voor
m
van
De zonderlinge erfenis
Wedstrijden
Restauratie
zeiljachten op het Ijsselmeer - Opleving in de kuiperij
de Marekerk te Leiden - Fransche paarden als krijgsbuit
W
I l
iRSjaK
li
r
HAAGSCHE COURANT VAN WOENSDAG 7 AUGUSTUS 1940 TWEEDE BLAD
FEUILLETON.
Jp
Mi
a J
BS?"
fe®
o
BIJ DEN GROOTEN BUIT AAN KRIJGS-
VOOR DRIE JAAR INGEPAKT. In verband
MATERIAAL, WELKE DEN DUTTSCHERS
met de restauratie van de Mare-kerk aan de Lange
IN
FRANKRIJK IN HANDEN VIEL,
Mare te Leiden, is men begonnen den koepel van
ook duizenden paarden. De dieren
deze kerk in de steigers te zetten. Men schat het
waren
worden
in grooten getale samengebracht
werk, restauratie van den koepel en vernieuwing
op de weiden.
der ramen, op tenminste drie jaar.
OUDE HANDWERKEN WORDEN WEER IN EERE HERSTELD.
(Nadruk verboden.)
Wordt vervolg d.}
Nu de inmaaktijd
nadert en de steenen inmaakpotten bijna niet te verkrijgen zijn, herleeft de kuiperij. De
Alkmaarsche kunstschilder Koos Stikvoort die dit beroep evenals zijn voorvaderen uit
oefent, aan het maken van inmaakvaatjes.
DE GROOTE FLEVO-RACE VOOR ZEILJACHTEN OP HET IJSSELMEER met start te Amsterdam en finish te Enkhuizen,
is weer gehouden. De „Ran”, stuurman de Vries Lentsch, loopt de haven van Enkhuizen binnen.
Op den achtergrond de „Drommedaris”.
DE GRAANOOGST IS IN DE WIERINGERMEER INGEZET. Met groote maaimachines
wordt het graan gemaaid en gelijktijdig door middel van een aan deze machine
gemonteerden zelfbinder tot schooven gebonden.
TENEINDE ONHEIL TE VOOR
KOMEN zijn bij de opritten aan
de ponten aan het IJ te Amsterdam
seinlichten geplaatst, welke tijdens
de verduistering zullen waarschu
wen als er geen pont aan
den wal is.
37>.
Doch mynheer Speedier betuigde
zijn spijt, het was tegen de regelen
van elke zaak de namen van cliënten
te noemen. Lore mompelde een:
„neemt u mij niet kwalijk” en gooide
den hoorn neer.
Haar overigens niet rooskleurige
stemming, overblijfsel van den vori-
gen avond, verbeterde er niet op. Was
dan die groote onbekende nergens te
pakken te krijgen? Overigens scheen
hij compleet gek te zijn. Legt bij
wildvreemde menschen een vermogen
in de brandkast, kijkt toe als zij het
te gelde maken en gaat dan heen en
koopt het weer terug. Lore lachte ge
dwongen. Het liefste zou zij naar
Hanni zijn gegaan om haar het
nieuws te vertellen, maar het tellen en
bonzen in de gymnastiekzaal hield
haar terug. Zij begon in de kamer
heen en weer te loopen. Toen zij den
Vorigen avond thuis was gekomen had
het zachtjes geregend. Het weer was
echter in den nacht nog slechter ge
worden. De regen kletterde tegen de
ruiten en de boomen in de Thomas-
allee sloegen tegen elkaar als bij een
heftigen storm. Brr, wie nu uit moest.
Het was de eerste leelijke dag na een
heerlijken zomer vol zon. Lore stond
achter de gordijnen en staarde naar
buiten. Herfst. En als het eenmaal zoo
ver was, liet de winter niet lang
meer op zich wachten. Winter, dat be-
teekende voor de „Favoriet” verhoog
de onkosten. Alleen al de verwarming
verslond een klein vermogen. Er was
op verhoogde inkomsten niet te reke
nen, want het theater was dagelijks
uitverkocht, afgezien van gisteravond,
een avond, welke verschrikkelijk
slecht was geweest, wat hopenlijk
echter een zeldzaamheid zou zijn.
Hoogere inkomsten waren alleen door
een vergrooting van de ruimte te krij
gen, daar had Bering gelijk in. De
wolk op Lore’s voorhoofd werd die
per. Bering, waarom was hij gisteren
niet gekomen? Was hij misschien boos
omdat zij hem niet onmiddellijk de
opdracht had gegeven? Eigenlijk kon
zij zich dat niet indenken, maar kent
de eene mensch den andere en kent men
de mannen? Toch, als zij hem aan
keek, Lore sloot de oogen om zich nog
eens hun laatste samenzijn goed te
kunnen voorstellen. Zij opende ze ech
ter snel, toen zij het remmen van een
auto hoorde. Werkelijk, het was een
auto. Bezoek dus.
Dokter Knauer, was Lore’s eerste
gedachte, maar zij vergiste zich,
want de man, die uit den wagen sprong
en met een actetasch onder den arm
naar de voordeur snelde, was nie
mand anders dan Bering. Lore stiet
een kreet uit, maar op hetzelfde
oogenblik beknorde zjj zichzelf. Uit je
ze toekomst, aan de „Favoriet”,
want de kwestie houdt mij bezig.
Alles is klaar. Wilt n de plannen zien?
Hij haalde ze uit zijn actetasch en
hield ze haar onder de oogen. U
zult verbluft zijn, juffrouw Riedeler,
wat is de zaal nu. Een hok! Neemt u
mij niet kwalijk, maar de waarheid
blijft de waarheid. Maar wat zal de
„Favoriet” worden? Een theater van
enorme afmetingen. Kijkt u, ik heb
alles nauwkeurig berekend. Met een
geraffineerd gebruik van elke milli
meter aan ruimte, wordt de zaal met
twee duizend tweehonderd, dus twee
en twintighonderd zitplaatsen ver
groot. De verbouwing beteekent niets.
Drie maanden, heel ruim berekend,
vier. Wij laten dag en nacht werken.
Als de bouwpolitie deze plannen ziet,
krijgen wij een extra belooning. Maar
kijkt u mij niet aan, maar de plan
nen.
Maar ik denk heelemaal niet aan
verbouwen, viel zij hem eindelijk in
de rede. Waar denkt u aan, ik heb u
duidelijk gezegd, dat voor den af
loop
En ik zeg u het volgende, nam
hy het woord. Ten eerste u ver
bouwt! Ten tweede u verbouwt nog in
dit jaar en ten derde, ik zorg voor het
kapitaal tegen een lage rente, ten vier
de...
Zeg ik neen, viel zij uit.
...en ten vijfde, ging hij voort,
trouwen wij zoodra wij de verbou
wing klaar hebben. Neem mjj niet
kwalijk, zeide hjj, toen hij haar ver-
oudste van de twee, staat u mij toe,
dat ik om de hand van uw zuster
vraag?
Dat was te veel, tenminste voor
Lore. Zij boog zich van het lachen.
Hanni, die de situatie niet overzag,
verborg zich achter een gedwongen
lachje, terwijl Bering, absoluut niet
beleedigd, van harte met Lore’s la
chen instemde.
Ik haat alle ceremonieel, legde
"hij tegen Hanni uit. Als de wet
voorschreef, dat men een meisje in
rok en met een hoogen hoed op moest
gaan vragen, dan bleef ik eeuwig
vrijgezel. Waarom moet het allemaal
zoo tragisch toegaan? Daar denk ik
anders over, heel anders! Wat ik op
het hart heb, moet gezegd. Lieve
help, het komt toch niet op de woor
den aan. Als het hart maar goed is
en het mijne is goed, daar kunt u
van op aan. Ik houd van uw zuster
en ik heb zoo’n idee, dat zij mij
ook wel aardig vindt.
Hanni! riep Lore, ik heb in
mijn leven nog niet zoo’n onbeschaam-
den vent gezien!
Misken mij niet, ik ben namelijk
bang, dat een ander u mij voor den
neus weg kaapt en ten tweede vind
ik het verschrikkelijk om gecompli
ceerde dingen gecompliceerd op te
knappen. Dat kan ik niet.
evenwicht raken, omdat een bouw
meester met stralende blauwe oogen
het huis binnenviel, dat was te gek!
Toch bloosde zij en zij ging ook niet
van het raam weg. Daar weerklonk
reeds de bel. Sliep Bertha, waarom
liep zjj niet met een parapluie naar
buiten en deed het tuinhek open? En
reeds stormde Lore de kamer uit.
Een parapluie, waar was een para
pluie, aha, hier! Zij rende naar bui
ten.
Maar toen zij de huisdeur opende,
stond Bering al voor haar. Het water
liep van zijn hoed en druppelde op
zijn jas. Maar hij lachte en toonde
twee rijen prachtige tanden. U
moet mij niet kwalijk nemen, begon
hij, maar omdat er niemand
kwam, ben ik maar over het hek ge
klommen. Vroeger, toen ik nog een
korte broek droeg, was zoo iets mijn
specialiteit en ik heb het ook nu nog
niet verleerd, merk ik.
Neen, hij gebruikte geen groote
woorden en ook zijn wegblijven giste
ren uit den bioscoop, deed hij met een
grapje af. Hoe kon ik komen, als
ik aan
hü, toen zij
hoekje zaten
onze toekomst werkte! riep
samen in een gezellig
En u zult wel blij
geweest zijn, toen ik u eens met rust
liet, niet waar?
Lore was niet bepaald op haar
mondje gevallen, maar een oogenblik
was zij toch sprakeloos. Aan wat
hebt u gewerkt? vroeg zij eindelijk.
Aan onze...
Natuurlijk, knikte hü, aan on-
bluft gezicht zag, zegt u nu alstu
blieft niet, dat ik gek ben of zoo iets.
Ik ben noch het een noch het ander,
maar slechts een architect, doodge
woon, architect Bering, die doodelijk
verliefd op u is, al van het eerste
oogenblik af, dat ik u zag. Als u nu
nog „neen” durft zeggen dan...
Goed, laten wij verstandig pra
ten.
Sedert ik hier ben, heb ik niet
anders gedaan dan verstandig ge
praat. Ik denk niet, dat ik ooit in mijn
leven verstandiger was dan nu. Denk
een keer eens verstandig na, juffrouw
Lore, wij zijn twee jonge flinke men
schen, wij hebben iets in ons hoofd en
moed in onze body. Zouden wij het
niet tot iets brengen als wij samen
werkten?
Mijnheer Bering, ik...
Ik weet precies wat u zeggen
wilt. Op punt één, ons huwelijk wilt
u zeggen, dat wij elkaar nog zoo wei
nig kennen, dat u mijn aanzoek heele
maal niet correct vindt, dat er voor
een huwelijk twee noodig zijn en dat
u eerst met uw zuster moet spreken.
Punt twee, de verbouwing, wilde u
zeggen...
U praat als een boek.
Dat is iets, dat niet te versma
den is, zeide hij lachend, en als
je daarbij bedenkt, dat ik ook nog
met de vuisten iets kan doen. En toen
op dit oogenblik Hanni onverwachts
de kamer binnen kwam, nadat haar
les geëindigd was, sprong hij op en
snelde naar haar toe. U bent de
Hg
I
n
•ÓS
I®
I
It».-
F JBi
-
ei
v