Naar huis
toe
aan
van
voor een
Rotterdam pakt
Afscheid van de legerhondjes
Het circus Wenger
V oetbal H aar lem - A j
Accu als krachtbron voor een boot
I
SM
.ft®
TWEEDE BLAD.
ÏTAAGSCHE COURANT VAN MAANDAG 27 MEI 1940.
FEUILLETON.
Êh jl
'fa/ 'fa '"fa
jgsfafafafa// -
o
i
Men
zij
het
deze
HET MOOIE WEER VAN ZONDAG
bracht duizenden op straat. De drukte aan de IJ-ponten te Amsterdam. Vanaf de pont tot de bus
halte wachten honderden op hun beurt
(Nadruk verboden.)
WERKEN TE ROTTERDAM welke eenigen tijd stil gelegen hebben, worden zoo snel mogelijk
voortgezet. Zoo is ook de bouw der nieuwe Diergaarde we er hervat. Overzicht der groote Rivièra-
hal (boven). De breede boulevard, welke ontstaat als de Schie gedempt is, vordert snel (onder).
Men is druk bezig de Schie thans van de Teylingerbrug af tot de Heulbrug te dempen.
VOETBALWEDSTRIJD HAARLEM—AJAX
op het Haarlem-terrein aan den Schoterweg te Haarlem. Een spannend moment voor het
Haarlem -doel.
neer, een zware wolkbreuk na heete
Junidagen. Het trommelt op het tent
dak van het circus en op de daken
der wagens, onophoudelijk en eentonig.
Het middernachtelijk uur is allang
voorbij. Het circus en zijn wonderlijke
stad slapen. Slapen zij werkelijk?
Neen, zulk een groot circus slaapt
eigenlijk nooit. Wachters maken hun
ronde, stalwachten bewaken een ziek
dier, er zijn late thuiskomers, die na
de voorstelling nog naar de stad zijn
gegaan en dan zijn er de vroeg op
staanders, die er uit zien alsof zij
nooit slapen.
In een der wagens brandt nog licht,
het is de wagen van Rolf Wenger.
Hij staat in een rechten hoek tegen
over de andere woonwagens, waarin
de oude Wenger en zijn dochter
Gertrude, na de eerste beleving van
een avondvoorstelling in het circus
„Excelsior”, een door bonte droomen
doorweven slaap slapen.
Het schemerende licht in den werk-
wagen wil niet uitgaan. Onduidelijk
ziet men van buiten door het raampje
een mannenhoofd, dat onbewegelijk
over een schrijftafel gebogen is.
De oude Enriques, de half-Indiaan,
die Rolf Wenger op al zijn tochten
door Zuid-Amerika vergezeld heeft,
slaat onwillekeurig een kruis als hij
het licht en de gestalte ziet. Alle
heiligen, mompelt hij, daar zit hij
weer, chef Rudolfo zal in zijn graf
nog geen rust hebben! De oude haast
zich uit de nabijheid van den wagen
te komen.
Inderdaad is het de werkwagen van
Rolf Wenger, waar Hans in dezen
eersten nacht in het circus „Excel
sior” zit, geboeid en meegesleept door
de gebeurtenissen van dezen eersten
dag en dezen avond, niet in staat
den slaap te vinden na al het bonte,
dat hij beleefde. Op dezen avond
is de wagen onder toezicht van de
zoogenaamde bedrijfsraad door een
notaris uit Denver geopend.
Hans Wenger bladert in de acten
en papieren, die hij overvloedig op
de schrijftafel en in de kast vindt.
Zelfs het smalle rustbed is bedekt
met bundels papieren.
Daartusschen liggen dozijnen foto’s
van artiesten en allerlei buitengewone
dingen, zweepen, olifantshaken, een
geheele verzameling wapens. Terwijl
Hans in de papieren bladert, ziet hij
telkens in gedachten de gebeurtenissen
van dezen avond. De officieele voor
stelling van het personeel. De parade
der paarden. De rondgang door de
stallen, dan de voorstelling. Hij met
zijn vader en Gertrude in een loge.
Beneden Dorothy Keele mooier en
koeler dan ooit op een prachtig paard.
Juanita’s beeldschoon, bleek gezicht.
En Gertrude’s stralende oogen, die
nog stralender worden als Higgens,
na afloop, haar met een bos rozen
geluk komt wenschen.
Klop, klop!
Hans vliegt op. Achter hem is de
deur opengegaan. Een man staat op
den drempel, secondenlang onbewege
lijk. Dan komt hij in den lichtkring.
Het is Higgens. Zijn donkere regenjas
is nat.
EEN VINDINGRIJK AMSTERDAMMER
voer Zondag met een bootje door de „Baarsjes” tot groote verbazing der voorbijgangers. Toch werd het brandstof-
verbod voor vaartuigen niet overschreden, daar het scheepje op een accu voer.
10)
Klaar, wij scheiden uit! roept we
der de metalen stem van den man
met den zwarten baard bevelend door
de manege. Met vlugge stappen komt
hij naar Hans toe, een oogenblik kij
ken zij elkaar aan. De meesterschut-
ter buigt met een mengeling van be
leefdheid en trotsch zelfbewustzijn,
welke typisch Spaansch zijn.
Ik ben Quito, zegt hij afgemeten.
Wie u bent, mr. Wenger, hebben wij
al gehoord.
Hans hoort het sleepen van een
vrouwengewaad over het dikke tapijt
in de manege en dan staat de vrouw
in het wit voor hem.
Dit is mijn partnerin Juanita...
onze nieuwe directeur, mr. Wenger.
Een kleine hand wordt naar hem
uitgestrekt. O wat ben ik blij, dat
u er eindelijk, eindelijk bent, zegt
een heldere stem. Werkelijk er klinkt
iets van echt gevoel in, maar ook
iets als verlossing uit een grooten
angst.
Hans kijkt haar in de oogen. Daarin
ligt een zeldzame uitdrukking. Het is
als een waarschuwing of een smeek
bede om hulp. Hans kan dat niet
goed begrijpen, want voor alles ziet
hij hoe mooi het meisje is.
Zoo stil als hij gekomen is, zoo stil
verdwijnt hij ook. Hans kijkt hem
geërgerd na en keert zich om.
Daar vliegt een rood trainingspakje
langs hem heen. Miss Nancy, een
enkel woord, alstublieft? roept hij.
Het danseresje blijft staan. Ja
chef?
Ik zou graag iets willen weten,
Nancy, wie was die mijnheer met
wien ik zooeven sprak?
Nancy kijkt hem verwonderd aan.
Die dikke? Dat is toch de clown
Bubo, onze beste clown, zegt ze met
een stem, waarin duidelijk de ver
wondering klinkt, dat er nog iemand
bestaat, die den clown Bubo niet
kent. In Salt Lake City kwam hij
bij ons, een geweldig artiest, chef.
Nog iets te vragen, mr. Wenger?
Dank u, miss Nancy, dat was
alles, zegt hij vriendelijk.
Het meisje in het roode trainings
pakje maakt een sierlijke buiging en
dan is zij verdwenen. Hans probeert
niet haar tegen te houden, hoewel
hij zichzelf moet bekennen, dat de
vrouwen in het circus „Excelsior”
tot nog toe veel vriendelijker zijn
dan de mannen, zij schijnen ook
veel ongecompliceerder en minder
gevaarlijk. Bill Bing, Quito, Brouwers,
zelfs de melancholieke Bubo, hoe vij
andig schijnen zij allen te zijn. Met
gefronst voorhoofd gaat Hans Wenger
verder op zijn eersten inspectietocht
door deze bonte, nieuwe en gevaar
lijke wereld.
De regen ruischt op de nachtelijke
circusomgeving en op het groote plein
Hoe onvoorzichtig van u om de
deur niet te grendelen, mr. Wenger,
zegt hij met kalme stem,
moet werkelijk op u letten.
Hans kijkt den Amerikaan met een
klein lachje aan. Ik ben niet gewend
in avontuurlijke omstandigheden te
leven.
Zegt u liever in gevaarlijke om
standigheden. Higgens kijkt rond.
Ziet u, zoo hebben wij indertijd
ook gezocht, in Frisco met de beamb
ten, maar alles tevergeefs. Wie zou
ook uit zooveel papieren en acten wijs
kunnen worden.
Gezocht? vroeg Hans, die
niet begreep.
Ja, naar de plek, waar uw oom
Rolf zijn geld heeft gedeponeerd. Maar,
wij hebben het niet gevonden. Het
bestaat waarschijnlijk niet, dit fan
tastische half millioen.
Hans knikt bevestigend. Ik geloof
er ook niet meer aan. Oom wilde
ons bepaald voor den gek houden
met dezen rijkdom. Dat zegt vader
ook. Maar daar gaat het tenslotte
niet om. Het gaat om iets hoogers,
om het levenswerk van mijn oom,
De Amerikaan lacht spottend.
U bent een groote idealist, mr
Wenger, maar toch zou men in uw
belang wenschen, dat het geld bestond.
Dit zaakje hier, ziet dat er uit als
van een man, die een half millioen
nalaat, ik zeg neen.
Mismoedig schuiven de vingers van
den Amerikaan de papieren ter zijde
en plotseling ziet men op een der
papieren staan „Constructies”.
(Wordt vervolgd.^
Heeft hij het meisje misschien lan
ger aangekeken dan noodig was? Het
gezicht van den meesterschutter ver
andert oogenblikkelijk. Wij gaan
Juanita, zegt hij bevelend en tot
Hans gekeerd zegt hij: Wij zullen
nog vaak gelegenheid hebben elkaar
te zien, mr. Wenger. Ik behoor ook
tot de leden der zoogenaamde be
drijfsraad.
Juanita heeft zich al omgewend.
Het mooie hoofd gebogen, zonder
Hans aan te kijken, verdwijnt
met Quito achter de manege.
Peinzend kijkt Hans hen na.
Een Zonderlinge kerel,
Quito, zegt een donkere stem naast
hem. Hans keert het hoofd om en
kijkt in het gezicht van een dikken
man, die in een zakachtig costuum
gekleed, met de handen in de zakken
naast hem staat. Een donker hoofd
en een vreemde gezichtsuitdrukking
versterken den indruk van melancho
lie. Nog zonderlinger dan Juanita,
nietwaar? voegt hij een tweede
vraag bij de eerste.
Is zij zijn vrouw? vraagt Hans
onwillekeurig en ergert zich dadelijk
over deze vraag.
Iets als een lachje vliegt over het
melancholieke gezicht van den dikken
man.
Dat te ontraadselen zal menigeen
interesseeren, chef, zegt hij langzaam
in voortreffelijk Engelsch en als Hans
hem vragend aankijkt, voegt hij er
aan toe:
Ik heb niets gezegd, mag ik gaan
chef, de repetitie is voorbij.
DE HELFT VAN HET NEDERLANDSCHE LEGER GEDEMOBILISEERD. HET AFSCHEID VAN
DE „COMPAGNIE-HONDJES”.
li
II
H
r
-Wal
«RIM
«SSJ
9