berucht bij
alle leden van het gezin. Moeder zucht
te er over en vader maakte zich drif
tig, als er plotseling, onder het eten
bijv, iets onderuit schoot en met een
harden plof op den grond terecht
kwam.
Toch was
uitkomst
Als Trees binnenkwam om de tafel
te dekken en ze dus alle drie opeens
met hun boeken en schriften weg
moesten, dan had niemand ooit zin om
Raadsel vriendjes en vriendinnetjes
wordt uitdrukkelijk verzocht op de
enveloppe te vermeldenVoor de
Kinderrubriek.
al vier dagen lag ze in het ziekenhuis
en alleen moeder mocht haar zoo nu
en dan bezoeken.
O, wat misten de kinderen hun
lieve, vriendelijke grootmoeder
Groot zegt nooit iets, en toch is
het nu zoo stilvond Kas. En Her
bert liep met een somber, verdrietig
gezicht rond, net of hij door iedereen
tekort werd gedaan.
Kom, jongen, hoofd omhoog. Tob
ben geeft niets zei vader soms. Maar
hij zelf had het ook een beetje te
kwaad, dat kon je wel merken.
Maar het ergste verdriet had Jaco
mijntje, Grootmoeders’ petekind. Het
laatste foto’tje van Groot met haar
mooie, witte kuif, had Jacje op het
kleine tafeltje vlak bij haar bed ge
zet en eiken avond voor ze slapen
ging, gaf ze het een kus en zei
•Nacht, lieve Grootje, wordt maar
gauw weer beter O, wat is het leeg,
nu jij weg bent
Ja, ze merkten het den geheelen dag.
dat Groot er niet was. En het meeste
last had het rommeltafeltje er van.
De onderste plank van dit onsympa
thieke meubel boog door en kraakte
van de boeken en andere bezittingen.
Toe, jongens, ruimen jullie nu
vanmiddag die bende eens op spoorde
moeder aan.
Niets van mij bij, moes, zei Kas.
Ja, moes, vanmiddag beslist, be
loofde Herbert. Maar toen het middag
was, moest hij naar de padvinderij en
moeder naar het ziekenhuis. En toen
bleef het er bij.
Jacomijntje was dien middag alleen
thuis. Ze had niet veel huiswerk en
eerlijk gezegd verveelde ze zich
beetje.
Wat zou ze gaan doen Een eindje
rijden op de gracht Och, er was
zoo'n gure wind en haar schaatsen
waren bot. Een boek Ja, maar wat
Even kijken, of ze iets vinden kon.
Lusteloos tilde ze de punt van het
kleedje op, maar liet die bijna direct
weer vallen.
Bah wat een toestandEen van de
jongens had er een stapeltje boeken
Het Nationaal Jongerenverbond hield
gisteravond in het gebouw voor Kun
sten en Wetenschappen een nationale
bijeenkomst, genaamd „Vastberaden
Nederland”.
Onder de talrijke aanwezigen bevon-
'den zich o.a. jhr. mr. F. Beelaerts van
Blokland, vice-president van den Raad
van Statemr. D. Fock, minister van
Staat en oud-gouverneur-generaal van
Ned. Oost-Indiëgep. luit.-gen. H. N.
H. Swart, mr. dr. L. N. Deckers, oud-
minister van Defensie en Landbouw en
vele andere hooge militaire en burger
lijke autoriteiten en een groote groep
ridders van de Militaire Willemsorde.
De Voorzitter van de afd. den Haag,
mr. Th. M. Bautz, opende den avond
met een woord van welkom.
Tot den spreker van den avond
richtte spreker woorden van dank en
hulde.
Vervolgens richtte hij zich tot de
groote groep ridders der Militaire Wil
lemsorde. Hij zeide het te betreuren,
dat in Nederland nog lang niet vol
doende het bewustzijn leeft, dat onze
welvaart, onze rijkdom, onze sociale
voorzieningen mede te danken zijn aan
het feit, dat Nederland een wereldrijk
is. Nederland en Indië behooren als
één geheel, als een onverbrekelijk ge
heel bijeen.
Spr. richtte zich vervolgens in het
z’n boeltje direct op te ruimen en het
te deponeeren waar het hoorde, n.l. op
een der planken van de „kinderkast”,
welkebrrr wat vreeselijk met die
in een onverwarmde kamer
En dus werd alles vlug op de
onderste plank van het tafeltje ge-
boeken, schrijfblocs, potloo-
den, kleurkrijtjes, een inktpotje, een
haarlint, een foto-album, een lijmpot.
en wat niet al Gauw een ruk aan
het puntje en de zaak was althans
schijnbaar gezond. En die drfe bijna
volmaakte kinderen gingen met on
schuldige snuitjes hun handen was-
schen en met frisch gekamde haren
aan tafel.
Maar soms, als iedereen naar school
was, ging het tip-tip, slof-slof door het
erkertje en een spierwit hoofd boog
zich bedrijvig over het rommeltafeltje.
Een vriendelijk gezicht glimlachte en
twee vlugge, oude handjes gingen aan
het ordenen. Wantéén moet er
toch een begin maken, zei Groot.
Niemand, die hier ooit over sprak.
Maar grootmoeder was even beroemd
in dat huis als het rorrameltafeitje met
het huichelachtige puntkleedje be
rucht was
Maar vandaag keek er niemand naar
het romrfieltafeltje om. Toen ze aan ta
fel gingen, keken vader en moeder on
gewoon ernstig, en grootmoeders
plaats bleef leeg.
Waar is Groot vroegen Herbert
en Kas tegelijk.
Naar bed gegaan. Grootmoeder
was niet lekker, zei moeder, ze had
pijn in de keel.
Moet ik iets boven brengen voor
Groot vroeg Jacje.
Nee, ik heb ’t al gevraagd. Groot
moe heeft geen trek. Straks komt de
dokter.
O. zei Kas angstig, ’t is toch niet
érg met Groot
Welnee, hoor.
Nederlandsche Quislings en
Kuusinens hebben ’t leven
verbeurd
Helaas moet, zoo vervolgde spreker,
ook worden gesproken over de gevaren,
welke ons land binnen de grenzen be
dreigen. Er is geen verachtelijker be
drijf dan dat van landverraad en spion-
nage tegen het eigen vaderland. Spr.
heeft eens uitgesproken, dat individuen,
die zich hieraan schuldig maken, eigen
lijk alleen den kogel verdienen, maar
hij aanvaardt gaarne de correctie van
generaal Roëll, dat een eerlijke kogel
feitelijk voor hen nog te goed is. Neder
landsche Quislings en Kuusinens heb
ben het leven verbeurd!
Daarom is de indiening van een
wetsontwerp tot aanzienlijke verhoo-
ging van de straffen op misdrijven
tegen den staat toe te juichen. Te ver
gaat het zeker niet! Moge het haastig
tot wet worden verheven.
Het zou zeker verkeerd zijn, ook wat
betreft de verdediging tegen binnen-
landsch gevaar, het hoofd te verliezen.
Onze Regeering bleef niet achter. De
afkondiging van den staat van beleg
voor het geheele land is door het over-
I groote deel van ons volk als een op
luchting gevoeld. Wie hierover scham
pert of beweert, dat de bedoeling is,
ten nadeele van bepaalde partijen te
discrimineeren, laadt de verdenking op
zich, dat zijn geweten niet zuiver is,
want wie eerlijk trouw is aan Koningin
en vaderland, heeft niets te vreezen.
Maar, aldus spr., wie er een sinister
behagen in scheppen, het vertrouwen in
Regeering, en weermacht te ondermij
nen en den belligerenten voorwendselen
te verschaffen, om onze neutraliteit
naar alle zijden in twijfel te trekken,
hebben er op te rekenen, dat hun op
zijn minst de mond zal worden ge
snoerd. Voor dezulken zijn maatregelen
als de thans in werking tredende pers
verordening van den opperbevelhebber
bestemd.
Zeker zullen nog meer maatregelen
moeten volgen, o.a. ter bescherming van
steune op
We denken van
niet, rnaar we willen er vlug bij zijn,
kalmeerde vader.
Toen gingen ze eten, maar het ge
sprek wilde niet vlotten.
’t Was toch wél erg met GrootNu
Schrijf je dat voortaan iederen keer in je
briefje? Wat ben je aan het naaien?
„IJ d e 11 u i t j e". Toen was het te laat.
Jammer hè? Maar niet weer zoo lang
wachten. Neen, wel verloofd.
„Parisienne". Dat hoeft niet ach
ter elkaar. Ja, dat mag, maar op een apart
vel papier en het papier aan een kant be
schrijven. Neen, dat wist ik niet. Ga je
wel eens naar haar toe? Doe haar dan de
groeten van mij?
,Jok e”. Is het zoo ver? Weet je hoe je
het doen moet? Als het goed is, wordt het
geplaatst.
„H a p p y”. Dat was zeker wel hard
noodig? Dat was goed gedaan hè? Vele
groeten terug.
„A 1 i c a n t e”. Al weet je de raadsels
niet, dan mag je toch wel een briefje
schrijven. Fijn zeg. Je leeftijd?
„Zangeresj e”. Dat is al weer wat
beter. Zoo veel? Ja, maar het is nu ook
wel moeilijker? Vele groeten terug. H
„Breistertj e”. Die andere wel. Hoe
is haar schuilnaam? Je schuilnaam is in
het busje.
„S n a v e 11 j e”. Ja, dat is nu ook een
raadsel. Maar erg moeilijk. Vele groetjes
terug.
„Kaboutertje”. Dat vond ze zeker
wel prachtig? Hoe oud is ze geworden?
Nu snoep je ook wel mee? Zal je nu ook
je leeftijd niet meer vergeten!
„L e e s t e r t j e". Niet meer vergeten
hoor. In ieder briefje moet je naam voluit
en je leeftijd en schuilnaam staan.
„M a t r o o s j e” Wel gefeliciteerd. Is
het een prettige dag geweest en veel ca-
deaux gehad? Heb je goed gezongen?
„Kruimelaartj e”. Neen, dan kan
ze niet meer. Jammer hè? Waar wij wo
nen? Dat is ook een raadsel. De groeten
van Bep.
„B r u n o”. Dat is een tijdje geleden.
Dat is naar. Krijg je nu een ander? Vele
groetjes terug.
„V 1 i e g e n i e r”. Dat is fijn. Oma
vond het zeker wat heerlijk dat jullie
kwamen? Bep is 23 jaar. De groeten aan
allen.
„V e 1 d b 1 o e m p j e”. Fijn, dat je mee
mocht hè? Kon hij je? Dat is erg naar. Ik
hoop ook maar, dat hij gauw beter wordt.
De groeten terug, ook aan je ouders.
„H a g e d i s j e”. Wel gefeliciteerd
hoor. Een prettige dag gehad? Wat heb je
er van gehad? De groeten aan allen.
„Valkoog”. Was het erg gezellig?
zeker. Waren er niet erg veel? De groe
ten terug.
„Eikeltje”. Dat is heel wat. Heb ie
de boeken al uit? Hoe heeten ze? Ja. bet
is fijn. Het was er zeker wel erg mooi-
De groeten van Bep.
„Bellaroontj e”. Dat is heel wat.
Is het gezellig geweest? Wat hebben jul
lie allemaal gedaan? Vele groetjes terug.
„W e 1 p”. Ja, als je vijf keer de raad
sels goed hebt ingestuurd, dan komt je
schuilnaam in het lootjesbusje. Doe dus
maar goed je best.
„T i e 1 s F 1 i p j e”. Fijn zeg, is het goed
gegaan? Het was er heerlijk hè? Ja, ik wet
hoor. De groeten van Bep.
„Morgenzonnetj e”. Ben je zo®
nieuwsgierig? Ik zal goed schudden. Fijn,
is het daar. De groeten aan allen.
„Pietje Pu k". Ja, dan is het veel
meer een echte brief. Je bent al groot,
dat je dat zoo kan hoor. Dat is erg groot.
Kan je zoo ver loopen? Fijn is die tram
hè’ De groeten van ons terug.
„Rosebud”. Met ons gaat het goed-
Zoo druk? Was het een prettige dag-
Jammer, dat hij niet naar huis mag he.
Vele groeten terug.
P a u-L i”. Neen, ik niet. Daar zal hf*
nog wel een beetje te koud voor zijn. De
^La'n g h”a a r”. Fijn zeg, als je album
zoo vol komt. Dat is nog veel. Ze er weer
bij winnen. Dat zal nog wel een beetje
koud zijn. M nr»c
Frida Al Hartelijk welkom. Hoe
is’je schuilnaam?
Johan Mulde r”. Ook welkom. Kies
je” een anderen schuilnaam? Deze IS
er„R i k i e Metten”. Hartelijk gefelici
teerd. Kies je een schuilnaam voor de ru
briek?
De hartelijke groeten van jullie aller
TANTE ETTY,
sprake meer kan zijn, als het devies ge
volgd was dergenen, die ons steeds
Noorwegen en vooral Denemarken ten
voorbeeld hebben gesteld, maar die
dankbaar zijn, dat hun verkeerde raad
in den wind is geslagen. Wij gevoelen
oprechte deelneming met deze ongeluk
kige landen, doch hun droevig lot zij
ons een baken in zeeook als het toch
ééns weer vrede zal worden.
Nederland is niet onzijdig zonder
meer, maar gewapend onzijdig. In de
laatste acht maanden is onze weer
kracht zeer aanzienlijk opgevoerd.
Maar wij kunnen nooit sterk genoeg
zijn en zijn dus nooit klaar. B.v. zullen
hetgeen ook zal gebeuren onze
jongste lichtingen moeten worden ver
sterkt. Een zoo sterk mogelijke weer
macht is noodig, omdat handhaving der
neutraliteit elk oogenblik kan overgaan
in verdediging onzer onafhankelijkheid.
Wij zullen ook Indië zelf
verdedigen
Het gezegde geldt ook ten aanzien
van Nederland-overzee, met name
Nederlandsch-Indië. De Nederlandsche
regeering heeft suggesties, als waarvan
boven sprake was, ook van dit gebieds
deel, categorisch afgewezen. Wij heb
ben Indië zelf gemaakt, behoeven nie
mand voor dit millioenenrijk te bedan
ken, en wij zullen het ook zelf ver
dedigen.
Omdat bij den opbouw van Nederl.-
Indië ook Nederlandsch bloed heeft ge
vloeid, was het zulk een juiste gedachte
van het N. J. V. de jubileerende ridders
der Militaire Willemsorde uit te noodi-
gen. Deze helden verwierven hun eere-
metaal onder aanvoer van mannen als
de groote empire-builder generaal van
Heutsz, met het wapen in de vuist, in
den strijd voor Nederland’s glorie.
In deze zorgelijke tijden is althans dit
een lichtpunt, dat ons volk eindelijk
heeft begrepen, dat de verdediging van
Nederlandsch-Indië allereerst de plicht
van Nederland zelf is. Moge aldus
spreker het voornemen tot een
krachtige versterking onzer vloot, dat
in Indië een zoo gunstig onthaal vond,
handhaven
handhaven
onze kostbare, met bloed gekochte his
torische rechten en vrijheden.
Beide redevoeringen werden herhaal
delijk door geestdriftig applaus onder
broken.
Optreden van de N.J.V.-wacht, co
lonne geweer van het korps mariniers
en opvoering van het „Turfschip van
Breda”, historisch spel van Ben van
Eysselsteijn, namen de rest van den
avond in beslag, afgewisseld met
marschmuziek door een militair mu
ziekkorps.
RHEUMATIEK
T VOODDEHIÜ5T