mini DE KNIEVAL Van de Boekenplank VAN DE dood Vijftig jaren na zijn Woensdag 24 Juli 11940, No. 117628. b.2 p.3. Zelfportret van Vincent van Gogn bandschap te Nuenen door Vincent van Gogh. jarenfctf’g mroonte van me, «een praatje te rfen slager pialen vei armoedag dat er maar was. Uitg. op bijna twintig jaar op het was er veranderd in die was gebleven. Anna deed ding en bleef de baas. Het was toen eens op een winter avond, dat de sneeuw een paar voet hoog lag, dat Anna de boekjes een beetje liet liggen en met Slot en mij een paar de boekjes Zoo voelde a!s alw( Spa: ^tietje, 'dat rond honderdje op de i was gekomen of een - gaf meer rente, dan het arme Brabantsche land, ontstaat die lange rij verbeeldingen van het boeren en weversleven in al zijn naakte armoede geschilderd (het meest bekende hiervan is ,,de aardappeleters” in het Stedelijk Mu seum te Amsterdam). Elk romantisch waas ontbreekt, slechts de harde werke lijkheid staat hier voor ons. Zelf schrijft hij van de .aardappeleters”: ,,het is uit het hart van het boerenleven”. Eind November 1885 vertrekt hij naar Antwerpen, vanwaar hij Februari 1886 hij zijn broer Theo in Parijs intrekt. Hier vol treft zich een groote verandering in zijn schilderwijze Door bemiddeling van Theo (die kunsthandelaar was) maakte hij ken nis met het werk van de impressionisten (Monet, Pissarro, Degas) en der neo-im- „Der Sprach.Brockhaus”, Deut. sches Bildwörterbuch für jedermann. Vierte, verbesserte Auflage Uitg. F. A. Brock- haus, Leipzig. Wie behoorlijk Duitsch leest, kan van dit woordenboek ontzaglijk veel plezier in den smaak te vallen. Wie' hier houdt kan in dit verhaal romantiek 1' sche prins Renee de Ramaran wordt liefd op Valerie Ransome, hij ontvoert :ij weet te ontsnappen. Dit spelletje herhaalt zich nog. eenige keeren, totdat 1 samengesmolten Corry Kroesën. LETTERKUNDIG bijblad Vom Endlichem zum Unendlichem, Peter Lippert S.J. Uitg. Herder Freiburg im Breisgau. Uit het werk van den katholieken geeste lijke wijlen Peter Lippert S.J. heeft Jozef Kreitmaier S.J. twee bundels bijeenge bracht. De eerste verscheen onder den titel „Aufstiege zum Ewigen”. Deze twee de bestaat hoofdzakelijk uit artikelen, welke tusschen 1916 en 1936 in „Stimmen der Zeit” zijn verschenen; de meeste da- teeren echter van 1933 en later en zijn dus vrij recent. Men leert er den auteur uit* kennen als een zeer vast in het katholi cisme gewortelden geest (bijv, in de hoofd stukken „Als onze dooden opstaan”, „De geloovige mensch” en „Het Evangelie van het Kind”), die zich echter geenszins af gekeerd heeft van de waarden en proble men, die het leven den tegenwoordigen had zwaren maakte. Anna je krijgt het ie twee kostgangers na Niks te druk, ik heb genoeg voorloopig hèhad --1 eVen hadden haar oogen -f geknipperd achter de langzamerhand worden zijn schilderijen lichter van toon. Niet, dat ze daardoor vroolijker worden, ook het licht en kleur dienen slechts om de werkelijkheid te onthullen. Twee jaar werkt hu in Parijs en omstreken, maar dan gaat de groote stdd hem benauwen. Hij wordt onrustig en nerveus. Op raad van Theo vertrekt hij naar Arles in Zuid-Frankrijk. Verrukt van het heerlijke, felle licht gaat hij hard aan den arbeid, echter zooals steeds, weet hij geen maat te houden. Het onafgebroken werken in de felle zon, ge- voegd bij zijn, door zijn zonderling op treden en uitzien veroorzaakte en steeds toenemende eenzaamheid, brengen hem tenslotte uit zijn evenwicht. Het samen wonen met den schilder Gaugnin, dien hij, begaan met zijn geldzorgen, uitge- noodigd heeft, bij hem in te trekken, maar wiens andere aard Vincent slechts prik- kelt, maakt de maat vol. 23 Decenriber 1888 snijdt hij zich een oor af, en wordt in het ziekenhuis te Arles opgenomen. De gees telijke inspanning van zooveel jaren was eindelijk het lichaam, door de vele ontbe ringen totaal verzwakt, te machtig ge worden. Er volgen maanden in het zie kenhuis te Arles, waarin Vincent lang zaam zijn evenwicht herwint. Als hij ech ter uit het ziekenhuis ontslagen, weer zun oude huisje betrekt, wordt het leven hem weldra door kwellerijen van zijn buren zóó ondragelijk gemaakt, dat hij het hier niet langer kan uithouden en na eenige overleg laat hij zich in het zenuwgesticht te St Rériy opnemen. Hier ontstaan ver schillende schilderijen, die mede tot het ontroerendste behooren, wat de mensen heid heeft weten voort te brengen. Niet tegenstaande al het menschelijk lijden, dat Vincent heeft» moeten doormaken, spreekt uit deze werken een vertrouwen in de schepping dat ons, als wij er ons voor open stellen moed en hoop voor de toe komst geeft. Mei 1890 verlaat hij St. Remy en vestigt zich te Anvers sur Oise, onder het wakend oog van den schilderenden geneesheer van dit plaatsje, dr. Gacnet Dan, 27 Juli geeft hij den strijd op. Een revolverschot verwondt hem en 29 Juli overlijdt hij aan de gevolgen. Hij werd begraven op het kerkhof te Anvers sur Oise Zes maanden tevoren was er voor het eerst een artikel (Van Aurier in de Mer cure de France van Januari 1890) ver schenen, dat van begrip en waardeering voor zijn kunst blijk gaf! „Der Pomeranzenzweig”, van Martin Raschke. Paul List Verlag, Leipzig. Men kan ook te actueel willen zijn. Mar tin Raschke, een jeugdig dichter uit Dresden, gebruikt in bovengenoemde vertelling den Poolschei, veldtocht van 1939 om ons een variant te geven op het oude thema: de man tusschen twee vrou wen. De vliegenier Hubert Wiedemann keert gewond en onbruikbaar voor den dienst naar huis terug, naar zijn broer Lorenz, die in zijn kweekerij van geneeskrachtige en zeldzame planten een rustig bestaan leidt. Als Lorenz zich als vrijwilliger meldt, gedreven door de overtuiging: „een van ons beiden moet altijd soldaat zijn”, gaan de harten van de eenzame kinder. looze vrouw en den zwager naar elkaar toe. Zooals bij een „Pomeranze” (oranje appel) de bloemen ontluiken terwijl er zich reeds vruchten aan bevinden, kiemt in haar de begeerte tot haar zwager naést de liefde tot haar man. Een dergeiijk con. flict kan alleen tragisch eindigen: beiden maken een eind aan hun leven. De aankondiging van den uitgever op het schutblad, die spreekt over de adem beklemmende kunst van den auteur, kun nen wij onmogelijk beamen. Hoe de Radjah haar liefde won. Vere Lock wood. J. Philip Kruseman, alhier. Verhalen uit het Oosten schijnen nogal in den smaak te vallen. Wie hier van houdt kan in dit verhaal romantiek en liefde naar hartelust vinden. De Ooster- sche prins Renee de Ramaran wordt ver liefd op Valerie Ransome, hij ontvoert haar, zij weet te ontsnappen. Dit spelletje herhaalt zich nog eenige keeren, totdat de twee steenen harten samengesmolten zijn door de eeuwige vlam der liefde De vertaling is van Corry Kroesen.’ Zijn roem zou echter onvergetelijk wor den door zijn voorspellingen over de toekomst van de wereld. Deze voorspeL lingen werden in tien maal honderd kwatrijnen vierregelige verzen vast, gelegd. Deze „Centuries” in 1555 versche nen, baarden zeer veel opzien. Gemakke lijk om te lezen zijn zij niet. Veelal drukt Nostradamus zich duister uit, in een woord en beeldkeus, die alleen voor ingewijden en wetenschappelijk onderlegde personen begrijpelijk waren. Zijn voorspellingen maakten dan ook vaak het onderwerp uit van vele diep, gaande studies. Dr. de Fontbrune heeft deze verzen uit gelegd Het eerste deel van het boekje bevat een aantal voorspellingen, die in de afgeloopen vierhonderd jaren in vervuL ling zijn gegaan. Zoo werden door Nostra, damus o.m. de vliegmachine, de duikboot, de luchtoorlog, schuilkelders en de Vol kenbond voorspeld. Ook het optreden van Napoleon en de opkomst van een „Groote” in dezen tijd, waarmede dan kennelijk Hitler bedoeld is, wist hij te voorzien In zijn profetieën, die tot 3797, dus over een tijdvak van 2400 jaren loopen, voorspelt hij het einde van de heerschappij van het Britsche eilandenrijk en toenemende macht van Frankrijk. De heerschers der zeeën zullen een nederlaag lijden als nim. mer te voren. „Les vrayes Centuries et propheties de Maistre Nostradamus” is een interessant boekje, dat keurig verzorgd werd uitge geven. Een portret van Nostradamus door zijn zoon en een origineele titelpagina van de Amsterdamsche uitgave van 1668 zijn hierin afgedrukt. „Katrientje", Rie Cramer. G. B van Goor Zonen’s Uitg. Mij. Rie Cramer vertelt van het zieke Ka- trientje, dat een wedstrijd houdt in het laten bloeien van plantjes, en naar Heide huisje gaat om flink op te knappen. Een - k - niemendalletje van een verhaaltje, maar stralende ster. Fritz Steuben. zoo aardig verteld, dat de kleinen er zeker rL o-n r,- _.vS-_ schik jn moeten hebben. De schrijfster ver zorgde het verhaal met teekeningen op de zelfde vlotte wijze. „Heilig Pietje de Booy", door Herman de Man. Em. Queri- do, Amsterdam. Herman de Man schetst in „Heilig Pietje de Booy” het leven van een on- noozele, die als stekeltrekker gelegenheid te over heeft om te mediteeren over God en den Heer en al vaster en vaster wor telt in een waarachtige Katholieke ge loofsovertuiging. Deze Pietje, die nau welijks tot drie kan tellen, die lezen noch schrijven kan, is soms merkwaardig hel- der i,Yau geest ,In z*jn kinderlijkheid maakt hij opmerkingen, die groote men senen beschaamd zouden zetten. Hij groeit op tot man en ook dan wordt zijn on nozelheid misbruikt om hem te laten trouwen met een meisje, dat een vader voar haar kind behoeft. De roman is van een primitieve vroom- „ua waarnaast een zekere rauwheid van uitdrukking en beschrijving soms vreemd ?nnh£eti’ B,e*leze[ wordt weer ««bracht in het land tusschen Lek en IJsel, waar de schepper van vele streekromans bij zonder thuis is. „1940. Junge deutsche Prosa", Wolfgang Weyrauch. Uitg. F. A. Herbig, Berlin Grünewald. Deze bundel wil een overzicht geven van het proza van een 25-tal Duitsche schrijvers, die bijna allen in deze eeuw zijn geboren, dus tusschen de 30 en 40 jaar zijn. Natuurlijk zijn deze bijdragen zeer ongelijk van waarde; de meeste zijn te kort om een scherp omlijnd beeld van den auteur te geven; bovendien is het meeste werk niet uitgebalanceerd, niet voldoende bezonken. Wie uitziet naar de talenten van morgen, vindt hier keus. „Bildnisse berühmter Grie. chen”, „Christus in der spa- tantiken Plastik”, Friedrich Gerke Uitg. Florian Kupfer. berg Verlag, Berlin. Wie belangstelt in de wijze, hoe de beeldende kunstenaars de grooten en wij zen van hun eigen volk, boven den Groot ste der Grooten, Christus, gezien, beter kan men zeggen, geschouwd hebben, moet van bovengenoemde boeken kennis ne men. Het eerste geeft ons in 52 afbeeldingen, waaraan 52 bladz. tekst, welke aan strenge wetenschappelijke eischen voldoet, vooraf, gaan, reproducties van de beeltenissen der Grieksche geestelijke heroën. Het tweede laat ons Je visie op de Christusfiguur zien in de eerste eeuwen van onze jaartelling. We zien Christus als leeraar, b.v. bij de Bergrede, we zien hem als wonderdoener, als hij Lazarus en het dochtertje van Jaïrus opwekt en ook als triomfator. De origineelen waren afbeeldingen op L-„1 J_.i Romeinschen tijd, ivoren beeldjes, ook zelfs een houten deur van de basiliek S. Sabina in Rome, alles werk dat tusschen 280 en 400 is ontstaan. Gaarne willen wij deze naar vorm en inhoud waardevolle boeken warm aanbe velen. deelde hij mede in haar vreugde I maar bedacht in stilte, dat dat patroon zijn van hem nog wel een jaartje of wat in de toekomst zou liggen. Toen gebeurde er plotseling iets, dat beslis- 1 send werd. Anna had een oom, een boer, een stoeten, gezonden kerel, die vroeg weduwnaar was geworden en nooit was hertrouwd. Een oude nicht van hem, die altijd in het boerenbedrijf 1 had gezeten, had de plaats van de boerin ingenomen. lederen zomer be- zochten Anna en haar man hem en kwam ook de boer een Zondagje over. En na een gevatte koude, welke hij verwaarloosd had en welke in long ontsteking was overgegaan, stierf de boer. Zelden waren Anna en haar man zoo ontdaan geweest, als op dien dag, dat het telegram kwam en bij de be grafenis was het dit flinke vrouwtje bijna te machtig geworden. Aan oom had ze immers de pretjes uit haar kin derjaren te danken gehad. Hoe goed was hij steeds geweestMaar geheel beduusd had ze bij den notaris gestaan, die haar mededeelde, dat oom haar met een mooi legaat had bedacht meer was het dan Anna met al haar zuinigheid ooit bijeen zou kunnen garen. Een half jaar na ooms onver wacht verscheiden, had Slot een mooie en moderne slagerij op het dorp ge opend met één knechtje, Nardus ge- heeten, die in het dorp het plafond- engeltje werd genoemd, omdat hij iets babyachtigs over zich had. Bij de opening was er nog een tweede knechtje geweest, een neefje van Slot, Piet, een brave jongen. Maar Anna had hem er na een paar weken netjes uitgebon jourd, omdat hij bij het gehakt draaien niet naar zijn werk keek maar naar de dochter van de overburen, die bovendien geen klant van Slot waren. Van het begin aan was het hard wer ken geweest voor man en vrouw, maar het was gegaan en nu zaten ze dan al dorp. Veel jaren, veel de boekhou- ritistische verschijnselen (hij behandelt hoofdzakelijk het schrijvend en sprekend medium) zóó te zeven, dat uit het vele kaf van bewust of onbewust bedrog, te lepathie, helderziendheid enz. de enkele zuivere goudkorrels te voorschijn komen. Uit het overvloedige materiaal trekt hij de volgende conclusies: Dat de op de séances zich aankondigende geesten zon der meer de persoonlijkheden zijn waar voor zij zich uitgeven is niet aannemelijk. Wel acht schrijver spiritistische beïnvloe ding der séance-resultaten door geesten van overledenen bewezen. Daarmede meent hij, dat waarschijnlijk gemaakt is, dat het voortbestaan aan gene zijde van het graf als een bewust en intelligent le ven dient te worden opgevat, waarbij de overledene na den dood in het bezit blijft van al zijn vroegere aardsche kennis en herinnering. „Olli Fant uit Poppelo”, Phiny Dick. G. B. van Goor Zonen’s Uitg Mij. alhier. Phiny Dick schrijft en teekent voor kin deren, een combinatie, welke meer en meer in gebruik raakt, (o.a. Roggeveen, Rie Cramer). En het is beide lang niet onver dienstelijk. Het verhaal voor de kleuters is vol fantasie Een olifant en een neger (scheppingen van het Oude Mannetje) kunnen het in Poppelo niet uithouden en gaan op reis naar Afrika, een reis, die niet volbracht wordt en eindigt met een terug keer. Tal van dieren spelen in dit fleurige boek een aardige rol. „Praatjes en plaatjes van de sol daatjes”, H. Meulenhoff, Amster dam. Herinneringen aan den soldatentijd. Paul Guermonprez heeft ze naarstig verzameld. Grapjes over vroeg opstaan, over de rats en de kuch over den dienst en wat al niet meer. Soldatenhumor in een klein boekje, in beeld gebracht door Wim Overbeek, met hier en daar ook nog een beetje theorie. Bovendien zijn er nog eenige bekende liedjes in opgenomen, liedjes, die populair waren, doch nu bijkans vergeten zijn. „Veronica”, door Emmy van Lokhorst. Nederlandsche Keurboekerij, Amsterdam. De boeken van Emmy van Lokhorst ge tuigen steeds van een ernstigen kijk op het leven. Zij kent het jonge meisje en als zij thans in een meisjesroman zoo’n jong meisje beschrijft, is het niet in dien gemakkelijken, vlotten stijl, die vaak zul ke boeken kenmerkt. Veronica, de eenzame professorsdochter, die haar moeder mist, is geen meisje dat zich gemakkelijk aansluit. Haar aard is stil en teruggetrokken, tot zij contact krijgt met een vroolijk stel vriendinnen, die haar uit haar geestelijk isolement verlossen, waarna vanzelfsprekend ook hij komt, waarmede zij het verdere leven in zal gaan. field k\vr jy. met niaa)6 dat het niet fijn vond een- Patroon te zijn. maar om je er nu ^uk over te maken, nee, zoo nij het nou ook weer niet. En na hem trotsch vertelde, dat er ia_, een r°nd honderdje op „-..ank bij was gekomen of HAAGSCHE courant thee kwam drinken. Ik kon het heusch niet helpen, dat ik haar zoo plaagde Is de belangstelling voor je optel- lerij bevroren Ze lachte maar wat en schonk een versche kop thee in. Ik heb het koud vandaag en ik ben altijd een beetje loom met sneeuw- weer Ja, ja, lachte Slot, maar toen ze jong was niet, want ze heeft in de sneeuw een knieval voor me gedaan. Ziet u mijnheer en toen dacht ik zoo, dat dat bijdehande meisje wel erg veel van me moest houden en toen heb ik haar maar gevraagd Je maakt weer heel wat praatjes hoorzei het kleine wijfje, maar ik zag, dat ze lachen moest. Zeg Slot, vertel me dat nu eens, heeft Anna voor je geknield Wis en waarachtig, mijnheer en onder getuigen, er waren vier mans kerels bij en zonder blikken of blozen knielde ze voor me neer in de sneeuw Anna met het potlood achter haar oor en de guitige oogen achter de brilleglazen zei Geloof maar niet alles, mijnheer doch ik zag, dat ze het zelf leuk vond. Kijk mijnheer, vertelde Slot, ik was toen nog knecht, mijn baas had er drie en we waren druk bezig op dien dag, dat de sneeuw zeker een meter hoog lag. Daar stopt aan den overkant een auto met zoo’n bleek juffie erin, dat schaap koopt wat bij den banketbakker over ons en wil weer wegrijden, maar ze had zoo stom die auto aan den kant gezet dat zij mid den in de opgehoopte sneeuw van het trottoir, welke daar heengeveegd was, stondgeen wikken en verwegen, de auto stond en bleef staan. Dat juffie werd zenuwachtig en wij, de drie sla gersknechts en een groenman, die net passeerde en de banketbakker, aan het opduwen, maar die wagen stond of hij vastgemetseld was. En daar komt Anna bij den kruidenier uit, daar was ze winkeljuffrouw en zoo met d’r witte jas aan tusschen de manskerels in, meeduwen, duwen, je had die meid moeten zien en ineens, daar schiet de auto los, maar op hetzelfde oogenblik lag Anna op haar knieën voor mij in de sneeuw Iedereen moest lachen, zij zelf het meest. Nou, mijnheer, ik heb d’r opgeraapt en ziet u, dien dag heb ik een rib verkeerd uitgebeend, van wege de absentie van mijn gedachten. Je kan maar aan één ding tegelijk denken hèEn Anna zat in mijn kop en in mijn hart. U weet hoe dat gaat, mijnheerwe waren zes weken later verloofd en na een jaar getrouwd en dat zijn we nog, zooals u weet en dat hopen we nog lang te blijven. Want behalve dat ze de baas is, is het een beste vrouwbesloot Slot Nou, ik heb het ook best met mijn baas getroffen, mijnheer, daar niet van, maar ik heb toch nooit meer een knieval voor hem gedaan in de sneeuw! lachte ze en vulde de theekoppen op nieuw. Als mensch en kunstenaar kende hij maar één opgave: eerlijkheid. Met Vincent van Gogh ging 29 Juli 1890 één der merkwaardigste menschen van den modernen tijd na een kort, maar hevig be wogen, leven heen. Het was het leven van een man, die, niettegenstaande alle moei lijkheden, slechts één ideaal voor oogen heeft gezien, die alle ontberingen welke een mensch opgelegd kunnen worden, ge dragen heeft, om trouw te kunnen blij ven aan dit ideaal: de eerlijkheid. Vele jaren na zijn dood zal hij beroemd worden en door de wereld gehuldigd als één van haar grootste schilders. Hoe heeft Vincënt tijdens zijn leven gesnakt naar wat erkenning, niet om der wille van den roem, maar omdat hij zich een apostel voelde^ die de waarheid moest verkondi gen. En steeds weer opnieuw poogt hij naar zijn opvatting van de waarheid te leven, haar te ontdoen van alles wat haar kan onttrekken aan het hart en het oog der menschen. Als hij, van 1869 tot 1871 in den kunst handel jverkzaam, zich onbevredigd voelt, ontwaakt, na een lange worsteling met zichzelf, een diepe godsdienstigheid in hem. Hij verlaat den kunsthandel en gaat te Amsterdam theologie studeeren, om, als zijn vader, dominee te worden. Maar de weg is te lang en Vincent, verlangend naar onmiddellijk contact met de mensch- heid, verlaat Amsterdam en krijgt een aanstelling als prediker in de Borinage (1878). Hier werkt hij onder de toen in namelooze ellende verkeerende mijnwer kers, leeft als één der hunnen en geeft al zijn bezit weg, om, waar mogelijk, den nood te lenigen. Dit is echter niet naar den zin van de Kerkcommissie en midden 1879 krijgt hij ontslag. Hij blijft in de Borinage wonen en tracht zijn werk voort te zetten. In dezen tijd rijpt dan langzamerhand het besluit om schilder te worden. Reeds vroeger had hij geteekend en reeds zeer vroeg zijn de brieven, die hij naar zijn ouders en zijn broer Theo stuurt, ge- illustreerd met teekeningetjes. Zijn bui tengewone bescheidenheid (die hem later doet schrijven: „ik ben artist, wat vanzelf sprekend in zich sluit de beteekenis van altijd zoeken, zonder ooit volmaakt te vinden” maakt hem het besluit moei lijk. Hij twijfelt aan eigen kunnen en toch, zoo graag wil hij de menschheid die nen en troosten. Maar eindelijk is zijn besluit genomen en hij gaat, vol vertrou wen in zijn roeping, aan het werk. In het najaar vertrekt hij naar Brussel en van daar naar de pastorie van zijn vader m Etten. Hij teekent veel tezamen met zijn vriend van Rappard. Een ongelukkige liefdesgeschiedenis drijft hem naar den Haag en daar, er aan wanhopend ooit ge hoor voor zijn liefde te vinden, raapt hij een zieke vrouw met haar kind van de straat op en neemt ze bij zich in huis. De brieven vertellen ons, welk een mar teling het samenleven met deze vrouw, die ontoegankelijk was voor den schat van liefde, die Vincent aan haar verkwistte, voor den fijngevoeligen man was. Twee jaar lang duurt het verblijf in den Haag. Uit dezen tijd stamt de teekening „Sor row”, waarvoor „de vrouw” hem model zat, wellicht de diepste verbeelding van menschelijke schamelheid en nood. In het najaar 1883 gaat hij alleen naar Drenthe; in December van hetzelfde jaar trekt hij naar Nuenen, waar zijn vader intusschen beroepen is. Hier brengt hij zijn twee laatste Hollandsche jaren door. Daar, in was het een-vaste ge- om op Vrijdagavond gaan maken bij Slot, van het dorp. Hij had meer- trkondigd, dat Vrijdag zijn was en dat hij heel blij was, één Vrijdag in elke week Want in het overwegend Katho lieke dorp, was de omzet op dien dag niet groot. Dus sloot Baas Slot, zooals we hem nu eenmaal noemden, Vrijdags pjn zaak maar wat vroeSer. Zonde van het licht, dat je in den winkel poet verbruiken mijnheer, had hij wel- eens gezegd, je legt er op toe Nou, nou 1 was mijn antwoord, lachend gegeven, morgen is het weer een goudmijn voor jeSlot had dan gelachen en wijselijk gezwegen. Als ik jn de gezellige woonkamer van het echtpaar Slot zat en een pijp had op gestoken, schonk zijn kittige vrouw ons een kop thee in en ging dan aan het groote bureau zitten om de boekjes jn te vullen, de weekrekeningen uit te schrijven of aan wanbetalers als die er tenminste waren een vriendelijk inaanbriefje te pennen. Ik heb me vaak verbaasd, hoe vlug en handig dat kleine vrouwtje de pen hanteerde, ze schreef met electrische vaart en kon vliegensvlug optellen, en wist altijd den juisten toon te treffen, als het er op aankwam, een vleescheter, die wat lui van betalen was, een kleine herinne ring te zenden, dat een slager ook leven moet van meer dan van de lucht alleenIn de paar uurtjes, die Slot en ik rookend en pratend doorbrach ten, was gewoonlijk een stapel boekjes bijgewerkt, de boekhouding klaarge maakt en de correspondentie in orde gekomen. Het echtpaar Slot had een kleine twintig jaar geleden in het dorp, dat zich toen begon uit te breiden, een slagerij geopend in een nieuw ge bouwd perceel. Ze waren nog jóng en pas enkele jaren getrouwd. Slot was knecht geweest bij een groote slagerij in de stad. Hij was er tevreden mede geweest, maar zijn vrouw had zoo haar heimelijke eerzucht gehad, zuinig met het weekgeld tot op het gierige af, spaarde ze stuivertje bij stuivertje om eens in het naburige dorp een eigen zaakje te kunnen beginnen. Haar zuinigheid verzon van alles, alleen in de eerste kop koffie of thee suiker, één ons tabak in de week voor haar man en Zondags alleen een piraatje. Op het kamertje, dat toch niet gebruikt i werd, zoolang er geen kinderen waren, had ze een commensaal genomen. Juf frouw Slot had in die jaren rekenen en tellen geleerd voor haar heele leven. Want hoe vaak had ze niet bij de keukentafel, het zwarte opschrijf boekje met het stompje potlood te voorschijn gehaald en haar berekenin gen gemaakt Toen de eerste honderd gulden op de spaarbank stonden, was ze aan de renteberekening begonnen. Na vier jaar was het kleine kamertje n°g steeds aan den commensaal ver huurd, want geen kleine wereldburger had zich gemeld. En om de leegte in haar hart minder te voelen, was ze ertoe overgegaan, ook de mooie kamer te verhuren. We zitten er toch bijna nooit ad ze tegen haar man gezegd, die be- te druk, als moet loopen toch tijd r— PiinKikSd “aaaen naar uvgvu b-illpoi en dr°ef gekniPperd achter de ?2en en had haar mond getrok- voeWK2 °P dat 00«enblik had Slot ge- dinn °C sornmiSe vrouwen toch hel- :*n*n ?aren- Werken wiide Anna- veel Stganger erbU gaf toch weer zoo- liik en,661 Werk voor haar, oogenschijn- hartewensch kU"nen SParen en haa,f te eenmaal een eigen zaak te nen beginnen verwezenlijkt meer n’. rnaar hij begreep dat het om lijke ]ging om d*e leegte, die vreese- geeft m*nder te voelen. Werk zegd ulding manhad ze nog ge- ze den heelen dag weg En twee k Z*jn bedenkingen of ze met ^ehten'tou8 vS„Lliet te Ved van haar Als l n, Iou vergen, weggeredeneerd. ken 5 avonds zijn pijp zat te roo- hande” naar de immer bezige n Van Anna of haar zag tellen boekje enen< in het kleine zwarte lachtte bet stompje potlood, glim- ’haakt h'" weemoedig. Och wat druki°’fdat kleine wijfje zich toch geen i, t beviel hem best bij zijn baas, -o- opzorg, iedere week lag je week- ?arkophagen uit den ,a.aar en zijn baas was lang de aad?te niet dat hij het niet fijn vond opbouwend oordeel heeft. Hij zingt niet mee in het koor der- aanklagers van de techniek, maar wijst op het tekort aan het geestelijke van den modernen mensch, die het contact met het hoogere verloren heeft. Wij hebben overigens geen machines te veel, zoo meent h(j, integendeel, er ont breekt er een, en wel die, welke de produc tie en distributie regelt. Hij twijfelt niet aan de moderne bescha ving, aan den „geest van het avondland". De moderne mensch zal de wereld beheer- schen. Aan het Christendom, dat in nieu wen vorm en taal zal spreken, de taak in dezen modernen mensch den Godmensch gestalte te geven. „Het raadsel van de geknoop te sjaal”, door Mignon G. Eber hart J. Philip Kruseman, al hier. Een spannende detectiveroman, waar van de draad is gespannen om een aan- tal personen, die betrokken zijn bij de fabricage van een nieuwen vliegtuig motor. Het verongelukken van het vlieg tuig is dan ook geenszins aan een toeval te wijten. Het is de detective Sloan, die door zijn schranderheid den dader weet te ontmaskeren en het levensgeluk van twee menschen weet te bewerkstelligen. „Graan te velde”, J. de Boer-van Strien. P. N. van Kampen en Zn., Amsterdam. De hoop van den boer, ja van het gan- sche volk, is gevestigd op het graan te velde. Zal het gedijen, zullen aren rijpen tot gouden vrucht of zou de oogst mager en schraal zijn. Het graan te velde zijn ook de kinderen in het gezin. Wat zal er uit her. groeien. Er zit een prachtige symbo liek in den titel van dit boekje, waarin Jet de Boer-van Strien op onopgesmukte wijze vertelt over het gezinsleven, over Guus en Freek, over Lieske en Peter. De fraaie illustraties zijn van Elisabeth Ivanovsky. Tecumseh, de bergleeuw, De 1* - G. B. van Goor Zonen, alhier. Fritz Steuben is een Karl May redivivus Zijn Indianenboeken zijn een en al span, ning. De twee nieuwe deelen, die thans weer verschenen zijn, zullen weer een begeerenswaardig bezit zijn voor de jon gens, die van avontuur en spanning hou den. „Tecumseh, de bergleeuw”, is een boeiende episode uit het leven van een Shawano-indiaan, „De stralende ster” het verdere lot van Daniel Boone, de gevech ten om Boonsburg en het einde van lederI kous, terwijl nog verdere avonturen bel loofd worden in Snelvoet en Pijlkind. Tjeerd Bottema illustreerde deze knappe boeken, die niet alleen den strijd der Indianen tegen de Amerikaansche kolo nisten schetsen, doch buitendien ook zeer leerzaam zijn, daar zij de jongens uitvoe rig inlichten over zeden en gewoonten van beiden. Met kwistige hand zijn de ver. dienstelijke illustraties in deze boeken rondgestrooid. Hoe zal deze oorlog eindigen? Voorspellingen van Michel No stradamus. W. J. Ort, alhier. „Hoe zal deze oorlog eindigen? Dit is een vraag, die velen belang zal inboeze men. Wie zal dat kunnen beantwoorden. Alleen de historie? Te allen tijde zijn er zieners geweest, die de menschheid met buna onfeilbare zekerheid de toekomst voorspelden .Veelal zijn zij miskend in een tUd, dat zij deze voorspellingen bekend maakten. Een»,va,n ,de yoote zieners van zijn tijd was Michel Nostradamus, een Fransche tot 1 .etn n°^rlS’ die Van 1505 tot 1566 leefde, zich op lateren leeftijd te Salon terug trok om zich meer en meer 1 toe te leggen op de Astrologie en zich I e^°mLbHekendhtid ïïfwi<rf over den dvrf en moed, waarbu hij optrad in de door de pest geteisterde gebieden. hebben. Van alle voorwerpen die genoemd worden, is een afbeelding o'pgenomen (to taal 5400), wat dikwijls een lange om schrijving bondig en doeltreffend ver vangt. Denk slechts aan woorden als Kachelofen, Giebel, aan Armband en Spange, Perücke en Zopf, en zoovele andere Wij kunnen dit uiterst practische en betrouwbare woordenboek, dat boven dien heel goedkoop is, op grond van lang durig gebruik warm aanbevelen. Wij ontvingen voorts nog Merkel en Wöhrmann: „Deutsches Bauernrecht” en Friedrich Stiere: „Abriss der deutschen Geschichte von 1792 bis 1939”, beide uit gaven van W. Kohlhammer. Abt. Schaef fer in Leipzig. Deze uitgaven vallen buiten het kader van deze rubriek en worden daarom al leen hier aangekondigd. „Die Flucht”, Friedrich Grie- se. Uitg. Albert Langen. Mün chen 1939. Van den bekenden auteur der „Wagen burg" en van „Baume im Wind” hebben we hier een kleine novelle, die zooals vele boeken van dezen schrijver in een mystieke, haast tijdlooze omgeving speelt; de gebeurtenissen kunnen even goed in 1200 als in 1806 hebben plaats gehad, ’t Zijn harde menschen daar in het Noord- sche land, van ruwe zeden, maar van on gebroken kracht. Een van hen echter, een boer, vlucht van zijn hofstede, verdwaalt in het moeras en komt daar om. Alle kleuren zijn grijs, wat aan het geheel een troosteloos cachet geeft. De levende gedachten van Dar win belicht door Julian Hux ley en James Fisher. N.V. Servire, den Haag De evolutie-leer is ongetwijfeld de be langrijkste theorie, welke op biologisch terrein is geformuleerd, en Charles Dar win heeft tot het tot stand komen van deze theorie een veel belangrijker bijdrage geleverd dan welke andere individueele geleerde. Darwin zal dus steeds een belangrijke plaats in de geschiedenis van de biologie innemen, maar, aldus de schrijvers van dit deeltje uit de reeks „Levende Gedach ten”, ook heden is hij nog actueel in we tenschappelijk opzicht. De leek heeft ech ter bij het lezen van zijn werk een mo dernen bioloog als gids noodig De voort schrijdende wetenschap heeft nieuwe in zichten geschonken, maar de waardevolle waarheidskern van Darwin’s werken is onaangetast gebleven. Deze kern op te graven en de beteekenis ervan duidelijk te maken is de opzet van de schrijvers ge weest. Zij hebben, na een korte inleiding en levensbeschrijving, Darwin zelf aan ’t woord gelaten in vele fragmenten, door hen toegelicht en tot een boeiend geheel verbonden. ,,De Jacht op het spiritistisch bewijs". G. Zorab, Uitg. L. J. C. Boucher, Den Haag. In een woord vooraf schrijft dr. WH. C. Tenhaeff, privaat-docent in de para psychologie te Utrecht: „Dit boek geeft een goed overzicht van hetgeen in de „proceedings” der „Society for Psychical Research” over onderzoekingen met be langrijke proefpersonen als b.v. Mis Piper te vinden is en doet den lezer ook zien, hoe voorzichtig men bij dergelijke onderzoekingen dient te zijn met het op stellen van hypothesen. De schrijver heeft er naar gestreefd duidelijk te maken, welke wetenschappe lijke methoden aangewend zijn om de spi- mensch biedt en die daarover zijn eigen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 7