De zonderlinge erfenis De Führer op het oorlogsterrein - Na het bombardement van Den Helder Verkeèrsverbetering te Gouda - Jonge struisvogels in Amsterdam’s dierentuin u BWH TTXAGSCHE COURANT VAN DONDERDAG 4 JULI 1940 TWEEDE BLAD' FEUILLETON. a» A* M DE FÜHRER HEEFT VERSCHILLENDE DEELEN VAN HET OORLOGSTERREIN BEZICHTIGD. Hier zie* men hem in gezelschap van generaal Dollmann bij een zwaar beschadigde kazemat Op den achtergrond een vernielde Rijnbrug. BIJ DE HALVEMAANSTEEG TE AMSTERDAM BOUWT MEN EEN BRUG OVER DEN AMSTEL. HET WERK IS REEDS ZOOVER GEVORDERD, DAT BEIDE OEVERS VERBONDEN ZIJN. (Nadruk verboden.) £Wordt vervoegt» DE BOUW VAN EEN VERKEERSTUN^EL TE GOUDA. Deze tunnel zal den overweg nabij het station vervangen, hetgeen een groote verbetering beteekent. heel hek had toen DE WAPENSTIL- STANDSCOMMISSIE te Wiesbaden bij een. Generaal Huntzi- ger verlaat de zitting. WAT EENS HET POLITIEBUREAU WAS IN DEN HELDER. MET MAN EN MACHT IS MEN NA HET BOMBARDEMENT BEGONNEN MET HET OPRUIMEN VAN HET PUIN. Hanni voelde haar knieën beven. Zij probeerde zichzelf uit te lachen, maar tevergeefs. Zij was te opgewon den. Een tamelijk hooge muur sloot het bouwterrein af, dan kwam nummer 22. Hanni wandelde langzaam, langzaam voorbij. Een laag scheidde het eigendom van de straat, een breed grasveld begon achter het hek en daar waar het ophield rees een reusachtige villa omhoog, die met haar neergelaten rolluiken een een zamen aanblik bood. Dit was dus het huis. Hanni werd duizelig. Zij zag een groote trap, een rij vensters, een lang met zuilen versierd balcon, neen zoo groot, zoo deftig had zij zich de villa niet voorgestela. Maar zij rilde toch, want zij dacht aan het verhaal van den inval der politie in het speelhol. Hanni kon haar oogen niét van de villa afhouden, ja, zij was zelfs blijven staan en bekeek het huis van boven tot beneden. De zegels hangen nog, had dokter Knau- er gezegd en daar niemand sedert het huk* heeft betreden kunt u zich vreemde geschiedenis leeren kennen, maar dat vertellen wij je later. Lore ging voort met haar verhaal. Stephani had steeds opnieuw ver klaard, dat zijn secretaresse niets met zijn zaken te maken had, maar misschien had men haar toch langer in hechtenis gehouden, als er niet plotseling een Fransche advocaat was opgedoken, die in twee uur tijd haar vrij had gekregen. De man was zelfs zoo ver gegaan met haar een reis biljet naar Berlijn te geven. Eerst wilde ik het niet aannemen, maar hij praatte zoo lang en hield zoo vriendelijk vol, dat ik het tenslotte toch aannam. Hij wil niet, dat ik hem het geld terugstuur, maar dat doe ik toch zoodra ik wat verdien. Is dat niet buitengewoon vriendelijk van een wildvreemden man? Hanni keek op haar bord. Knauer, daarachter. Hij was het, die den Franschen collega had overgehaald Lore te helpen, hij en niemand an ders. Waarom had hij dat gedaan? Uit medegevoel? Uit pure menschen- liefde? Of zat de geheimzinnige on bekende er achter? Lore, begon zij plotseling, ook hier hebben zich tijdens je afwezig heid zonderlinge dingen afgespeeld; Wij, jij en ik hebben iets gekregen. Dat wil zeggen, verbeterde zij zich, wij hebben het nog niet, maar wij kunnen het hebben als wij willen. Nu zeg maar wat het is! Lore keek van Hanni naar Else. Wat wa ren die twee opgewonden. Kom voorstellen in welk een toestand het zich bevindt. Goeie genade...! Iets griezeligs ging van het huis uit. Of was het maar haar opgewon den fantasie, die haar dezen indruk gaf? Hanni wist het niet. Zij werd bang, verschrikkelijk bang en deze angst was het wel, die haar voort joeg en in razend tempo deed loopen. Een paar straten verder bevond zich een klein café en daar ging zij binnen om wat te kalmeeren. Nog eens overdacht zij alles, maar een punt werd haar niet helder. Het raadsel was nog onduidelijker gewor den. Later haalde zij Lore af. Toen de sneltrein binnenreed was Lore een der eersten, die op het perron sprong. In iedere hand droeg zij een koffer tje, maar beiden plompten op den grond toen Hanni voor haar stond. En nu lagen zij in eikaars armen als menschen, die elkaar in jaren niet hadden gezien. Het was een goede gelegenheid om de verbluffende gelijkenis tusschen de beide meisjes weer eens vast te stellen. Alleen een nauwkeurig toe schouwer zou de kleine verschillen in lippen en haarkleur hebben opge merkt. Maar wie lette bij het groote ge drang op de twee meisjes die elkaar moeilijk loslieten en eindelijk met den stroom reizigers naar den uitgang drongen. Of had toch iemand het weerzien van de twee zusters opge merkt? Misschien de magere man. VIER VAN DE TWAALF EIEREN VAN HET STRUISVOGELPAAR IN ARTIS ZUN UITGEKOMEN. Parmantig stappen de jongen met de moeder door de ren. (naar wat ben ik blij, dat ik u heele- maal gezond weer terugzie. Goddank, dat u er weer bent, wat zijn wij ang stig voor u geweest, juffrouw Lore. Else vloog naar de deur. Lore! En zoo was er nog eens een storm achtige omhelzing. Lore snikte en toen zij de feestelijk gedekte tafel zag huilde zij nog meer. Zij was weer thuis en al was dit thuis maar een armoedig huurkamertje, toch begreep zij in dit oogenblik goed wat dit „thuis" beteekende Eigenlijk zag Lore er niet slecht uit. Wat zij in Parijs had beleefd scheen geen sporen te hebben achter gelaten. Nu des te beter. Zij zich weldra verfrischt en zaten zij met hun drieën bij elkaar en moest Lore vertellen hoe alles gekomen was. Nog terwijl zij zat te vertellen kwam er een kleine verras sing. Het dienstmeisje bracht een bos heerlijke theerozen binnen, het kaar tje dat er bij was droeg den naam van dokter Knauer en er onder stond: „Voor de thuisgekomene”. Knauer? Lore schudde het hoofd. Ken ik niet, dat moet een ver gissing zijn. Hanni keek Else aan en zei: Het is geen vergissing, dokter Knauer... ik weet niet hoe ik beginnen moet, in ieder geval heeft hij veel moeite voor je gedaan, hij heeft zelfs naar Parijs getelefoneerd. Hij is namelijk advocaat, voegde Else er aan toe. En wij hebben hem door een die een tijdlang onbewegelijk bij de krantenkiosk had gestaan en nu een aanteekening in zijn zakboekje maak te. Toen leek het een oogenblik alsof hij de beide meisjes wilde volgen, maar dit bleek onjuist te zijn, want toen Hanni en Lore in de tram stap ten verdween hij in een telefooncel. Thuis had Else met een hoogroode kleur alle voorbereidingen voor de ontvangst gemaakt. De tafel was in de kamer van de beide zusters gedekt, twee vazen met bloemen gaven het geheel iets feestelijks. Heerlijke, in een banketbakkerswinkel gehaalde koeken volmaakten het geheel. Alles was klaar op de koffie na. Die had de plotseling zoo vriendelijke me vrouw Bergemann beloofd te zullen zetten. Dat Else zoo rood zag had eigenlijk ook nog een andere reden. Werner Hagen was geweest en zijn tweede bezoek had den indruk, dien zij van hem had gekregen, nog ver sterkt. Else wist heusch wel hoe zij eruit zag en zij was volstrekt niet trotsch op haar eigen verschijning, zij wist heel goed, dat zij geen uiter lijke aantrekkelijkheden bezat, maar Werner Hagen scheen een man, die meer op innerlijke kwaliteiten lette. Hoe had hij haar aangekeken en hoe aardig kon hij praten. Kon men „neen” tegen zoo iemand zeggen als hij vroeg om den komenden Zondag voor hem vrij te houden? En toen werd Else’s gezicht heelemaal rood, want mevrouw Bergemann’s luide stem schalde in de gang. Neen vooruit, zeide zij en nam een moor kop, de derde, beet erin en keek de beide anderen vol verwachting aan, Het is werkelijk niet eenvoudig om het in drie woorden te vertellen, antwoordde Else. Het was zelfs erg lastig, merkte Hanni pas goed, toen zij begon met haar zuster alles te vertellen. Lore nam het eerst als een grap op, maar toen zij merkte, dat het ernst was, werd zij ook opgewonden en het be sluit om nog een moorkop te nemen, vervloog. Een speelhol? stamelde zij, En een bioscoop? En vierduizend mark? Hanni dat kan toch niet waar zijn? Wie krijgt het in zijn hoofd juist ons zoo iets te geven? Dat was hetzelfde wat Hanni zich zelf al duizendmaal had afgevraagd en waarop zij geen antwoord wist. Ik weet het niet, zeide Else, maar ik moet voortdurend aan jullie oom denken, die naar Australië is gegaan. Lore sprong op. Natuurlijk! riep zij uit. Vaders oudste broer, oom Paul! Maar Hanni schudde het hoofd, Natuurlijk, oom Paul zou de eenige zijn, maar hij is het niet, ten eerste omdat het hem zelf heel slecht is gegaan, dat heeft vader ons zelf verteld en ten tweede... En als hij later rijk is geworden?. O® 1/ XX-X-: tv-, o®*’* 4 A

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 5