Haagsche bijzonderheden De mislukte kennismaking LETTERKUNDIG BIJBLAD HAAGSCHE COURANT LetteAmdEg® Krom ®lk J. de De Korte en Lange Poten VAN DE Woensdag 11 Mei 1940, No. 17558. b Bp3- hij. een Haagsche Baron toen als ci- De JOHAN KONING. naar het loket begaf, grijnsde hem een enkel woord aan, dat zijn illusies wreed verstoorde: Heel de wijde wereld Smeek ik te strijden Voor de kroon der zaligheid. Zoo’n wereldsch symbool is een ge vaar voor begripsverwarring, dood gewoon een soort heidendom en afgo dendienst. God heeft geen kristalkro- nen van noode! Het is een dwaas idee om een gewone werel*sche lichtkroon de hemelsche zaligheid te laten sym- boliseeren. Elisabeth Of het kwam, omdat Tommy Davies in tegenwoordigheid van de vrouwelijke sekse verlegen was, of dat hij behept was met een minderwaardigheidscom plex. een feit was het, dat hij op zijn twee-en-dertigste jaar nog steeds vrij gezel was, hoewel het een van zijn vu rigste wenschen was, zijn eenzaamheid vaarwel te kunnen zeggen en zijn leven te verbinden aan dat van een lieve vrouw. Door een belangrijke erfenis was hij financieel onafhankelijk geworden en daar hij niet onknap van uiterlijk was, had hij twee factoren ter beschikking om menige jongedame met een wellui dend oor naar een eventueel huwelijks aanzoek te doen luisteren. Maar de jon geling was te verlegen om dat aanzoeK te doen. Meermalen had hij er over gedacht, een advertentie te plaatsen, maar tel kens was hij op zijn plan teruggekomen. Toen hij 's avonds op zijn kamer zat en de krant las, viel zijn oog op een vetgedrukte annonce van den volgenden inhoud. Jongedame, in ’t bezit van vijf-en- zeventig duizend Pond sterling, zoekt langs dezen weg in kennis te komen met een jongeman van middelbaren leeftijd. Hoofdzaak is net voorkomen en goed humeur. Serieuze heeren gelieven te reflecteeren onder nummer 13 van dit blad. Nog aarzelde Tommy lang, doch toen hij overwoog, dat hij tenslotte toch door den zuren appel moest heenbijten en toen hij de advertentie nogmaals had gelezen, zette hij zich aan zijn schrijf bureau en begon een langen brief te schrijven. Hij voegde er een portret van zichzelf bij en bracht hem zelf weg. Twee dagen later kwam het antwoord: Geachte Heer. Naar aanleiding van uw brief, zou ik we! graag kennis met u willen maken en stel derhalve voor, aanstaanden Donder dagavond in Capitoltheater te komen. Ik ben met mijn tante in loge nummer 25, waar ik u tijdens de pauze verwacht. Hoogachtend, Edith Brenner. Tommy vond den brief bijzonder har telijk en hij stapte ditmaal niet alleen resoluut over zijn eeuwige gemoedsbe zwaren heen, maar hij verheugde zich er over, dat er eindelijk een einde zou komen aan zijn eentonig vrijgezellen bestaan. Op den afgesproken Donderdagavond liet hij zich met een taxi naar den schouwburg brengen, maar toen hij zich ons helpt in deze moeilijke tijden. De geheimzinnigheid van het verlaten landschap in het Noorden ligt over het boek. Men leest over de eenzaam heid en de lange afstanden, welke wil de kerels aan den drank brengen, over predikanten, die in verre dorpen als vergeten, maar trouwe schildwachten zijn op hun post, over kerken, welke het middelpunt vormen in de gedach ten van de bevolking in de stille pro vincie, over de gave vrouwenfiguren, die met zwakke handen de aan den Booze verkochten trachten te bevrij den. De lezer gaat houden van Serafia Cavall en haar dochter Anna Mathil da, die beiden een moeizamen weg hebben te gaan. Hoe goed is „Hare Ge nade” geteekend, de bewoonster van het landgoed Lunda, die niet met zich spotten laat en die „de kroon”, de licht kroon uit de kerk laat weghalen. Deze kroon is van fijn geslepen kristal en van een soort edel wit metaal en be stemd voor het paleis van een keizer. Eén van de voorzaten van Hare Ge nade, die in het bezit was gekomen van de kroon, had gezegd ik laat die hangen in het hoogste en heiligste ver trek dat er is, in het Huis des Hee ren. Hij legde de gemeente met deze schenking een servitude op, waaraan zij trouw moést blijven. Om deze kroon, welke in zijn armen honderden van kaarsen kon houden en die koste lijk was met haar duizenden wonder schoons kristallen, weeft zich het knap aan hield zijn vulpen moment de maken, want de tijd gaat snel én ik kan anders niet voor het leven van je „kleine meisje” instaan. Nog even scheen Frederick Mc In- tosh te aarzelen. Maar de man voor hem maakte een vastberaden indruk en er was geen twijfel aan, of hij h id Marjory inderdaad in zijn macht. Nij dig beet hij zich op de lip. Je zal je bloedgeld hebben, zei hij. Cary Webster lachte tevreden. Verstandige kerel, spotte Geef telefonisch je orders. Enne Vijf minuten later bracht een bedien de het geld. Op z’n gemak telde Webster het na. O.K.Wel, dan ga ik maar. Frederick Mc Intosh sprong op. En Marjory Je geeft me je woord, dat ze vrij zal zijn Er was angst in zijn stem. Kidnappers zijn gewetenlooze schurken en hoe vaak vermoorden ze niet toch hun arme slachtoffers, als ze het geld te pakken hebben Webster knikte. Beslist! zei hij. Maak je daarover geen zorgen ouwe heer. Jouw dochtertje zal over enkele uren volkomen vrij zijn En met een joviale» handzwaai vep- dween hi/. Deze strijd om de kroon beheerscht het boek. Hij maakt Serafia Cavall’s geschiedenis grootsch, tragisch en aandoénlijk. De lezer wordt er van het eerste oogenblik af door geboeid, de sfeer welke van dit verhaal uit gaat is waarlijk wonderbaarlijk. Hij wordt niet geïrriteerd door een eenzij dig vertoon van christelijke deugden. De schrijfster is een vertelster bij uit nemendheid, haar „boodschap” is schoon en eerlijk, maar zij zal er de harmonische compositie van haar ver haar niet door ontsieren. Zij is breed genoeg van opvatting ook „den anderen hun deel te geven. Een nieu we predikant in het dorp moet niets van de kroon hebben; we hebben ons eigen, ons vast symbool gekregen, zegt hij: het kruis. Wat heeft zoo'n profane kroon in God’s huis te maken? de annalen van den Haag, door een af- grijselijken moord, in het jaar 1721 ge pleegd op een stokouden man en diens oude huisvrouw. _e laatste aalmoezenier van dit aooster was Lubeck of Lubeck Dirks- zoon. De Kalvermarkt, de Houtmarkt, de Turfmarkt, evenals de straten, welke deze doorsnijden, behoorden alle tot dit kloosterterrein, doch werden doorbro ken toen dit werd verkocht aan de overheid van den Haag; de grond waarop zich het kloostergebouw en de kerk bevonden, was echter reeds in 1583 door de Staten van Holland afge staan aan Philip Doublet, algemeen ontvanger van Holland, tegen betaling van een vast jaarlijksch bedrag. Aan gezien het bedoelde klooster óók een uitgang had op het Spui, wordt het dikwerf in de Publieke Akten genoemd het „Klooster van het Spui” inplaats van het „Klooster van de Pooten”. Tot zoover de auteur, Baron Don Antonio Lopez Suasso. Oorspronkelijk liepen de Lange Pooten dus van het Spui tot aan de Korte Houtstraat of Korte Pooten en de Korte Pooten leidden naar het Bosch. Het laatste gedeelte van de Lange Pooten werd echter later genoemd het Plein en dientengevolge waren de Lange Pooten toen niet alleen niet lang meer, doch zelfs kórter dan de Korte Pooten. Men verzuimde deze beide straatnamen overeenkomstig te wijzigen. En daarom kan dan ook geen enkele vreemdeling, die de residentie bezoekt of zich daar vestigt, begrijpen waarom de Korte Poten „lang” en de Lange Poten „kort” zijn. C. C. B. dat deze reeds geheel bezet was. Het was een eigenaardig gezicht. Blijkbaar waren alle kunstlievende personen aanwezig, want Tommy onderscheidde tusschen de bezoekers ontelbare heeren in smoking en rokcostuum. Hier en daar glinsterde een uniform. Toen hij zijn plaats op de eerste rij had inge nomen, liet hij allereerst zijn blik glij den langs de loges, waarin hij zijn aan staande levensgezellin zou ontmoeten, maar in de loge, welke het nummer 25 droeg was nog niemand aanwezig. Blijkbaar hadden juffrouw Edith Bren ner en haar tante zich een weing ver laat en Tommy wist niet beter te doen, dan zijn aandacht te vestigen op het tooneel. Het spel, dat inderdaad niet zonder talent gespeeld werd, kon hem echter slechts matig bekoren. Onophou delijk dwaalden zijn oogen naar loge 25 maar telkenmale moest hij ze met een uitdrukking van ongeduld en te leurstelling weer afwenden. Toen de pauze kwam ging hij naar boven, in de hoop de jongedame te ont moeten, maar toen hij aan de deur van de loge klopte kreeg hij geen antwoord. De deur bleef hermetisch gesloten. Met een gevoel van loomheid nam hij zijn plaats weer in toen het tweede be drijf een aanvang nam en het was maar goed dat het spel hem nu meer boeide dan voor de pauze, want nu had hij geen enkele gelegenheid om te zien, dat een groot aantal van de heeren in smoking eveneens loge 25 bespionneer- den en dat er ook bij hen teleurstelling was te constateeren over de afwezig heid van een bepaald persoon in die loge. Maar hij zag het niet en toen de voorstelling afgeloopen was, meende hij, dat er wellicht een vergissing in het spel was, of dat de jongedame plot seling verhinderd was. Maar achter de coulissen stonden twee mannen, die door een gaatje in het doek gluurden. Het waren het slor dige opkoopertje van zooeven en de held van het blijspel, John Thomson. Op hun gezicht stond uitsluitend tevre denheid te lezen. Heb ik het niet voorspeld, Jack, zei Thomson fluisterend, dat we van- avond een uitverkocht huis zouden hebben? De penningmeester van het Londensche kunstgenootschap zal wel in zijn vuistje lachen over de inkom sten van vanavond. Ze stootten elkaar aan en lachten. In ieder geval behoeft hij niet te weten, dat wij het waren, die de huwe lijksadvertentie geplaatst hebben, zei de opkooper, en dat wij voor ons zelf nog een aardig duitje verdiend hebben met de opgekochte plaatskaarten is tenslotte een zaak, welke hem niet aan gaat. HEDENAVOND UITVERKOCHT. Dat was een tegenvaller. Juist nu, den eenen keer, dat hij ernst van de zaak maakte, zat het hem tegen. Het scheen hem toe, dat de kans op een huwelijk plotseling verder af was dan ooit tevo ren Hij maakte zichzelf het verwijt, dat hij niet eerder een plaatsbewijs gekocht had, dan was dit ongelukkige intermez zo niet voorgevallen. Wat zou de jonge dame wel van hem moeten denken? Edith Brenner, wat een heerlijke naam! Verlegen met zijn houding en beslui teloos bleef hij nog even staan en infor meerde bij den portier of er geen ander middel was, om binnen te komen, maar omdat de Cerberus een man van zijn plicht scheen te zijn en zelfs voor een royale fooi niet bezweek, wilde Tommy wrevelig heengaan. Zijn eerste serieuze poging was op een mislukking uitgeloopen. Wenscht u een plaatsbewijs voor vanavond, meneer? klonk het plotseling in zijn oor. Haastig keerde hij zich om en keek in het gelaat van een slordig gekleed man netje, die hem een rose papiertje voor hield. Ik heb nog een mooie plaats over, meneer, Parket, eerste rij vooraan. Tommy kreeg een schok. Dus toch nog een kans! Wat kost die plaats? vroeg hij zacht. Vijf pond sterling, meneer. De jongeman klemde zijn lippen op elkaar, om de onparlementa;re ujtd-uk- king, welke op zijn lippen lag, te weer houden. Gelukkig wist hij zich te be- heerschen en zei onvriendelijk: Schaam je je niet? Vijf pond ster ling voor een plaatsbewijs van vijftien shilling, dat is oplichterij. Meneer moet mij niet kwalijk nemen, zei ’t opkoopertje zacht, het is vanavond een benefice voorstelling ten bate van het Londensche kunstge nootschap. Een heel bijzondere voor stelling, daarom kan ik u het plaatsbe wijs werkelijk niet goedkooper geven. Ten tweeden male stond de jongeman besluiteloos, toen haalde hij resoluut zijn portefeuille te voorschijn en gaf den man een biljet van vijf pond ster ling. Financieel behoefde hij zich niet te bekrimpen en er stond voor hem een levensbelang op het spel. Toen hij de zaal binnentrad, zag hij, De taxi stopte voor een villa’tje, even buiten New York. Carry Webster stapte uit en keek voorzichtig om zich heen. Nee, hij werd niet gevolgd. Frederick Mc Intosh had dat niet aangedurfd uit angst voor zijn kleine meisje Fluitend liep hij het tuinpad af. Nog voor hij bij de deur was, werd die al open geworpen. Een meisje van mis schien negentien jaar riep hem toe En, Cary-dear GeluktDe oude heer waS eerst wild, maar even later werd hij als was in mijn handen. Hij klopte op den bin nenzak van mijn colbertje. Vijftig duizend dollar. We zijn rijk, Marjory Mc Intosh 1 Het meisje greep zijn arm en trok hem naar binnen. Rijkoch, dat is een kwestie van opvatting. Maar we hebben tenminste een beetje „cash”. Zie je nou wel dom oor, dat ik gelijk had. Jij met al je moreele bezwaren en angst. Hoe heb ik niet moeten praten en pleiten, om je voor mijn plannetje te winnen? Ja, boy, erken het maar, het heeft je heel wat zweetdroppeltjes gekost, voor je den gangster durfde te spelen en ik maak me sterk, dat je nog erger in den piepzak zat dan daddy, toen je op zijn kantoor was. Als ik er niet was om voor je te denkenMaar enfin, we hebben het geld. Weet je, jongen ik ken daddy. Nooit ergens tijd voor. Als ik hem van jou verteld zou hebben, zou hij aller eerst hebben gevraagd, hoeveel je ver diende. En als ik dan zeitwintig dollar in de week op een drukkerskantoortje, dan had hij me weggekeken en hij had zelfs niet meer naar me geluisterd. Daddy heeft alleen respect voor man nen, die iets beteekenen in de wereld en voor mannen met moed. En daarom moesten wij het zoo wel inpikken. Marjory Mc Intosh trok Cary Webster aan een haarlok en ze kuste hem speelsch op z’n oor. En nu verklap ik je mijn verdere plannetje. Ik heb een vliegtuig gechar terd. Dat brengt ons hier vèr vandaan. Morgen trouwen we en we sturen daddy een telegram. Dan zal hij nog veel woe dender zijn. Hij zal een paar weken niets met ons te maken willen hebben. Maar danwel, dan komt hij naar ons toeO, ik ken hem, die goeien, ouwen paps, je moet hem voor voldon gen feiten plaatsen. Hij zal hevig tegen ons te keer gaan, en er niets van mee nen. En hij zal er mee eindigen, jou eqn flinken kerel te vinden, omdat jij zoo doortastend bent opgetreden. Zeg hem alsjeblieft nooit, dat ik dat plannetje verzon, want dan ben je niet meer in tel, Cary-dear. En schiet nu op, want ik hoor de motoren al ronken, jongen geschreven, goed doordachte, mooie verhaal. De kroon wordt voor de ge- meeente van Dunkehallar het symbool der zaligheid. De diepere gedachte is, dat niemand die gloriekroon verwer ven kan, die er niet vurig voor strijdt. Het is ook de eenige strijd, welke ons raadselachtig leven de moeite waard doet zijnHet verklaart het motto, vóór in den roman geplaatst, een taat uit een oud geestelijk lied Waar is sinds van- Wfcfct, „pooten” was ontleend aan het Hol- landsche woord voor „planten” („plan ter” Fransch). Als men van het Plein in de Lange Pooten komt, vindt men achter het departement van Koloniën een groot gebouw met voorhof en koetspoort, het tegenwoordige ministerie van Justitie. Dit gebouw was eenmaal de ambassade van de gezanten van Engeland. Het werd o.m. bewoond door den beroem den Earl. graaf van Chesterfield, den auteur van de „Brieven aan mijn Zoon”, toen hij als Engelsch gezant in Holland werkzaam was. Daarna werd het betrokken door hertog Lodewijk van Bruns wijk-Wolf fenbütt el, ten tijde van Willem V, veldmaarschalk van de republiek eigenaar was graaf van Heerdt tot Eversberg. die den stadhou der in diens emigratie vergezelde en in het jaar 1844 overleed als opperhof maarschalk. In 1801 had de graaf dit gebouw ver kocht aan George Daniel Augsburger, die het in hetzelfde jaar reeds verkocht aan den Staat der Nederlanden voor een bedrag van 15.000 florijnen. Tegenover dit gebouw ligt het ter rein, waar zich vroeger bevond het Klooster van de Zusters van de Heilige Marid van Galilea, van de Orde van den Heiligen Augustinus. Dit klooster, dat bijna de geheele straat in beslag nam, liep geheel langs het Plein, tot aan de Korte Houtstraat en had óók een uitgang op het Spui. Het werd later heelemaal afgebroken, alles wat er nog aan herinnert, is de „kloosterachtige” naam, als ik het zoo zeggen mag, van deBagijnestraat. aangelegd op dit terrein en berucht in „De Kroon” door Elisabeth BergstrandPoulsen, uit het Zweedsch vertaald door N. Ba- senau—Goemans. Uitg. J. M. Meulenhoff, Amsterdam. innigheid en fijngevoeligheid, welke de boeken van Elisabeth Berg- strand—Poulsen kenmerken, doen aan het werk van Selma Lagerlöf denken er gaat van haar boeken een even sterke en schoone suggestie uit. „Het groote weefsel”, het boek, dat in Ne- deriandsche vertaling vooral Elisabeth BergstrandPoulsen in ons land be kend maakte, zal velen de hoop hebben doen koesteren spoedig met een nieuw boek van deze begaafde schrijfster te mogen kennis maken. Haar talent komt niet alleen tot uiting in haar in- drukwekkende natuurbeschrijvingen, ook met haar dramatische conflicten en de ontwikkeling daarvan bewijst zij een schrijfster van ras te Zün zii schrijft met een diep religieus genu ment, maar het zou van bekrompen heid getuigen, wanneer men haar boe ken alleen daarom tot het genre der christelijke letterkunde zou rekenen Ongetwijfeld heeft zij een boodschap te brengen en wie deze verstaat, kan dit als een zegen gevoelen, maar de Met gefronste wenkbrauwen keek de schatrijke beursmagnaat Frederick Mc Intosh van zijn werk op, toen hij een hevig tumult in de gang hoorde. Het was een kabaal, zooals hij nog nooit gehoord had en dat zijn ergernis in hevige mate opwekte, want op zijn kantoor heerschte een parool, waar hij ten strengste de hand Stilte Nijdig legde hij neer, toen op hetzelfde deur van zijn kamer werd opengewor pen en een volkomen onbekend per soon binnentrad, gevolgd door Danny Green, die bleek en geagiteerd gesti culeerde. De onbekende duwde hem echter resoluut de deur weer uit en sloot deze vastberaden. Met een glimlach liep hij toen op Frederick Mc Intosh toe, nam onder weg een stoel mee en ging recht tegen over hem zitten. En nog altijd was de van toen uit groote beursmagnaat sprakeloos verbazing en verontwaardiging, zijn bezoeker al kalm een sigaar Mc Intosh’ kistje genomen en opge stoken had. Het laatste werk van een merkwaar dig man, militair en letterkundige, was „La Hxiye par un Habitant”, opgedra- ó=n aan den Staatsraad jonkheer J. C. de Jonge in het jaar 1853 door j»ron Don Antonio Lopez Suasso Diaz da Fonseca, oud-lid van het Ruiter- korps van Zuidholland en lid van het koninklijk Genootschap van Letter kunde te Londen, verschenen in ge noemd jaar bij den uitgever W. P. vafi Stockum te ,’s Gravenhage. Vele jaren lang heeft de familie Suasso Diaz da Fohseea, van Portugeesch-Fransche herkomst en van ouden adel, te ’s Gravenhage gewoond en zij behoorde tot de meest getrouwe dienaren van de Oranjes. De militair en literator baron Don Antonio Lopez Suasso werd 1 April 1776 geboren te Amsterdam. Hij was nog jong toen in Holland de revolutie uitbrak, welke Stadhouder Willem V van Oranje, noopte het land te verlaten. De jonge baron vertrok naar Hamburg en nam dienst in het Engelsche leger, \nadat hij den Stad houder geheel beldngeloos zijn diensten had aangeboden. Zijn militaire loopbaan nam een aan vang op het eiland Jamaica en bij den terugkeer van zijn regiment in Europa werd dit naar het eiland Jersey ver plaatst, waar hij op 8 Mei 1811 trouwde met mademoiselle Esther Elisabeth de Carteret, evenals hijzelf van ouden adel. In 1816 publiceerde de baron te Lon den zijn eerste militaire werk „The British Drill”, dat in 1825 werd gevolgd door een tweede „The theory of the Infantry movements”. Voor dit werk ontving hij de gouden medaille van den koning van Zweden. Teleurgesteld in zijn militaire vooruitzichten, im mers bleef ondanks zijn beide werken, zijn promotie uit, vroeg en verkreeg hij, zij het met veel moeite, ontslag uit den militairen dienst. In het jaar 1829 verliet hij het Engelsche leger met den rang van kapitein en vestigde zich eerst te Brusseltoen in 1830 in België de revolutie uitbrak, begaf de baron zich naar Holland, waar hij zich haastte om zijn diensten aan te bieden aan den Koning der Nederlanden. Aan gezien toen van zijn aanbod geen ge bruik werd gemaakt, trachtte hij zich nuttig te maken door zijn geschriften en trad later toe tot het Ruiterkorps van Zuid-Holland. Als meest belangrijke werken van zijn hand zijn bekend de politieke roman „De Tooverstaf of het onthulde libéralisme” (1831) „Observations sur la loi fondamen- tale des Pays-Bas (1833) La Politique dégagée des illusions libérales (1838) La Révision de Ia loi fondamentale des Pay’*4ias (1844) La Haye par un Ha bitant (.18t>3i. Verschillende werken heeft de baron nog in manuscript achtergelaten, waaronder ook zijn Mémoires. In 1853 vertrok de algemeen geachte oud-mili- tair naar Mechelen in België om een geschiedenis van deze stad te schrij ven juist toen hij deze had beëindigd, overleed hij op 12 October 1857 in zijn 82e jaar, na een korte en smartelijke ziekte. Den Haag dankt hem een interessant tweedeelig werk, dat waarlijk niet ver dient om zóó weinig bekend te zijn. Bladerend in zijn „La Haye par un Habitant”, zijn laatste uitgegeven werk, in 1853, trof mij zijn beschrijving van de Korte en Lange Pooten (thans Poten), welke hier moge volgen, al was Zoo, zei de bezoeker toen, ik ben Cary Webster en ik kom eens met je praten. Mc Intosh kreeg een purperen kleur. De aderen op zijn voorhoofd zwollen en hij wilde losbarsten, toen de ander kalmeerend zwaaide en rustigjes zei Nou geen scènes, wat hebben we daaraan. Zaken, Frederick Mc Intosh, zaken en geen gezwam Frederick Mc Intosh kon eindelijk geluid geven. Er uitschreeuwde hij, er uit En zijn hand ging al in de richting van het schelleknopje, maar bleef onder weg besluiteloos hangen, want er was een revolverloop op zijn voorhoofd ge richt en Cary Webster’s glimlachje was verdwenen en had plaats gemaakt voor een vastberaden trek om zijn mond. Eerst naar me luisteren, Frederick Mc Intosh. En als je gehoord hebt, wat ik je wil zeggen, dan kan je schellen om me er uit te laten gooien... je dat dan tenminste nog wilt Ik heb op staanden voet vijftigdui zend dollar noodig. Die laat je me hier direct uitbetalen. Als je dat niet doet, zal je oogappel Marjory sterven. Dat zal óók het geval zijn, als ik binnen twee uur niet terug ben op de plaats, welke ik daarvoor heb vastgesteld Zoo, ga nu je gang Rustig pufte Cary Webster een rook wolk de lucht in en hij stak de revol ver weer in zijn zak. Mc Intosh keek hem verbijsterd aan. Marjorystamelde hij, mijn kleine meisje, die zou jij in je macht hebbenjij hondsvod Netjes blijven, Frederick Mc In tosh, zei Webster spottend, bel je huis op en vraag naar Marjory. Dan zal je hooren, of ik gelijk heb. Mc Intosh’ hand beefde, toen hij den hoorn opnam. Toen hij aansluiting had met zijn woning, trilde zijn stem Dorothy, ben jij het? Marjory.wat zeg je nacht verdwenenniemand waar ze iswatmij niet opge beld, om- me niet ongerust te maken ohvervloekt De hoorn viel uit zijn bevende hand, toen hij die weer terug wilde leggen. Starre ontzetting was op zijn gezicht te lezen. Mijn kleine meisje, kreunde hij, dus jij hebt haar in je macht. Je bent één van die verachtelijke kidnap pers, het verfoeilijkste specimen mis- dadigers, dat ik ken Oh, stop met die phrases, viel Cary Webster hem in de rede, laten we alsjeblieft geen tijd verknoeien. Vijftigduizend dollar cash, Mc Intosh En ik raad je aan, een beetje haast te het alléén maar om puzzle op te lossen. Waarom de Korte Poten lang en de Lange Poten kort zijn! „Bij het Plein vindt men de Korte en de Lange Pooten in de Korte Poo ten, de straat welke naar het Bosch leidt, stond in vroeger jaren een groot logement, het „Parlement d’ Angle- terre”. Toen Keizer Joseph II op 9 Juli 1781 in den Haag arriveerde, nam hij daar zijn intrek onder den naam Graaf von Falckenstein. Het werd la ter verbouwd en er werd o.m. een za delmakerij in gevestigd, eigenaar de heer Scholder, die de overige ruimte van het ruime gebouw verhuurde. De naam Pooten is te danken aan het feit, dat de Lange Pooten, gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de Hofgebouwen, vroeger een laan was, beplant met treurwilgen, het woord literaire waarde van haar werk wordt door dezen opzet niet geschaad. In dit opzicht zijn haar boeken niet te ver gelijken met de romans van Wilma, waarvan wij er een op deze plaats nog zeer onlangs bespraken want over de literaire waarde van Wilma’s boeken valt te twisten, hoe goedbe doeld en nobel ook hun opzet mag zijn. Elisabeth BergstrandPoulsen is een kunstenares; de menschen die zij schept en die zij voor ons laat leven, zijn creaties van kunstenaarshand die een nog sterkere bewondering afdwin gen door het milieu waarin zij zijn ge plaatst. Haar nieuwe boek „De Kroon” zet reeds in met een dier prachtige natuurbeschrijvingen, waarvan niet al leen een groote bekoring voor den le zer uitgaat, maar die op de menschen in haar boek ’n geheimzinnigen invloed uitoefenen. Het gansche boek is van een verheven mystiek, maar van een mystiek die troostrijk is en vreugde uitstraalt. Als voortreffelijk vertelster van oude sagen is Elisabeth Berg strand Poulsen haar schrijfstersloop- baan begonnen en die liefde voor won derbaarlijke verhalen heeft zij in haar groote romans behouden. „De boosheid van deze wereld en de trouw en rein heid van het menschelijke hart”, waar van de gemiddelde dezer om zoo te zeg gen nooit genoeg kan krijgen, komen m deze verhalen altijd weer opnieuw naar voren en men aanvaardt dit alles m het wonderbaarlijke zoo veel ge makkelijker dan in het nuchtere van het alledaagsche leven. „De Kroon” brengt tot op zekere hoogte de mystiek en de nuchterheid van het le ven tot elkaar en deze ontmoeting levert de bron voor een humor, in de teekening van de wereldwijze en geweldige „Hare Genade” van het groo te landgoed die in niet geringe mate de literaire beteekenis van het boek mede helpt bepalen. Ds. Chr. W. J. Teeuwen heeft „De Kroon” een boek van evangelische beteekenis ge noemd en met die karakteriseering stemmen wij in, vooral in dezen tijd van bloedigen kamp om stoffelijke en vergankelijke waarden. Het is inderdaad een hooggestemde oproep te leven voor goederen, welke niet van deze wereld zijn en die toch in deze wereld tastbaar te vinden zijn. Dit boek is de schoone neerslag van een zuivere verbondenheid tusschen een groote, heerlijke liefde tot het le ven en de natuur met die eigenaardige Zweedsch-Christelijke mystiek, waar aan de universëele verzoeningsgedach te ten grondslag ligt. Ook wie de uit werking van deze gedachte anders ziet dan de schrijfster, zal dit boek met groote waardeering lezen. Aan boeken als dit er een is, is de wereld zeer armMevrouw van Hoogstraten- Schoch is voor de evangelische betee kenis van dezen roman al even enthou siast als ds. Teeuwen. Dit is. een boek, zegt zij, dat opheft, vertroost, boeit en Bergstrand- *>oulsen laat echter zien, dat dit idéé toch nog niet zoo dwaas is als deze ijverige dominee wel meent; God had aan Serafia Cavall zoowel het kruis gegeh ven als de Kroon: „De Kroon” is een schoon en steile boek van een menschenziel, geschre ven met een allesbegrij pende liefde en met een ontroerende oprechtheid. So ber is de verhaaltrant, maar des te rijker is de inhoud van dezen roman» waarin met trouw en offervaardigheid en met geduld wordt gestreden voor de schoonste geestelijke waarden, welke het vaak zoo verwaarloosd en het door talrijke vijanden belaagd be zit der menschheid zijn. In dezen tijd van harde feiten en wreede ontgooche ling kan van dit boek een zegenende kracht uitgaan. Er zit niets bovenmen schelijks in een roman van een voudige lieden in een klein en afge legen dorp maar er zit toch iets in dat den blik van den mensph naar, boven doet richten, naar iets dat ver uitgaat boven onze gehavende wereldB KIDNAPPING denk er aanduizend dollar klein, dat is gemakkelijk voor eerste uit gaven.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 19