BWErSdQdEn een geromantiseerd DICHTERLEVEN LETTERKUNDIG bijblad VAN DE Uit mijn schetsboek DE KENNISMAKING Letterkundige Kroniek Woensdag 17 Juli 1940, No. 117622. b 2P 3 Het leven van Alexander Poesjkin in Janneman. als het JOHAN KONING, men schien Ik geloof, dat je je vergist, Frank. We moeten verstandiger zijn... dat we van elkaar hielden, maan toevallig eens wat als hem van aan. Op 8 Februari 1837 werd Poesjkin door Georges d’Anthès, aangenomen zoon van Baron van Heeckeren, Nederlandsch ge zant te Petersburg, in een duel doodelijk gewond. Twee dagen later overleed hij op den leeftijd van 37 jaar. het van dan noodig was voor de juiste belichting en zijn onschatbare beteekenis voor de Russische cultuur. De heer Knuvelder heeft van tsaristische Rusland in het begin de 19e eeuw niet meer gegeven hem toegeslopen was. Hij maakte me dikwijls volkomen kindsch. Hij kan niet verdragen, dat ik ernstig zat te werken. Hij zat nu en dan zoolang in mijn ooren te bijten totdat ik hem óf buiten zette óf maar weer met hem ging spelen. Hij profiteerde schandalig van mijn toegeeflijkheid en deed daarbij niet onder voor een straatjongen. ’s Nachts sliep hij altijd aan mijn voe teneinde en eens op een nacht maakte hij mij wakker door boven op me te springen. Ik draaide de etectrische peer aan en zag. dat hij stokstijf met groote staaroogen naar de deur stond te kijken. Ik ging uit bed, keek door het raam en zag in de duisternis een mensch weghol len. Janneman was dus ook waaksch op zijn manier. Op een nacht verscheen hij niet voor de gezamenlijke slaperij, maar even voordat ik insliep, hoorde ik een zacht gemiauw bij de deur. Ik herkende Jan- neman’s stem niet en meende, dat een andere poes bij me om logies vroeg, maar toen ik opendeed, was hij het en ik schrok van zijn veranderde uiterlijk. Hij liep langzaam en zijn kop hing naar beneden. Ik tilde hem op en zag, dat zijn oogen glazig en dof stonden. Ik zette hem op het voeteneinde van mijn bed en hij bleef suf en in elkaar gedoken voor zich zitten staren. Ik maakte wat melk voor hem warm, maar hij rook er zelfs niet aan. Hij bleek heel erg ziek te zijn, want hij beefde sterk en zijn neus was droog en warm. Toen ik weer in bed lag, kroop hij langzaam naar me toe en legde zich dicht tegen me aan. Het beven ging over in sterkere schokken en ik wist dat Jan neman sterven ging. Ik schaam mij niet het te zeggen. Ik heb bitter liggen huilen met de steeds kouder wordende Janne man stijf tegen me aangedrukt. P. P. K. de extra groot scheen, als de sterren bijzonder twin kelden en het meer zoo spiegelglad was. Dat is niet ongewoon voor een grooten jongen, als jij en zelfs niet voor een al wat oudere actrice als ik. Maar nu moeten we afscheid nemen. Dire bonjour et adieu En dan den ken we een enkelen keer nog eens aan die prettige uren, en we hebben een warrrre herinnering aan elkaar Zou dat niet het beste zijn Neezei hij heftig, dat is niet het beste, Elaine. Ik voel, dat ik je niet missen kan. Jouw gezelschap niet, je stem niet, je oogen ik hou im mers van je. En jij, je houdt van mij. ik heb het gevoeld, ik weet hetHet zou dwaasheid zijn, het geluk te ver trappen, als het voor het grijpen ligt. Dwaze jongen Je bent nog wel jong, maar die Sturm- und Drangperio de moest je toch te boven zijn. Kom. Frankje, geef me een hand, het wordt kil hier. Adieu het ga je goed 1 Hij stond op en zijn stoel viel achter over. Elaine, zei hij schor, dat kan je niet meenen, Als als je het werke lijk meent, dan zou je gespeeld hebben met gevoelens die nee, dat kan niet. Je houdt van me, Elaine, je houdt van me, nietwaar Ze maakte een ongeduldig gebaar. Ik had gehoopt, dat je ons dit zou besparen, Frdnk, antwoordde ze koel. Maar als je dan een antwoord wenscht op je vraag, welnu dan Nee, ik houd niet van jeIk vond je een aardigen jongen, en en. wel, Frank, ik ben actrice, en zelfs in het gewone le ven is een beetje spel wel eens aardig. Het spijt me voor je, dat ik het zoo cru moet zeggen. Nu sta je daar, als een kind, wiens speelgoed gebroken is, nü ben je wel héél erg jong. Frank. Kom, wees geen dwaas. Geef me een hand en vergeet die weken. Of denk er hoogstens nog eens aan, als aan een jaren, waarin zich het noodlot leven onafwendbaar voltrekt, een belangrijke plaats in dit geroman tiseerde levensbeeld in. Maar de groot ste verdienste van zijn werk blijft toch déze, dat hij ons Poesjkin inderdaad laat zien als Rusland’s grootsten dich- i ran Hoe deze g we zien het reeds aan den omslag met het X wonderteere Mariabeeld uit de Middeleeuwen. Het jonkvrouwe lijk gelaat opgeheven in de hou- X ding van: „Mijn ziel verwacht den Hij was een klein, gespierd en zeer vitaal katertje. Ik had hem eens wat vleesch gevoerd, toen hjj nieuwsgierig op een gloedwarmen zomerdag in de deur van mijn atelier stond te gluren. Hij hoorde thuis in een van de huizen, waarvan de tuinen uitkwamen in het smalle gangetje, dat van mijn atelier naar het Vondelpark leidde. Hij was een soort van straatkat, een mengsel van alle mogelijke katten- soorten, waarin iedere herkenning van echt ras verloren was gegaan en ver moedelijk juist daardoor was Janne man zoo’n oergeestige, ondernemende en brutale rakker. Ik noemde hem zoo. omdat hij een groote gelijkenis toonde met een vriendje van de lagere school, die er eenzelfde lenigheid op na hield en een zelfde spits gezicht had. Die eene tractatie op dien warmen zomerdag kon Janneman blijkbaar niet vergeten, want ik zag daarna voortdu rend zijn oolijke gezicht om den hoek van de deur en naarmate ik hem ge regeld stukjes rauw vleesch ging voe ren. welke ik in het vervolg bij de hand hield, werd hij vrijer en neusde niet eerst voorzichtig naar binnen, maar sprong kordaat het kleine trapje op en wreef zijn mager lichaam langs mijn beenen. Ik werd zelfs, wanneer ik thuis kwam en bij den ingang van het gangetje verscheen, door Janne man, die blijkbaar chronisch aan den boemel was, met een soort van gejuich ontvangen. Er was dus al zeer spoedig een groo te vertrouwelijkheid tusschen hem en mij. die natuurlijk ontstaan was door het rauwe vleesch, dat ik koel hield door het in papier gewikkeld in een bak met water te bewaren, dat ik ge regeld verfrischte. Maar ik moet zeg gen, dat Janneman zyn egoïstische neigingen ruimschoots vergoedde door zijn alleraardigst en geestig karakter. Hij bezorgde me de beste ontspanning, welke ik maar wenschen kon. Hij had voor een kat een buitengewoon goed verstand en dito begrip. Wanneer ik hem od de hooge plank naast de gem berpotten zette, en ik gooide een ping- pong-balletje naar hem toe. -dan mikte hij dat zuiver terug, waar ik ook stond. Ook wist hij, dat hij voor zijn maaltijd wat moeite moest doen en ik meende dan ook in zyn lijn te hande len door, inplaats van hem het vleesch op een bakje voor te zetten, het tegen den betonnen wand van het atelier te glooien, waar het dan soms op drie meter hoogte bleef kleven en waar het door Janneman, die dan een geweldigen aanloop nam. stormenderhand met een van zijn scherpe klauwen gepakt werd. Misschien kwam het doordat ik hem zooveel liet springen, of mogelijk was het een overgeërfde familie-eigenschap, of wel was het een hoedanigheid van zijn jeugd, als hij gewoon liep, was zijn achterlijf een stuk hooger dan zijn voor- lichaam, als gevolg van zijn lange springpooten. Misschien ook was hij nog uit den grijzen oertijd aan een kangoe roe verwant geweest. Wanneer hij een gekke bui had. zette hij zijn rug krom en kwam schuinsmarcheerende naar mij toe. Ik kroop dan uit quasi-angst achter een gordijn en dit was het sein om verstoppertje te gaan spelen. Zijn rug werd dan plotseling geheel plat en Janneman sloop als èen panter op mij af. Wanneer ik dan te voorschijn sprong, was het zijn beurt om zich te verstop pen, waarna hij hetzelfde met mij uit haalde wanneer ik op mijn teenen naar den zinloozen kogel uit het pistool van den geadopteerden zoon van den Ne- derlandschen gezant. De biografie van dr. Slot heeft gebreken; de grootheid Alexander Poesjkin ontbreekt er Maar wél werd hij zuiver in het kader van zijn tijd geplaatst, een tijd die velen min of meer vertrouwd zal zijn uit meer dan één vroeger graag gelezen historischen roman over het Russische leven dier tsaristische dagen. Thans is bij „Luctor et Emergo” hier ter stede als nr. 5 in „De Nieuwe Gids- Bibliotheek” een werkje verschenen ..Pushkin”, van de hand van Louis Knuvelder. De heer Knuvelder noemt zijn Poesjkin-studie een „vie roman- cée”; het moet gezegd worden, dat het leven van Poesjkin voor dezen vorm een uitermate geschikt onderwerp vormt, zooals ook de levens van Cho pin, van George Sand, van Wagner prachtig materiaal hebben opgeleverd voor een „vie romancée”. Wat kan een schrijver er toe bren gen dezen tot op zekere hoogte toch unieken biografischen vorm te kiezen? In de eerste plaats een groote liefde voor de centrale figuur en een volko men begrip van den tijd, dien deze be- heerscht. Bovendien een diep doorvoe len van zijn levensleed en een innig begrip van zijn grootheid en van zijn noodlot. De heer Knuvelder werd bij het schrijven van zijn studie door dit alles geleid. Daardoor kwam zijn Poesj kin-studie ver uit boven die van Aleida G. Schot. In het werk van Louis Knuvelder weerspiegelt zich ook de grootheid van Poesjkin, zijn genialiteit Ik werd achtervolgd. Telkens, als ik mijn hoofd omdraaide, zag ik den man met de bruine regenjas. De af stand tusschen ons beiden bleef steeds even groot. Het is vervelend om in de zeker heid te verkeeren, dat er een ongun stig individu achter je aan wandelt. Charlotte, een jongedame, met wie ik mij spoedig wilde verloven, had mij uitgenoodigd dien avond om zeven uur precies in haar woning te ver schijnen. Ik kon dan eens met haar ouders kennis maken en tevens het avondmaal gebruiken. Charlotte had mij aangeraden mij zeer zorgvuldig te kleeden, daar haar Papa zich alleen met correct uitzien de personen placht op te houden. Hij hoorde tot die menschen, die altijd op eerste indrukken afgaan. Ik had Charlotte’s raad ter harte genomen en met behulp van een oude streepjesbroek, een grijs colbert en een gebreid groen vest een alleraar digst avondcostuum samengesteld. Bo vendien had ik mijn groote voeten in kleine, geleende lakschoenen gesto ken. Aldus uitgedost, was ik op het bal- con van een autobus gaan staan om mij in de richting van Charlotte’s woning te laten rijden. Onderweg was de man met de brui ne regenjas ingestapt. Met een flin- ken slag had hij zijn rechter voet op een mijner lakschoenen laten neer komen; vervolgens liet hij, inplaats van verontschuldigingen aan te bie den, een bulderend gelach hooren. Er ontstond een woordenwisseling tus schen ons, die spoedig gevolgd werd door een vuistgevecht. Eerst liet de conducteur ons begaan. Toen hij ech ter zag, dat onze krachten afnamen, durfde hij tusschenbeide te komen. De bruine jas met inhoud werd op een bankje in den autobus neergezet, terwijl ik op het balcon mocht blijven. De vechtpartij had mij een gescheurd col bert alsmede een kapot overhemd bezorgd. Eindelijk kwam de autobus Op het terras aan het meer was het stil. Snel was de schemering gevallen, de bosschen, waar ze dien middag nog in gedwaald hadden, lagen als een don kere schaduw tegen den bergwand, er gens op het meer plaste een riem, een late vogel tjilpte. Ze waren de eenige bezoekers op het terras. Onze laatste dag samen, zei hij een beetje sentimenteel, de laatste dag van drie verrukkelijke weken. Morgen moet ik weg, terug naar Holland. werken.de gewone sleur. Ze gaf geen antwoord. Je zegt niets, ging hij verder, en tóch zou ik het ook zoo graag van jou hooren, Elaine. Jij vond die dagen toch ook mooi, onvergetelijk Weer was er even een stilte. Ja 1 zei ze toen alleen. Haar stem was laaghij hield van die stem zoo als hij hield van alles aan haar. Ga morgen met me mee, Elaine. Ga mee terug naar Holland. Ik weet wel, dat het je moeite zal kosten, het tooneel vaarwel te zeggen, maar toch durf ik je er om te vragen. Trouw met me, ik hou van je, en we zullen geluk kig zijn. Vanmiddag, toen we in de bosschen dwaalden, misschien wel een uur lang zonder iets te zeggen, toen voelde ik de harmonie tusschen ons, toen wist ik. dat we het samen goed zouden kunnen vinden. Een knusse, prettige woning, oh, natuurlijk niet al te weelderig, want ik ben geen Croe sus, maar een woning, waar we het goed kunnen hebben, wij beiden. We zijn nog jong, Elaine, en de toekomst kan mooi zijn voor ons. Jij bent nog jongverbeterde ik ben een paar jaartjes ouder dan jij, jongen. Onzin, weerde hij af. je ziet er veel jonger uit En bovendien, wat doet het er toe Kunstmiddelen, lachte ze. zoo op pervlakkig merk je dat niet. Maar als we getrouwd zouden zijn en je zag al die bewerkingen, danoch. ik denk, dat je dan scherper zou gaan zien. En als mijn handen ruw werden van het werk, dan zou je ze niet meer zoo fee der beetpakken, als je nu wel eens doet, precies, alsof je heel jonge vogel tjes in je hand neemt, die je bang bent pijn te doen. Dat zijn allemaal uiterlijke din gen. Wat wij innerlijk gemeen hebben, Elaine, dat blijft Ik geloof, dat je je vergist, Frank. Zoodra iets een sleur geworden is, ver vlakken de eerste indrukken. En an dere factoren springen dan naar voren, dringen zich op, andere dingen gaan belangrijker schijnenik ken het le ven, jongen, ik heb het niet alleen van de zonzijde gezien, zooals jij. We moe ten verstandiger zijn. Het waren drie prettige vacantieweken, we hebben el kaar hier getroffen en waren verrast en blij met eikaars gezelschap. We hebben samen tochtjes gemaakt, sa- gedweept in de mooie natuur, mis- -zoo nu en dan eens gedacht, jj>»»»»»>»»»»»»»»»>>>>>>>>>>>*>>>>>>>>>>? Onze geestelijke houding tijden van spanning Er is dezer dagen, bij J. A. Voor- hoeve in Rotterdam, een boekje g verschenen van dr Joh. v. d. Spek onder den titel: „De juiste X geestelijke houding in tijden spanning en gevaar”, houding zijn moet: de halte, waar ik uitstappen moest. Charlotte had mij den kortsten weg van daar naar haar ouderlijk huis beschreven. De wandeling zou onge veer twintig minuten duren. Tot mijn onaangename verrassing merkte ik, dat ook mijn vijand uit den autobus gestapt was. Hij bleef eenigen tijd stilstaan en scheen te kijken welken kant ik uitging. Toen plantte hij zijn roode vuisten stevig in zijn jaszakken en zette koers in mijn richting. De achtervolging was begonnen. De gedachte aan mijn uiterlijk her innerde mij eensklaps aan Charlotte’s papa, die zoo op kleeren en voorko men lette. Dat kon wel eens gezellig worden vanavond. Wie weet, mis schien kwam ik er niet eens meer levend aan, dank zij dat individu, dat nog maar steeds achter mij liep. Het omkijken had ik allang achter wege gelaten. Ik behoefde mijn ach tervolger niet meer te zien, om zijn aanwezigheid te bemerken. Ik liep door lange en korte straten. Den weg, dien Charlotte mij genoemd had, herinnerde ik mij gelukkig nog heelemaal. Ondertusschen hoorde ik steeds naar het regelmatige geluid van de voetstappen van mijn beul. Het klonk als het tikken van een klok. Elke tik, één seconde. Elke zestig seconden weer een minuut dichter bij den dood. Die kerel wilde mij natuurlijk ver moorden. Het geld was voor hem maar bijzaak. Waarschijnlijk was hij een beroepsmoordenaar. Of mis schien werd hij door iemand, die be lang bij mijn dood had, betaald! Elk oogenblik kon ik een schot in mijn rug verwachten. Ik zou dan voorover op straat vallen en hij zou in een taxi springen en verdwijnen. Morgen zouden natuurlijk de kran ten vol staan. Maar wat had ik daaraan?. Ik stak een stil pleintje over. Hoor de ik daar mijn achtervolger niet hijgen als een jachthond, die na veel moeite het wild heeft ingehaald? Gelukkig, daar was eindelijk Char lotte’s straat. Nu zou de moordenaar mij direct neerschieten, ik draaidé me om. De man liep nog steeds met zijn handen in zijn jaszakken. Op zijn gezicht lag een uitdrukking van een roofdier, dat bloed ruikt. Zoo, hier woonde Charlotte. Ik belde aan. Als men maar vlug open zou doen, kon ik misschien nog ontsnap pen. Ik hoorde de voetstappen van mijn achtervolger naderen. Vlak achter mij scheen hij stil te houden. Ik rook zijn warmen adem. Nu kon ik elk oogenblik op den dood rekenen. Het duurde heel erg lang voor er open gemaakt werd. Eindelijk hoorde ik voetstappen in de gang. Maar ongeveer tegelijkertijd klonk achter mij het koude geluid van twee stuk ken ijzer, die tegen elkaar slaan. Ik twijfelde niet lang: Een revolver was het natuurlijk. Wat zou Charlotte schrikken, als ik straks, binnen enkele seconden dood voor haar zou liggen, terwijl een groote plas donkerrood bloed de grijs-blauwe stoep zou kleu ren! Voor dat het schot gelost was, ging echter de huisdeur open. Charlotte, niets van het gevaar beseffend, stond in de vestibule. Ik wilde haar waar schuwen voor het onmensch, dat ach ter mij stond, maar mijn stem kon niet meer dan een heesch fluisteren laten hooren. Charlotte gaf mij een hand en vroeg verbaasd en geschrokken: Roger, wat is er met jou gebeurd? Toen zag ze den moordenaar staan. Haar gezicht klaarde op en ze ver- vervolgde op een vroolijkeren toon: Hé, dat is toevallig. Zijn jullie samen gekomen? Roger, als je het nog niet weten mocht, dit is mijn vader. Papa, dat is Roger, die van avond bij ons komt eten. Hij had beloofd... Wat Charlotte verder nog zei, hoor de ik niet meer. Ik keek naar den man met de bruine regenjas. Zijn hoofd scheen paars van woede. In zijn rechterhand hield hij een glin sterend voorwerp. Het was geen revolver maar een huissleutel aan een dikken ring... ter, die in zijn korte leven de onster felijkheid verwierf. In de literaire salons van Moskou en Petersburg gebeuren merkwaardige dingen. Er ontstaat een sterke, nieuwe strooming, die omstreeks 1825 haar vaste banen vindt. Deze strooming schijnt aanvankelijk voorbestemd te zijn, om niet alleen heel de Russische letterkunde te vernieuwen, maar ge heel het geestesleven en de politiek De jonge kunstenaars vormen bewust en openlijk den weg, dien Poesjkin hun voorging: de kunst zij een eigen Russische en dienstbaar aan het welzijn van het volk. Niet langer willen zij afgezon derd wonen in hun ivoren torentjes, maar begrijpend en goed-willend gaan zij tot het volk, om zijn lot te ver beteren, zoo ver dit in hun vermogen ligt. Het is wel bijna meer dan een eeuw geleden gebeurd, maar men is geneigd ter karakteriseering van deze beweging een nieuwerwetsch woord te gebrui ken. Zij was „volksch” in wezen en bedoeling. Ook op geestelijk domein voltrekken zich herhalingen. L’histoire se répète. Er is niets nieuws onder de zon Uit de studie van Louis Knuvelder treedt mét den geest van het tijdvak het genie van Alexander Poesjkin naar voren. Hij staat voor ons op de hoogte welke alleen zij bereiken, die de macht bezitten over het leven van een volk den gloed te leggen van een geestelijk ideaal. werke- 5 lijk bezit is aan geestelijke goe- 5 deren. Komt u nooit bij menschen o zeker, keurige menschen met onberispelijke kleeren waar de 5 geestelijke armoede u tegemoet grijnst, de holheid en leegte u aangaapt? Die menschen moeten X afstand doen van den schoonen X schijn, die immers thans minder X waard is dan ooit, ze moeten eer- X lijk hun armoede erkennen als eerste voorwaarde om geestelijk X bezit te verkrijgen. Dan zal hun X houding niet meer arm en zielig X zijn, maar rustig afwachtend en 5 beheerscht. Dwars door allen x nood, door elke bedreiging en elk X gevaar, zullen ze voortgaan in X echt vertrouwen en vast geloof, x als de ridder op de prachtige ets x van Dürer. Laat de dood hem be- X lagen, de duivel hem bedreigen X wat nood, hij rijdt door in on- X gebroken kracht. Dat is de heroïsche levenshou- J ding, die komt, omdat hij opziet X naar de hoogte, waar de tinnen X ran de burcht schitteren: „Een J raste burcht is onze God”. S. 5 niet onaardige periode met die actrice, die tooneelspeelster, kom, hoe heet ze ook weerDat is heusch het beste voor jou en voor mij. Dag Frank Bijna werktuigelijk drukte hij haar hand. Hij stond daar als geslagen. En staarde haar na. toen ze met snelle pas sen het terras afliep. In de verte be gon het te rommelen een berg- onweer Elaine zat op haar kamer en keek in den spiegel voor haar. Haar oogen stonden donker, om haar mond waren groeven. Was mijn besluit goed peinsde ze. Was het goed Ik hou van den jon gen, meer,'oh. zeker méér, dan hij van mij denkt te houden. Maar tóch, tóch geloof ik, dat het beter zoo is. Het was het moeilijkste tooneelspel van mijn leven. Maar ik meen goed gedaan te hebben. Onvervulde wenschen laten de herinnering achter aan iets, dat kostbaar is en goed, iets dat waard was beleefd te worden vervulde wenschen verworden bijna steeds tot iets, dat geen beteekenis meer heeft ♦»De kunst zij dienstbaar aan hel welzijn van het volk” Ushkin, of Poesjkin is Rus- grootste dichter. Op 8 Februari W(,rd hij door een aangenomen Ned.ri Va,n ®aron van Heeckeren, een 5 andsch gezant te Petersburg, in twe C7el duodeliik gewond. Hij stierf e dagen later, slechts zeven en der- Ri>Jaa^ °Ud ”Mijn God’ hoe vreemd: s and zonder Poesjkin!” schreef °golj nadat hij in Parijs het bericht zUn dood had vernomen, „hij misschien wel de eenige openba- van den Russischen geest.” -, zoo liet Dostojewsky heeft de Europeesche let- gekencpee??n?e^n Van ongewone grootte Maar grooten, die zoo het universeele wist aan te voelen en weer te geven als Poesjkin. Foergenjew beschreef als een figuur van onschatbare cul- tuur-historische beteekenis. Een indrukwekkende Poesjkin-her- denking had drie jaar geleden, honderd jaar na zijn overlijden, in geheel Rus land plaats. Kort te voren had bij ons in de Folemprise-serie een Nederland- sche uitgave van Alexander Poesjkin het licht gezien: „Schoppenvrouw” en „andere verhalen”. De geniale auteur van „Boris Godoenow” werd met deze uitgave ook bij ons op waardige wijze herdacht. „Schoppenvrouw” werd met een uit voerige studie over Poesjkin en zijn werk ingeleid door Aleida G. Schot. Deze inleiding brengt in groote trek ken de geschiedenis van zijn bewogen leven, maar het genie van Poesjkin komt er toch onvolkomen in tot uiting. Men leest er zijn‘afkomst uit, men hoort veel omtrent zijn studiejaren, nog meer verneemt men over zijn ongere geld bestaan, over zijn galante avontu ren en over zijn later huwelijk met het dramatische slot van zijn dood door van zijn hoofdpersoon. Het documen taire karakter is aan deze episode- uitbeelding vreemd gebleven, dit zou ook bepaald misplaatst zijn geweest in een „vie romancée”. De romantiek zou er zich ook tegen verzet hebben; het romantische element in deze levens schets is namelijk zeer sterk. Het pro za van den schrijver wordt er even eens door beheerscht. Zijn belangrijke jeugdjaren hebben terecht de volle aandacht, vooral de rijke periode van zijn studiejaar op het keizerlijk lyceum Tsarkoie-Sélo. Hij doet er op uitbundige wijze aan het studentenleven mee. maar ook blijft hij zich geestelijk ontwikkelen. Zijn eerste verzen worden geschreven; hij wordt zich in zijn lyceumtijd van zijn dichterschap bewust. De grootsche taak, welke dit dichterschap zal heb ben te vervullen in het belang van ge heel het Russische volk zal later blij ken. Maar hij is zich er reeds wel be wust van, dat zijn kunst Russisch moet blijven, dat hij zijn kracht moet zoeken in de diepten der Russische volksziel. Innerlijk en uiterlijk is Poesjkin’s leven zeer bewogen; de heer Knuvelder heeft beide behandeld in hun dieper harmonisch verband en dit vormt een groote verdienste van zijn werk. Ook zijn laatste levensjaren, zijn huwelijks- van zijn nemen - .5 Heer”. Want daarin bestaat tm- g mers juist de spanning van ons leven. Niet in slap, hangerig rond- lummelen, maar in een dyna- S misch wachten. Een gespannen g zijn van alle vezelen, een zich héénrekken naar den Heer. Dat is J altijd de juiste geestelijke hou- - ding, maar in het bijzonder in ge- s laden tijden als we thans beleven. S Tijden, die krasser dan anders v openbaren, hoe klein ons werke- y --f 5 V X V van ring Ongetwijfeld, 21ch uit terkunde - Shakespeare, Cervantes, Schil- noemt mij één onder deze ^1^450 WW ze, aan A A A s A ft A A A A A A A A A A A A A A A A A I A A A A A A A A A A A A ft A A A A I A A A A A t A A A ft A A A A A A A A A s A A A A A A A A A A A A A A A A A ft A A A A A A A A A A A A A A A A A land’s 1837 i zoon haagsche courant A V V V - r V W V V V V V V V V V was 1 1

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 7