De zonderlinge erfenis /Vthletiekwedstrijden - De Hollandweek 1940 - Courses op Duindigt goerderijbrand te Sybecarspel - Bouw van noodwoningen te Rotterdam o V o O JJB lp. JZ: ÏTAAGSCHE COURANT VAN MAANDAG 5 AUGUSTUS 1940 TWEEDE BLAD FEUILLETON. «o -51 T'. IN DE GROOTE BOERDERIJ van den heer C. Swagerman te Sybe- DE HOLLAND-WEEK. De dra- carspel bij Hoorn brak brand uit. Deze hofstede was een der grootste kenklasse in actie. Op den voorgrond boerderijen van het dorp. Tijdens de blussching. de „Jan van Galen”. DE H.A.C.-NIEUWELINGEN-WEDSTRIJDEN op de Sintelbaan aan de Laan van Poot in den Haag. Moment uit den wedstrijd over 80 meter voor jongens van 13 en 15 jaar. (Nadruk verboden.) fWordt veruolpd.JL DE COURSES OP DUINDIGT waaronder ook die om het kampioenschap van Nederland voor Neder- landsche paarden. De finish van de tweede heat. Ie Barones Spencer (eig- stal Hollandia te Naarden, bereden door W. H. Geersen), kampioen van Nederland en 2e Crack. DE NOODWONINGEN welke op een terrein langs het Noorderkanaal te Rotterdam tegenover den Gordelweg worden gebouwd, naderen thans de voltooiing. Een lange rij doelmatige woningen is er in recordtijd neergezet en zal binnenkort door de bewoners worden betrokken. DE NATIONALE JUBILEUM ATLETIEKWEDSTRIJDEN VAN DE A.P.G. TE AMSTERDAM brachten weer een spannenden strijd in de 100 m. Baumgarten behaalde de overwinning, Nota werd tweede, Osen- darp bezette de derde plaats en Schaap de vierde. De finish. DE HOLLAND-WEEK 1940. De nationale zeilwedsrijden op het Ijsselmeer en het Binnen IJ zijn Zaterdag begonnen. De regenbogen in actie. V.l.n.r. „Titia” (stuurman J. Maas), Leede III (stuurman W. v. d. Mey) en „Tjebbe” (stuurman Tj. Maas). naar de Bank ging, zat het collier al in zijn tasch. De valsche ketting werd er bij gedaan en bij den juwe lier nam hij de echte eruit. Heel eenvoudig niet? Om zoo te zeggen, een oeroude truc. Lore haalde diep adem. Alstu blieft, ik zou een cognac willen heb ben. Toen het glaasje op tafel stond, dronk zij het in drie teugen uit. Ziezoo, nu kan ik weer overal tegen! Maar wijzer ben ik toch niet geworden. U zegt, dat Knauer de ju- weelen verruild heeft. Waarom zou hij dat gedaan hebben? Dat zal nog blijken. Maar u weet zeker, dat hij de echte juweelen van den man kreeg, die ons de schenking deed. Ja. En hoe weet u dat zoo zeker? Lore liet niet los. Hebt u bewijzen? Goede bewijzen, waarmede men iets kan beginnen? Neen, maar ik ben een boon als het niet zoo gebeurd is, juffrouw Rie- deler. En als u zich vergist? Daarop bleef Schmidt het antwoord schuldig, maar hij lachte zoo raadsel achtig, dat Lore er niets van be greep, maar weldra werd zij boos. Wanneer zou er nu eens een einde aan de raadsels zijn? Sedert weken ver drong het eene raadsel het andere en steeds had Knauer er de hand in. Tja, zeide Schmidt, en als u alle goede dingen bestaan in drieën, zooals u weet, nog iets: Bertha! Een oogenblik, viel Lore in en keek hem woedend aan. Bertha zegt u, ik geloof, dat u mij niets meer behoeft te vertellen, waar schijnlijk behoort zij ook tot die nette luitjes nietwaar? Juffrouw Riedeler, u maakt vor deringen, het is inderdaad zoo. Bertha was anderhalf jaar lang huis-detecti- ve van een groot warenhuis. Sedert drie maanden werkt zij voor Land- mann. Geweldig. Schmidt trok aan zijn sigaar. Het geval begint dus opgehelderd te wor den, zeide hij zonder van Lore’s op winding notitie te nemen. Wij be ginnen langzamerhand te zien met wie wij te maken hebben. Het is ech ter even gewichtig uit te vinden, waar om dit alles gebeurt. Nog zijn onze tegenstanders onwetend omtrent ons. Niemand vermoedt, dat ik bezig ben. Dat is goed, het zou daarom dom zyn, juffrouw Riedeler, als u Bertha de deur uitzette of dat u Landmann om opheldering ging vragen. Daar door zou alles bedorven worden. Ik vertrouw volkomen op uw stilzwijgend heid. Een ding kan ik u telkens op nieuw zeggen, gevaar dreigt u niet. Ook niet van Landmann. Ik moet toe geven dat zijn uiterlijk niet prettig is, maar hoewel wij sedert jaren con currenten zijn, kan ik wel zeggen, dat hij een betrouwbaar mensch is, die, 35) Het stuk bestaat in twee soor ten, legde Schmidt uit, het val sche, dus de namaak, lag eerst in uw brandkast thuis en later in de safe. Het echte was in handen van den man, die u de schenking heeft gedaan. Dokter Knauer ontving het uit zijn hand en Knauer ruilde de twee colliers, snapt u dat? Niets begrijp ik, Hanni haalde de juweelen van de Bank en ging met Knauer naar Speedier. Hoe kan Knau- dan iets geruild hebben? Een oogenblik alstublieft. Heeft Hanni u verteld hoe de juweelen van- Wt de safe naar Speedier gebracht derden? Natuurlijk. Vertelt u dan? Knauer deed dat ding in zijn tasch en... Aha. Heelemaal niet „aha”, want mijn *Uster hield de tasch op haar schoot. Hij Speedier nam dokter Knauer de iuweelen uit de tasch, ja... dat is ®Ues. Uitstekend. Schmidt lachte vroo- “jk. Toen Knauer met uw zuster foon te gaan, Knauer op te bellen, en hem de waarheid te vragen. Maar dat kon zij niet doen, zij moesten wach ten en zwijgen. De avondpost bracht, behalve en kele reclamekaartjes, een briefkaart van Else, waarin zij schreef, dat zij de gelukkigste vrouw op de wereld was en Werner schreef erbij en ver telde, dat hij in het paradijs leefde. En daaronder schreven zij samen: Tot ziens, jullie Hagens. Wat een gelukkige menschen! Hanni kon niet in huis blijven. Zoodra Marianne naar bed was gegaan, ging zij naar den tuin. Zoo gelukkig kon men dus worden als men liefhad! Zoo gelukkig! Haar hart klopte toen zy aan den avond tevoren dacht, aan Knauer’s bezoek en aan dat wat hij gezegd had. Een bloedgolf steeg naar haar gezicht. Ze wandelde verder en kwam bij een bank, door Reimann ge timmerd. Hanni ging zitten en sloot de oogen. Ze voelde zich in een we reld waar enkel zonneschijn was. Pas toen het kiezel onder mensche- lijke voetstappen kraakte, ontwaakte zij uit haar droomen. Eerst wilde zij opspringen om te zien wie daar liep, maar een plotselinge angst hield haar op haar plaats vast. Het was allang donker, een zachte koelte streek door de boomen» nog iets wilt weten kan ik u dat ook nog vertellen, het betreft den mageren man met het roofvogelge- zicht. Met een ruk zat Lore rechtop. Hij heet Landmann, ging Schmidt voort, terwijl hij een sigaar opstak, en u moet toegeven, dat dit een naam is, die vertrouwen wekt, niet waar? Hij heeft u bespied, dat is waar en hij ligt ook nu nog op den loer. Hij en ik, wij zijn namelijk collega’s. Zijn kantoor heet „Fortu na” en bevindt zich in de Gneisenau- straat. Recherchediensten, begrijpt u? In crimineele romans noemt men zulke menschen detectives, maar ik vind dat een verschrikkelijk woord. Detectives zijn meestal erg aardige, keurige menschen, wat u allang aan mij zult hebben gemerkt, niet waar? Hij lachte. U hebt dus werkelijk geen aanleiding opgewonden te zijn over het feit, dat Hugo Landmann u bespionneert. Laat hem dat plezier. Teneerste vindt hij het prettig en ten tweede wordt hij ervoor betaald. Door wien? vroeg Lore. Door wien anders dan door dok ter Knauer? Mijnheer Schmidt. Ik kan het niet helpen. Knauer, op zijn beurt, is in dienst van den man, die u de schenking deed. U ziet alle wegen, al zijn zij nog zoo kronkelig, beginnen en eindigen bij dezen man. Hij is de pool waarom alles draait. Ja en nu nog een derde, hoewel hij graag geld verdient, zich nooit met vuile zaakjes bezig houdt. U behoeft dus werkelijk geen angst te hebben. Angst? lachte Lore grimmig. Woedend ben ik. Toch niet op mij? Ook op u omdat u zich misschien in stilte vroolijk over ons maakt. Alstublieft, riep zij uit toen zij zag, dat Schmidt met grappige wan hoop wilde protesteeren. Als u het eerlijk met ons meent, noem mij dan den naam van den man, die ons de schenking gaf. Dat zou tegen mijn principe gaan. Lore leunde achterover in haar stoel en dacht na. In hoeveel opzichten was de zaak door Schmidt duidelijker geworden? In geen enkel. Ze zat nog evenveel te puzzelen als in het begin. Alleen dat ze zekerheid had omtrent Bertha en den magere, dat was alles Toen Hanni alles over het gesprek hoorde, brak zy in tranen uit. De re den hiervoor was, dat Knauer, volgens Schmidt, in de zaak met de juweelen zulk een eigenaardige rol had ge speeld. Hoe kon men iemand vertrou wen, die de vrouw, die hy beweerde lief te hebben, zulke streken speelde? Natuurlijk werd zij langzamerhand kalmer, en ’s avonds, toen zy alleen thuis zat, was zy zelfs geneigd Schmidt een opsnijder te noemen, die dingen zag, welke niemand zag. Hoe eenvoudig zou het zyn naar de tele- 4*' 1 I .O I WW «s*OW Z3 I i C9 A Si;'; 'J - i «ze

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 5