IN NIEUWE BANEN
Haagsche Courant van Zaterdag 8 Juni 1940
a
Persil,
1 iMi, het ideale afwasch-
Sil,
IN EN OM DEN HAAG
BIHHEMLAHO
i
Henco,
der wasch en
i
f
i
Alle Persil-producten zijn
in dezelfde niet te evena-
kwaliteit overal
ren kwaliteit overal ver-
krijgbaar zonder prijsver-
hooging.
j Ata, het radicale schuurpoeder, dat alles reinigt, zonder
krassen.
een
houding
1
Loyale medewerking
bij een waardige
I
De kaasmarkt loopt op
Uitvoer-achterstand ingehaald
De visscher hengelt als weleer -
De jager treurt om zijn geweer.
E. Ostermann Co’s Handel Mij. N.V. Amsterdam.
Fabrieken te Jutphaas bij Utrecht.
Moeilijkheden betreffende de
prijsbepaling
DERDE BLAD, PAGINA 1.
bevolking. Op de toepassing der
verordening komt het aan en het zal
vooral van de houding van ons Neder
landers afhangen, of deze in ons belang
of tot onze schade zal zijn.
Het is verstandig, het feit onder de
oogen te zien, dat de nauwe verbinte
nis tusschen ons land en Duitschland,
waartoe de oorlog thans heeft geleid,
van ons in stoffelijk opzicht offers zal
vragen, welke wij zullen moeten bren
gen. Uit hetgeen dr. Seyss-Inquart op
dit punt in zijn rede heeft gezegd en
uit den geest welken de nieuwe veror
dening en de toelichting daarop ademen,
mogen wij echter de gegronde verwach
ting putten, dat het belang van het Ne-
derlandsche volk niet aan het Duitsche
belang zal worden opgeofferd in dien
-
zin, dat van ons grootere offers zouden
worden gevergd dan door het Duitsche
volk zelf moeten worden gebracht. On
getwijfeld zal men aan Duitsche zijde
inzien, dat niet slechts de billijkheid
en menschelijkheid dit eischen, maar
ook dat het in overeenstemming is met
het verlangen naar een loyale mede
werking en een rustige en waardige
houding van de zijde van het Neder-
landsche volk.
i
Wil uit den thans geschapen toestand
het beste voortkomen, dat wij onder de
gegeven omstandigheden voor ons land
kunnen wenschen, dan is noodig: een
wederzijdsche eerbiediging van persoon
en opvatting, een correcte houding
tusschen Nederlanders en Duitschers en
tusschen Nederlanders onderling.
Wat nu noodig is, dat is: een waar
dige houding van het Nederlandsche
volk. Géén slaafschheid, die karakter
loos de bezetting van ons grondgebied
in het gevlij tracht te komen, die ons
in eigen oogen zou vernederen en die
ook allerminst waardeering zou vinden
bij de Duitschers, wier hoog ontwik
kelde nationale fierheid elk respect voor
slaafsche onderworpenheid of oogen-
dienarij uitsluit.
Het is immers van Duitschen kant bij
herhaling betoogd, dat men de Neder
landsche weermacht en het Nederland
sche volk hoog acht om de dapperheid,
waarmee ons land is verdedigd; dat men
een zekere sympathie gevoelt voor het
stamverwante volk, dat men eerbied
heeft voor onze historie, voor ons natio
nale karakter, ons nationale leven, onze
nationale cultuur en kunst, welke men
wil ontzien.
Dit is een lichtzijde, die wij niet mo
veren gebracht de eerbied voor onze
moedige landsverdediging, voor onzen
eigen levensstijl en onze eigen cultuur,
alsook de wil om ons nationale karak
ter te ontzien, terwijl geen twijfel werd
gelaten omtrent de bedoeling, met de
Nederlandsche autoriteiten en de Ne
derlandsche
werken aan
den arbeid.
Steeds duidelijker teekent zich de
situatie van bezet Nederland af. In de
groote rede, waarmede de Rijkscommis-
saris zijn ambt aanvaardde, werden de
nieuwe banen reeds uitgestippeld; in het
eerste nummer van het Verordeningen
blad, waarvan wij Donderdag uitvoerig
melding hebben gemaakt, zijn die lijnen
scherper getrokken. De lezing van de
verschillende bepalingen en vooral van
de duidelijke toelichting, door dr. Rabl
daarop gegeven, vestigt ongetwijfeld
den indruk, dat men ons volk ge
geven het nu eenmaal te aanvaarden
feit van de bezetting van Duitsche
zijde met welwillendheid tegemoet
treedt. Dit van Nederlandschen kant rui
terlijk te erkennen, dunkt ons plicht.
Naar de overtuiging van dr. Rabl
een overtuiging, die haar grond vindt
in de ontworpen bestuursregeling is
ten aanzien van gelijkwaardigheid en
zelfbepaling, van autonomie en zelfbe
stuur, een vrijheid van beweging tot
stand gebracht, zooals tot dusver nog
in geen enkel bezet gebied werd aan
getroffen.
Toen de Opperbevelhebber van de
Nederlandsche weermacht, zwichtend
voor de groote overmacht van den te
genstander, het besluit tot capitulatie
had genomen en ons grondgebied door
de Duitschers militair werd bezet, heb
ben wij onmiddellijk betoogd, dat hier
mee aan ons volk een nieuwe plicht
werd opgelegd. Was het eerst onze
hoogste plicht, ons land moedig te ver
dedigen tegen den aanval, na het neer
leggen der wapenen kwam en komt het
er in de eerste plaats op aan, zich
te schikken in den nieuwen toestand en
er het beste voor volk en land van te
maken.
Van Duitsche zijde wij wezen er
reeds op is men ons daarin op rid
derlijke wijze tegemoet gekomen. Reeds
dadelijk toonde de bezetting, dat het
Nederlandsche volk niet wordt be
schouwd als „vijand” in den grimmigen
zin des woords, dat men niet met ge
voelens van vergelding en verdruk
king tegenover ons staat, doch inte
gendeel den wensch koestert, met ons
samen te werken voor de handhaving
van orde en rust en tot socialen en eco-
nomischen opbouw, met eerbiediging
van het nationale karakter van ons
volk. Dat het daarna ingestelde Duit
sche civiele bestuur geen andere be
doeling heeft, is duidelijk gebleken uit
de hierboven reeds genoemde groote
rede van Rijksminister Seyss Inquart.
Noemen wijde eerbiediging van de
zoowel door Duitschland als Nederland
onderteekende derde Haagsche Conven
tie van 18 Oct. 1907, ten aanzien van
door militairen bezet vijandelijk gebied
en ’t door den bezetter uit te oefenen
gezag; het streven om het bewind te voe
len in een geest van wederzijdsche ach
ting en waardeering en met gelijke eer
biediging van het recht van het Duit
sche en het Nederlandsche volk; het vol
gen van zoodanig beleid, dat aan het
Nederlandsche volk in de toekomst zijn
vrijheid verzekerd wordt, zij het in
overeenstemming met het gemeenschap
pelijke Duitsch-Nederlandsche lot; ver
meerdering van onze nationale schatten;
het voorop stellen van de verplichtin
gen der Duitschers en de rechten der
Nederlandsche bevolking, welke rechten
men zooveel mogelijk wil ontzien; het
van kracht blijven van het tot nu toe
geldende Nederlandsche recht (althans
voor zoover het vereen igbaar is met de
bezetting en niet in strijd met de be
palingen van het decreet van den Füh
rer); de beperking van de regeerings-
bevoegdheden van den Rijkscommissa
ris tot hetgeen noodig is voor de uit
voering van zijn taak (hij heeft een uit
gebreide wetgevende bevoegdheid); het
niet vereischen van den eed van trouw
van de bevolking; de waarborging van de
eer en waardigheid van het gezin; het
respecteeren van den godsdienst; het
ontzien van particulier en publiekrech
telijk eigendom; het verbod van plun
dering; de voorschriften voor belasting
heffing; het gebruik maken van de
„allemaal op de
Van groote beteekenis is vooral de
verzekering van dr. Rabl, dat Rijks-
commissaris Seyss-Inquart, hoewel zelf
overtuigd aanhanger van de leer van I
den autoritairen staat, er niet aan
denkt om op eenigerlei wijze inbreuk
te maken op de hier te lande heer-
schende anders geaarde rechtsstaats-
opvattingen, op de in den ruimen zin
van het woord (dus niet in den zin van
’n bepaalde politieke partijliberale
staats-ideeënl welke in ons land de
overhand hebben. Hij wil deze in het
Nederlandsche volk levende opvattingen
ontzien.
Dit standpunt getuigt o.i. van een
juist inzicht in het Nederlandsche volks
karakter en van een goed begrip om
trent de wijze, waarop men van Duit
sche zijde tot een zekere overeenstem
ming en samenwerking zal kunnen ko-
men met ons Nederlanders, zooals dit
blijkbaar aan die zijde wordt gewenscht
en zooals in de gegeven omstandigheden
ontegenzeggelijk in het belang is van
ons land en ons volk.
Wie dit laatste met ons eens is, zal
moeten erkennen, dat de toenadering,
waarvan de houding der Duitsche auto-
riteiffen getuigt, niet van één kant kan
komen. Als wij den toestand, waaraan
op het oogenblik niets te veranderen
is, aanvaarden met de rust en den zede-
lijken moed, welke ons volk altijd heb
ben gekenmerkt in moeilijke oogenblik-
ken van zijn geschiedenis, dan zullen
wij een zekere erkentelijkheid gevoelen
voor de welwillendheid, waarmee de
Duitsche bezetters van ons grondgebied
in hun en in ons belang ons behandelen.
Maar dan moeten wij ook begrijpen,
dat daartegenover een zekere tegemoet
koming wordt verlangd en mag, zelfs
moet worden verlangd waardoor de
bedoelingen, welke wij hierboven
schetsten, tot hun recht kunnen komen.
Wie de verordeningen goed leest, zal
zien, dat de weg is vrijgelaten om een
anderen, jegens ons volk minder wel-
willenden koers te kiezen en het ligt
voor de hand, dat daartoe zal worden
overgegaan, indien van Nederlandsche Zeer uitdrukkelijk werden daarin naar
zijde de vereischte medewerking mocht
ontbreken aan de handhaving der orde,
de ontwikkeling van het staatkundige,
economische en sociale leven en een
behoorlijke verstandhouding tusschen
Duitsche bezetting en Nederlandsche
volkskrachten samen te
voor ons land opbouwen-
Men verlieze vooral niet uit het oog,
hoe belangrijk dit alles is voor ons volk
nu het leven hier te lande in nieuwe
banen is geleid als gevolg van omstan
digheden, welke wij niet hebben ge
wild, maar die wij hebben te aanvaar
den met denzelfden moed, waarmee ons
volksleger het land heeft verdedigd,
zoolang dit mogelijk was.
Uit welbegrepen eigenbelang moeten
wij ons lot niet zwaarder maken dan
noodig is, en daartoe is een allereerste
vereischte, dat wij de helpende hand,
welke de Duitsche autoriteiten ons
thans toesteken, niet afwijzen. Loyale
medewerking van de Nederlandsche
overheden, het overheidspersoneel en
het Nederlandsche volk verwacht men
van Duitsche zijde, als volkomen be
grijpelijke voorwaarde voor een loyale
medewerking van dien kant. Dat deze
laatste zeer beslist in het belang van
ons land en ons volk is, behoeft geen
nader betoog.
Wij zijn overtuigd, dat dit juiste in
zicht leeft bij de Nederlandsche autori
teiten en verantwoordelijke ambtena
ren, aan wier loyale samenwerking met
het Duitsche bezettingsbestuur wij geen
oogenblik twijfelen. Het ligt voor de
hand, dat een uitzondering hierop van
Duitsch^ zijde niet zou worden toege
laten; zij zou ook in strijd zijn met het
belang van ons eigen land. Evenzeer
zijn wij overtuigd, dat het overgroote
deel van ons volk hetzelfde verstandige
inzicht is toegedaan en er naar han
delt.
Het zou zeer te betreuren zijn als
zich hierop uitzonderingen voordeden en
gebrek aan zelfbeheersching bij een
minderheid aanleiding zou kunnen wor
den tot ernstige ontstemming van Duit
schen kant?, waardoor de loyale samen
werking in gevaar zou kunnen geraken.
Met klem moet dan ook worden aange
drongen op zelfbeheersching in alle
lagen der samenleving en op bevorde
ring van die zelfbeheersching door allen,
die een juist inzicht hebben in de
groote gevaren, waarop wij zoojuist
doelden.
-
r
en reinigingsmiddel, dat ook werk-
-
diensten van de Nederlandsche auto
riteiten (zij het dan ook beperkt door
aan den Rijkscommissaris ondergeschik
te Duitsche diensten) en het uitoefenen
van de besturende functies in gemeen
ten, provincies en landsdepartementen
door Nederlanders; het streven om het
gezag van den Rijkscommissaris en zijn
Duitsche commissarissen-generaal zoo
veel mogelijk op den achtergrond te
houden; het beginsel van de onafhanke
lijkheid van de rechtspleging, al heeft
daarnaast de Rijkscommissaris een niet
geringe macht; het gezag van de Neder
landsche politie (al zal ook de Duitsche
een taak hebben).
Ons land is in nieuwe banen aange
land. De Regeering de Koningin met
haar ministers is uitgeweken naar
het buitenland en ons land is aan haar
leiding onttrokken. Symbolisch is hier
voor, dat voortaan wordt recht gespro
ken in naam van het Recht, en niet
meer van de Koningin. Een nieuwe lei
ding, naar nieuwe beginselen, isdoor
den loop der gebeurtenissen ons deel ge
worden. Wij hebben ons in het ééne,
zoowel als in het andere te schikken,
als rustige, beheerschte burgers
Het rondstrooien van allerlei onge
controleerde, veelal fantastische, ver
halen over verraad of andere narighe
den kan slechts verwarring, opwinding
en oneenigheid teweeg brengen en on
dermijnt de rustige bezinning en wel
bewuste daadkracht, welke nu meer
dan ooit noodig zijn om aan de moei
lijkheden het hoofd te bieden.
Wij staan voor moeilijke tijden, want
veel moet worden opgebouwd, dat ver
loren is gegaan, veel moet in nieuwe
banen worden geleid, hetgeen niet al
tijd even gemakkelijk zal gaan. Door
de ontwikkeling van den oorlog zijn
wij afgesneden van landen, waaraan
wij vroeger een deel van onze welvaart
ontleenden, en zeer nauw verbonden
met Duitschland. In economisch en
dientengevolge ook in sociaal opzicht
zullen wij in de naaste toekomst zelfs,
door den drang der omstandigheden,
een zekere eenheid vormen met het
groote Duitschland, waarop wij vrijwel
zijn aangewezen.
Nadat de kaasexport ongeveer vier
weken had stilgestaan, is daarin de
laatste dagen verandering gekomen. Er
zijn behoorlijke partijen voor Duitsche
rekening uitgevoerd, naar schatting
een paar millioen kilogram, waarmede
naar men de „N.R.C.” mededeelde,
de achterstand in den export, voor
namelijk ontstaan door het stopzetten
van den uitvoer naar België, met één
slag werd ingehaald.
De binnenlandsche marktprijs voor
kaas is de laatste dagen gestegen en
wel van 18 cent vóór 10 Mei tot 22 cent
per pond voor 40+ kaas op dit oogen
blik.
Daarbij kan worden opgemerkt, dat
de binnenlandsche handel in kaas nog
geheel vrij is. Wanneer deze handel
nader zal worden geregeld, is nog niet
bekend.
Aangezien elke afzet naar het bui
tenland is weggevallen, behoudens dan
de bovengenoemde extra hoeveelheid,
welke dezer dagen door Duitschland
uit de markt werd genomen, lijkt er wei
nig aanleiding te bestaan voor een stij
ging van den prijs. Daar komt nog bij,
dat de kaasproductie thans bijzonder
groot is, tengevolge van een tijdelijk
tekort aan steenkool transportmoei
lijkheden waardoor de groote fabrie
ken thans slechts gebrekkig of in het
geheel niet in de gelegenheid zijn om
melkpoeder te maken. Voor de produc
tie hiervan heeft men namelijk veel
stoom noodig.
De kaasproductie heeft de laatste
tien jaar vrij stabiel ongeveer 120 a 130
millioen K.G. bedragen. In 1929 werd
hiervan in het binnenland 40 millioen
k.g. geconsumeerd en werd er 90 mil
lioen k.g. uitgevoerd. In 1939 was de
binnenlandsche consumptie tot 70 mil
lioen k.g. gestegen en was de export
gedaald tot 50 millioen k.g.
De thans geldende kaasprijs van 22
cent per pond, is niet voldoende om de
productiekosten te dekken.
Voor den handel doet zich nu de
moeilijkheid voor, dat de prijzen niet
mogen wordefl verhoogd, terwijl de
markt oploopt.. Tot nu toe werden de
exportprijzen door de zuivelcentrate
volgens de markt in Nederland gefixeerd
maar bij het laatste contingent schijnt
daarmede geen rekening te zijn gehou
den en dit zou dan ook volgens een
lageren prijs dan de marktprijs zijn toe
gestaan.
Zoo is, alles bijeengenomen, ook op
de kaasmarkt de positie nog verre vaa
duidelijk.
het voortreffelijke spoel- en bleekmiddel.
wasch- en bleek-soda, voor het inweeken
i het zachtmaken van het schrale water.
Wat heb ik vaak te dezer plaatse
een klachten te berde gebracht over
gebrek aan parkeerruimte en over het
ongerief, dat leerling-automobilisten
veroorzaken in de stillere straten onzer
buitenwijken 1
Wat mopperden we over die eerste
lessen in starten, stoppen, wenden en
draaien, ’t Is nu afgeloopen. Parkeer
ruimte is er bijvoorbeeld voldoende,
vanwege het beperkte autoverkeer en
bovendien is er juist weer een nieuw
parkeerterreintje bijgekomen naast het
Gouden Hoofd. Jodocus zegt, dat ook
dit terecht zal komen en dat de ver
ruiming van de parkeerplaatsen in de
toekomst een nog dringender vraagstuk
zal blijken. Misschien heeft hij gelijk
en bovendien zijn vraagstukken
in dezen tijd niet vaak gebleken geen
vraagstukken te zijn Daar heb je bij
voorbeeld ons nieuwe stadhuis. Ik
denk, dat we daarmee nog even geduld
moeten hebben en dat we dus voorloo-
pig nog wel wandelingetjes naar de
Goudenregenstraat moeten maken.
Weet u, oom, vroeg Wies mij, waar
voor thans de buitenwijken worden ge
bruikt Ik moest bekennen, dat ik het
niet wist en mijn nichtje hielp mij
vriendelijk uit de onwetendheid. Voor
hen, die de fietskunst nog niet mach
tig zijn. Daar in die stille straten wor
den nu wanhopige pogingen gedaan om
de stalen rossen in den kortst mogelij-
ken tijd te leeren berijden en geen
angst voor rijbewijs-examen kwelt de
adspiranten daarbij en geen examen
geld behoeft te worden gestort. We
zijn weer tot de dagen van weleer
teruggekeerd toen onze vaders, broe
ders en verloofden in het zweet huns
aanschijns naast rijwielen draafden om
met de hand aan den zadelstang ge
klemd, te trachten hun leerlingen den
evenwichtstoestand op de velocipedes
bij te brengen.
Het is nu met recht
fiets” geworden, want als ik zoo eens
om me heen zie, dan is het verwonder
lijk hoeVelen deze edele toeristische
I sport thans als een ftoodzakelijk iets
beoefenen. Voor de gezondheid zal het
zeker geen kwaad kunnen en zooals
Wies zegt, zal dit loopen en fietsen
zelfs verrassende uitwerkingen hebben
op de „lijn”. De dikkerds worden weer
slank
De oud-Hollandsche uitdrukking
„met de kippen op stok” wordt thans
ook weer in eere hersteld. Van alle
kanten, zoo zeide Wies, hoor ik, hoe
vroeg de menschen ter bedde gaan en
weer vroeg bij de hand zijn.
Mij dunkt, ook dat is het ergste niet.
Slaap is ook gezond en hoe gezonder
de mensch, hoe beter hij tegen een
stootje kan. Wies vond de schoenen
kwestie, zooals elke vrouw trouwens,
veel belangrijker. Tegen Jodocus ver
dedigde zij zich op zijn verwijt, dat
vrouwen altijd onsterke schoenen dra
gen, door de stelling naar voren te
brengen, dat een man en een vrouw in
geenendeele met elkaar te vergelijken
zijn wat schoeisel betreft. Een vrou
wenvoet, zoo betoogde zij, heeft een
natuurlijke behoefte aan variatie in
schoenen, terwijl de man heel goed in
steviger en minder opgesierde schoenen
zich kan vertoonen. Bovendien zeide
zij, dat een mannenschoen tweemaal
zooveel leer kost als de vrouwen
schoen, omdat deze laatste vaak alleen
uit zool en bandjes bestaat. Enfin, de
discussie over dit onderwerp zou zeker
nog lang voortgezet zijn, indien niet
door mij energiek ware ingegrepen.
Maar de vrouwenkleedij zal nog wel
eens in den huiselijken kring besproken
worden, daar ben ik niet bang voor.
Trouwens, dat is een onderwerp, dat
nooit uitgeput raakt, want de vrouw
blijft immers altijd vrouw.
OOM KOOS.
gen verwaarloozen, omdat het daarbij
gaat om het behoud van wat ons als
volk het dierbaarste moet zijn: het eigen
karakter. Wij zouden haar echter ver
duisteren, zoo wij tegenover de tege
moetkoming van Duitsche zijde niet
stelden een even waardige als loyale
houding, waaruit blijkt, dat wij inder
daad waard zijn, dat men ons met
respect behandelt.
Alleen bij zulk een houding mogen
wij verwachten, dat men van Duitsche
‘zijde ons lot niet zwaarder zal maken,
dan door de huidige omstandigheden
wordt geboden. Alleen bij zulk een
houding mogen wij hopen, dat inder
daad ons volkskarakter zal worden
ontzien en rekening zal worden gehou
den met de geestesgesteldheid van de
overgroote meerderheid van ons volk
en met de kenmerkende verschillen tus
schen Duitsche en Nederlandsche toe
standen en opvattingen. De Rijkscom
missaris heeft immers gezegd, dat
Duitschland ons noch onze vrijheid wil
ontnemen, noch ons zijn politieke over
tuiging wil opdringen, en in de nieuwe
verordeningen zoowel als in de toe
lichting wordt dit bevestigd,
Dit wettigt de hoop, dat men ons met
een juist begrip van het Nederlandsche
karakter zal tegemoet komen, waarte
genover dan een even juist begrip van
de Duitsche doelstellingen aan onzen
kant moet staan.
Neerlands oudste, niet te evenaren zelf
werkend waschmiddel.
x? kleeding grondig reinigt.
iA
I
Op alle Persil-producten komen spaarzegels voor.