-SI rdia ti» F I Door middel van een gramofoonplaat richt de Hoofdcommissaris zich tot zijn personeel bij het Residentie Tooneel Vondel’s „Lucifer” KT F KUNST EN LETTEREN BINNENLAND L w 1 HAAGSCHE COURANT VAN MAANDAG 22 JULI 1940 EERSTE BLAD, PAGINA 3 CONCERT KURZAAL Voor den Puzzelaar Een voortreffelijke première in den Kon. Schouwburg MIDDAGCONCERT KURZAAL I Een nieuwtje voor het Haagsche Politiecorps Uitgaande van de gedachte, dat een persoonlijk woord meer effect sorteert dan een schriftelijke order, heeft de Haagsche Hoofdcommissaris van poli tie een modern hulpmiddel te baat ge nomen, t.w de gramofoonplaat, om tot de corpsleden een speciale boodschap te richten. 1 3 De vetpositie in ons land Solist: Willem Noske, viool Solist Henk Berghout Nationale Concentratie in DE De Nederlandsche Bioscoopbond Men vrage van de slagers niet het onmogelijke W. De Nederlandsche ambulance Finland keert terug. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Uitbreiding der Rotterdamsche politie WW Scène uit Vondel’s „Lucifer” bij het Residentie Tooneel. Van links naar rechts Richard Flink, Johan de Meester, Bob de Lange en Maarten Kapteyn. DUITSCHE KUNSTTENTOON STELLING TE MÜNCHEN l s x'1 ■W - *2. - - Duitsche contactcommissarissen bij arbeidersorganisaties r zj Mozart-avond onder Carl Schuricht. ruim EL de Wijzigingen in het bestuur. Het Residentie-orkest onder Otto Glastra van Loon. waren talrijke Etalon Luzern Karton Helpen Albion Romein Tergen Jongen Eeuwen Herman Examen Erwten Flacon Tropen Zeeman IJ s b a a n Nagaan Siphon Milaan Aaneen Roeien Turnen Javaan Ezelin lijkschen voorraad rauw vet en reuzel zoo goed mogelijk bij het vieesch onder de klanten te verdeelen, en het is dus heel normaal, dat men bij een pond vieesch niet meer dan een ons vet kan krijgen. Deze werkelijkheid heeft het publiek te aanvaarden en het is niet billijk om van den slager levering te vragen, waartoe hij beslist niet in staat is. O? Het gevraagde gezegde luidt: Nu de distributie van gesmolten vet en reuzel en boter is ingevoerd en rauw vet en rauwe reuzel onder deze distri butie niet zijn betrokken, wordt er van de zijde van het publiek een sterke aandrang op de slagers uitgeoefend om rauw vet en reuzel te leveren, vaak in hoeveelheden veel grooter dan voor direct gebruik noodzakelijk. Er zijn consumenten, die namelijk een zekeren voorraad willen vormen en nu van den slager vragen hen aan dezen voorraad rauw vet of reuzel te helpen. Jlet bureau van den Nederlandschen Slagershond vestigt er de aandacht op, dat men in dezen het onmogelijke van den slager vraagt. Immers de slager heeft geen grooter voorraad rauwe reu zel en rundvet dan de wekelijksche siachtig van vee hem oplevert. Versch rundvet kan niet meer uit het buiten land worden ingevoerd zooals voor den oorlog het geval was. De slager is genoodzaakt zijn weke- Een Nederlaaidsch eenheidsfront Het hoofdbestuur van de Nederlandsche Staatspartij zond ons een mededeeling, waarin het doel van de partij is aange. geven Deze partij wil het Nederlandsche volk tot een geheel brengen door het op. richten van een Nederlandsch eenheids, front als een waarborg voor het in stand houden van den zuiveren Nederlandschen gemeenschapsband en het eigen Neder, landsch volkskarakter, zoomede ter ver. dediging onzer aloude rechten en vrij heden. Evenals den Haag en Amsterdam zal ook Rotterdam haar gemeentelijk politiecorps uitbreiden met 300 gede mobiliseerde beroepsmilitairen. B. en W. hebben het desbetreffende voorstel aan den Raad gedaan. 5 Getuigenissen van „Groninger Gemeenschap” en „Brabantia Nostra” Onder auspiciën van „Brabantia Nostra” is Zaterdagmiddag in het concertgebouw te ’s-Hertogenbosch ’n zeer druk bezochte bijeenkomst ge houden, waarin mr. J. Linthorst Ho man, de voorzitter van de „Groninger Gemeenschap” en Jef de Brouwer, lei der van het secretariaat van „Bra bantia Nostra” het woord hebben ge voerd. Waters taats personeel. De Vereeniging van personeel in dienst bij den Rijkswaterstaat houdt a.s. Woens dag 24 Juli haar algemeene vergadering in Hotel Noordbrabant te Utrecht. Besproken zullen worden het beleid van het hoofdbestuur en het uitstippelen van richtlijnen voor de toekomst van de orga nisatie. Van het hoofdbestuur zijn aan de beurt van aftreding de heeren H. W Beekman, algemeen secretaris te Apel doorn en L Zondervan te Maassluis. HENDRIK MARSMAN, t Naar „Het Vaderland” verneemt, is de bekende dichter, essayst en roman schrijver Hendrik Marsman op veertigjarigen leeftijd overleden. VIJFTIGJARIG TOONEEL-JÜBILEUM VAN PIET KÖHLER. Ter gelegenheid van zijn 50-jarig too- neeljubileum zal den populairen operette- komiek Piet Kohier op de feestvoorstel- ling van „de Boemelbaron” op Woensdag 24 dezer in theater Carré te Amsterdam een huldeblijk worden aangeboden. Vrienden en vereerders van Piet Kohier, die aan het huldeblijk wenschen deel te nemen, worden verzocht hun bijdragen vóór 24 Juli te zenden aan de directie van Theater Carré, onder vermelding: „Jubileum Piet Kohier”. Hel Verdinaso De leiding van het Verdinaso bericht ons. dat het tusschen de heeren E Voor, hoeve en J. J. v. d. Hout bestaande con flict is opgelost en dat de eenheid van het Verdinaso is hersteld. In verband met de regeling der interne kwesties is de verschijning van „Hier Dinaso!" een week uitgesteld. Rede Jef de Brouwer. Vervolgens was het woord aan Jef de Brouwer, die sprak over het na tionale waardeleven van „Brabantia Nostra”. „Brabantia Nostra”, betoog de spr., is gebouwd op de gedachte, dat de menschen sociaal bewust zijn, dat in onderlinge groepeering, in ge meenschappelijke activiteit werk zaamheden liggen tot het verkrijgen behouden van een noodzakelijke een heid. Veelvuldig is de aard van de menschen en daarom zijn ook veelvul dig de gemeenschappen. Hulde! Allereerst aan de directie van het Resi- dentie-Tooneel, die den moed heeft ge had om Vondel’s „Lucifer” op het réper toire van de zomerspelen te plaatsen, hoe wel dit klassieke drama in verzen toch zeker allerminst kan worden gerekend tot den lichten kost, dien met ’t zomersche publiek bij voorkeur voorzet. Deze direc tie heeft daarmee getoond, dat zij wil medewerken aan den geestelijken en artistieken opbouw in echt Nederland schen geest, zooals de tijd thans van ons allen vraagt. Hulde vooral óók aan Johan de Mees ter, dien men als regisseur, ontwerper van tooneelbouw en costumes (gezwegen nog van de belangrijke rol, welke hij in het stuk vervult) zeker wel den vader van deze „Lucifer”-vertolking mag noe men. Een vaderschap, waarmee hij, vol komen verdiend, groote eer heeft inge legd. Want hij is erin geslaagd, van „Lu cifer” een feest voor oog en oor te ma ken, door de werking van de figuren, in De „Groote Duitsche Kunsttentoonstel ling 1940” wordt op 27 Juli in het huis der Duitsche Kunst te München ge opend. Men wijst er op, dat het feit, dat het Groot-Duitsche Rijk ook midden in den oorlog niet afziet van zijn jaarlijk- sche tentoonstelling, die reeds een traditie geworden is, een nieuw en overtuigend bewijs voor de innerlijke kracht en de zekerheid van de overwinning van het Duitsche volk is. rust en in beweging, door het effect van lijnen en vormen, van kleuren en licht bovenal, door de wijze ook, waarop Von- del’s rijke, schilderende en beeldhouwen de, door klank en suggestie boeiende taal over het algemeen werd gezegd. Het is een verzorgde opvoering in voornamen stijl, harmonieus en bij allen rijkdom toch sober, zooals ook de vernuftige tooneel bouw sober is, een samenstel van trappen en gordijnen met op den voorgrond een donkere spelonk, waaruit de geesten op rijzen of waarin zij verdwijnen. Zeker, men kan enkele bedenkingen uiten: het ongewilde en ongewenschte schaduwen- spel tegen den achtergrond, het hinderlijke blinken van sommige engelenvleugels, de te korte broekspijpen van enkele rey- engelen; maar is dit niet van t e onder geschikt belang om er verder bij stil te staan nu wij schrijven over een zoo uit stekend geslaagde artistieke daad van zuiver Nederlandsch karakter? Bij de vertooning van Vondel’s tooneel- werken, en zeer zeker bij „Lucifer”, komt het vooral aan op het zeggen der verzen, want er is weinig eigenlijke „handeling” in dit werk; of liever: de handeling is van schilderend-beschrijvenden aard. De taal is hier van overwegend belang en de taak van den regisseur is dan ook in de eerste plaats: harmonie, veel-eenheid, s t ij 1, te brengen in de woord-vertolking der verschillende rollen. EENHEID IN HET DANSONDERWIJS Het hoofdbestuur van de Nederlandsche Dansliga deelt mede, dat de Algemeene Nederlandsche Organisatie van Kunste naars „N.O.K.” (Nederlandsche Organi satie Kunstenaars), welke als zoodanig is erkend door het departement van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen het heeft gemachtigd, mede naar aanleiding van een conferentie met het hoofd van het departement voornoemd, de verdere organisatie op zich te nemen van het Nederlandsche dansonderwijs. Ten einde deze organisatie in korten tijd aan haar doel te doen beantwoorden heeft de N.D.L. een programma van op bouw ontworpen. Voorop zal staan het kunstenaar zijn en de vakbekwaamheid. O.m. zal ingesteld worden een Neder landsch dansonderwijsdiploma zonder welk na een bepaalden termijn geen on derricht meer mag worden gegeven. Het programma van opbouw omvat verderverruiming van de werkmoge- lijkheid voor danskunstenaars, aanvragen voor subsidies, ontwerp examens voor leerkracht in de verschillende hoofd dansvormen met de aan het Nederland sche dansonderwijs diploma te verbinden voorwaarden, overgangsbepalingen betref fende het verleenen van het voornoemde diploma aan reeds langeren tijd erkende vakkundige leerkrachten, maatregelen tot het verwijderen van alle misstanden op dansgebied, een financieringsplan uit eigen kring, instelling van sociale voor zieningen e.d. De heeren L. Groen, J. Wessel en J. de Wind, allen te Amsterdam, alsmede de heer S. Kinsbergen te ’s-Graven- hage, zijn als lid van het hoofdbestuur van den Nederlandschen Bioscoopbond afgetreden. Er zijn dus vier vacatures in het hoofdbestuur, waarvan er drie bezet moeten worden door leden-fikn- verhuurders en één door een lid-ex- ploitant. Het dagglijksch bestuur adviseert den leden, aldus het bondsorgaan, candidaat te stellen voor de drie vaca tures van leden-filmverhuurders van het hoofdbestuur: P. J. Beynes, gede legeerd commissaris der N.V. Golifex te Leiden; ir. mr. B. Koch, directeur van de Internationale Tobis Cinema N.V. te Amsterdam; F. L. D. Streng- holt, directeur van de N.V. Metro- Goldwyn-Mayer Film Mij. te Amster dam. Voorts adviseert het dagelijksch be stuur candidaat te stellen voor de va cature van lid-exploitant van het hoofdbestuur den heer J. M. P. ter Lin den, directeur der N.V. Maatschappij tot Exploitatie van het City Theater te ’s-Gravenhage. penningmeester van de afdeeling Amsterdam van den bond. De verkiezing der hoofdbestuursle den zal plaats vinden in een op Maan dag 29 Juli te houden buitengewone ledenvergadering van den bond. Ook in dit opzicht dat belangrijker is nog dan de uiterlijke verzorging verdient Johan de Meester hulde voor hetgeen hij wist te bereiken, niettegen staande, in het algemeen, het verzen zeggen niet de sterkste kant is van de Nederlandsche tooneelkunstenaars, in het bijzonder de jongeren, en dezen boven dien weinig of geen routine hebben in het gezamenlijk „vondelen" op het too neel. Ware dit laatste anders, dan zou ongetwijfeld een nog grootere eenheid van stijl, een nog toniger en muzikaler harmonie zijn verkregen, dan thans reeds is bereikt, en zou de vertooning hierdoor nog imposanter en boeiender zijn gewor den. Maar te grooter is nu de verdienste van regisseur en spelers, dat zij tezamen de vertolking op een zoo hoog peil wisten te brengen. Ongetwijfeld mogen wij dit voor een groot deel danken aan de voel bare algeheele toewijding, waarmede allen zich aan hun rol hebben gegeven een toewijding overigens, die een onmis bare voorwaarde is om op het gebied der hooge kunst iets te bereiken. Johan de Meester zelf gaf het voor beeld door met een natuurlijk-gemodu- leerde stem en overwogen sobere bewe gingen de tragische rol uit te beelden van Lucifer, God’s stedehouder in het rijk der engelen, in opstand gekomen met zijn ontevreden geesten tegen het gezag van God, die den pasgeboren mensch boven zijn engelen schijnt te bevoorrechten, doch smadelijk de nederlaag lijdend in den slag tegen de aan God trouwe enge lenscharen. Het meest hebben ons getroffen: Bob de Lange, die als Apollion wist te boeien door zijn suggestieve schildering van het Paradijs enz., en, boven allen uit, Caro van Eyck, die verrassend mooi en waarlijk ontroerend declameerde als Ra- faël en een daarbij geheel aanpassend sober spel gaf. Zeer verdienstelijk waren ook Paul Steenbergen (Michael), Richard Flink (een rauwe Belzebub), Jacques de Haas (Uriel), wiens schildering van den slag echter niet voldoende suggestief was. Maarten Kapteyn (Belial), Max Croiset (een door te groote stemuitzetting wat uit den stijl vallende maar temperamentvolle Luciferist). Vera Bondam, die wij zoo vaak bewonderd en hoog geprezen heb ben, kon ons ditmaal met haar op te hui- selijken toon zeggen van de woorden, welke Vondel Gabriel in den mond legt, minder bekoren. Voor het altijd lastige vraagstuk van de rey (der engelen) had de regisseur een gelukkige en eenvoudige oplossing gevon den, waarmee het zeer verdienstelijke verzen-zeggen door Enny Meunier, Adrienne Canivez en Jeanne Verstraete in overeenstemming is (den gebarenden vierden engel hadden wij als overbodig en zelfs storend liever gemist). Uit de ge slaagde gezamenlijke declamatie (ook met de oproerige geesten) bleek duidelijk de zorgvuldige voorbereiding. De première. Zaterdagavond in een goedgevulden Kon. Schouwburg, is een zeer groot succes geworden. Keer op keer dwong het daverende applaus tot open schuiven van het gordijn; het geestdrif tige publiek werd niet moe, regisseur en spelers te huldigen. Johan de Meester, Vera Bondam, Garo van Eyck en Paul Steenbergen kregen bloemen. Het is de eerste maal in de geschie denis van het corps, dat vp deze wijze de hoogste chef richtlijnen gaf aan zijn mannen voor hun optreden ter hand having van de orde en rust. Door middel van een versterkings- installatie werd het gesprokene op de plaat in de verschillende sectiebureaux dusdanig hoorbaar gemaakt, dat groo te groepen tegelijk, hetzij op binnen plaats of wachtlokaal, naar de stem „Bernisse”-bemanning huiswaarts De Nederlandsche ambulance vcor Finland heeft haar werkzaamheden thans beëindigd, zoo meldt de „Crt.” uit Stockholm. Het geheele personeel brengt thans op een eilandje bij Hel sinki een vacantie door, welke min of meer gedwongen is, omdat het perso neel namelijk in de afwachting is van een doorreisvisum naar Nederland. De Finsche regeering heeft haar erkente lijkheid voor het werk van de ambu lance getoond door den leden een reis van tien dagen naar Petsamo aan te bieden. Wat de bemanning van het stoom schip „Bernisse” betreft, deze zou van avond de terugreis naar het vaderland aanvaarden. De „Bernisse” is één van de booten, welke tijdens de oorlogshan delingen in d& haven van Narvik ge zonken zijn. Haar bemanning behoor de tot het zeeliedentransport, dat de wijk naar Zweden heeft genomen. Se dertdien heeft zij te Stockholm ver toefd. Rede mr. Linthorst Homan Na een korte inleiding van den voor zitter van „Brabantia Nostra” den heer dr. Frans van der Ven, sprak mr. Linthorst Homan over „De na tionale waarden in de „Groninger Ge meenschap”. De stichting „De Groninger Ge meenschap” is in begin 1939 opgericht ter bevordering van het saamhorig heidsgevoel en van het nationaal be sef in de provincie Groningen. Haar werk ligt voornamelijk op sociaal ge bied, haar voornaamste daden waren het houden van de Groninger dagen voor beter onderling begrip tusschen landbouw, industrie en handel. Voorts verrichtte de Groninger gemeen schap cultureel werk voor de werkver- schaffingskampen, voor O. en O., en ander mobilisatiewerk en tenslotte trachtte zij na de oorlogsdagen de so ciale krachten in de provincie Gro ningen samen te brengen. Indien men de nationale waarden hiervan wil nagaan, dan vrage men zich dus af, in hoeverre „sociaal l werk” en „provinciaal werk” natio naal werk mogen heeten. Sociaal werk heeft zijn nationale waarde te danken aan den band, welke het legt tusschen de landgenooten, die als christenen in naastenliefde eikaars lasten dragen. Deze waarde is echter slechts dan aanwezig, wanneer de werkers de consequenties ook aanvaarden in dien zin, dat zij sociale verbindingen na streven, waar die noodig zijn. Sociaal werk uit oppervlakkige vriendelijk heid van boven naar beneden uitge strooid is onwaarachtig. Diep en eerlijk sociaal onderzoek, ge volgd door zelfcritiek kunnen goed werken, niet alleen door binding in de bedrijfsgroepen en tusschen de be drijfsgroepen onderling, maar ootf door binding tusschen de godsdiensten. Het streven naar verdwijning der zoogenaamde klassentegenstellingen brengt nationaal allen bijeen voor ge- zamenlijken arbeid voor allen, die lee- ren, dat de nationale plichten je gens de maatschappij voor de rech ten gaan. De „buitengewesten” zijn diep doordrongen van de groote waar den van de vruchtdragende liefde voor het eigen gebied. De rijke historie en het innige volkseigene spreken hier krachtig en onmiskenbaar. Zou ons land deze territoriale rijkdommen verwaarloozen, dan zou het zijn bron nen verdrogen. Ook practised is het provinciaal gebied zoo uitermate ge schikt voor kloek werk: het is niet klein en niet onoverzichtelijk groot. Indien echter dit werk zou vervallen in regionaal chauvinisme en sepera- tisme, dan zou het moeten worden tegengegaan. Ook hier moet het na tionale geheel door kleinere worden geschraagd, niet leeggezogen. Provin ciale verscheidenheid gelde echter niet op politiek gebied: politieke werkzaam heid door de federatie van gewesten zou funest zijn, dat weten wij maar al goed. Het is van het grootste belang, dat deze gemeenschappen, ofschoon ver scheiden, toch samen een eenheid vor men en geen individualisme kweeken. Een van die gemeenschappen is de gemeenschap van het gewest. Nu staan wij zei spr. aan het einde van de individueele periode en voor den opbouw van een nieuwen tijd, die staan zal in het teeken van het offer. De nieuwe tijd vraagt van de Bra banders een sterkere gewestelijke waarde van het fundament van het gemeenschapsleven, ook van de tradi tie dpr eigen verbondenheid en van de verbondenheid met het overige Ne derland. Brabant is bereid de ge vraagde offers te brengen, verant woordelijkheid te dragen en diensten te geven in het belang van Nederland. Hoewel het Nederlandsche volk zijn staatkundig apparaat heeft verloren, heeft het zijn eigen traditie, eigenwaar de en eigenheid behouden. Toegezegd is, dat ons karakter niet zal worden geschonden. Dientengevolge zal echter moeten blijken, dat ook het Brabant- sche deel van het Nederlandsche volk in staat is, zijn eigen cultuur den eigen, dus den nationalen aard te bewaren. Hiertoe riep de heer de Brouwer ten slotte allen op. Dr. F. van der Ven sprak een dank woord. Met het zingen van het zesde couplet van het Wilhelmus werd bijeenkomst gesloten. van den heer van der Meij konden luisteren. Voor het bereiken van het geheele personeel waren enkele dagen noodig. Wij zijn op een der bureaux gaan luisteren en konden inderdaad consta- teeren, dat het gesprokene indruk maakte. Duidelijk klonk de zoo beken de stem van den corpschef in de „wacht”. Het was of hij tot een ieder afzonderlijk sprak en juist dit schiep de vertrouwelijke sfeer. Waar het hier ging om een zoo bijzondere bood schap, waarin nog eens duidelijk de taak van den politieman belicht werd, zou zonder twijfel een schriftelijke or der niet hetzelfde effect bereikt heb ben, als nu de stem van den Hoofd commissaris zelf. Op de fotoOp de binnenplaats van een der sectiebureaux luisteren de mannen naar de woorden van hun chef. Het concert, dat Zondagmiddag door het Residentie-orkest onder leiding van den dirigent Otto Glastra van Loon in de Kur- zaal werd gegeven, werd met de Ouver- ture „Anacreon” van L. Cherubini ge opend. Het is één der prachtige werken van dezen toondichter, welke ons doen be- 1 grijpen, dat niemand minder dan Beetho ven Cherubini boven al zijn tijdgenooten stelde. De samenspraak tusschen verschil lende instrumenten in de inleiding is ge niaal gedacht, de sonoriteit, warmte en volheid der klank zijn elementen, die van een meesterhand getuigen. Een voortreffe lijke vertolking vol spanning en bezieling werd van ons van deze ouverture gege ven. J. S. Bach’s „O Mensch, bewein dein’ Sünde grosz” werd vervolgens in een be werking voor strijkorkest van M. Reger ten gehoore gebracht. Lang niet alle Bach- bewerkingen van Reger zijn zoo gelukkig uitgevallen als deze. De nederige overgave en de rust van het vertrouwen uit het mu zikaal gegeven werden niet verstoord door de eigenaardige overladenheid, welke de oorspronkelijke scheppingen van den be werker kenmerkt. Het is vol hoogste wij ding gebleven, hetgeen uit de sublieme vertolking op Zondagmiddag, waarmede een machtige stemming werd geschapen, is gebleken, gen extra woord van lof voor Otto Glastra van Loon voor zijn prestatie is hier overigens op zijn ülaats. Het orkest ontving een aandeel in de gebrachte hulde. Na de pauze volgden als orkestwerken: Peer Gynt Suite no. 1 van E. Grieg en de Ouverture „Fra Diavolo” van Auber. Fraai, verzorgd spel werd met Grieg’s compositie geboden. Met de bijzondere harmonische vondsten, waaraan deze mu ziek rijk is, zijn aardige effecten te berei ken. Dat deze klankbeelden, ondanks rake schilderingen, echter een flinke dosis na ïveteit bezitten, welke zich des te sterker manifesteert, naarmate men ze meer hoort, is zeker. De stemming van het tweede ge deelte, Ases Tod, was in deze uitvoering echter zuiver en waarachtig Als solist trad de cellist Henk Berg hout ten tooneele. Deze kunstenaar, die zijn cello-onderricht van wijlen den beken den paedagoog I. Mossel en den leeraar van het Kon. Conservatorium voor muziek, dr. C. L. Walther Boer ontving, heeft bij vorige uitvoeringen getoond een open oog te hebben voor de gevaren, welke de cello als solo-instrument voor de toekomst be dreigen. De cello-literatuur is namelijk klein en groeide in den loop der jaren niet in gelijke mate als die, der overige instru menten. Henk Berghout komt de eer toe, juist de minder bekende werken voor cello zooals de concerten van Roussel en Grae- ner, ten gehoore te hebben gebracht en daarmede pogingen te hebben gedaan het concertrepertoire voor zijn instrument uit te breiden. Ook ditmaal had hij met het Cello-concert in D.gr.t van L. Boccherini een geenszins overbekende compositie ter vertolking gekozen. Om de thematische vondsten is dit werk van den vruchtba ren toondichter onze volle belangstelling waardig. Met een glansrijken vollen toon heeft Henk Berghout zijn muzikaal gege ven op sensitieve en toch buitengewoon wilskrachtige wijze voorgedragen. Knap werd het Allegro vivo daarbij geaccentu eerd. Uit de beheerschte streek en het fraai vibratto bleek bovendien, dat deze cellist een uitmuntend instrumentalist en vakman is. Een langdurige applaus-hulde getuigde aan het einde van groote pu blieke ingenomenheid. KAMERMUZIEK IN HET MAURITSHUIS. In de serie concerten, welke In de groote zaal van het Mauritshuis worden gegeven, concerteeren tot en met Woens dag a s. Coos van Heusden (klavier), Mau rice von Ferrier (viool), Jan Kras (alt viool), Cornells Preuyt (violoncel). Zij brengen werken van G. Ph. Telemann. W. A. Mozart en Gabriel Fauré ten ge hoore. I -■■■Ath i ïfr,,., t. Op het Mozart-concert, dat gisteravond door het Residentie-orkest onder leiding van Carl Schuricht in de Kurzaal werd gegeven, trad een landgenoot, de jonge violist Wilem Noske, als solist ten too neele. Het Vioolconcert no. 4 inD gr. t. (K.V. 218) van den Salzburger meester werd door hem vertolkt. Sinds deze kun stenaar het vorig jaar in dezelfde groo te zaal in Scheveningen optrad en zijn succesvolle tournees door de Vereenigde Staten van Amerika en Roemenië maak te, is hij wel enorm vooruitgegaan. Wij kunnen thans zeggen, dat Willem Noske ook in artistiek opzicht de kinderschoe nen is ontwassen. Het geestelijk rijpen is daarmede dus volkomen natuurlijk hand in hand gegaan met het opgroeien en ontwikkelen van kind tot jongeman. Met dit al is thans gebleken, dat Willem Noske niet direct een „wonderkind" is geweest, indien wij in tegenstelling tot den regel, welke bij het „groote" publiek geldend is, het „wonder” niet bepalen naar deze of gene verbazingwekkende notenproductie, waarvoor het arme kind meestal slachtoffer heeft moeten zijn, doch den maatstaf aanleggen naar artis tieke prestaties. Wij wenschen namelijk diè genieën slechts als wonderkinderen te beschouwen, die, zooals Mozart. Yehu di Menuhin e.a. reeds op zeer jeugdigen leeftijd geestelijke hoogten hebben be reikt, die zij zelf later niet meer konden overschrijden. Hoe het ook zij, Willem Noske is thans een volwaardig violist. Van artistieke cultuur èn van technische ontwikkeling getuigde tenminste gister avond zijn Mozart-vertolking. Zijn spel was glansrijk, warm, tintelend en edel. Zijn voordracht, waarin zich een roman tische inslag deed gelden in het Andante cantabile, was gevoelig en natuurlijk als die der kunstenaars, welke, levend op aanzienlijk geestelijke hoogten, zich vertrouwd gevoelen met de scheppingeti der groote toondichters. Bloemen en een langdurige applaus-ovatie waren de dankbetuigingen van de talrijke aan wezigen. Als orkestwerken vermeldde het pro gramma: „Eine kleine Nachtmusik” en de Symphonic no. 35 in D gr. t. (K.V. 385). De onderlinge gelijkheid der in strumenten zou bij de uitvoering der eerstgenoemde composities nog grooter hebben kunnen zijn. Het is echter moge lijk, dat wij onze eischen in dit opzicht te hoog hebben gesteld. Een uitvoering welke ons jaren geleden door de Berli ner Philharmonic onder Wilhelm Furt- wangler van dit werk werd geschonken, is daar dan schuld aan. De smaakvolle voordracht vergoedde o.i. echter veel. Geslaagder was de vertolking van de Symponie in D-dur. Doorzichtig, levens krachtig Mozart-spel was het. dat de aanwezigen enthousiast stemde. Een lang durige ovatie heeft men dirigent en or kest dan ook gebracht. Bij het Christelijk Nationaal Vak verbond, de Nederlandsche Vakcen trale en het R. K. Werkliedenverbond zullen door den Rijkscommissaris be noemde contactcommissarissen regel matig overleg met de besturen plegen en de werkzaamheden van de organi saties van dag tot dag kunnen volgen. Naar de N. R. Crt. aan een brief van een der genoemde verbonden aan de aangesloten vereenigingen en vakafdee- ingen ontleent, is het de bedoeling van den Rijkscommissaris beter dan tot dusverre op de hoogte te zijn met wat er in de centrales en de aangesloten bonden gebeurt. De verbonden zullen in hun werkzaamheid ten bate van hun leden in geen enkel opzicht worden belemmerd, zoo is den besturen van Duitsche zijde meegedeeldde be sturen zullen de leiding houden en alles blijft normaal functionneeren. Het bovenstaande betreft slechts de drie genoemde centraleszooals men weet is voor het N.V.V. een beheerder aangesteld.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 3