AVONDVERGADERING OPCENTEN GEMEENTEFONDS BELASTING GEMEENTERAAD DERDE BLAD, PAGINA 3. HAAGSCHE COURANT VAN DINSDAG 30 APRIL 1940'. VERGADERING VAN GISTER- NAMIDDAG POSITIE-REGELING POLITIE PERSONEEL MEDEWERKING AAN N.V. TOT EXPLOITATIE VAN TRANSPORT WAGENS BRUINE BOONEN EN LATE AARD APPELEN OP BOUWTERREINEN VOORSTEL OM DE OPCENTEN- GEMEENTEFONDSBELASTING TE VERHOOGEN VAN 67 OP 70 STEUN AAN SCHOEISELDIENST VAN HAAGSCH CRISISCOMITE REVUE doetje qoed! (Vervolg.) de dupliceert. Hij is f 124.000 VOORGESTELDE VERHOOGING VAN 67 OP 70. Voorzitter burgemeester de M o n c hy. Voorstel aangenomen Het voorstel wordt aangenomen zonder hoofdelijke stemming. het uit het verhooging in prijsstijgingen De weth. van Sociale Zaken. Weth. Buurman (S.D.) betoogt, dat bij Maatsch. Hulpbetoon wordt ge streefd naar het zoo laag mogelijk hou den van alle posten, maar de stijging der cijfers voor de armlastigen is onver mijdelijk. In dit opzicht staat onze Ge meente nog niet aan den kop. Bij onder zoek blijkt steeds van verspilling geen sprake te zijn, al kan natuurlijk wel eens worden misgetast. Een onderzoek, als door den heer Smitskamp gevraagd, heeft weinig zin. Het voorstel aangenomen. Z.h.s. wordt het voorstel aange nomen. hebben tegen verhooging van de bij drage. Wat betreft het denkbeeld van den heer van Dijk, sluit spr. zich aan bij hetgeen de heer van Langen heeft ge zegd. Een termijn van 3 maanden is in de practijk voldoende gebleken. De hulde voor den schoeiseldienst neemt spr. gaarne voor het Crisis-Co rn i té in ontvangst. De heer van D ij k (C.P.) repliceert en verwijt den soc.-dem., dat zij niet vol doende opkomen voor de belangen van de werkloozen. Hij stelt voor, de betaling voor her stel van een paar schoenen te stellen op 25 ets. en het aantal herstellingen op zes per jaar. Wethouder Buurman (S.D.) zegt, dat de soc.-dem. tegenover de werkloo zen instaan voor hetgeen zij in den Raad doen. Hij verwerpt het denkbeeld van den heer van Langen. Aan de orde is: 12. het voorstel om goed te keuren, dat eenige braakliggende gemeentelijke bouwterreinen tijdelijk worden gebruikt voor het in werkverschaffing voor arm lastigen telen van bruine boonen en late aardappelen en om daarvoor een crediet toe te staan. De heer K n e t s c h (A.R.) acht het voorstel sympathiek omdat het voedsel voorziening en werkverschaffing beoogt, doch hij vraagt zich af, of de kosten ver antwoord zijn. De kosten zijn 93.600. dat is voor bruine boonen 238 per h.i. en voor aardappelen 15.86 per h.l. Bij normale prijzen van 67 en 2. Herscholing zit er in deze werkver schaff ingniet, terwijl de kosten exor bitant hoog zijn. Een groot deel van den grond is grasland; daar komt thans van teelt van boonen en aardappelen niets terecht; het is hiervoor te laat Dit voorstel heeft te weinig realiteit om aannemelijk te zijn. Wethouder Buurman (S.D.) kan de, cijfers van den heer Knetsch nu niet na gaan, maar de adviseurs der Gemeente komen tot andere cijfers. Maar afgézien daarvan is deze werk verschaffing gewenscht; het betreft de z.g.n. armlastigen, voor wie hier een ob ject van werkverschaffing is, terwijl er zoo weinig objecten te vinden zijn. Uit verschillende deelen des lands krijgt spr. betuigingen van instemming van deskundige zijde. Ook uit een oog punt van voedselvoorziening (het be treft artikelen, die schaars zijn) is het voorstel gewenscht. De heer Knetsch (A.R.) verdedigt de cijfers, welke hij heeft gegeven. Als töetsiïlgsobject voor werkwillig heid (zooals de wethouder zeide) acht hij dit voorstel ongeschikt. De heer Quant (R.K.) herinnert aan de mededeeling van den heer Knetsch, dat er dit jaar niets meer van kan ko men en wijst op de sterk uiteenloopende cijfers. In verband hiermee vraagt hij aan houding van het voorstel voor nader onderzoek. De heer Joekes (V.D.) staat sym pathiek tegenover het voorstel van B. en W., doch is teleurgesteld door het antwoord van den wethouder op de cij fers van den heer Knetsch. De Raad kan thans moeilijk het voorstel aanvaarden. Spr. steunt daarom het voorstel tot aan houding van den heer Quant. De heer van der Leeuw (Lib.) deelt mee, dat zijn fractie het voorstel- Quant tot aanhouding steunt. Het voor stel van B. en W. is prematuur daar nog niet is gebleken of Maatsch. Hulp betoon wil meewerken. Men raadplege o,'k Rijksdiensten. Wethouder Buurman (S.D.) erkent, dat zijn verdediging zwak is door ge mis aan gegevens. Hij heeft geen be zwaar tegen aanhouding tot de vol gende week. De Raad beschouwe het voorstel ech ter allereerst als werkverschaffing en vergelijke de kosten en prijzen niet met die van een landbouwbedrijf. De cijfers van den heer Knetsch kunnen niet juist zijn. Voor het vragen van adviezen aan Rijksdiensten is geen tijd meer. De voorzitter: De voorbereiding zal intusschen voortgaan. Men is reeds op bescheiden schaal begonnen. Dit be treft uitsluitend arbeidsloon. De Raad gaat daarmee accoord en het voorstel van B. en W. wordt een week uitgesteld. van Ge- ontwrichten. Spr. begrijpt dus het gematigd pes simisme van B en W. In vergelijking met voorgaande ja- ren bracht 1939 verschillende meeval- ers, welke spr. opsomt; het batig sal do bedroeg 350.000. Dit is een geluk- wensch waard. De bedrijfswinsten in 1939 (zij dienden aan den algemeenen dienst ten goede te komen) zijn even eens meegevallen: 428.000 boven de raming. De Raadsleden, die hebben meegewerkt het aantal opcenten terug te brengen van 70 op 67, hebben zich niets te verwijten, blijkens dit resul taat. Voor 1940 mag men niet rekenen op de meevallers van 1939. Op zichzelf zou het niet onverantwoord zijn, het aantal opcenten op 67 te handhaven, maar gezien de groote onzekerheden van 1940 is de A.R. fractie vóór het voorstel van B. en W. Voortgezet wordt de behande ling van het voorstel om het aantal op centen op de Gemeentefondsbelasting voor het belastingjaar 1940-41 te bren gen van 67 op 70. De heer van der Zee (S.D.) deelt mee, dat de soc.-dem. fractie het voor stel zal steunen Tegenover de woor den van den heer Snoeck Henkemans wil hij een waarschuwend woord doen hooren Zijn pessimistische perspectie ven bij de begrooting zijn ten deele reeds verwezenlijkt, ten deele nog niet. Spr. verbaast zich over de lichtvaar dige redeneering van den heer Snoeck Henkemans, die als oud-wethouder van Financiën den financieelen toestand der Gemeente kent. Men heeft niet alleen te maken met de opcenten, maar ook met dien financieelen toestand. De verwachting van de hoofden der be drijven is, dat de opbrengst tonnen be neden de raming zal blijven. Het reservefonds kan dit reguleeren, maar dit beteekent een zwaar beroep op dit fonds van slechts 2 millioen. Daar om acht Spr het onvoorzichtig, dat B. en W. voorstellen 124.000 uit die reserves te halen. Bij Maatschappelijk Hulpbetoon is voor stijging van uitgaven nog slechts 1% ton aanwezig. Bij voortgaande stij ging van kosten van levensonderhoud zullen de steunbedragen verhoogd moe ten worden en zal de 1 ton onvoldoen de zijn. De kosten van M.H. naderen de 10 millioen. d.i. 25 pCt. van de uitgaven der Gemeente moet de Gemeente zich niet met andere gemeenten tot het Rijk wenden om de taak t.a.v.d. armlastigen over te nemen Men moet ook rekening houden met gaan en de Gemeente moet niet het verkeerde voorbeeld geven. Men zou dan ook voor de inkomsten van het Gemeentepersoneel een evenredigheid van kunnen vragen. Weth. F e b e r (R.K.) wijst het denkbeeld af van overleg met de Regeering inzake Maatsch. Hulpbe toon. Een kolenclausule voor kleine af nemers verwerpt spr. op dezelfde gron den als door den heer Drees zijn aan gevoerd. Hij wijst er den heer Snoeck Henkemans op, dat deze geen rekening heeft gehouden met de door B. en W. genoemde tegenvallers. De redeneering van den heer Snoeck Henkemans kan alleen gelden in normalen tijd, maar faalt in dezen tijd van neergaande lijn en te verwachten groote moeilijk heden. Met den heer Snoeck Henke mans is spr. overtuigd van de noodza kelijkheid van de uiterste zuinigheid, die iets anders is dan pijnlijke bezui niging. Hij heeft daartoe de noodige maatregelen over de geheele linie ge nomen. Aan de orde is 15. het voorstel tot vaststelling van een verordening op de heffing van op centen op de hoofdsom der Gemeente fondsbelasting in de gemeente ’s-Gra- venhage en tot wijziging van de Ge- meentebegrooting voor 1940 (verhoo- gen van 67 op 70). De heer Snoeck Henkemans (C.H.) is tegen dit voorstel. Hij erkent, dat de begrooting op deze belastingverhooging is gebaseerd, maar er is niet voldaan aan de ge stelde voorwaarde, n.l. dat de op brengst per opcent zou dalen. De op brengst in het nu juist afloopende be lastingjaar is hiermede in strijd. Men moet de opbrengst per opcent eerder stellen op ƒ84.000 dan op ƒ78.000. De een loontoeslag, die op den duur aan het Gemeentepersoneel zal moeten wor den gegeven. In verband hiermee noemt spr. het standpunt van den heer Snoeck Henke mans va-banque-politiek. Spr. stelt het onderscheid tusschen den heer Snoeck Henkemans als Raads lid en den heer Snoeck Henkemans als wethouder van Financiën in het licht. Hij citeert in dit verband hetgeen de heer Sn. H. indertijd tot den heer de Vries heeft gezegd en thans op hemzelf toepasselijk is. Spr. waarschuwt den Raad, niet in te gaan op de suggestie van den heer Snoeck Henkemans. De heer Jonker (Lib.) deelt mee, dat zijn fractie het voorstel zal steunen. Hij schetst de verschuivingen in den financieelen toestand der Gemeente in gunstigen en ongunstigen zin. De fractie verwacht, dat de raming van één opcent 18.000) zal worden overtroffen in het komende belastingjaar, doch het is niet verstandig, dezen vermoedelijken mee valler te gebruiken voor dekking van het tekort. Terecht wordt voorgesteld den post „Onvoorzien” met 100.000 te verster ken. De grootste bezuiniging blijkt noodig. Hoe denken B. en W. over over neming van den schoolschoonmaak- dienst door particulieren (De voorz. merkt op, dat dit niet aan de orde is). De heer Jonker deelt mede, dat de fractie zich kan vereenigen met voorgestelde putten van 124.000 het reservefonds ter dekking van tekort. De mogelijkheid van een duurte- bijslag, kosten van luchtbescherming enz. manen tot voorzichtigheid op finan cieel gebied. De heer J o 1 s (V.D.) bestrijdt de optimistische financieele beschouwin gen van den heer Snoeck Henkemans, al is het best mogelijk, dat men met de schatting van de opbrengst per opcent aan den veiligen kant is. Die opbrengst is de laatste jaren steeds meegevallen. De toestand is echter veranderd en men moet rekening houden met de mogelijk heid van een teruggang. Er zijn zooveel onzekerheden in de begrooting en zoo veel tegenvallers zijn mogelijk, dat men de uiterste voorzichtigheid moet be trachten. Ook spr. wijst op de angstwekkende stijging bij Maatsch. Hulpbetoon. Het beroep van den heer van der Zee op het Rijk onderschrijft hij niet, want het zou kunnen zijn, dat men ons meer af nam dan gaf. B. en W. kunnen den groei van M.H. niet blijven aanzien. De steunbedragen zijn niet te hoog, maar is de controle wel scherp genoeg Misbruiken sluipen hoe langer hoe meer in, b.v. steun on danks bij-inkomsten. Overwegen B. en W. reeds een reorganisatie van dezen dienst ter beperking van de uitgaven tot het noodzakelijke De heer F o 1 m e r (C.H.) bespreekt de opmerking van den heer Joëls over Maatsch. Hulpbetoon. Per week worden 1000 a 1100 partijen behandeld door het bestuur van M.H., zoodat wel eens een geval onjuist zal worden behandeld, maar de controle wordt zoo scherp mo gelijk gevoerd. Het is nu niet de gelegen heid om reorganisatie van den dienst te bespreken. De wethouder antwoordt. Weth. F e b e r (R.K.) dankt voor de instemming met het voorstel. Behalve de heer Snoeck Henkemans hebben alle sprekers den nadruk gelegd op de onzekerheid, waarin de Gemeente moet financieren en die haar weerslag heeft op de gemeentefinanciën. Daarom is het geboden, zooveel mogelijk rekening te houden met hetgeen wél zeker is en daarop de begrooting te baseeren. Daarin zijn B. en W. met dit voorstel geslaagd. Discentabel zijn alleenhet onaangetast laten van de reserve ad 250.000 van het Rijksnoodhypotheken- fonds, de 500.000, welke Maatschap pelijk Hulpbetoon in dit jaar zal tegen vallen en de raming van de opbrengst per opcent ad f 78.000. Spr. weerlegt het standpunt van den heer Dresmé om uit genoemde reserve te puttener is geen enkele aanwij zing, dat men dit bedrag ooit zal kun nen aanvullen uit een andere put, ter wijl nog verliezen van tonnen t$ wach ten staan op dit fonds. De te verwachten tegenvaller van Vz millioen op Maatschappelijk Hulp betoon besprekend, ontkent spr., dat door scherpere controle nog belangrijke bedragen op dien dienst kunnen wor den bespaard. Hij wijst op de over heveling van den steun naar M. H. In het bedrag van 500.000 is reeds een gat geslagen van 100 f 150 duizend door het niet realiseeren van de ge heele bezuiniging ad 150.000 op dezen dienst. De toestand van de fondsen is niet zoo, dat op de ziekenhuisverple- ging belangrijk kan worden bezuinigd. Over het eerste kwartaal is er reeds een tegenvaller van 2V< ton. De raming van Vz millioen is dan ook aan den zeer krappen kant. Het gemiddelde steunbedrag is in onze Gemeente thans kleiner dan in Amsterdam en Rotterdam. Door sa- neering van M. H. is geen bezuiniging van tonnen te verkrijgen. Het bedrag van 500.000 is alleen te aanvaarden als men zoo noodig terug mag grijpen aan de reserve van 2.300.000. Maar als deze reserve ge heel of bijna is uitgeput, zal men an dere middelen moeten zoeken. Aan de orde is: 11. het voorstel om aan het Haagsch Crisis-Comité voor het jaar 1940 een bijdrage toe te kennen in de kosten van den Schoeiseldienst, om een bedrag beschikbaar te stellen voor betaling van een bijslag op het steunbedrag van de bij dien schoeiseldienst werk zame ondersteunde schoenmakers en administratieve krachten en om B. en W te machtigen een voorstel te verlee- nen op den door ’t Haagsch Crisis- Comité betaalden voorraad leder. De heer F o 1 m e r (C.H.) prijst dezen schoeiseldienst van ongekenden omvang. De kleine zelfstandigen krij gen een bepaald bedrag per te herstel len paar schoenen, terwijl de onder steunden voor hun steunbedrag een be paald aantal schoenen in herstelling krijgen. Welke zijn de hiervoor aange nomen bedragen? Hoe groot is het aantal schoenmakers, dat voor 4000 gezinnen de schoenen herstelt? Deze dienst is van groot belang voor de werkloozen en armlastigen, maar het aantal kleine zelfstandige schoen makers wordt erdoor verminderd. Dit is een ontwrichting van den normalen toestand. De reparatiekosten van 2 per paar acht spr. aan den hoogen kant. Is het juist, dat het voorstel betee kent een subsidie-verhooging van 15.000 op 25.000 en dus niet een nieuw subsidie tot dit laatste bedrag? Spr. staat sympathiek tegenover het voorstel. De heer Damme (S.D.) brengt hulde aan dezen schoeiseldienst, welke hulp biedt aan werkloozen en armlas tigen en de kleine schoenmakers aan werk helpt Spr steunt gaarne dit voorstel. De beperking tot 25.000 van den steun door de Gemeente acht hij ongewenscht Als men vóór ’t einde des jaars door ’t geld heen is, zullen B. en W., naar spr. hoopt, voorstellen om nog meer steun te verleenen. De heer van D ij k (C.P.) zal zich niet verzetten tegen dit voorstel, maar acht het niet voldoende, dat de schoe nen éénmaal per drie maanden wor den hersteld, terwijl de betaling van 50 ets. per paar voor vele werkloozen te hoog is. Het crisiscomité moet wor den in staat gesteld de schoenen zes maal ’s jaars te doen herstellen tegen 25 ets. per jaar. De heer van der Leeuw (Lib.) zegt, dat ook zijn fractie dit mooie so ciale werk gaarne zal steunen, al dient men om de belangen der kleine zelf standigen te denken. Spr. betreurt het, dat kleine schoen makers geen voorschot kunnen krijgen voor bedrijfsbenoodigdheden. De heer van Langen (S.D.) be strijdt het denkbeeld van den heer van Dijk om de herstellingen talrijker en goedkooper te maken. In geen enkele andere plaats des lands kent men den schoeiseldienst, zooals wij die hier hebben en waarvoor B. en W. hulde toekomt. Het is een heele verbetering bij het zelf-repareeren van schoenen. De heer van Dijk dreigt het kind met het badwater weg te gooien. Men moet ook rekening houden met hoogerhand. Spr. deelt het standpunt van den heer Damme inzake eventueele hoögere kos ten. Wethouder Buurman (S.D.) ont kent, dat de schoeiseldienst een nadeel is voor de kleine zelfstandigen. Het te gendeel is waar. De ondersteunden wer ken voor het steunbedrag plus 10 pCt., de niet gesteunde kleine zelfstandigen en de ondersteunde schoenmakersknecht krijgen eveneens werk door deze rege ling. Zonder dezen schoeiseldienst, zou den zeer vele ondersteunden met slecht schoeisel loopen en tot zelfreparatie overgaan, ten nadeele van de vakmen- schen. De dienst is een bijna ideale vorm van Werkverschaffing. De tarieven zijn vastgesteld ifi over eenstemming met de vakorganisatie van schoenmakers. Het voorgestelde subsidie is inderdaad 10.000 hooger dan het huidige. Indien het verhoogde bedrag onvol doende is (ook door stijging van leer- prijzen) zullen B. en W. geen bezwaar In het verleden is de opbrengst per opcent inderdaad meermalen boven de raming uitgegaan, zooals spr. met de cijfers aantoont Spr. wraakt de me thode van den heer Snoeck Henkemans om de raming van de opbrengst voor 1940’41 te verhoogen tot 84 toe. Zelfs als men dat doet versmelt het geld als op een gloeiende plaat Spr. wijst op den achteruitgang van het bedrijfsleven. Een meevaller zou komen ten bate van 1941, niet van 1940, en 1941 zal een buitengewoon moeilijk jaar zijn, waarin men voor den eventueelen mee valler extra dankbaar zal zijn. Men houde rekening met de neiging in het bedrijfsleven om de dividenden laag te houden ten bate van de reserves. Het is eenzijdig, te zeggen, dat de Raad Straatbelasting en opcenten ver hoogt. Beide belastingen zijn (straat belasting) of worden op het oude peil teruggebracht. Verlagingen worden on gedaan gemaakt Het heeft spr. bevreemd, dat juist de heer Snoeck Henkemans heeft ge pleit voor het behoud van het aantal opcenten van thans, nadat hij als wet houder het voorstel om het aantal op centen van 70 op 67 te verlagen, met kracht tegen den heer de Vries heeft bestreden. Spr. wreekt het, dat men „onvoor zien” met slechts 40.000 gulden in plaats van 100.000 gulden wil aanvullen, hoe wel men weet, dat eerstbedoeld be drag onvoldoende is. Verhooging tot 70 opcenten is alleen veroorloofd als men voor 1940 nog kan terugvallen op de reserve van 2.300.000 gulden. Zonder die reserve zou men het aantal opcenten nog méér moeten verhoogen. Het is niet te zeggen, welke risico’s de begrooting bezat, wél, dat de on zekerheden alle in ongunstigen zin voor de Gemeente uitvallenMaat schappelijk Hulpbetoon, loonen en sala rissen, opbrengst der bedrijven, In 1940 moet men met gunstige verwach tingen t.a.v. de bedrijven uiterst voor zichtig zijn, gezien de geheel veran derde omstandigheden. Als de kolenprijzen in 1940 niet mee vallen, is er alle kans op tonnen te genvallers bij de bedrijven, zelfs meer dan een half millioen. Onder deze omstandigheden is het minste, wat men van de burgerij kan vragen: 70 opcenten Gemeentefondsbe lasting, gezien vooral het betrekkelijk geringe bedrag der reserve 2.300.000). Aan de orde is: 17. het voorstel om mede te werken tot de oprichting van de N.V. tot Exploitatie van Transportwagens en daartoe 12 aandeelen van 500 in deze N.V. te nemen en om B. en W. te mach tigen een vertegenwoordiger der Ge meente bij de oprichting van de be doelde N.V. aan te wijzen. De heer van der Leeuw (Lib.) acht de toelichting onvoldoende. De speciale spoorwagens zijn een zaak van de Ned. Spoorwegen. Niet duidelijk is gemaakt, dat het belang van den G.E.B^ hierbij zoo groot is, dat daarvoor kapi taal moet worden geïnvesteerd. Ook omtrent de exploitatie-mogelijk- heden is de toelichting onvoldoende. De heer Neuteboom (S.D.) acht de toelichting eveneens al te sober. Welk emplooi heeeft een wagen van 150 ton laadvermogen in ons land? Hoe is de rentabiliteit? Wie zijn de deel nemers? Is er verband met een onver wacht gevolg van de koppeling den Haag-Rotterdam? Weth. de Vries (A.R.) deelt mee, dat de Spoorwegen het eenvoudig niet doen, zooals zij ook andere wagens niet zelf bouwt, b.v. restauratiewagens, onze vuilwagens, wagens van brouwerijen, enz. Tot dusver had men voor groote vrachten per spoor Duitsche of Fran- sche wagens noodig, die nu niet be schikbaar zijn. Toch zijn er groote vrachten, b.v. twee groote transforma toren voor onze Gemeente. Daarom heb ben verschillende electriciteitsmaat- schappen en gemeenten de handen ineen geslagen om tezamen in de behoefte te voorzien. De wagen zal ongeveer 70.000 kosten. Reeds heeft men met Werkspoor gecontracteerd; in Mei moet 1/3 van den kostprijs worden gestort. Wat betreft de rentabiliteit berekent spr., dat men bij een bescheiden ge bruik van den wagen 7 a 8 pCt. van de kosten zal maken, voldoende voor af schrijving en verdere kosten. Verwacht mag worden een ruimer gebruik. Ook in de rendeerende 50 tons wagen van de Transformatorenfabriek Smits te Nijmegen is ingebracht. Men mag zelfs winst verwachten, b.v. 5 pCt. Met de koppeling met Rotterdam heeft het voorstel niets te maken. Het wordt aangenomen z.h.s. Z. h. s. worden aangenomen de overige agenda-punten (uitgezonderd punt 13, dat wordt aangehouden), w.o. het voorstel tot aanschaffing van 21 motor brandspuiten ten be hoeve van de wijkbrandweer het voorstel tot het aangaan van een geldleening; het voorstel tot wijziging van de be groetingen voor 1939 van het Gemeen telijk Gasbedrijf, het Gemeentelijk Electrisch Bedrijf, de Duinwaterlei ding, de Gemeentelijke Leen- en Voor schotbank, de Gemeente-ziekenhuizen en de Gemeente (luchtbescher mingsmaatregelen). Tot de volgende vergadering wordt aangehouden de behandeling van het voorstel om in te trekken de in de Raadsvergadering van 18 Maart 1940 vastgestelde verordeningen tot wijziging van het Ambtenarenregle ment, van het Werkliedenreglement 1911 en van de positieregeling Politie personeel I, en vast te stellen verorde ningen tot wijziging van het ambtena renreglement, het werkliedenreglement 1911 en de positieregeling Politieper soneel I. Te ruim 10 uur sluit de voorz. de vergadering. Replieken. De heer Snoeck Henkemans (C.H.) houdt vol, dat de voorgestelde opcentenverhooging niet wordt gerecht vaardigd door de cijfers, welke B. en W. hebben overgelegd. Dit is geen op- timisnïe maar berust op de feiten, n.l. de winsten in het bedrijfsleven in 1938. Voor het oogenblik behoeft men niet verder te gaan dan 67 opcenten. Dit is gewenscht in verband met de moeilijk heden van de burgerij en de zware las ten, welke het Rijk oplegt (45 opcen ten). Reeds is de Straatbelasting ver hoogd. De financieele moeilijkheden moeten tot de grootste zuinigheid leiden. Niets is gevaarlijker voor een gemeente, dan dat zij ruim in het geld zit Spr. heeft zich niet beroepen op de reserve, doch betoogd, dat men in ge- geval van nood de storting van 6 ton in de reserve zou kunnen verlagen. Het debat heeft spr. overtuigd, dat er geen sympathie is in den Raad voor behoud van de 67 opcenten; daarom zal spr.’s fractie geen voorstel doen. De heer Smitskamp (A.R.) ver werpt het denkbeeld van den heer v. d. Zee om de Gemeente met andere ge meenten zich tot de Regeering te doen wenden inzake Maatsch. Hulpbetoon (armenzorg). De Gemeente bedenke zich wel tienmaal alvorens zij om deze curateele vraagt. Spr. betreurt het, dat B. en W. ta.v. de ziekenhuisverpleging hebben gezocht naar bezuiniging bij de fondsen, ter wijl men juist op de vele niet-verzeker den moet bezuinigen. De heer mr. van den Oever (R.K.) bepleit een kolenclausule voor de bedrijfstarieven voor particulieren, zooals b.v. in Delft De heer van der Zee (S.D.) be toogd als lid van het bestuur van Maatsch. Hulpbetoon, dat de heer Smitskamp ten onrechte aan B. en W. passiviteit heeft verweten t.a.v. Maatsch. Hulpbetoon. Het bestuur van M.H. is een zelfstandig lichaam en B. en W. kunnen niets anders dan vrij passief zijn. Er wordt bij M.H. gestreefd naar de scherpste controle, maar men kan nooit voorkomen, dat er wel eens iemand door de mazen van het net slipt. Er wordt zoo zuinig mogelijk gefinancierd. Op den duur zal de Rijkswetgever zich niet kunnen onthouden van in menging in Maatsch. Hulpbetoon. De heer Drees (S.D.) besprak het denkbeeld van een kolenclausule voor de gewone kleine afnemers der be drijven. Voor de grootverbruikers be staat zoo’n clausule reeds. Ook in het college van B. en W. heeft de gedachte van den heer mr. v. d. Oever sympathie. Zij is aantrekkelijk en logisch, maar spr. waarschuwt tegen tariefsverhoo- ging zoolang deze niet volstrekt nood zakelijk is geworden, zulks in verband met de prijzenpolitiek. Reeds is inkomstenvermeerdering van de laagst bezoldigden noodig, maar prijsverhooging van levensbehoeften moet zooveel mogelijk worden tegenge- Aan de orde is: 10. het voorstel tot vaststelling van een verordening tot wijziging van de positieregeling politiepersoneel I. De heer Knetsch (A.R.) bepleit, bij bevordering tot hoofdagent en hoofdbrigadier, zoo streng mogelijk vast te houden aan bevordering naar anciënniteit, teneinde onrust onder het politie-personeel te voorkomen De voorzitter wijst erop, dat deze vragen reeds vroeger zijn beant woord. Er worden bij bevordering tot hoofdagent bepaalde eischen gesteld, welke echter niet zijn vastgesteld bij examen. De brigadiers, van wie talen kennis wordt gevraagd, kunnen reeds op vrij jeugdigen leeftijd worden be noemd. In het algemeen kan niet worden toegezegd, dat de bevordering tot hoofd-brigadier naar anciënniteit zal geschieden Niet-bevordering echter geen achteruitstelling. Aangenomen z.h.s. belastingverhooging is nu niet noodig om de begrooting sluitend te maken. Bij 84.000 verkrijgt men 90.000. Dan is nog 60.000 noodig, welke men kan vinden door den post „Onvoorzien” niet met 100.000, maar met 40.000 te verhoogen. Dan heeft men het be drag, dat B. en W. voor 1940 hopen te vinden door verhooging met 3 opcen ten. Het oogenblik is ongunstig nu dit jaar ook de straatbelasting is verhoogd en de Rijksbelastingen zwaarder druk ken en de Rijksfiscus 45 opcenten zal heffen. Spr. stelt thans niet voor het cijfer 70 in 67 te veranderen, maar als B en W. geen goede gronden hebben voor verhooging, hoopt hij, dat zij op hun voorstel zullen terugkomen. De heer Dresmé (R.K.) acht het moeilijk, het voorstel van B. en W. te bestrijden, na hun toelichting. Spr. on derwerpt de cijfers aan een nadere be schouwing en wijst er op, dat de op cent 79.000 heeft opgebracht inplaats van de geraamde 78.000. Waarom stellen B. en W. de opbrengst voor 1940 41 niet op dit bedrag van ƒ79.000 De opbrengst zal vermoedelijk nog wel hooger zijn. Belastingverhooging is niet dringend noodig, vooral nu het Rijk reeds belastingverhooging brengt. Spr. herinnert er aan, dat de heer Snoeck Henkemans indertijd zich juist heeft verzet tegen de verlaging van de opcenten van 70 op 67. De R.K.-fractie heeft toen dat voorstel gesteund en zij is in het gelijkgesteld. Zij is ook nu bereid om B. en W. te steunen, mits deze de noodzakelijkheid aantoonen. De heer Smitskamp (A.R.be spreekt den financieelen toestand van de Gemeente in verband met de groo te onzekerheden van dezen tijd. De verrassingen betreffen helaas de uit gaven meer dan de inkomsten. Wat de inkomsten betreft, hebben de laatste jaren geen reden tot klagen gegeven, getuige de stijging van de opbrengst per opcent. Bij de uitgaven heeft men teleurstellingen te verwachten bij de winsten der productieve bedrijven door hoogere productiekosten, als gevolg van prijsstijgingen, terwijl tariefsver- hoogingen voorloopig niet te verwach ten zijn. Een onzekere post is ook die van Maatsch. Hulpbetoon. Wat is er te rechtgekomen van de bezuiniging met 150.000 Er moet juist ƒ350.000 méér worden verstrekt. Spr. meent, dat B. en W. te passief zijn tegenover de stijging der uitgaven van M.H.; hij noemt de ziekenhuisver pleging. (Is daar iets aan gedaan?) Verdient het geen aanbeveling, de ges tie van M.H door een commissie te doen onderzoeken? Voor 1940 echter moet men op stijgende kosten rekenen. De Regeering is erin geslaagd, de stijging van de kosten van levenson derhoud aanzienlijk te beperken, maar als men er niet in slaagt, die prijzen te doen dalen, krijgt men stijging loonen en salarissen, welke de meentebegrooting zullen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 11