De houtskoolindustrie herleeft
De eerste
De zonderlinge erfenis
Een vindingrijke schipper
appelenoogst - Nieuw model motorboot - Belangstelling
o
voor de poppenkast
w*"
r rt
I
4 J
vBSki: ai-
TWEEDE BLAD
FEUILLETON
HAAGSCHE COURANT VAN WOENSDAG 31 JULI 1940
1/
Met ge-
IN DE BETUWE IS DE OOGST VAN VROEGE APPELEN BE
GONNEN. EEN JEUGDIGE TIELSCHE LAAT HET
ZICH GOED SMAKEN.
EEN GROEP DUITSCHE BOMMENWERPERS VAN HET TYPE HEINKEL III OP WEG NAAR HET DOEL.
(Na druk verboden.)
dertig,
beeft
gelijk, zeide
fcïVordt vervolgd.^
VACANTIESTEMMING OP DEN DAM TE AMSTERDAM.
spannen aandacht volgen de kleinen de voorstelling
in de poppenkast.
ik alleen van u willen weten, wie er
Dat
dan
HOUTSKOOL WORDT WEER GEVRAAGD. De familie Schunrkamp, bekende houtskoolbranders,
heeft in de omgeving van Zelhem, nabij Doetinchem, weder hear houtskoolkamp en brandplaats inge»
richt. Overzicht van de brand-hoopen, terwijl juist een der „kraters” wordt geopend.
bij u regelmatig in en uitloopt,
is natuurlijk ten eerste Bertha,
een kind, Marianna geheeten...
Dat weet u ook al?
Verder de dokter van het zieken
huis, niet waar. Dan uw buurman,
mijnheer Ryde. Tenslotte nog dokter
Knauer, uw leerlingen en het bruids
paar, dat in de komende dagen gaat
trouwen. Wie heb ik vergeten?
Niemand.
O, toch, antwoordde hij, Een
man, u weet daar wel niets van. Hij
komt alleen 's nachts, spookt in de
kamers rond en stapt nu en dan naar
de waranda om een sigaret te rooken.
Hanni stiet een kreet uit. -Wie,...
is... wie is dat?
Ik zeide u al, een man. Schmidt
hield op. Meer weet ik niet. Mis
schien past hij op, dat u niets over
komt, voegde hij er aan toe.
Ik weet niet, wat ik van dat
alles moet zeggen, antwoordde Hanni
opgewonden. Zij was bleek geworden
en beefde. Mijnheer Schmidt, zoo
kan het niet doorgaan, ik ga naar
de politie, vandaag nog!
U zult niet naar de politie gaan,
maar kalm blijven, antwoordde hij
rustig. Wat wilt u, doet iemand
u iets? Niets van dat alles! Als ik
u niets had gezegd, zoudt u niet den
minsten angst hebben. U doet er goed
aan alles aan mij over te laten.
Weet u nog steeds niet, wie ons
alles heeft gegeven, mijnheer
Schmidt?
31Ï
Natuurlek een gewaagde onder
neming, want hij moest er tevens
rekening mede houden, dat de zaak
uitkwam. Aan den anderen kant kon
hij er zich toch uitpraten, door te
zeggen, dat hij de twee mannen op
Weg naar de politie was tegen
gekomen, zij zouden hem dan aan
gesproken hebben en zich voor poli
tiebeambten hebben uitgegeven. Joost
mag weten hoe Reimann het allemaal
had uitgedacht. Maar zoo ver zijn
wij nog lang niet, juffrouw Riedeler.
TWEE HAAGSCHE LIEF-
HEBBERS VAN DE WA
TERSPORT zijn bezig met
den bouw van een nieuw
model motorboot, dat den
vorm krijgt van een water
vliegtuig en door een pro-
pellor wordt aangedreven.
Want de geschiedenis met de inbraak
kan ook heel anders zijn geweest en
hiermede kom ik op de tweede moge
lijkheid.
Hanni huiverde, zij dacht er aan,
«lat Lore eiken avond, als zij met
de kas van den bioscoop thuis kwam,
door Reimann van de halte werd ge
haald. En deze man was een inbre
ker?
De tweede mogelijkheid, begon
Schmidt opnieuw, wilde ik u nu
r*og niet zeggen. Maar daar ik zie,
dat u alle soorten van schrik hebt
doorgemaakt, wil ik bet toch doen.
Neen.
Vreemd, dat begrijp ik niet
Lore schoof de dichtgeplakte zakjes
terzijde en keek voor zich uit. Ik
vertrouw hem niet, volgens mjj speelt
hij een groote rol bij de dingen, die
gebeuren en dat komt ook uit als
ik denk, wat Schmidt onlangs zeide.
Alle draden komen samen bij den
man, die ons de schenking heeft ge
daan. Wat denk jij Hanni, zou dat
een gek zijn?
Ik voel niets voor grappen.
Lore lachte hartelijk. Daarstraks,
zeide zij, toen Schmidt opbelde en
ik weg moest, was ik vreeselijk opge
wonden. Maar onderweg ben ik rus
tig geworden. Waarom je hoofd bre
ken, heb ik gezegd, waarom piekeren
als anderen dat al doen? Schmidt
zal het varkentje wasschen. Als wij
in alle onschuld iets verkeerds heb
ben gedaan, zal Schmidt het wel
recht zetten. Tot ztens spookhuis en
„Favoriet” en wij beginnen opnieuw.
Al zou het bitter zijn. Maar wij zijn
immers jong, Hanni. Kind, het leven
ligt nog voor ons! Wij zeggen „ja”
op alles wat mooi en goed is. Ons
kan werkelijk niets gebeuren. Wij zyn
er vroeger toch ook zonder villa ge
komen, dat kunnen wij weer. Neen,
ik laat alles gaan, zooals het gaat.
En dat er overal om ons heen
menschen zitten, die ons beloeren en
zelfs in den nacht bewaken, dat kan
jou niet schelen. Kom maak mij niets
wijs.
Helaas weet ik dat nog niet,
maar ook dat zal ik te weten komen.
Men kan niet zonder handschoenen
in een bijenkorf grijpen. Men moet
zulke delicate dingen voorzichtig be
handelen. Ons voordeel is, dat die
anderen er geen vermoeden van heb
ben, dat ik er bij ben om hun doen
en laten te bekijken. En dit voordeel
wordt uitgebuit. Ziet u, wij zitten
hier bij elkaar, maar denkt u, dat
ik daarom niet weet, wat er bij u
in huis voorvalt. Maakt u niet onge
rust, een van mijn menschen ligt
voortdurend op den loer. Ziet u, zoo
is het en daarom zeg ik u nog eens,
wees niet bang, er zal u niets gebeu
ren. Zoo, en nu ga ik afscheid van
u nemen. Juffrouw, betalen, ja,
ook de chocolade!
Hanni had haar kopje niet aange
raakt en zij raakte het ook niet aan
toen Schmidt allang weg was. Als
geslagen zat zij daar, bewegenloos
en zonder te zien, wat er om haar
heen gebeurde. Zeker, het geschenk
was op zichzelf al merkwaardig ge
noeg, maar wat er op volgde, grensde
aan het ongeloofelijke.
Raadselachtige mannen en vrouwen,
’s nachts door het huis sluipende man
nen, dat kon niet goed eindigen...
Zij had tijd noodig om kalm te wor
den.
Dan verliet zij het restaurant
en ging naar Lore, die het nieuws
veel kalmer opnam dan Hanni had
gedacht.
Schmidt
EEN EXPEDITEUR IN WEESP heeft een heimachine in zijn schip
laten bouwen in de plaats van een ruwolie-motor, waarvoor hij niet
genoeg brandstof kon krijgen. De proefvaart zal moeten bewijzen
of de machine voldoet.
zij, afwachten en theedrinken. Mag
ik je intusschen aan mijnheer Bering
voorstellen? Je moet even geduld heb
ben, hij kijkt de zaal rond maar zal
dadelijk wel terug zijn.
Mijnheer Bering, wie is mijnheer
Bering?
De architect, die mij de verbou
wing heeft voorgesteld. Een interes
sante man. Kent bijna iedereen. Hij
heeft in Hamburg het nieuwe flatge
bouw gebouwd. Knap hè?
En hoe komt hij hier zoo in de
„Favoriet” verzeild?
Dat is niet eens zulk een groot
toeval. Hij is hier in de buurt opge
groeid. Zijn moeder woont nu nog
in de Peterstraat. En zoo is hij eens
in de zaal geweest.
Is hij nog jong?
Nu, ongeveer midden
denk ik. Je zult het wel zien.
Zij had het geld voor zich liggen en
telde bepaalde bedragen af, die zij
in zakjes deed.
Ik maak het loon klaar, weet je.
Alle man personeel krijgt van de
week twee mark en vijftig pfennig
meer. Omdat zij zoo him best doen.
Dat is toch aardig niet? Als wij geen
schulden meer hebben, krijgen zij het
zelfde .bedrag weer uitbetaald. Mijn
chefs hebben dat nooit gedaan, dat
waren ezels. En wat ik nog zeggen
wilde, verder heeft Schmidt niets te
vertellen gehad?
Voor mij was het genoeg.
Heeft hij niet over Knauer ge
sproken?.
Om u te kalmeeren. De tweede moge
lijkheid is erop gebaseerd om de aan
dacht van u en die van uw zuster
op de brandkast te richten. Begrijpt
u?
Neen.
Nu luistert u dan goed. In het
huis in de Thomasallee ligt een of
andere kostbaarheid. Valsch of echt,
daar gaat het hier niet om. Iemand,
die een bepaald doel daarmee heeft,
heeft kennis van dit feit gekregen.
Die iemand bedenkt de inbraak. De
daders, dus Bertha, Reimann en de
beide mannen en later de twee zoo
genaamde agenten, die misschien de
zelfde waren als de inbrekers, deze
daders zijn dus geen eigenlijke daders
maar onschuldige acteurs. Voor de
inbraak ontving u een anoniemen
brief, die u op het bestaande kost
bare stuk opmerkzaam moest maken.
Hoe bevalt u deze uiteenzetting?
Ik begrijp het doel van zulk een
comedie niet.
Daar gaat het hier ook niet om,
antwoordde Schmidt. Men wil ook
niet, dat u het een of ander begrijpt.
Maar zegt u mij dan eens waar
om men deze inbraak heeft geënsce
neerd.
Ik ben geen helderziende, juf
frouw Riedeler, alleen een man, die
het eene feit aan het andere koppelt
en daaruit een conclusie trekt. Nog
weet ik niet alles, hoewel mijn ver
moedens meer en meer een richting
uitgaan. U zult in de komende dagen
meer van mij hooren. Vandaag zou
X
4
*1
1
4 4 Al
1
r 4-^