BWErSdQdEn
een geromantiseerd
DICHTERLEVEN
LETTERKUNDIG bijblad
VAN DE
Uit mijn schetsboek
DE KENNISMAKING
Letterkundige Kroniek
Woensdag 17 Juli 1940, No. 117622. b 2P 3
Het leven van
Alexander Poesjkin
in
Janneman.
als
het
JOHAN KONING,
men
schien
Ik geloof, dat je je vergist, Frank. We moeten
verstandiger zijn...
dat we van elkaar hielden,
maan toevallig eens wat
als
hem
van
aan.
Op 8 Februari 1837 werd Poesjkin door
Georges d’Anthès, aangenomen zoon van
Baron van Heeckeren, Nederlandsch ge
zant te Petersburg, in een duel doodelijk
gewond. Twee dagen later overleed hij
op den leeftijd van 37 jaar.
het
van
dan
noodig was voor de juiste belichting
en zijn onschatbare beteekenis voor de
Russische cultuur.
De heer Knuvelder heeft van
tsaristische Rusland in het begin
de 19e eeuw niet meer gegeven
hem toegeslopen was. Hij maakte me
dikwijls volkomen kindsch.
Hij kan niet verdragen, dat ik ernstig
zat te werken. Hij zat nu en dan zoolang
in mijn ooren te bijten totdat ik hem
óf buiten zette óf maar weer met hem
ging spelen. Hij profiteerde schandalig
van mijn toegeeflijkheid en deed daarbij
niet onder voor een straatjongen.
’s Nachts sliep hij altijd aan mijn voe
teneinde en eens op een nacht maakte
hij mij wakker door boven op me te
springen. Ik draaide de etectrische peer
aan en zag. dat hij stokstijf met groote
staaroogen naar de deur stond te kijken.
Ik ging uit bed, keek door het raam en
zag in de duisternis een mensch weghol
len. Janneman was dus ook waaksch op
zijn manier.
Op een nacht verscheen hij niet voor
de gezamenlijke slaperij, maar even
voordat ik insliep, hoorde ik een zacht
gemiauw bij de deur. Ik herkende Jan-
neman’s stem niet en meende, dat een
andere poes bij me om logies vroeg,
maar toen ik opendeed, was hij het en
ik schrok van zijn veranderde uiterlijk.
Hij liep langzaam en zijn kop hing naar
beneden. Ik tilde hem op en zag, dat
zijn oogen glazig en dof stonden. Ik zette
hem op het voeteneinde van mijn bed en
hij bleef suf en in elkaar gedoken voor
zich zitten staren.
Ik maakte wat melk voor hem warm,
maar hij rook er zelfs niet aan. Hij
bleek heel erg ziek te zijn, want hij
beefde sterk en zijn neus was droog en
warm.
Toen ik weer in bed lag, kroop hij
langzaam naar me toe en legde zich
dicht tegen me aan. Het beven ging over
in sterkere schokken en ik wist dat Jan
neman sterven ging. Ik schaam mij niet
het te zeggen. Ik heb bitter liggen huilen
met de steeds kouder wordende Janne
man stijf tegen me aangedrukt.
P. P. K.
de
extra groot
scheen, als de sterren bijzonder twin
kelden en het meer zoo spiegelglad
was. Dat is niet ongewoon voor een
grooten jongen, als jij en zelfs niet
voor een al wat oudere actrice als ik.
Maar nu moeten we afscheid nemen.
Dire bonjour et adieu En dan den
ken we een enkelen keer nog eens aan
die prettige uren, en we hebben een
warrrre herinnering aan elkaar Zou
dat niet het beste zijn
Neezei hij heftig, dat is niet
het beste, Elaine. Ik voel, dat ik je
niet missen kan. Jouw gezelschap niet,
je stem niet, je oogen ik hou im
mers van je. En jij, je houdt van mij.
ik heb het gevoeld, ik weet hetHet
zou dwaasheid zijn, het geluk te ver
trappen, als het voor het grijpen ligt.
Dwaze jongen Je bent nog wel
jong, maar die Sturm- und Drangperio
de moest je toch te boven zijn. Kom.
Frankje, geef me een hand, het wordt
kil hier. Adieu het ga je goed 1
Hij stond op en zijn stoel viel achter
over.
Elaine, zei hij schor, dat kan je
niet meenen, Als als je het werke
lijk meent, dan zou je gespeeld hebben
met gevoelens die nee, dat kan
niet. Je houdt van me, Elaine, je houdt
van me, nietwaar
Ze maakte een ongeduldig gebaar.
Ik had gehoopt, dat je ons dit zou
besparen, Frdnk, antwoordde ze koel.
Maar als je dan een antwoord wenscht
op je vraag, welnu dan Nee, ik houd
niet van jeIk vond je een aardigen
jongen, en en. wel, Frank, ik
ben actrice, en zelfs in het gewone le
ven is een beetje spel wel eens aardig.
Het spijt me voor je, dat ik het zoo
cru moet zeggen. Nu sta je daar, als
een kind, wiens speelgoed gebroken is,
nü ben je wel héél erg jong. Frank.
Kom, wees geen dwaas. Geef me een
hand en vergeet die weken. Of denk
er hoogstens nog eens aan, als aan een
jaren, waarin zich het noodlot
leven onafwendbaar voltrekt,
een belangrijke plaats in dit geroman
tiseerde levensbeeld in. Maar de groot
ste verdienste van zijn werk blijft toch
déze, dat hij ons Poesjkin inderdaad
laat zien als Rusland’s grootsten dich-
i ran
Hoe deze g
we zien het
reeds aan den omslag met het X
wonderteere Mariabeeld uit de
Middeleeuwen. Het jonkvrouwe
lijk gelaat opgeheven in de hou- X
ding van: „Mijn ziel verwacht den
Hij was een klein, gespierd en zeer
vitaal katertje. Ik had hem eens wat
vleesch gevoerd, toen hjj nieuwsgierig
op een gloedwarmen zomerdag in de
deur van mijn atelier stond te gluren.
Hij hoorde thuis in een van de huizen,
waarvan de tuinen uitkwamen in het
smalle gangetje, dat van mijn atelier
naar het Vondelpark leidde.
Hij was een soort van straatkat, een
mengsel van alle mogelijke katten-
soorten, waarin iedere herkenning van
echt ras verloren was gegaan en ver
moedelijk juist daardoor was Janne
man zoo’n oergeestige, ondernemende
en brutale rakker.
Ik noemde hem zoo. omdat hij een
groote gelijkenis toonde met een
vriendje van de lagere school, die er
eenzelfde lenigheid op na hield en een
zelfde spits gezicht had.
Die eene tractatie op dien warmen
zomerdag kon Janneman blijkbaar niet
vergeten, want ik zag daarna voortdu
rend zijn oolijke gezicht om den hoek
van de deur en naarmate ik hem ge
regeld stukjes rauw vleesch ging voe
ren. welke ik in het vervolg bij de
hand hield, werd hij vrijer en neusde
niet eerst voorzichtig naar binnen,
maar sprong kordaat het kleine trapje
op en wreef zijn mager lichaam langs
mijn beenen. Ik werd zelfs, wanneer
ik thuis kwam en bij den ingang van
het gangetje verscheen, door Janne
man, die blijkbaar chronisch aan den
boemel was, met een soort van gejuich
ontvangen.
Er was dus al zeer spoedig een groo
te vertrouwelijkheid tusschen hem en
mij. die natuurlijk ontstaan was door
het rauwe vleesch, dat ik koel hield
door het in papier gewikkeld in een
bak met water te bewaren, dat ik ge
regeld verfrischte. Maar ik moet zeg
gen, dat Janneman zyn egoïstische
neigingen ruimschoots vergoedde door
zijn alleraardigst en geestig karakter.
Hij bezorgde me de beste ontspanning,
welke ik maar wenschen kon. Hij had
voor een kat een buitengewoon goed
verstand en dito begrip. Wanneer ik
hem od de hooge plank naast de gem
berpotten zette, en ik gooide een ping-
pong-balletje naar hem toe. -dan mikte
hij dat zuiver terug, waar ik ook
stond. Ook wist hij, dat hij voor zijn
maaltijd wat moeite moest doen en ik
meende dan ook in zyn lijn te hande
len door, inplaats van hem het vleesch
op een bakje voor te zetten, het tegen
den betonnen wand van het atelier te
glooien, waar het dan soms op drie
meter hoogte bleef kleven en waar het
door Janneman, die dan een geweldigen
aanloop nam. stormenderhand met een
van zijn scherpe klauwen gepakt werd.
Misschien kwam het doordat ik hem
zooveel liet springen, of mogelijk was
het een overgeërfde familie-eigenschap,
of wel was het een hoedanigheid van
zijn jeugd, als hij gewoon liep, was zijn
achterlijf een stuk hooger dan zijn voor-
lichaam, als gevolg van zijn lange
springpooten. Misschien ook was hij nog
uit den grijzen oertijd aan een kangoe
roe verwant geweest. Wanneer hij een
gekke bui had. zette hij zijn rug krom
en kwam schuinsmarcheerende naar
mij toe. Ik kroop dan uit quasi-angst
achter een gordijn en dit was het sein
om verstoppertje te gaan spelen. Zijn
rug werd dan plotseling geheel plat en
Janneman sloop als èen panter op mij
af. Wanneer ik dan te voorschijn sprong,
was het zijn beurt om zich te verstop
pen, waarna hij hetzelfde met mij uit
haalde wanneer ik op mijn teenen naar
den zinloozen kogel uit het pistool van
den geadopteerden zoon van den Ne-
derlandschen gezant. De biografie van
dr. Slot heeft gebreken; de grootheid
Alexander Poesjkin ontbreekt er
Maar wél werd hij zuiver in het
kader van zijn tijd geplaatst, een tijd
die velen min of meer vertrouwd zal
zijn uit meer dan één vroeger graag
gelezen historischen roman over het
Russische leven dier tsaristische dagen.
Thans is bij „Luctor et Emergo” hier
ter stede als nr. 5 in „De Nieuwe Gids-
Bibliotheek” een werkje verschenen
..Pushkin”, van de hand van Louis
Knuvelder. De heer Knuvelder noemt
zijn Poesjkin-studie een „vie roman-
cée”; het moet gezegd worden, dat het
leven van Poesjkin voor dezen vorm
een uitermate geschikt onderwerp
vormt, zooals ook de levens van Cho
pin, van George Sand, van Wagner
prachtig materiaal hebben opgeleverd
voor een „vie romancée”.
Wat kan een schrijver er toe bren
gen dezen tot op zekere hoogte toch
unieken biografischen vorm te kiezen?
In de eerste plaats een groote liefde
voor de centrale figuur en een volko
men begrip van den tijd, dien deze be-
heerscht. Bovendien een diep doorvoe
len van zijn levensleed en een innig
begrip van zijn grootheid en van zijn
noodlot. De heer Knuvelder werd bij
het schrijven van zijn studie door dit
alles geleid. Daardoor kwam zijn Poesj
kin-studie ver uit boven die van
Aleida G. Schot. In het werk van Louis
Knuvelder weerspiegelt zich ook de
grootheid van Poesjkin, zijn genialiteit
Ik werd achtervolgd. Telkens, als
ik mijn hoofd omdraaide, zag ik den
man met de bruine regenjas. De af
stand tusschen ons beiden bleef steeds
even groot.
Het is vervelend om in de zeker
heid te verkeeren, dat er een ongun
stig individu achter je aan wandelt.
Charlotte, een jongedame, met wie
ik mij spoedig wilde verloven, had
mij uitgenoodigd dien avond om zeven
uur precies in haar woning te ver
schijnen. Ik kon dan eens met haar
ouders kennis maken en tevens het
avondmaal gebruiken.
Charlotte had mij aangeraden mij
zeer zorgvuldig te kleeden, daar haar
Papa zich alleen met correct uitzien
de personen placht op te houden. Hij
hoorde tot die menschen, die altijd
op eerste indrukken afgaan.
Ik had Charlotte’s raad ter harte
genomen en met behulp van een oude
streepjesbroek, een grijs colbert en
een gebreid groen vest een alleraar
digst avondcostuum samengesteld. Bo
vendien had ik mijn groote voeten in
kleine, geleende lakschoenen gesto
ken.
Aldus uitgedost, was ik op het bal-
con van een autobus gaan staan om
mij in de richting van Charlotte’s
woning te laten rijden.
Onderweg was de man met de brui
ne regenjas ingestapt. Met een flin-
ken slag had hij zijn rechter voet op
een mijner lakschoenen laten neer
komen; vervolgens liet hij, inplaats
van verontschuldigingen aan te bie
den, een bulderend gelach hooren. Er
ontstond een woordenwisseling tus
schen ons, die spoedig gevolgd werd
door een vuistgevecht. Eerst liet de
conducteur ons begaan. Toen hij ech
ter zag, dat onze krachten afnamen,
durfde hij tusschenbeide te komen. De
bruine jas met inhoud werd op een
bankje in den autobus neergezet, terwijl
ik op het balcon mocht blijven. De
vechtpartij had mij een gescheurd col
bert alsmede een kapot overhemd
bezorgd.
Eindelijk kwam de autobus
Op het terras aan het meer was het
stil. Snel was de schemering gevallen,
de bosschen, waar ze dien middag nog
in gedwaald hadden, lagen als een don
kere schaduw tegen den bergwand, er
gens op het meer plaste een riem, een
late vogel tjilpte. Ze waren de eenige
bezoekers op het terras.
Onze laatste dag samen, zei hij
een beetje sentimenteel, de laatste dag
van drie verrukkelijke weken. Morgen
moet ik weg, terug naar Holland.
werken.de gewone sleur.
Ze gaf geen antwoord.
Je zegt niets, ging hij verder, en
tóch zou ik het ook zoo graag van jou
hooren, Elaine. Jij vond die dagen toch
ook mooi, onvergetelijk
Weer was er even een stilte.
Ja 1 zei ze toen alleen. Haar stem
was laaghij hield van die stem zoo
als hij hield van alles aan haar.
Ga morgen met me mee, Elaine.
Ga mee terug naar Holland. Ik weet
wel, dat het je moeite zal kosten, het
tooneel vaarwel te zeggen, maar toch
durf ik je er om te vragen. Trouw met
me, ik hou van je, en we zullen geluk
kig zijn. Vanmiddag, toen we in de
bosschen dwaalden, misschien wel een
uur lang zonder iets te zeggen, toen
voelde ik de harmonie tusschen ons,
toen wist ik. dat we het samen goed
zouden kunnen vinden. Een knusse,
prettige woning, oh, natuurlijk niet al
te weelderig, want ik ben geen Croe
sus, maar een woning, waar we het
goed kunnen hebben, wij beiden. We
zijn nog jong, Elaine, en de toekomst
kan mooi zijn voor ons.
Jij bent nog jongverbeterde
ik ben een paar jaartjes ouder dan jij,
jongen.
Onzin,
weerde hij af. je ziet er
veel jonger uit En bovendien, wat
doet het er toe
Kunstmiddelen, lachte ze. zoo op
pervlakkig merk je dat niet. Maar als
we getrouwd zouden zijn en je zag al
die bewerkingen, danoch. ik denk,
dat je dan scherper zou gaan zien. En
als mijn handen ruw werden van het
werk, dan zou je ze niet meer zoo fee
der beetpakken, als je nu wel eens
doet, precies, alsof je heel jonge vogel
tjes in je hand neemt, die je bang
bent pijn te doen.
Dat zijn allemaal uiterlijke din
gen. Wat wij innerlijk gemeen hebben,
Elaine, dat blijft
Ik geloof, dat je je vergist, Frank.
Zoodra iets een sleur geworden is, ver
vlakken de eerste indrukken. En an
dere factoren springen dan naar voren,
dringen zich op, andere dingen gaan
belangrijker schijnenik ken het le
ven, jongen, ik heb het niet alleen van
de zonzijde gezien, zooals jij. We moe
ten verstandiger zijn. Het waren drie
prettige vacantieweken, we hebben el
kaar hier getroffen en waren verrast
en blij met eikaars gezelschap. We
hebben samen tochtjes gemaakt, sa-
gedweept in de mooie natuur, mis-
-zoo nu en dan eens gedacht,
jj>»»»»»>»»»»»»»»»>>>>>>>>>>>*>>>>>>>>>>?
Onze geestelijke houding
tijden van spanning
Er is dezer dagen, bij J. A. Voor-
hoeve in Rotterdam, een boekje g
verschenen van dr Joh. v. d.
Spek onder den titel: „De juiste X
geestelijke houding in tijden
spanning en gevaar”,
houding zijn moet:
de halte, waar ik uitstappen moest.
Charlotte had mij den kortsten weg
van daar naar haar ouderlijk huis
beschreven. De wandeling zou onge
veer twintig minuten duren.
Tot mijn onaangename verrassing
merkte ik, dat ook mijn vijand uit
den autobus gestapt was. Hij bleef
eenigen tijd stilstaan en scheen te
kijken welken kant ik uitging. Toen
plantte hij zijn roode vuisten stevig
in zijn jaszakken en zette koers in
mijn richting. De achtervolging was
begonnen.
De gedachte aan mijn uiterlijk her
innerde mij eensklaps aan Charlotte’s
papa, die zoo op kleeren en voorko
men lette. Dat kon wel eens gezellig
worden vanavond. Wie weet, mis
schien kwam ik er niet eens meer
levend aan, dank zij dat individu, dat
nog maar steeds achter mij liep.
Het omkijken had ik allang achter
wege gelaten. Ik behoefde mijn ach
tervolger niet meer te zien, om zijn
aanwezigheid te bemerken.
Ik liep door lange en korte straten.
Den weg, dien Charlotte mij genoemd
had, herinnerde ik mij gelukkig nog
heelemaal.
Ondertusschen hoorde ik steeds
naar het regelmatige geluid van de
voetstappen van mijn beul. Het klonk
als het tikken van een klok. Elke
tik, één seconde. Elke zestig seconden
weer een minuut dichter bij den dood.
Die kerel wilde mij natuurlijk ver
moorden. Het geld was voor hem
maar bijzaak. Waarschijnlijk was
hij een beroepsmoordenaar. Of mis
schien werd hij door iemand, die be
lang bij mijn dood had, betaald! Elk
oogenblik kon ik een schot in mijn
rug verwachten. Ik zou dan voorover
op straat vallen en hij zou in een taxi
springen en verdwijnen.
Morgen zouden natuurlijk de kran
ten vol staan. Maar wat had ik
daaraan?.
Ik stak een stil pleintje over. Hoor
de ik daar mijn achtervolger niet
hijgen als een jachthond, die na veel
moeite het wild heeft ingehaald?
Gelukkig, daar was eindelijk Char
lotte’s straat. Nu zou de moordenaar
mij direct neerschieten, ik draaidé
me om. De man liep nog steeds met
zijn handen in zijn jaszakken. Op zijn
gezicht lag een uitdrukking van een
roofdier, dat bloed ruikt.
Zoo, hier woonde Charlotte. Ik belde
aan. Als men maar vlug open zou
doen, kon ik misschien nog ontsnap
pen.
Ik hoorde de voetstappen van mijn
achtervolger naderen. Vlak achter mij
scheen hij stil te houden. Ik rook
zijn warmen adem. Nu kon ik elk
oogenblik op den dood rekenen.
Het duurde heel erg lang voor er
open gemaakt werd. Eindelijk hoorde
ik voetstappen in de gang. Maar
ongeveer tegelijkertijd klonk achter
mij het koude geluid van twee stuk
ken ijzer, die tegen elkaar slaan.
Ik twijfelde niet lang: Een revolver
was het natuurlijk. Wat zou Charlotte
schrikken, als ik straks, binnen enkele
seconden dood voor haar zou liggen,
terwijl een groote plas donkerrood
bloed de grijs-blauwe stoep zou kleu
ren!
Voor dat het schot gelost was, ging
echter de huisdeur open. Charlotte,
niets van het gevaar beseffend, stond
in de vestibule. Ik wilde haar waar
schuwen voor het onmensch, dat ach
ter mij stond, maar mijn stem kon
niet meer dan een heesch fluisteren
laten hooren.
Charlotte gaf mij een hand en vroeg
verbaasd en geschrokken: Roger,
wat is er met jou gebeurd?
Toen zag ze den moordenaar staan.
Haar gezicht klaarde op en ze ver-
vervolgde op een vroolijkeren toon:
Hé, dat is toevallig. Zijn jullie
samen gekomen? Roger, als je het
nog niet weten mocht, dit is mijn
vader. Papa, dat is Roger, die van
avond bij ons komt eten. Hij had
beloofd...
Wat Charlotte verder nog zei, hoor
de ik niet meer. Ik keek naar den
man met de bruine regenjas. Zijn
hoofd scheen paars van woede. In
zijn rechterhand hield hij een glin
sterend voorwerp.
Het was geen revolver maar een
huissleutel aan een dikken ring...
ter, die in zijn korte leven de onster
felijkheid verwierf.
In de literaire salons van Moskou en
Petersburg gebeuren merkwaardige
dingen. Er ontstaat een sterke, nieuwe
strooming, die omstreeks 1825 haar
vaste banen vindt. Deze strooming
schijnt aanvankelijk voorbestemd te
zijn, om niet alleen heel de Russische
letterkunde te vernieuwen, maar ge
heel het geestesleven en de politiek
De jonge kunstenaars vormen bewust
en openlijk den weg, dien Poesjkin
hun voorging:
de kunst zij een eigen Russische en
dienstbaar aan het welzijn van het
volk. Niet langer willen zij afgezon
derd wonen in hun ivoren torentjes,
maar begrijpend en goed-willend gaan
zij tot het volk, om zijn lot te ver
beteren, zoo ver dit in hun vermogen
ligt.
Het is wel bijna meer dan een eeuw
geleden gebeurd, maar men is geneigd
ter karakteriseering van deze beweging
een nieuwerwetsch woord te gebrui
ken. Zij was „volksch” in wezen en
bedoeling. Ook op geestelijk domein
voltrekken zich herhalingen. L’histoire
se répète. Er is niets nieuws onder de
zon
Uit de studie van Louis Knuvelder
treedt mét den geest van het tijdvak
het genie van Alexander Poesjkin naar
voren. Hij staat voor ons op de hoogte
welke alleen zij bereiken, die de macht
bezitten over het leven van een volk
den gloed te leggen van een geestelijk
ideaal.
werke- 5
lijk bezit is aan geestelijke goe- 5
deren.
Komt u nooit bij menschen o
zeker, keurige menschen met
onberispelijke kleeren waar de 5
geestelijke armoede u tegemoet
grijnst, de holheid en leegte u
aangaapt? Die menschen moeten X
afstand doen van den schoonen X
schijn, die immers thans minder X
waard is dan ooit, ze moeten eer- X
lijk hun armoede erkennen als
eerste voorwaarde om geestelijk X
bezit te verkrijgen. Dan zal hun X
houding niet meer arm en zielig X
zijn, maar rustig afwachtend en 5
beheerscht. Dwars door allen x
nood, door elke bedreiging en elk X
gevaar, zullen ze voortgaan in X
echt vertrouwen en vast geloof, x
als de ridder op de prachtige ets x
van Dürer. Laat de dood hem be- X
lagen, de duivel hem bedreigen X
wat nood, hij rijdt door in on- X
gebroken kracht.
Dat is de heroïsche levenshou- J
ding, die komt, omdat hij opziet X
naar de hoogte, waar de tinnen X
ran de burcht schitteren: „Een J
raste burcht is onze God”.
S. 5
niet onaardige periode met die actrice,
die tooneelspeelster, kom, hoe heet ze
ook weerDat is heusch het beste
voor jou en voor mij. Dag Frank
Bijna werktuigelijk drukte hij haar
hand. Hij stond daar als geslagen. En
staarde haar na. toen ze met snelle pas
sen het terras afliep. In de verte be
gon het te rommelen een berg-
onweer
Elaine zat op haar kamer en keek in
den spiegel voor haar. Haar oogen
stonden donker, om haar mond waren
groeven.
Was mijn besluit goed peinsde
ze. Was het goed Ik hou van den jon
gen, meer,'oh. zeker méér, dan hij van
mij denkt te houden. Maar tóch, tóch
geloof ik, dat het beter zoo is. Het
was het moeilijkste tooneelspel van
mijn leven. Maar ik meen goed gedaan
te hebben. Onvervulde wenschen laten
de herinnering achter aan iets, dat
kostbaar is en goed, iets dat waard was
beleefd te worden vervulde wenschen
verworden bijna steeds tot iets, dat
geen beteekenis meer heeft
♦»De kunst zij dienstbaar aan
hel welzijn van het volk”
Ushkin, of Poesjkin is Rus-
grootste dichter. Op 8 Februari
W(,rd hij door een aangenomen
Ned.ri Va,n ®aron van Heeckeren,
een 5 andsch gezant te Petersburg, in
twe C7el duodeliik gewond. Hij stierf
e dagen later, slechts zeven en der-
Ri>Jaa^ °Ud ”Mijn God’ hoe vreemd:
s and zonder Poesjkin!” schreef
°golj nadat hij in Parijs het bericht
zUn dood had vernomen, „hij
misschien wel de eenige openba-
van den Russischen geest.”
-, zoo liet Dostojewsky
heeft de Europeesche let-
gekencpee??n?e^n Van ongewone grootte
Maar
grooten, die zoo het universeele wist
aan te voelen en weer te geven als
Poesjkin. Foergenjew beschreef
als een figuur van onschatbare cul-
tuur-historische beteekenis.
Een indrukwekkende Poesjkin-her-
denking had drie jaar geleden, honderd
jaar na zijn overlijden, in geheel Rus
land plaats. Kort te voren had bij ons
in de Folemprise-serie een Nederland-
sche uitgave van Alexander Poesjkin
het licht gezien: „Schoppenvrouw” en
„andere verhalen”.
De geniale auteur van „Boris
Godoenow” werd met deze uitgave ook
bij ons op waardige wijze herdacht.
„Schoppenvrouw” werd met een uit
voerige studie over Poesjkin en zijn
werk ingeleid door Aleida G. Schot.
Deze inleiding brengt in groote trek
ken de geschiedenis van zijn bewogen
leven, maar het genie van Poesjkin
komt er toch onvolkomen in tot uiting.
Men leest er zijn‘afkomst uit, men
hoort veel omtrent zijn studiejaren, nog
meer verneemt men over zijn ongere
geld bestaan, over zijn galante avontu
ren en over zijn later huwelijk met het
dramatische slot van zijn dood door
van zijn hoofdpersoon. Het documen
taire karakter is aan deze episode-
uitbeelding vreemd gebleven, dit zou
ook bepaald misplaatst zijn geweest in
een „vie romancée”. De romantiek zou
er zich ook tegen verzet hebben; het
romantische element in deze levens
schets is namelijk zeer sterk. Het pro
za van den schrijver wordt er even
eens door beheerscht.
Zijn belangrijke jeugdjaren hebben
terecht de volle aandacht, vooral de
rijke periode van zijn studiejaar op
het keizerlijk lyceum Tsarkoie-Sélo.
Hij doet er op uitbundige wijze aan het
studentenleven mee. maar ook blijft
hij zich geestelijk ontwikkelen. Zijn
eerste verzen worden geschreven; hij
wordt zich in zijn lyceumtijd van zijn
dichterschap bewust. De grootsche
taak, welke dit dichterschap zal heb
ben te vervullen in het belang van ge
heel het Russische volk zal later blij
ken. Maar hij is zich er reeds wel be
wust van, dat zijn kunst Russisch moet
blijven, dat hij zijn kracht moet zoeken
in de diepten der Russische volksziel.
Innerlijk en uiterlijk is Poesjkin’s
leven zeer bewogen; de heer Knuvelder
heeft beide behandeld in hun dieper
harmonisch verband en dit vormt een
groote verdienste van zijn werk. Ook
zijn laatste levensjaren, zijn huwelijks-
van zijn
nemen
- .5
Heer”. Want daarin bestaat tm- g
mers juist de spanning van ons
leven. Niet in slap, hangerig rond-
lummelen, maar in een dyna- S
misch wachten. Een gespannen g
zijn van alle vezelen, een zich
héénrekken naar den Heer. Dat is J
altijd de juiste geestelijke hou- -
ding, maar in het bijzonder in ge- s
laden tijden als we thans beleven. S
Tijden, die krasser dan anders v
openbaren, hoe klein ons werke- y
--f
5
V
X
V
van
ring
Ongetwijfeld,
21ch uit
terkunde -
Shakespeare, Cervantes, Schil-
noemt mij één onder deze
^1^450
WW
ze,
aan
A
A
A
s
A
ft
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
I
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
ft
A
A
A
A
I
A
A
A
A
A
t
A
A
A
ft
A
A
A
A
A
A
A
A
A
s
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
ft
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
land’s
1837 i
zoon
haagsche courant
A V
V
V
- r
V
W
V
V
V
V
V
V
V
V
V
was
1
1