Soldaten eeren hun gevallen kameraden - Lammerenmark t in de sleutelstad De badstoelen worden gereinigd - Eiermarkt te Barneveld als voorheen o Ml E Het circus Wenger Bk* Iff HAAGSCHE COURANT VAN ZATERDAG 25 MEI 1940. TWEEDE BLAD. EEN VAN HET FRONT IN FRANKRIJK. STUK GESCHOTEN HUIZEN EN BRUG TE BOUILLON. FEUILLETON. F SCHEVENINGEN BEREIDT ZICH VOOR OP HET KOMENDE SEIZOEN. DE BADSTOELEN WORDEN IN DE DICHTSTBIJZIJNDE GROOTE WASSCHERIJ GEREINIGD. GISTERMIDDAG VOND TE WASSENAAR INTIEME PLECHTIGHEID PLAATS. Op de noodbegraafplaats aan den Schouwweg werd den gevallen Nederlandschen en Duitschen militairen een laatste groet gebracht. Verscheidene officieren en manschappen van het Ie Reg. Infanterie en een depu tatie van de 3de Divisie waren hierbij tegenwoordig. Officieren en manschappen leggen bloemen op het graf. DE EERSTE DER ZES GROOTE LAMMERENMARKTEN IN ONS LAND WERD GISTEREN TE LEIDEN GEHOUDEN. LINKS: EEN OVERZICHT VAN DE DRUK BEZOCHTE MARKT. RECHTS: TWEE VERDWAALDE „LAMMETJES”. S- BI ><z -r i antwoordt het eentje (Wordt vervolgd.) (Nadruk verboden.) DE GROOTE EIERMARKT TE BARNEVELD is dezer dagen weer voor het eerst gehouden. Een boer keert met leegen wagen terug van de markt. Op den achtergrond de mooie toren van Barneveld. 9) Neem bezit van uw nieuw tehuis, directeur, zegt Jaap Brouwers feeste lijk, dit was de woning van uw broer. Langzaam gaat Karel Wenger de drie treden op. Dit zal nu zijn huis zijn, een onzekere op wielen wankelen de woonwagen en een even onzekere gevaarvolle dreigende toekomst. Hij zet de tanden op elkaar en gaat de donkere ruimte binnen. Wij zullen weer een lichtleiding laten leggen directeur, zegt Brouwers. Wij hadden er geen vermoeden van, dat u zoo spoedig zou komen. Intusschen heeft Hans Wenger de vensters geopend, het licht komt bin nen. Een nieuw leven is voor de Wengers begonnen. Weliswaar een leven, waar over een zwarte dreiging hangt, een leven, waar gevaar naast hen gaat. Neen, het is nog lang niet overal licht in het circus „Excelsior. Hans Wenger heeft het niet lang in den woonwagen uitgehouden, waar zijn vader zich door Higgens en Brou wers alles laat’ uitleggen wat het za kelijk gebied van het circus betreft. Het is al beslist, dat vader Wenger zich met de kantoorzaken en de finan ciën van het circus zal bemoeien. Want daarvan heeft hij, als hoofd boekhouder, verstand. Weliswaar is hij ervan overtuigd, dat er tusschen de zaken van een conservenfabriek en die van een circus wel verschil be staat. Gertrude zal zich met het huis houden en de keuken bemoeien, maar ook zij zal, dat ziet zij nu, zich in ge heel andere verhoudingen moeten schikken. Hans, die verzocht heeft de leiding van het circus te mogen aanvaarden en de programma’s samen te stellen, is op zijn eersten rondgang. Het voor stel van Higgens om een beambte uit het circus mee te nemen, heeft hij af geslagen. Ik zal het wel vinden eh ik wil zelf en alleen rondkijken, heeft hij gezegd. Nu loopt hij naar de reuzetent, het eigenlijk middelpunt van het circus „Excelsior”. Natuurlijk is het bericht van de aankomst der Wengers overal rond verteld. Hans wordt herkend en hier en daar gegroet. Maar ook hoo- nende, wantrouwende en nijdige blik ken worden op hem gericht. Overigens bekommert niemand zich om hem. Het goed georganiseerde bedrijf loopt schijnbaar vanzelf. Nog zijn de Wen gers niets dan overcomplete lui in dit bedrijf. Maar Hans belooft zichzelf, dat dit anders zal worden. Als hij de groote tent binnen komt, ziet hij dat de rondgang achter de toeschouwers ruimten, waar achter de manege ligt, bijna leeg is. Links van hem klinkt gehinnik van een paard dan, een lichte tred, een helde re meisjeslach en het vloeken van een ruwe mannenstem. Tegelijkertijd rent gen, onderzoekenden blik. Mister Wenger, vermoed ik, zegt hij koud. Hans knikt. Bing, zegt de ander kort. Ach, lieve help, de nieuwe direc teur. Nancy is nu pas tot bezinning gekomen en merkt wie de vreemde is. Blozend vlucht zij achter het gordijn, dat het circus van de manege scheidt. Lachend kijkt Hans haar na. Een aardig meisje, zegt hij. Eigenlijk zegt hij dit maar om een gesprek met den elgenaardigen man aan te knoopen, •dien hjj nu kent als de stalmeester Bill Bing, voor wien Higgens hem in het bijzonder heeft gewaarschuwd. Een koel lachje glijdt over het ge zicht van den cowboy. Vindt u, mr. Wenger? Wel u zult de mannen hief minder aardig vinden, vermoed ik, als u ze eerst maar een beetje beter kent. Higgens bijvoorbeeld, is ook een aardige kerel. Er ligt zulk een verachtelijke toon in deze woorden, dat Hans onwillekeu rig schrikt. Deze Bing schijnt werke lijk zeer gevaarlijk te zijn. Mister Higgens heeft ons vertrou wen, zegt Hans waardig, hjj is van plan zich niets te laten welgevallen. Mijn vader en ik zullen niets dul den, wat niet door den beugel kan. Knoop dat in uw ooren, mr. Bing. Het koele lachje verdwijnt van het gezicht van Bing. Niet slecht ge sproken chef, zegt hij sleepend, al leen het handelen volgens deze woor den, zal moeilijk zijn, vermoed ik. Wel, mij zal het onverschillig zijn als... een zwartharig meisje van uit de rui- tergang, zij kijkt achter zich en lacht. Fijn, niet flink genoeg geweest! roept zij naar een nog onzichtbaren achtervolger. Hans wil uitwijken, maar het meisje maakt een onverwachte beweging en valt tegen hem aan. Hartelijk welkom, miss, zegt Hans lachend, terwijl het meisje don kerrood wordt. O, neemt u mij niet kwalijk, sta melt zij. Op hetzelfde oogenblik verschijnt een nieuwe gestalte. Het is een ge spierde man van middelmatige groot te, zijn breede borst is bedekt met een kleurig hemd en om den hals draagt hij een verkleurden doek. Blond haar valt over zijn hoog, open voorhoofd. Zijn sabelbeenen steken in een kleurige pantalon. Nu blijft hij staan en schuift met, wat voor hem zeker een karakteristie ke beweging is, zijn duimen in de breede leeren riem om zijn middel, waaraan een tasch met een revolver hangt. Twee blauwe oogen werpen woedende blikken op het in het rood gekleede meisje, dat hem angstig aankijkt. Het gezicht van den man, waarop een diep litteeken staat, is vol woede. Ik draai je nek om Nancy, als je nog eens tusschen de paarden door de ruitergang loopt. Is er dan geen tucht en orde onder dat langharige ballet te brengen? Maar hier ont breekt iemand die opruiming houdt, brult hij. Dan kijkt hij Hans aan met een lan- ken<j. bekijken, verhoogen nog het de- monische van deze verschijning. Nu klinkt zijn stem met een zeldzaam metalen klank. Klaar, Juanita? Klaar, Quito, meisje. Opgepast. Bliksemsnel heeft de man een kara bijn gegrepen. Hij gooit het wapen bo ven zijn hoofd, vangt het handig op en tegelijk weerklinkt het schot, bij deze knal gaat het versplinteren van de glazen bal, welke in het niets ver dwijnt, verloren. Een applaus, dat weerklinkt, doet Hans in het rond kijken. Nu ziet hij voor het eerst de toeschouwersruimte van het circus „Excelsior”. Stoelen rijen achter stoelenrijen rijzen, door galerijen onderbroken, omhoog. Bij den manege-ingang aan den overkant, gaapt een leegte, muzieklessenaars verraden de bestemming van deze plek. Er zitten slechts enkele menschen in de groote ruimte, blijkbaar circusar tiesten die uit nieuwsgierigheid, of om te repeteeren, hier gekomen zijn. Er gens schemert ook Nancy’s roode ja pon. Maar de eerste indruk, welke zij op Hans heeft gemaakt, is lang niet meer zoo sterk, hoewel zij een mooi meisje is. Hij moet telkens opnieuw naar de vrouw in het wit kijken, die nog steeds stil op haar plaats staat. De knal van een schot, dat in de manege gelost wordt, doet^Hans op nieuw schrikken. Wat beteekent dat? De stalmeester trekt spottend de wenkbrauwen op. Gaat u maar eens kijken chef, misschien heeft men er uit den weg geruimd. In dit circus is sedert korten tijd alles mo gelijk. Hiermede keert hij zich om en ver dwijnt in de manege. Hans trekt het gordijn terug. Een eigenaardig beeld krijgt hij nu te zien. Midden in de manege staat een jong meisje'. Een kleedje van witte zijde ligt strak om haar mooi figuurtje. Op haar glad bruin haar glimt een zon derling ding, een glazen bol, welke niet grooter is dan een biljartbal. De vrouw staat doodstil. Alleen haar fijne neusvleugels trillen zenuwachtig. De frissche roode mond, welke niet ge schminkt is, is half geopend en laat de witte tanden zien. De donkere oogen, onder lange wimpers, zijn vast op den man gericht, die aan het an dere einde der piste staat. Naast hem staat een metalen standaard, waarin zes karabijnen met korten loop staan. Ondanks de hitte van den Junidag draagt de man een dichtgeknoopt lee ren vest en een zwarten halsdoek, een gele rijbroek en hooge kaplaarzen. Het boeiendste aan dezen map is zijn gezicht. Hans kan zijn oogen niet van hem afwenden. Hij is doodelijk bleek, wat nog geaccentueerd wordt door een donkeren baard en zware, zwarte wenkbrauwen. De donkere oogen, wel ke een oogenblik Hans onderzoe- 9 7 F'

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 5