Haagsche bijzonderheden
De mislukte kennismaking
LETTERKUNDIG BIJBLAD
HAAGSCHE COURANT
LetteAmdEg®
Krom ®lk J.
de
De Korte
en
Lange Poten
VAN DE
Woensdag 11 Mei 1940, No. 17558. b Bp3-
hij.
een Haagsche
Baron
toen
als
ci-
De
JOHAN KONING.
naar het loket begaf, grijnsde hem een
enkel woord aan, dat zijn illusies wreed
verstoorde:
Heel de wijde wereld
Smeek ik te strijden
Voor de kroon der zaligheid.
Zoo’n wereldsch symbool is een ge
vaar voor begripsverwarring, dood
gewoon een soort heidendom en afgo
dendienst. God heeft geen kristalkro-
nen van noode! Het is een dwaas idee
om een gewone werel*sche lichtkroon
de hemelsche zaligheid te laten sym-
boliseeren.
Elisabeth
Of het kwam, omdat Tommy Davies
in tegenwoordigheid van de vrouwelijke
sekse verlegen was, of dat hij behept
was met een minderwaardigheidscom
plex. een feit was het, dat hij op zijn
twee-en-dertigste jaar nog steeds vrij
gezel was, hoewel het een van zijn vu
rigste wenschen was, zijn eenzaamheid
vaarwel te kunnen zeggen en zijn leven
te verbinden aan dat van een lieve
vrouw.
Door een belangrijke erfenis was hij
financieel onafhankelijk geworden en
daar hij niet onknap van uiterlijk was,
had hij twee factoren ter beschikking
om menige jongedame met een wellui
dend oor naar een eventueel huwelijks
aanzoek te doen luisteren. Maar de jon
geling was te verlegen om dat aanzoeK
te doen.
Meermalen had hij er over gedacht,
een advertentie te plaatsen, maar tel
kens was hij op zijn plan teruggekomen.
Toen hij 's avonds op zijn kamer zat
en de krant las, viel zijn oog op een
vetgedrukte annonce van den volgenden
inhoud.
Jongedame, in ’t bezit van vijf-en-
zeventig duizend Pond sterling, zoekt
langs dezen weg in kennis te komen met
een jongeman van middelbaren leeftijd.
Hoofdzaak is net voorkomen en goed
humeur. Serieuze heeren gelieven te
reflecteeren onder nummer 13 van dit
blad.
Nog aarzelde Tommy lang, doch toen
hij overwoog, dat hij tenslotte toch door
den zuren appel moest heenbijten en
toen hij de advertentie nogmaals had
gelezen, zette hij zich aan zijn schrijf
bureau en begon een langen brief te
schrijven. Hij voegde er een portret van
zichzelf bij en bracht hem zelf weg.
Twee dagen later kwam het antwoord:
Geachte Heer.
Naar aanleiding van uw brief, zou ik
we! graag kennis met u willen maken en
stel derhalve voor, aanstaanden Donder
dagavond in Capitoltheater te komen. Ik
ben met mijn tante in loge nummer 25,
waar ik u tijdens de pauze verwacht.
Hoogachtend, Edith Brenner.
Tommy vond den brief bijzonder har
telijk en hij stapte ditmaal niet alleen
resoluut over zijn eeuwige gemoedsbe
zwaren heen, maar hij verheugde zich
er over, dat er eindelijk een einde zou
komen aan zijn eentonig vrijgezellen
bestaan.
Op den afgesproken Donderdagavond
liet hij zich met een taxi naar den
schouwburg brengen, maar toen hij zich
ons helpt in deze moeilijke tijden. De
geheimzinnigheid van het verlaten
landschap in het Noorden ligt over
het boek. Men leest over de eenzaam
heid en de lange afstanden, welke wil
de kerels aan den drank brengen, over
predikanten, die in verre dorpen als
vergeten, maar trouwe schildwachten
zijn op hun post, over kerken, welke
het middelpunt vormen in de gedach
ten van de bevolking in de stille pro
vincie, over de gave vrouwenfiguren,
die met zwakke handen de aan den
Booze verkochten trachten te bevrij
den. De lezer gaat houden van Serafia
Cavall en haar dochter Anna Mathil
da, die beiden een moeizamen weg
hebben te gaan. Hoe goed is „Hare Ge
nade” geteekend, de bewoonster van
het landgoed Lunda, die niet met zich
spotten laat en die „de kroon”, de licht
kroon uit de kerk laat weghalen. Deze
kroon is van fijn geslepen kristal en
van een soort edel wit metaal en be
stemd voor het paleis van een keizer.
Eén van de voorzaten van Hare Ge
nade, die in het bezit was gekomen
van de kroon, had gezegd ik laat die
hangen in het hoogste en heiligste ver
trek dat er is, in het Huis des Hee
ren. Hij legde de gemeente met deze
schenking een servitude op, waaraan
zij trouw moést blijven. Om deze
kroon, welke in zijn armen honderden
van kaarsen kon houden en die koste
lijk was met haar duizenden wonder
schoons kristallen, weeft zich het knap
aan hield
zijn vulpen
moment de
maken, want de tijd gaat snel én ik
kan anders niet voor het leven van je
„kleine meisje” instaan.
Nog even scheen Frederick Mc In-
tosh te aarzelen. Maar de man voor
hem maakte een vastberaden indruk
en er was geen twijfel aan, of hij h id
Marjory inderdaad in zijn macht. Nij
dig beet hij zich op de lip.
Je zal je bloedgeld hebben, zei hij.
Cary Webster lachte tevreden.
Verstandige kerel, spotte
Geef telefonisch je orders. Enne
Vijf minuten later bracht een bedien
de het geld. Op z’n gemak telde Webster
het na.
O.K.Wel, dan ga ik maar.
Frederick Mc Intosh sprong op.
En Marjory Je geeft me je woord, dat
ze vrij zal zijn Er was angst in zijn
stem. Kidnappers zijn gewetenlooze
schurken en hoe vaak vermoorden ze
niet toch hun arme slachtoffers, als ze
het geld te pakken hebben
Webster knikte. Beslist! zei hij.
Maak je daarover geen zorgen ouwe
heer. Jouw dochtertje zal over enkele
uren volkomen vrij zijn
En met een joviale» handzwaai vep-
dween hi/.
Deze strijd om de kroon beheerscht
het boek. Hij maakt Serafia Cavall’s
geschiedenis grootsch, tragisch en
aandoénlijk. De lezer wordt er van
het eerste oogenblik af door geboeid,
de sfeer welke van dit verhaal uit
gaat is waarlijk wonderbaarlijk. Hij
wordt niet geïrriteerd door een eenzij
dig vertoon van christelijke deugden.
De schrijfster is een vertelster bij uit
nemendheid, haar „boodschap” is
schoon en eerlijk, maar zij zal er de
harmonische compositie van haar ver
haar niet door ontsieren. Zij is
breed genoeg van opvatting ook „den
anderen hun deel te geven. Een nieu
we predikant in het dorp moet niets
van de kroon hebben; we hebben ons
eigen, ons vast symbool gekregen,
zegt hij: het kruis. Wat heeft zoo'n
profane kroon in God’s huis te maken?
de annalen van den Haag, door een af-
grijselijken moord, in het jaar 1721 ge
pleegd op een stokouden man en diens
oude huisvrouw.
_e laatste aalmoezenier van dit
aooster was Lubeck of Lubeck Dirks-
zoon. De Kalvermarkt, de Houtmarkt,
de Turfmarkt, evenals de straten, welke
deze doorsnijden, behoorden alle tot dit
kloosterterrein, doch werden doorbro
ken toen dit werd verkocht aan de
overheid van den Haag; de grond
waarop zich het kloostergebouw en de
kerk bevonden, was echter reeds in
1583 door de Staten van Holland afge
staan aan Philip Doublet, algemeen
ontvanger van Holland, tegen betaling
van een vast jaarlijksch bedrag. Aan
gezien het bedoelde klooster óók een
uitgang had op het Spui, wordt het
dikwerf in de Publieke Akten genoemd
het „Klooster van het Spui” inplaats
van het „Klooster van de Pooten”.
Tot zoover de auteur, Baron Don
Antonio Lopez Suasso.
Oorspronkelijk liepen de Lange
Pooten dus van het Spui tot aan de
Korte Houtstraat of Korte Pooten en
de Korte Pooten leidden naar het Bosch.
Het laatste gedeelte van de Lange
Pooten werd echter later genoemd het
Plein en dientengevolge waren de
Lange Pooten toen niet alleen niet
lang meer, doch zelfs kórter dan de
Korte Pooten. Men verzuimde deze
beide straatnamen overeenkomstig te
wijzigen.
En daarom kan dan ook geen enkele
vreemdeling, die de residentie bezoekt
of zich daar vestigt, begrijpen waarom
de Korte Poten „lang” en de Lange
Poten „kort” zijn. C. C. B.
dat deze reeds geheel bezet was. Het
was een eigenaardig gezicht. Blijkbaar
waren alle kunstlievende personen
aanwezig, want Tommy onderscheidde
tusschen de bezoekers ontelbare heeren
in smoking en rokcostuum. Hier en
daar glinsterde een uniform. Toen hij
zijn plaats op de eerste rij had inge
nomen, liet hij allereerst zijn blik glij
den langs de loges, waarin hij zijn aan
staande levensgezellin zou ontmoeten,
maar in de loge, welke het nummer
25 droeg was nog niemand aanwezig.
Blijkbaar hadden juffrouw Edith Bren
ner en haar tante zich een weing ver
laat en Tommy wist niet beter te doen,
dan zijn aandacht te vestigen op het
tooneel. Het spel, dat inderdaad niet
zonder talent gespeeld werd, kon hem
echter slechts matig bekoren. Onophou
delijk dwaalden zijn oogen naar loge
25 maar telkenmale moest hij ze met
een uitdrukking van ongeduld en te
leurstelling weer afwenden.
Toen de pauze kwam ging hij naar
boven, in de hoop de jongedame te ont
moeten, maar toen hij aan de deur van
de loge klopte kreeg hij geen antwoord.
De deur bleef hermetisch gesloten.
Met een gevoel van loomheid nam hij
zijn plaats weer in toen het tweede be
drijf een aanvang nam en het was maar
goed dat het spel hem nu meer boeide
dan voor de pauze, want nu had hij
geen enkele gelegenheid om te zien, dat
een groot aantal van de heeren in
smoking eveneens loge 25 bespionneer-
den en dat er ook bij hen teleurstelling
was te constateeren over de afwezig
heid van een bepaald persoon in die
loge. Maar hij zag het niet en toen de
voorstelling afgeloopen was, meende
hij, dat er wellicht een vergissing in
het spel was, of dat de jongedame plot
seling verhinderd was.
Maar achter de coulissen stonden
twee mannen, die door een gaatje in
het doek gluurden. Het waren het slor
dige opkoopertje van zooeven en de
held van het blijspel, John Thomson.
Op hun gezicht stond uitsluitend tevre
denheid te lezen.
Heb ik het niet voorspeld, Jack,
zei Thomson fluisterend, dat we van-
avond een uitverkocht huis zouden
hebben? De penningmeester van het
Londensche kunstgenootschap zal wel
in zijn vuistje lachen over de inkom
sten van vanavond.
Ze stootten elkaar aan en lachten.
In ieder geval behoeft hij niet te
weten, dat wij het waren, die de huwe
lijksadvertentie geplaatst hebben, zei de
opkooper, en dat wij voor ons zelf
nog een aardig duitje verdiend hebben
met de opgekochte plaatskaarten is
tenslotte een zaak, welke hem niet aan
gaat.
HEDENAVOND UITVERKOCHT.
Dat was een tegenvaller. Juist nu, den
eenen keer, dat hij ernst van de zaak
maakte, zat het hem tegen. Het scheen
hem toe, dat de kans op een huwelijk
plotseling verder af was dan ooit tevo
ren Hij maakte zichzelf het verwijt, dat
hij niet eerder een plaatsbewijs gekocht
had, dan was dit ongelukkige intermez
zo niet voorgevallen. Wat zou de jonge
dame wel van hem moeten denken?
Edith Brenner, wat een heerlijke naam!
Verlegen met zijn houding en beslui
teloos bleef hij nog even staan en infor
meerde bij den portier of er geen ander
middel was, om binnen te komen, maar
omdat de Cerberus een man van zijn
plicht scheen te zijn en zelfs voor een
royale fooi niet bezweek, wilde Tommy
wrevelig heengaan.
Zijn eerste serieuze poging was op een
mislukking uitgeloopen.
Wenscht u een plaatsbewijs voor
vanavond, meneer? klonk het plotseling
in zijn oor.
Haastig keerde hij zich om en keek in
het gelaat van een slordig gekleed man
netje, die hem een rose papiertje voor
hield.
Ik heb nog een mooie plaats over,
meneer, Parket, eerste rij vooraan.
Tommy kreeg een schok. Dus toch nog
een kans!
Wat kost die plaats? vroeg hij
zacht.
Vijf pond sterling, meneer.
De jongeman klemde zijn lippen op
elkaar, om de onparlementa;re ujtd-uk-
king, welke op zijn lippen lag, te weer
houden. Gelukkig wist hij zich te be-
heerschen en zei onvriendelijk:
Schaam je je niet? Vijf pond ster
ling voor een plaatsbewijs van vijftien
shilling, dat is oplichterij.
Meneer moet mij niet kwalijk
nemen, zei ’t opkoopertje zacht, het
is vanavond een benefice voorstelling
ten bate van het Londensche kunstge
nootschap. Een heel bijzondere voor
stelling, daarom kan ik u het plaatsbe
wijs werkelijk niet goedkooper geven.
Ten tweeden male stond de jongeman
besluiteloos, toen haalde hij resoluut
zijn portefeuille te voorschijn en gaf
den man een biljet van vijf pond ster
ling. Financieel behoefde hij zich niet
te bekrimpen en er stond voor hem een
levensbelang op het spel.
Toen hij de zaal binnentrad, zag hij,
De taxi stopte voor een villa’tje, even
buiten New York. Carry Webster stapte
uit en keek voorzichtig om zich heen.
Nee, hij werd niet gevolgd. Frederick
Mc Intosh had dat niet aangedurfd uit
angst voor zijn kleine meisje
Fluitend liep hij het tuinpad af. Nog
voor hij bij de deur was, werd die al
open geworpen. Een meisje van mis
schien negentien jaar riep hem toe
En, Cary-dear
GeluktDe oude heer waS eerst
wild, maar even later werd hij als was
in mijn handen. Hij klopte op den bin
nenzak van mijn colbertje. Vijftig
duizend dollar. We zijn rijk, Marjory
Mc Intosh 1
Het meisje greep zijn arm en trok
hem naar binnen.
Rijkoch, dat is een kwestie van
opvatting. Maar we hebben tenminste
een beetje „cash”. Zie je nou wel dom
oor, dat ik gelijk had. Jij met al je
moreele bezwaren en angst. Hoe heb ik
niet moeten praten en pleiten, om je
voor mijn plannetje te winnen? Ja,
boy, erken het maar, het heeft je heel
wat zweetdroppeltjes gekost, voor je
den gangster durfde te spelen en ik
maak me sterk, dat je nog erger in den
piepzak zat dan daddy, toen je op zijn
kantoor was. Als ik er niet was om voor
je te denkenMaar enfin, we hebben
het geld. Weet je, jongen ik ken daddy.
Nooit ergens tijd voor. Als ik hem van
jou verteld zou hebben, zou hij aller
eerst hebben gevraagd, hoeveel je ver
diende. En als ik dan zeitwintig dollar
in de week op een drukkerskantoortje,
dan had hij me weggekeken en hij had
zelfs niet meer naar me geluisterd.
Daddy heeft alleen respect voor man
nen, die iets beteekenen in de wereld
en voor mannen met moed. En daarom
moesten wij het zoo wel inpikken.
Marjory Mc Intosh trok Cary Webster
aan een haarlok en ze kuste hem
speelsch op z’n oor.
En nu verklap ik je mijn verdere
plannetje. Ik heb een vliegtuig gechar
terd. Dat brengt ons hier vèr vandaan.
Morgen trouwen we en we sturen daddy
een telegram. Dan zal hij nog veel woe
dender zijn. Hij zal een paar weken
niets met ons te maken willen hebben.
Maar danwel, dan komt hij naar
ons toeO, ik ken hem, die goeien,
ouwen paps, je moet hem voor voldon
gen feiten plaatsen. Hij zal hevig tegen
ons te keer gaan, en er niets van mee
nen. En hij zal er mee eindigen, jou eqn
flinken kerel te vinden, omdat jij zoo
doortastend bent opgetreden. Zeg hem
alsjeblieft nooit, dat ik dat plannetje
verzon, want dan ben je niet meer in
tel, Cary-dear. En schiet nu op, want
ik hoor de motoren al ronken, jongen
geschreven, goed doordachte, mooie
verhaal. De kroon wordt voor de ge-
meeente van Dunkehallar het symbool
der zaligheid. De diepere gedachte is,
dat niemand die gloriekroon verwer
ven kan, die er niet vurig voor strijdt.
Het is ook de eenige strijd, welke ons
raadselachtig leven de moeite waard
doet zijnHet verklaart het motto,
vóór in den roman geplaatst, een
taat uit een oud geestelijk lied
Waar is
sinds van-
Wfcfct,
„pooten” was ontleend aan het Hol-
landsche woord voor „planten” („plan
ter” Fransch).
Als men van het Plein in de Lange
Pooten komt, vindt men achter het
departement van Koloniën een groot
gebouw met voorhof en koetspoort, het
tegenwoordige ministerie van Justitie.
Dit gebouw was eenmaal de ambassade
van de gezanten van Engeland. Het
werd o.m. bewoond door den beroem
den Earl. graaf van Chesterfield, den
auteur van de „Brieven aan mijn
Zoon”, toen hij als Engelsch gezant in
Holland werkzaam was. Daarna werd
het betrokken door hertog Lodewijk
van Bruns wijk-Wolf fenbütt el, ten tijde
van Willem V, veldmaarschalk van
de republiek eigenaar was graaf van
Heerdt tot Eversberg. die den stadhou
der in diens emigratie vergezelde en
in het jaar 1844 overleed als opperhof
maarschalk.
In 1801 had de graaf dit gebouw ver
kocht aan George Daniel Augsburger,
die het in hetzelfde jaar reeds verkocht
aan den Staat der Nederlanden voor een
bedrag van 15.000 florijnen.
Tegenover dit gebouw ligt het ter
rein, waar zich vroeger bevond het
Klooster van de Zusters van de Heilige
Marid van Galilea, van de Orde van
den Heiligen Augustinus.
Dit klooster, dat bijna de geheele
straat in beslag nam, liep geheel langs
het Plein, tot aan de Korte Houtstraat
en had óók een uitgang op het Spui.
Het werd later heelemaal afgebroken,
alles wat er nog aan herinnert, is de
„kloosterachtige” naam, als ik het zoo
zeggen mag, van deBagijnestraat.
aangelegd op dit terrein en berucht in
„De Kroon” door Elisabeth
BergstrandPoulsen, uit het
Zweedsch vertaald door N. Ba-
senau—Goemans. Uitg. J. M.
Meulenhoff, Amsterdam.
innigheid en fijngevoeligheid,
welke de boeken van Elisabeth Berg-
strand—Poulsen kenmerken, doen aan
het werk van Selma Lagerlöf denken
er gaat van haar boeken een even
sterke en schoone suggestie uit. „Het
groote weefsel”, het boek, dat in Ne-
deriandsche vertaling vooral Elisabeth
BergstrandPoulsen in ons land be
kend maakte, zal velen de hoop hebben
doen koesteren spoedig met een nieuw
boek van deze begaafde schrijfster te
mogen kennis maken. Haar talent
komt niet alleen tot uiting in haar in-
drukwekkende natuurbeschrijvingen,
ook met haar dramatische conflicten
en de ontwikkeling daarvan bewijst zij
een schrijfster van ras te Zün zii
schrijft met een diep religieus genu
ment, maar het zou van bekrompen
heid getuigen, wanneer men haar boe
ken alleen daarom tot het genre der
christelijke letterkunde zou rekenen
Ongetwijfeld heeft zij een boodschap
te brengen en wie deze verstaat, kan
dit als een zegen gevoelen, maar de
Met gefronste wenkbrauwen keek de
schatrijke beursmagnaat Frederick Mc
Intosh van zijn werk op, toen hij een
hevig tumult in de gang hoorde. Het
was een kabaal, zooals hij nog nooit
gehoord had en dat zijn ergernis in
hevige mate opwekte, want op zijn
kantoor heerschte een parool, waar hij
ten strengste de hand
Stilte Nijdig legde hij
neer, toen op hetzelfde
deur van zijn kamer werd opengewor
pen en een volkomen onbekend per
soon binnentrad, gevolgd door Danny
Green, die bleek en geagiteerd gesti
culeerde. De onbekende duwde hem
echter resoluut de deur weer uit en
sloot deze vastberaden.
Met een glimlach liep hij toen op
Frederick Mc Intosh toe, nam onder
weg een stoel mee en ging recht tegen
over hem zitten. En nog altijd was de
van
toen
uit
groote beursmagnaat sprakeloos
verbazing en verontwaardiging,
zijn bezoeker al kalm een sigaar
Mc Intosh’ kistje genomen en opge
stoken had.
Het laatste werk van een merkwaar
dig man, militair en letterkundige, was
„La Hxiye par un Habitant”, opgedra-
ó=n aan den Staatsraad jonkheer J.
C. de Jonge in het jaar 1853 door
j»ron Don Antonio Lopez Suasso Diaz
da Fonseca, oud-lid van het Ruiter-
korps van Zuidholland en lid van het
koninklijk Genootschap van Letter
kunde te Londen, verschenen in ge
noemd jaar bij den uitgever W. P. vafi
Stockum te ,’s Gravenhage. Vele jaren
lang heeft de familie Suasso Diaz da
Fohseea, van Portugeesch-Fransche
herkomst en van ouden adel, te
’s Gravenhage gewoond en zij behoorde
tot de meest getrouwe dienaren van
de Oranjes.
De militair en literator baron Don
Antonio Lopez Suasso werd 1 April
1776 geboren te Amsterdam.
Hij was nog jong toen in Holland
de revolutie uitbrak, welke Stadhouder
Willem V van Oranje, noopte het land
te verlaten. De jonge baron vertrok
naar Hamburg en nam dienst in het
Engelsche leger, \nadat hij den Stad
houder geheel beldngeloos zijn diensten
had aangeboden.
Zijn militaire loopbaan nam een aan
vang op het eiland Jamaica en bij den
terugkeer van zijn regiment in Europa
werd dit naar het eiland Jersey ver
plaatst, waar hij op 8 Mei 1811 trouwde
met mademoiselle Esther Elisabeth de
Carteret, evenals hijzelf van ouden adel.
In 1816 publiceerde de baron te Lon
den zijn eerste militaire werk „The
British Drill”, dat in 1825 werd gevolgd
door een tweede „The theory of the
Infantry movements”. Voor dit werk
ontving hij de gouden medaille van
den koning van Zweden. Teleurgesteld
in zijn militaire vooruitzichten, im
mers bleef ondanks zijn beide werken,
zijn promotie uit, vroeg en verkreeg
hij, zij het met veel moeite, ontslag
uit den militairen dienst. In het jaar
1829 verliet hij het Engelsche leger
met den rang van kapitein en vestigde
zich eerst te Brusseltoen in 1830 in
België de revolutie uitbrak, begaf de
baron zich naar Holland, waar hij zich
haastte om zijn diensten aan te bieden
aan den Koning der Nederlanden. Aan
gezien toen van zijn aanbod geen ge
bruik werd gemaakt, trachtte hij zich
nuttig te maken door zijn geschriften
en trad later toe tot het Ruiterkorps van
Zuid-Holland. Als meest belangrijke
werken van zijn hand zijn bekend
de politieke roman „De Tooverstaf
of het onthulde libéralisme” (1831)
„Observations sur la loi fondamen-
tale des Pays-Bas (1833) La Politique
dégagée des illusions libérales (1838)
La Révision de Ia loi fondamentale des
Pay’*4ias (1844) La Haye par un Ha
bitant (.18t>3i.
Verschillende werken heeft de baron
nog in manuscript achtergelaten,
waaronder ook zijn Mémoires. In 1853
vertrok de algemeen geachte oud-mili-
tair naar Mechelen in België om een
geschiedenis van deze stad te schrij
ven juist toen hij deze had beëindigd,
overleed hij op 12 October 1857 in zijn
82e jaar, na een korte en smartelijke
ziekte.
Den Haag dankt hem een interessant
tweedeelig werk, dat waarlijk niet ver
dient om zóó weinig bekend te zijn.
Bladerend in zijn „La Haye par un
Habitant”, zijn laatste uitgegeven
werk, in 1853, trof mij zijn beschrijving
van de Korte en Lange Pooten (thans
Poten), welke hier moge volgen, al was
Zoo, zei de bezoeker toen, ik
ben Cary Webster en ik kom eens met
je praten.
Mc Intosh kreeg een purperen kleur.
De aderen op zijn voorhoofd zwollen
en hij wilde losbarsten, toen de ander
kalmeerend zwaaide en rustigjes zei
Nou geen scènes, wat hebben we
daaraan. Zaken, Frederick Mc Intosh,
zaken en geen gezwam
Frederick Mc Intosh kon eindelijk
geluid geven.
Er uitschreeuwde hij, er uit
En zijn hand ging al in de richting van
het schelleknopje, maar bleef onder
weg besluiteloos hangen, want er was
een revolverloop op zijn voorhoofd ge
richt en Cary Webster’s glimlachje
was verdwenen en had plaats gemaakt
voor een vastberaden trek om zijn
mond.
Eerst naar me luisteren, Frederick
Mc Intosh. En als je gehoord hebt, wat
ik je wil zeggen, dan kan je schellen
om me er uit te laten gooien...
je dat dan tenminste nog wilt
Ik heb op staanden voet vijftigdui
zend dollar noodig. Die laat je me hier
direct uitbetalen. Als je dat niet doet,
zal je oogappel Marjory sterven. Dat
zal óók het geval zijn, als ik binnen
twee uur niet terug ben op de plaats,
welke ik daarvoor heb vastgesteld
Zoo, ga nu je gang
Rustig pufte Cary Webster een rook
wolk de lucht in en hij stak de revol
ver weer in zijn zak. Mc Intosh keek
hem verbijsterd aan.
Marjorystamelde hij, mijn
kleine meisje, die zou jij in je macht
hebbenjij hondsvod
Netjes blijven, Frederick Mc In
tosh, zei Webster spottend, bel je
huis op en vraag naar Marjory. Dan
zal je hooren, of ik gelijk heb.
Mc Intosh’ hand beefde, toen hij den
hoorn opnam. Toen hij aansluiting had
met zijn woning, trilde zijn stem
Dorothy, ben jij het?
Marjory.wat zeg je
nacht verdwenenniemand
waar ze iswatmij niet opge
beld, om- me niet ongerust te maken
ohvervloekt
De hoorn viel uit zijn bevende hand,
toen hij die weer terug wilde leggen.
Starre ontzetting was op zijn gezicht
te lezen.
Mijn kleine meisje, kreunde hij,
dus jij hebt haar in je macht. Je
bent één van die verachtelijke kidnap
pers, het verfoeilijkste specimen mis-
dadigers, dat ik ken
Oh, stop met die phrases, viel
Cary Webster hem in de rede, laten
we alsjeblieft geen tijd verknoeien.
Vijftigduizend dollar cash, Mc Intosh
En ik raad je aan, een beetje haast te
het alléén maar om
puzzle op te lossen.
Waarom de Korte Poten lang
en de Lange Poten kort zijn!
„Bij het Plein vindt men de Korte
en de Lange Pooten in de Korte Poo
ten, de straat welke naar het Bosch
leidt, stond in vroeger jaren een groot
logement, het „Parlement d’ Angle-
terre”. Toen Keizer Joseph II op 9 Juli
1781 in den Haag arriveerde, nam hij
daar zijn intrek onder den naam
Graaf von Falckenstein. Het werd la
ter verbouwd en er werd o.m. een za
delmakerij in gevestigd, eigenaar de
heer Scholder, die de overige ruimte
van het ruime gebouw verhuurde.
De naam Pooten is te danken aan
het feit, dat de Lange Pooten, gelegen
in de onmiddellijke nabijheid van de
Hofgebouwen, vroeger een laan was,
beplant met treurwilgen, het woord
literaire waarde van haar werk wordt
door dezen opzet niet geschaad. In dit
opzicht zijn haar boeken niet te ver
gelijken met de romans van Wilma,
waarvan wij er een op deze plaats
nog zeer onlangs bespraken want
over de literaire waarde van Wilma’s
boeken valt te twisten, hoe goedbe
doeld en nobel ook hun opzet mag
zijn. Elisabeth BergstrandPoulsen is
een kunstenares; de menschen die zij
schept en die zij voor ons laat leven,
zijn creaties van kunstenaarshand die
een nog sterkere bewondering afdwin
gen door het milieu waarin zij zijn ge
plaatst. Haar nieuwe boek „De Kroon”
zet reeds in met een dier prachtige
natuurbeschrijvingen, waarvan niet al
leen een groote bekoring voor den le
zer uitgaat, maar die op de menschen
in haar boek ’n geheimzinnigen invloed
uitoefenen. Het gansche boek is van
een verheven mystiek, maar van een
mystiek die troostrijk is en vreugde
uitstraalt. Als voortreffelijk vertelster
van oude sagen is Elisabeth Berg
strand Poulsen haar schrijfstersloop-
baan begonnen en die liefde voor won
derbaarlijke verhalen heeft zij in haar
groote romans behouden. „De boosheid
van deze wereld en de trouw en rein
heid van het menschelijke hart”, waar
van de gemiddelde dezer om zoo te zeg
gen nooit genoeg kan krijgen, komen
m deze verhalen altijd weer opnieuw
naar voren en men aanvaardt dit alles
m het wonderbaarlijke zoo veel ge
makkelijker dan in het nuchtere van
het alledaagsche leven. „De Kroon”
brengt tot op zekere hoogte de
mystiek en de nuchterheid van het le
ven tot elkaar en deze ontmoeting
levert de bron voor een humor, in
de teekening van de wereldwijze en
geweldige „Hare Genade” van het groo
te landgoed die in niet geringe
mate de literaire beteekenis van het
boek mede helpt bepalen. Ds. Chr. W.
J. Teeuwen heeft „De Kroon” een
boek van evangelische beteekenis ge
noemd en met die karakteriseering
stemmen wij in, vooral in dezen tijd
van bloedigen kamp om stoffelijke en
vergankelijke waarden.
Het is inderdaad een hooggestemde
oproep te leven voor goederen, welke
niet van deze wereld zijn en die toch
in deze wereld tastbaar te vinden zijn.
Dit boek is de schoone neerslag van
een zuivere verbondenheid tusschen
een groote, heerlijke liefde tot het le
ven en de natuur met die eigenaardige
Zweedsch-Christelijke mystiek, waar
aan de universëele verzoeningsgedach
te ten grondslag ligt. Ook wie de uit
werking van deze gedachte anders ziet
dan de schrijfster, zal dit boek met
groote waardeering lezen. Aan boeken
als dit er een is, is de wereld zeer
armMevrouw van Hoogstraten-
Schoch is voor de evangelische betee
kenis van dezen roman al even enthou
siast als ds. Teeuwen. Dit is. een boek,
zegt zij, dat opheft, vertroost, boeit en
Bergstrand- *>oulsen laat
echter zien, dat dit idéé toch nog
niet zoo dwaas is als deze ijverige
dominee wel meent; God had aan
Serafia Cavall zoowel het kruis gegeh
ven als de Kroon:
„De Kroon” is een schoon en steile
boek van een menschenziel, geschre
ven met een allesbegrij pende liefde en
met een ontroerende oprechtheid. So
ber is de verhaaltrant, maar des te
rijker is de inhoud van dezen roman»
waarin met trouw en offervaardigheid
en met geduld wordt gestreden voor
de schoonste geestelijke waarden,
welke het vaak zoo verwaarloosd en
het door talrijke vijanden belaagd be
zit der menschheid zijn. In dezen tijd
van harde feiten en wreede ontgooche
ling kan van dit boek een zegenende
kracht uitgaan. Er zit niets bovenmen
schelijks in een roman van een
voudige lieden in een klein en afge
legen dorp maar er zit toch iets
in dat den blik van den mensph naar,
boven doet richten, naar iets dat ver
uitgaat boven onze gehavende wereldB
KIDNAPPING
denk er aanduizend dollar klein,
dat is gemakkelijk voor eerste uit
gaven.