mini
DE KNIEVAL
Van de Boekenplank
VAN DE
dood
Vijftig jaren
na zijn
Woensdag 24 Juli 11940, No. 117628. b.2 p.3.
Zelfportret van Vincent van Gogn
bandschap te Nuenen door Vincent van Gogh.
jarenfctf’g
mroonte van me,
«een praatje te
rfen slager
pialen vei
armoedag
dat er maar
was.
Uitg.
op
bijna twintig jaar op het
was er veranderd in die
was gebleven. Anna deed
ding en bleef de baas.
Het was toen eens op een winter
avond, dat de sneeuw een paar voet
hoog lag, dat Anna de boekjes een
beetje liet liggen en met Slot en mij
een
paar
de boekjes
Zoo
voelde
a!s
alw(
Spa:
^tietje, 'dat
rond honderdje op de
i was gekomen of een
- gaf meer rente, dan
het arme Brabantsche land, ontstaat die
lange rij verbeeldingen van het boeren
en weversleven in al zijn naakte armoede
geschilderd (het meest bekende hiervan is
,,de aardappeleters” in het Stedelijk Mu
seum te Amsterdam). Elk romantisch
waas ontbreekt, slechts de harde werke
lijkheid staat hier voor ons. Zelf schrijft
hij van de .aardappeleters”: ,,het is uit
het hart van het boerenleven”.
Eind November 1885 vertrekt hij naar
Antwerpen, vanwaar hij Februari 1886 hij
zijn broer Theo in Parijs intrekt. Hier vol
treft zich een groote verandering in zijn
schilderwijze Door bemiddeling van Theo
(die kunsthandelaar was) maakte hij ken
nis met het werk van de impressionisten
(Monet, Pissarro, Degas) en der neo-im-
„Der Sprach.Brockhaus”, Deut.
sches Bildwörterbuch für
jedermann. Vierte, verbesserte
Auflage Uitg. F. A. Brock-
haus, Leipzig.
Wie behoorlijk Duitsch leest, kan van
dit woordenboek ontzaglijk veel plezier
in den smaak te vallen. Wie' hier
houdt kan in dit verhaal romantiek
1'
sche prins Renee de Ramaran wordt
liefd op Valerie Ransome, hij ontvoert
:ij weet te ontsnappen. Dit spelletje
herhaalt zich nog. eenige keeren, totdat
1 samengesmolten
Corry Kroesën.
LETTERKUNDIG bijblad
Vom Endlichem zum Unendlichem,
Peter Lippert S.J. Uitg. Herder
Freiburg im Breisgau.
Uit het werk van den katholieken geeste
lijke wijlen Peter Lippert S.J. heeft Jozef
Kreitmaier S.J. twee bundels bijeenge
bracht. De eerste verscheen onder den
titel „Aufstiege zum Ewigen”. Deze twee
de bestaat hoofdzakelijk uit artikelen,
welke tusschen 1916 en 1936 in „Stimmen
der Zeit” zijn verschenen; de meeste da-
teeren echter van 1933 en later en zijn dus
vrij recent. Men leert er den auteur uit*
kennen als een zeer vast in het katholi
cisme gewortelden geest (bijv, in de hoofd
stukken „Als onze dooden opstaan”, „De
geloovige mensch” en „Het Evangelie van
het Kind”), die zich echter geenszins af
gekeerd heeft van de waarden en proble
men, die het leven den tegenwoordigen
had
zwaren maakte. Anna je krijgt het
ie twee kostgangers na
Niks te druk, ik heb
genoeg voorloopig hèhad
--1 eVen hadden haar oogen
-f geknipperd achter de
langzamerhand worden zijn schilderijen
lichter van toon. Niet, dat ze daardoor
vroolijker worden, ook het licht en
kleur dienen slechts om de werkelijkheid
te onthullen. Twee jaar werkt hu in
Parijs en omstreken, maar dan gaat de
groote stdd hem benauwen. Hij wordt
onrustig en nerveus. Op raad van Theo
vertrekt hij naar Arles in Zuid-Frankrijk.
Verrukt van het heerlijke, felle licht gaat
hij hard aan den arbeid, echter zooals
steeds, weet hij geen maat te houden. Het
onafgebroken werken in de felle zon, ge-
voegd bij zijn, door zijn zonderling op
treden en uitzien veroorzaakte en steeds
toenemende eenzaamheid, brengen hem
tenslotte uit zijn evenwicht. Het samen
wonen met den schilder Gaugnin, dien
hij, begaan met zijn geldzorgen, uitge-
noodigd heeft, bij hem in te trekken, maar
wiens andere aard Vincent slechts prik-
kelt, maakt de maat vol. 23 Decenriber 1888
snijdt hij zich een oor af, en wordt in het
ziekenhuis te Arles opgenomen. De gees
telijke inspanning van zooveel jaren was
eindelijk het lichaam, door de vele ontbe
ringen totaal verzwakt, te machtig ge
worden. Er volgen maanden in het zie
kenhuis te Arles, waarin Vincent lang
zaam zijn evenwicht herwint. Als hij ech
ter uit het ziekenhuis ontslagen, weer zun
oude huisje betrekt, wordt het leven hem
weldra door kwellerijen van zijn buren
zóó ondragelijk gemaakt, dat hij het hier
niet langer kan uithouden en na eenige
overleg laat hij zich in het zenuwgesticht
te St Rériy opnemen. Hier ontstaan ver
schillende schilderijen, die mede tot het
ontroerendste behooren, wat de mensen
heid heeft weten voort te brengen. Niet
tegenstaande al het menschelijk lijden, dat
Vincent heeft» moeten doormaken, spreekt
uit deze werken een vertrouwen in de
schepping dat ons, als wij er ons voor
open stellen moed en hoop voor de toe
komst geeft. Mei 1890 verlaat hij St. Remy
en vestigt zich te Anvers sur Oise, onder
het wakend oog van den schilderenden
geneesheer van dit plaatsje, dr. Gacnet
Dan, 27 Juli geeft hij den strijd op. Een
revolverschot verwondt hem en 29 Juli
overlijdt hij aan de gevolgen. Hij werd
begraven op het kerkhof te Anvers sur
Oise
Zes maanden tevoren was er voor het
eerst een artikel (Van Aurier in de Mer
cure de France van Januari 1890) ver
schenen, dat van begrip en waardeering
voor zijn kunst blijk gaf!
„Der Pomeranzenzweig”, van
Martin Raschke. Paul List
Verlag, Leipzig.
Men kan ook te actueel willen zijn. Mar
tin Raschke, een jeugdig dichter uit
Dresden, gebruikt in bovengenoemde
vertelling den Poolschei, veldtocht van
1939 om ons een variant te geven op het
oude thema: de man tusschen twee vrou
wen.
De vliegenier Hubert Wiedemann keert
gewond en onbruikbaar voor den dienst
naar huis terug, naar zijn broer Lorenz,
die in zijn kweekerij van geneeskrachtige
en zeldzame planten een rustig bestaan
leidt. Als Lorenz zich als vrijwilliger
meldt, gedreven door de overtuiging: „een
van ons beiden moet altijd soldaat zijn”,
gaan de harten van de eenzame kinder.
looze vrouw en den zwager naar elkaar
toe. Zooals bij een „Pomeranze” (oranje
appel) de bloemen ontluiken terwijl er
zich reeds vruchten aan bevinden, kiemt
in haar de begeerte tot haar zwager naést
de liefde tot haar man. Een dergeiijk con.
flict kan alleen tragisch eindigen: beiden
maken een eind aan hun leven.
De aankondiging van den uitgever op
het schutblad, die spreekt over de adem
beklemmende kunst van den auteur, kun
nen wij onmogelijk beamen.
Hoe de Radjah haar liefde won.
Vere Lock wood. J. Philip
Kruseman, alhier.
Verhalen uit het Oosten schijnen nogal
in den smaak te vallen. Wie hier van
houdt kan in dit verhaal romantiek en
liefde naar hartelust vinden. De Ooster-
sche prins Renee de Ramaran wordt ver
liefd op Valerie Ransome, hij ontvoert
haar, zij weet te ontsnappen. Dit spelletje
herhaalt zich nog eenige keeren, totdat
de twee steenen harten samengesmolten
zijn door de eeuwige vlam der liefde
De vertaling is van Corry Kroesen.’
Zijn roem zou echter onvergetelijk wor
den door zijn voorspellingen over de
toekomst van de wereld. Deze voorspeL
lingen werden in tien maal honderd
kwatrijnen vierregelige verzen vast,
gelegd. Deze „Centuries” in 1555 versche
nen, baarden zeer veel opzien. Gemakke
lijk om te lezen zijn zij niet. Veelal drukt
Nostradamus zich duister uit, in een woord
en beeldkeus, die alleen voor ingewijden
en wetenschappelijk onderlegde personen
begrijpelijk waren.
Zijn voorspellingen maakten dan ook
vaak het onderwerp uit van vele diep,
gaande studies.
Dr. de Fontbrune heeft deze verzen uit
gelegd Het eerste deel van het boekje
bevat een aantal voorspellingen, die in de
afgeloopen vierhonderd jaren in vervuL
ling zijn gegaan. Zoo werden door Nostra,
damus o.m. de vliegmachine, de duikboot,
de luchtoorlog, schuilkelders en de Vol
kenbond voorspeld. Ook het optreden van
Napoleon en de opkomst van een „Groote”
in dezen tijd, waarmede dan kennelijk
Hitler bedoeld is, wist hij te voorzien In
zijn profetieën, die tot 3797, dus over een
tijdvak van 2400 jaren loopen, voorspelt
hij het einde van de heerschappij van het
Britsche eilandenrijk en toenemende
macht van Frankrijk. De heerschers der
zeeën zullen een nederlaag lijden als nim.
mer te voren.
„Les vrayes Centuries et propheties de
Maistre Nostradamus” is een interessant
boekje, dat keurig verzorgd werd uitge
geven. Een portret van Nostradamus door
zijn zoon en een origineele titelpagina van
de Amsterdamsche uitgave van 1668 zijn
hierin afgedrukt.
„Katrientje", Rie Cramer. G. B
van Goor Zonen’s Uitg. Mij.
Rie Cramer vertelt van het zieke Ka-
trientje, dat een wedstrijd houdt in het
laten bloeien van plantjes, en naar Heide
huisje gaat om flink op te knappen. Een
- k - niemendalletje van een verhaaltje, maar
stralende ster. Fritz Steuben. zoo aardig verteld, dat de kleinen er zeker
rL o-n r,- _.vS-_ schik jn moeten hebben. De schrijfster ver
zorgde het verhaal met teekeningen op de
zelfde vlotte wijze.
„Heilig Pietje de Booy", door
Herman de Man. Em. Queri-
do, Amsterdam.
Herman de Man schetst in „Heilig
Pietje de Booy” het leven van een on-
noozele, die als stekeltrekker gelegenheid
te over heeft om te mediteeren over God
en den Heer en al vaster en vaster wor
telt in een waarachtige Katholieke ge
loofsovertuiging. Deze Pietje, die nau
welijks tot drie kan tellen, die lezen noch
schrijven kan, is soms merkwaardig hel-
der i,Yau geest ,In z*jn kinderlijkheid
maakt hij opmerkingen, die groote men
senen beschaamd zouden zetten. Hij groeit
op tot man en ook dan wordt zijn on
nozelheid misbruikt om hem te laten
trouwen met een meisje, dat een vader
voar haar kind behoeft.
De roman is van een primitieve vroom-
„ua waarnaast een zekere rauwheid van
uitdrukking en beschrijving soms vreemd
?nnh£eti’ B,e*leze[ wordt weer ««bracht
in het land tusschen Lek en IJsel, waar
de schepper van vele streekromans bij
zonder thuis is.
„1940. Junge deutsche Prosa",
Wolfgang Weyrauch. Uitg. F.
A. Herbig, Berlin Grünewald.
Deze bundel wil een overzicht geven
van het proza van een 25-tal Duitsche
schrijvers, die bijna allen in deze eeuw
zijn geboren, dus tusschen de 30 en 40
jaar zijn. Natuurlijk zijn deze bijdragen
zeer ongelijk van waarde; de meeste zijn
te kort om een scherp omlijnd beeld van
den auteur te geven; bovendien is het
meeste werk niet uitgebalanceerd, niet
voldoende bezonken. Wie uitziet naar de
talenten van morgen, vindt hier keus.
„Bildnisse berühmter Grie.
chen”, „Christus in der spa-
tantiken Plastik”, Friedrich
Gerke Uitg. Florian Kupfer.
berg Verlag, Berlin.
Wie belangstelt in de wijze, hoe de
beeldende kunstenaars de grooten en wij
zen van hun eigen volk, boven den Groot
ste der Grooten, Christus, gezien, beter
kan men zeggen, geschouwd hebben, moet
van bovengenoemde boeken kennis ne
men.
Het eerste geeft ons in 52 afbeeldingen,
waaraan 52 bladz. tekst, welke aan strenge
wetenschappelijke eischen voldoet, vooraf,
gaan, reproducties van de beeltenissen der
Grieksche geestelijke heroën.
Het tweede laat ons Je visie op de
Christusfiguur zien in de eerste eeuwen
van onze jaartelling. We zien Christus als
leeraar, b.v. bij de Bergrede, we zien hem
als wonderdoener, als hij Lazarus en het
dochtertje van Jaïrus opwekt en ook als
triomfator.
De origineelen waren afbeeldingen op
L-„1 J_.i Romeinschen tijd,
ivoren beeldjes, ook zelfs een houten deur
van de basiliek S. Sabina in Rome, alles
werk dat tusschen 280 en 400 is ontstaan.
Gaarne willen wij deze naar vorm en
inhoud waardevolle boeken warm aanbe
velen.
deelde hij mede in haar vreugde
I maar bedacht in stilte, dat dat patroon
zijn van hem nog wel een jaartje of
wat in de toekomst zou liggen. Toen
gebeurde er plotseling iets, dat beslis-
1 send werd. Anna had een oom, een
boer, een stoeten, gezonden kerel, die
vroeg weduwnaar was geworden en
nooit was hertrouwd. Een oude nicht
van hem, die altijd in het boerenbedrijf
1 had gezeten, had de plaats van de
boerin ingenomen. lederen zomer be-
zochten Anna en haar man hem en
kwam ook de boer een Zondagje over.
En na een gevatte koude, welke hij
verwaarloosd had en welke in long
ontsteking was overgegaan, stierf de
boer. Zelden waren Anna en haar man
zoo ontdaan geweest, als op dien dag,
dat het telegram kwam en bij de be
grafenis was het dit flinke vrouwtje
bijna te machtig geworden. Aan oom
had ze immers de pretjes uit haar kin
derjaren te danken gehad. Hoe goed
was hij steeds geweestMaar geheel
beduusd had ze bij den notaris gestaan,
die haar mededeelde, dat oom haar
met een mooi legaat had bedacht
meer was het dan Anna met al haar
zuinigheid ooit bijeen zou kunnen
garen. Een half jaar na ooms onver
wacht verscheiden, had Slot een mooie
en moderne slagerij op het dorp ge
opend met één knechtje, Nardus ge-
heeten, die in het dorp het plafond-
engeltje werd genoemd, omdat hij iets
babyachtigs over zich had. Bij de
opening was er nog een tweede knechtje
geweest, een neefje van Slot, Piet, een
brave jongen. Maar Anna had hem er
na een paar weken netjes uitgebon
jourd, omdat hij bij het gehakt
draaien niet naar zijn werk keek maar
naar de dochter van de overburen, die
bovendien geen klant van Slot waren.
Van het begin aan was het hard wer
ken geweest voor man en vrouw, maar
het was gegaan en nu zaten ze dan al
dorp. Veel
jaren, veel
de boekhou-
ritistische verschijnselen (hij behandelt
hoofdzakelijk het schrijvend en sprekend
medium) zóó te zeven, dat uit het vele
kaf van bewust of onbewust bedrog, te
lepathie, helderziendheid enz. de enkele
zuivere goudkorrels te voorschijn komen.
Uit het overvloedige materiaal trekt hij
de volgende conclusies: Dat de op de
séances zich aankondigende geesten zon
der meer de persoonlijkheden zijn waar
voor zij zich uitgeven is niet aannemelijk.
Wel acht schrijver spiritistische beïnvloe
ding der séance-resultaten door geesten
van overledenen bewezen. Daarmede
meent hij, dat waarschijnlijk gemaakt is,
dat het voortbestaan aan gene zijde van
het graf als een bewust en intelligent le
ven dient te worden opgevat, waarbij de
overledene na den dood in het bezit blijft
van al zijn vroegere aardsche kennis en
herinnering.
„Olli Fant uit Poppelo”, Phiny Dick.
G. B. van Goor Zonen’s Uitg
Mij. alhier.
Phiny Dick schrijft en teekent voor kin
deren, een combinatie, welke meer en meer
in gebruik raakt, (o.a. Roggeveen, Rie
Cramer). En het is beide lang niet onver
dienstelijk. Het verhaal voor de kleuters
is vol fantasie Een olifant en een neger
(scheppingen van het Oude Mannetje)
kunnen het in Poppelo niet uithouden en
gaan op reis naar Afrika, een reis, die niet
volbracht wordt en eindigt met een terug
keer. Tal van dieren spelen in dit fleurige
boek een aardige rol.
„Praatjes en plaatjes van de sol
daatjes”, H. Meulenhoff, Amster
dam.
Herinneringen aan den soldatentijd. Paul
Guermonprez heeft ze naarstig verzameld.
Grapjes over vroeg opstaan, over de rats
en de kuch over den dienst en wat al niet
meer. Soldatenhumor in een klein boekje,
in beeld gebracht door Wim Overbeek, met
hier en daar ook nog een beetje theorie.
Bovendien zijn er nog eenige bekende
liedjes in opgenomen, liedjes, die populair
waren, doch nu bijkans vergeten zijn.
„Veronica”, door Emmy van
Lokhorst. Nederlandsche
Keurboekerij, Amsterdam.
De boeken van Emmy van Lokhorst ge
tuigen steeds van een ernstigen kijk op
het leven. Zij kent het jonge meisje en
als zij thans in een meisjesroman zoo’n
jong meisje beschrijft, is het niet in dien
gemakkelijken, vlotten stijl, die vaak zul
ke boeken kenmerkt.
Veronica, de eenzame professorsdochter,
die haar moeder mist, is geen meisje dat
zich gemakkelijk aansluit. Haar aard is
stil en teruggetrokken, tot zij contact
krijgt met een vroolijk stel vriendinnen,
die haar uit haar geestelijk isolement
verlossen, waarna vanzelfsprekend ook
hij komt, waarmede zij het verdere leven
in zal gaan.
field
k\vr
jy. met
niaa)6 dat het niet fijn vond een-
Patroon te zijn. maar om je er nu
^uk over te maken, nee, zoo
nij het nou ook weer niet. En
na hem trotsch vertelde, dat er
ia_, een r°nd honderdje op
„-..ank bij was gekomen of
HAAGSCHE courant
thee kwam drinken. Ik kon het heusch
niet helpen, dat ik haar zoo plaagde
Is de belangstelling voor je optel-
lerij bevroren Ze lachte maar wat en
schonk een versche kop thee in.
Ik heb het koud vandaag en ik
ben altijd een beetje loom met sneeuw-
weer
Ja, ja, lachte Slot, maar toen ze
jong was niet, want ze heeft in de
sneeuw een knieval voor me gedaan.
Ziet u mijnheer en toen dacht ik zoo,
dat dat bijdehande meisje wel erg veel
van me moest houden en toen heb ik
haar maar gevraagd
Je maakt weer heel wat praatjes
hoorzei het kleine wijfje, maar ik
zag, dat ze lachen moest.
Zeg Slot, vertel me dat nu eens,
heeft Anna voor je geknield
Wis en waarachtig, mijnheer en
onder getuigen, er waren vier mans
kerels bij en zonder blikken of blozen
knielde ze voor me neer in de sneeuw
Anna met het potlood achter haar
oor en de guitige oogen achter de
brilleglazen zei
Geloof maar niet alles, mijnheer
doch ik zag, dat ze het zelf leuk vond.
Kijk mijnheer, vertelde Slot, ik
was toen nog knecht, mijn baas had
er drie en we waren druk bezig op
dien dag, dat de sneeuw zeker een
meter hoog lag. Daar stopt aan den
overkant een auto met zoo’n bleek
juffie erin, dat schaap koopt wat bij
den banketbakker over ons en wil weer
wegrijden, maar ze had zoo stom die
auto aan den kant gezet dat zij mid
den in de opgehoopte sneeuw van het
trottoir, welke daar heengeveegd was,
stondgeen wikken en verwegen, de
auto stond en bleef staan. Dat juffie
werd zenuwachtig en wij, de drie sla
gersknechts en een groenman, die net
passeerde en de banketbakker, aan het
opduwen, maar die wagen stond of hij
vastgemetseld was. En daar komt Anna
bij den kruidenier uit, daar was ze
winkeljuffrouw en zoo met d’r witte
jas aan tusschen de manskerels in,
meeduwen, duwen, je had die meid
moeten zien en ineens, daar schiet de
auto los, maar op hetzelfde oogenblik
lag Anna op haar knieën voor mij in
de sneeuw Iedereen moest lachen, zij
zelf het meest. Nou, mijnheer, ik heb
d’r opgeraapt en ziet u, dien dag heb
ik een rib verkeerd uitgebeend, van
wege de absentie van mijn gedachten.
Je kan maar aan één ding tegelijk
denken hèEn Anna zat in mijn kop
en in mijn hart. U weet hoe dat gaat,
mijnheerwe waren zes weken later
verloofd en na een jaar getrouwd en
dat zijn we nog, zooals u weet en dat
hopen we nog lang te blijven. Want
behalve dat ze de baas is, is het een
beste vrouwbesloot Slot
Nou, ik heb het ook best met mijn
baas getroffen, mijnheer, daar niet
van, maar ik heb toch nooit meer een
knieval voor hem gedaan in de sneeuw!
lachte ze en vulde de theekoppen op
nieuw.
Als mensch en kunstenaar kende
hij maar één opgave: eerlijkheid.
Met Vincent van Gogh ging 29 Juli 1890
één der merkwaardigste menschen van den
modernen tijd na een kort, maar hevig be
wogen, leven heen. Het was het leven van
een man, die, niettegenstaande alle moei
lijkheden, slechts één ideaal voor oogen
heeft gezien, die alle ontberingen welke
een mensch opgelegd kunnen worden, ge
dragen heeft, om trouw te kunnen blij
ven aan dit ideaal: de eerlijkheid.
Vele jaren na zijn dood zal hij beroemd
worden en door de wereld gehuldigd als
één van haar grootste schilders. Hoe heeft
Vincënt tijdens zijn leven gesnakt naar
wat erkenning, niet om der wille van den
roem, maar omdat hij zich een apostel
voelde^ die de waarheid moest verkondi
gen. En steeds weer opnieuw poogt hij
naar zijn opvatting van de waarheid te
leven, haar te ontdoen van alles wat haar
kan onttrekken aan het hart en het oog
der menschen.
Als hij, van 1869 tot 1871 in den kunst
handel jverkzaam, zich onbevredigd voelt,
ontwaakt, na een lange worsteling met
zichzelf, een diepe godsdienstigheid in
hem. Hij verlaat den kunsthandel en gaat
te Amsterdam theologie studeeren, om, als
zijn vader, dominee te worden. Maar de
weg is te lang en Vincent, verlangend
naar onmiddellijk contact met de mensch-
heid, verlaat Amsterdam en krijgt een
aanstelling als prediker in de Borinage
(1878). Hier werkt hij onder de toen in
namelooze ellende verkeerende mijnwer
kers, leeft als één der hunnen en geeft
al zijn bezit weg, om, waar mogelijk, den
nood te lenigen. Dit is echter niet naar
den zin van de Kerkcommissie en midden
1879 krijgt hij ontslag. Hij blijft in de
Borinage wonen en tracht zijn werk voort
te zetten.
In dezen tijd rijpt dan langzamerhand
het besluit om schilder te worden. Reeds
vroeger had hij geteekend en reeds zeer
vroeg zijn de brieven, die hij naar zijn
ouders en zijn broer Theo stuurt, ge-
illustreerd met teekeningetjes. Zijn bui
tengewone bescheidenheid (die hem later
doet schrijven: „ik ben artist, wat vanzelf
sprekend in zich sluit de beteekenis van
altijd zoeken, zonder ooit volmaakt te
vinden” maakt hem het besluit moei
lijk. Hij twijfelt aan eigen kunnen en
toch, zoo graag wil hij de menschheid die
nen en troosten. Maar eindelijk is zijn
besluit genomen en hij gaat, vol vertrou
wen in zijn roeping, aan het werk. In het
najaar vertrekt hij naar Brussel en van
daar naar de pastorie van zijn vader m
Etten. Hij teekent veel tezamen met zijn
vriend van Rappard. Een ongelukkige
liefdesgeschiedenis drijft hem naar den
Haag en daar, er aan wanhopend ooit ge
hoor voor zijn liefde te vinden, raapt hij
een zieke vrouw met haar kind van de
straat op en neemt ze bij zich in huis.
De brieven vertellen ons, welk een mar
teling het samenleven met deze vrouw,
die ontoegankelijk was voor den schat van
liefde, die Vincent aan haar verkwistte,
voor den fijngevoeligen man was. Twee
jaar lang duurt het verblijf in den Haag.
Uit dezen tijd stamt de teekening „Sor
row”, waarvoor „de vrouw” hem model
zat, wellicht de diepste verbeelding van
menschelijke schamelheid en nood. In het
najaar 1883 gaat hij alleen naar Drenthe;
in December van hetzelfde jaar trekt hij
naar Nuenen, waar zijn vader intusschen
beroepen is. Hier brengt hij zijn twee
laatste Hollandsche jaren door. Daar, in
was het een-vaste ge-
om op Vrijdagavond
gaan maken bij Slot,
van het dorp. Hij had meer-
trkondigd, dat Vrijdag zijn
was en dat hij heel blij was,
één Vrijdag in elke week
Want in het overwegend Katho
lieke dorp, was de omzet op dien dag
niet groot. Dus sloot Baas Slot, zooals
we hem nu eenmaal noemden, Vrijdags
pjn zaak maar wat vroeSer. Zonde
van het licht, dat je in den winkel
poet verbruiken mijnheer, had hij wel-
eens gezegd, je legt er op toe
Nou, nou 1 was mijn antwoord,
lachend gegeven, morgen is het weer
een goudmijn voor jeSlot had dan
gelachen en wijselijk gezwegen. Als ik
jn de gezellige woonkamer van het
echtpaar Slot zat en een pijp had op
gestoken, schonk zijn kittige vrouw ons
een kop thee in en ging dan aan het
groote bureau zitten om de boekjes
jn te vullen, de weekrekeningen uit te
schrijven of aan wanbetalers als die
er tenminste waren een vriendelijk
inaanbriefje te pennen. Ik heb me vaak
verbaasd, hoe vlug en handig dat
kleine vrouwtje de pen hanteerde, ze
schreef met electrische vaart en kon
vliegensvlug optellen, en wist altijd den
juisten toon te treffen, als het er op
aankwam, een vleescheter, die wat lui
van betalen was, een kleine herinne
ring te zenden, dat een slager ook
leven moet van meer dan van de lucht
alleenIn de paar uurtjes, die Slot
en ik rookend en pratend doorbrach
ten, was gewoonlijk een stapel boekjes
bijgewerkt, de boekhouding klaarge
maakt en de correspondentie in orde
gekomen.
Het echtpaar Slot had een kleine
twintig jaar geleden in het dorp, dat
zich toen begon uit te breiden, een
slagerij geopend in een nieuw ge
bouwd perceel. Ze waren nog jóng en
pas enkele jaren getrouwd. Slot was
knecht geweest bij een groote slagerij
in de stad. Hij was er tevreden mede
geweest, maar zijn vrouw had zoo
haar heimelijke eerzucht gehad, zuinig
met het weekgeld tot op het gierige
af, spaarde ze stuivertje bij stuivertje
om eens in het naburige dorp een
eigen zaakje te kunnen beginnen. Haar
zuinigheid verzon van alles, alleen in
de eerste kop koffie of thee suiker,
één ons tabak in de week voor haar
man en Zondags alleen een piraatje.
Op het kamertje, dat toch niet gebruikt
i werd, zoolang er geen kinderen waren,
had ze een commensaal genomen. Juf
frouw Slot had in die jaren rekenen
en tellen geleerd voor haar heele
leven. Want hoe vaak had ze niet bij
de keukentafel, het zwarte opschrijf
boekje met het stompje potlood te
voorschijn gehaald en haar berekenin
gen gemaakt Toen de eerste honderd
gulden op de spaarbank stonden, was
ze aan de renteberekening begonnen.
Na vier jaar was het kleine kamertje
n°g steeds aan den commensaal ver
huurd, want geen kleine wereldburger
had zich gemeld. En om de leegte in
haar hart minder te voelen, was ze
ertoe overgegaan, ook de mooie kamer
te verhuren.
We zitten er toch bijna nooit
ad ze tegen haar man gezegd, die be-
te druk, als
moet loopen
toch tijd r—
PiinKikSd “aaaen naar uvgvu
b-illpoi en dr°ef gekniPperd achter de
?2en en had haar mond getrok-
voeWK2 °P dat 00«enblik had Slot ge-
dinn °C sornmiSe vrouwen toch hel-
:*n*n ?aren- Werken wiide Anna-
veel Stganger erbU gaf toch weer zoo-
liik en,661 Werk voor haar, oogenschijn-
hartewensch kU"nen SParen en haa,f
te eenmaal een eigen zaak
te nen beginnen verwezenlijkt
meer n’. rnaar hij begreep dat het om
lijke ]ging om d*e leegte, die vreese-
geeft m*nder te voelen. Werk
zegd ulding manhad ze nog ge-
ze den heelen dag weg En
twee k Z*jn bedenkingen of ze met
^ehten'tou8 vS„Lliet te Ved van haar
Als l n, Iou vergen, weggeredeneerd.
ken 5 avonds zijn pijp zat te roo-
hande” naar de immer bezige
n Van Anna of haar zag tellen
boekje enen< in het kleine zwarte
lachtte bet stompje potlood, glim-
’haakt h'" weemoedig. Och wat
druki°’fdat kleine wijfje zich toch
geen i, t beviel hem best bij zijn baas, -o-
opzorg, iedere week lag je week- ?arkophagen uit den
,a.aar en zijn baas was lang de
aad?te niet
dat hij het niet fijn vond
opbouwend oordeel heeft. Hij zingt niet
mee in het koor der- aanklagers van de
techniek, maar wijst op het tekort aan het
geestelijke van den modernen mensch, die
het contact met het hoogere verloren heeft.
Wij hebben overigens geen machines te
veel, zoo meent h(j, integendeel, er ont
breekt er een, en wel die, welke de produc
tie en distributie regelt.
Hij twijfelt niet aan de moderne bescha
ving, aan den „geest van het avondland".
De moderne mensch zal de wereld beheer-
schen. Aan het Christendom, dat in nieu
wen vorm en taal zal spreken, de taak in
dezen modernen mensch den Godmensch
gestalte te geven.
„Het raadsel van de geknoop
te sjaal”, door Mignon G. Eber
hart J. Philip Kruseman, al
hier.
Een spannende detectiveroman, waar
van de draad is gespannen om een aan-
tal personen, die betrokken zijn bij de
fabricage van een nieuwen vliegtuig
motor. Het verongelukken van het vlieg
tuig is dan ook geenszins aan een toeval
te wijten. Het is de detective Sloan, die
door zijn schranderheid den dader weet
te ontmaskeren en het levensgeluk van
twee menschen weet te bewerkstelligen.
„Graan te velde”, J. de Boer-van
Strien. P. N. van Kampen en Zn.,
Amsterdam.
De hoop van den boer, ja van het gan-
sche volk, is gevestigd op het graan te
velde. Zal het gedijen, zullen aren rijpen
tot gouden vrucht of zou de oogst mager
en schraal zijn. Het graan te velde zijn ook
de kinderen in het gezin. Wat zal er uit
her. groeien. Er zit een prachtige symbo
liek in den titel van dit boekje, waarin Jet
de Boer-van Strien op onopgesmukte wijze
vertelt over het gezinsleven, over Guus
en Freek, over Lieske en Peter. De fraaie
illustraties zijn van Elisabeth Ivanovsky.
Tecumseh, de bergleeuw, De
1* -
G. B. van Goor Zonen, alhier.
Fritz Steuben is een Karl May redivivus
Zijn Indianenboeken zijn een en al span,
ning. De twee nieuwe deelen, die thans
weer verschenen zijn, zullen weer een
begeerenswaardig bezit zijn voor de jon
gens, die van avontuur en spanning hou
den. „Tecumseh, de bergleeuw”, is een
boeiende episode uit het leven van een
Shawano-indiaan, „De stralende ster” het
verdere lot van Daniel Boone, de gevech
ten om Boonsburg en het einde van lederI
kous, terwijl nog verdere avonturen bel
loofd worden in Snelvoet en Pijlkind.
Tjeerd Bottema illustreerde deze knappe
boeken, die niet alleen den strijd der
Indianen tegen de Amerikaansche kolo
nisten schetsen, doch buitendien ook zeer
leerzaam zijn, daar zij de jongens uitvoe
rig inlichten over zeden en gewoonten van
beiden. Met kwistige hand zijn de ver.
dienstelijke illustraties in deze boeken
rondgestrooid.
Hoe zal deze oorlog eindigen?
Voorspellingen van Michel No
stradamus. W. J. Ort, alhier.
„Hoe zal deze oorlog eindigen? Dit is
een vraag, die velen belang zal inboeze
men. Wie zal dat kunnen beantwoorden.
Alleen de historie? Te allen tijde zijn er
zieners geweest, die de menschheid met
buna onfeilbare zekerheid de toekomst
voorspelden .Veelal zijn zij miskend in een
tUd, dat zij deze voorspellingen bekend
maakten.
Een»,va,n ,de yoote zieners van zijn tijd
was Michel Nostradamus, een Fransche
tot 1 .etn n°^rlS’ die Van 1505
tot 1566 leefde, zich op lateren leeftijd te
Salon terug trok om zich meer en meer 1
toe te leggen op de Astrologie en zich I
e^°mLbHekendhtid ïïfwi<rf over den dvrf
en moed, waarbu hij optrad in de door
de pest geteisterde gebieden.
hebben. Van alle voorwerpen die genoemd
worden, is een afbeelding o'pgenomen (to
taal 5400), wat dikwijls een lange om
schrijving bondig en doeltreffend ver
vangt. Denk slechts aan woorden als
Kachelofen, Giebel, aan Armband en
Spange, Perücke en Zopf, en zoovele
andere Wij kunnen dit uiterst practische
en betrouwbare woordenboek, dat boven
dien heel goedkoop is, op grond van lang
durig gebruik warm aanbevelen.
Wij ontvingen voorts nog Merkel en
Wöhrmann: „Deutsches Bauernrecht” en
Friedrich Stiere: „Abriss der deutschen
Geschichte von 1792 bis 1939”, beide uit
gaven van W. Kohlhammer. Abt. Schaef
fer in Leipzig.
Deze uitgaven vallen buiten het kader
van deze rubriek en worden daarom al
leen hier aangekondigd.
„Die Flucht”, Friedrich Grie-
se. Uitg. Albert Langen. Mün
chen 1939.
Van den bekenden auteur der „Wagen
burg" en van „Baume im Wind” hebben
we hier een kleine novelle, die zooals
vele boeken van dezen schrijver in een
mystieke, haast tijdlooze omgeving speelt;
de gebeurtenissen kunnen even goed in
1200 als in 1806 hebben plaats gehad,
’t Zijn harde menschen daar in het Noord-
sche land, van ruwe zeden, maar van on
gebroken kracht. Een van hen echter, een
boer, vlucht van zijn hofstede, verdwaalt
in het moeras en komt daar om. Alle
kleuren zijn grijs, wat aan het geheel
een troosteloos cachet geeft.
De levende gedachten van Dar
win belicht door Julian Hux
ley en James Fisher.
N.V. Servire, den Haag
De evolutie-leer is ongetwijfeld de be
langrijkste theorie, welke op biologisch
terrein is geformuleerd, en Charles Dar
win heeft tot het tot stand komen van
deze theorie een veel belangrijker bijdrage
geleverd dan welke andere individueele
geleerde.
Darwin zal dus steeds een belangrijke
plaats in de geschiedenis van de biologie
innemen, maar, aldus de schrijvers van
dit deeltje uit de reeks „Levende Gedach
ten”, ook heden is hij nog actueel in we
tenschappelijk opzicht. De leek heeft ech
ter bij het lezen van zijn werk een mo
dernen bioloog als gids noodig De voort
schrijdende wetenschap heeft nieuwe in
zichten geschonken, maar de waardevolle
waarheidskern van Darwin’s werken is
onaangetast gebleven. Deze kern op te
graven en de beteekenis ervan duidelijk
te maken is de opzet van de schrijvers ge
weest. Zij hebben, na een korte inleiding
en levensbeschrijving, Darwin zelf aan ’t
woord gelaten in vele fragmenten, door
hen toegelicht en tot een boeiend geheel
verbonden.
,,De Jacht op het spiritistisch
bewijs". G. Zorab, Uitg. L.
J. C. Boucher, Den Haag.
In een woord vooraf schrijft dr. WH.
C. Tenhaeff, privaat-docent in de para
psychologie te Utrecht: „Dit boek geeft
een goed overzicht van hetgeen in de
„proceedings” der „Society for Psychical
Research” over onderzoekingen met be
langrijke proefpersonen als b.v. Mis
Piper te vinden is en doet den lezer ook
zien, hoe voorzichtig men bij dergelijke
onderzoekingen dient te zijn met het op
stellen van hypothesen.
De schrijver heeft er naar gestreefd
duidelijk te maken, welke wetenschappe
lijke methoden aangewend zijn om de spi- mensch biedt en die daarover zijn eigen