HAAGSCHE COURANT J ll DE HOOGESCHOOL Naar eenheid het Nederlandsche volk VAN DE PAARDEN- van DRESSUUR Zaterdag 10 Augustus 1940. IMte B,U1 ImI J IN EN OM DEN HAAG STADSNIEUWS OPDRACHTEN AAN EN AAN KOOPEN VAN HAAGSCHE BEELDENDE KUNSTENAARS F 1 DERDE BLAD HANS STRASSBURGER VERTELT „HET BIECHTGEHEIM” Zal het gelukken, ze in één bundel te vereenigeu? DE MOTORREDDINGBOOT „ARTHUR” IN DIENST GESTELD Bestemd voor Scheveningen Beo van de in vrijheid gedresseerde Friesche hengsle» UITREIKING TEXTIELKAARTEN Ito nieuw© pK^»rrp.(iilin^ixx>f, „Arthur” te Amsterdam naast het opleidingsschip „Pollux” Liefde, geduld en kalmte de pijlers van een circus si" OOM KOOS. No. 17643 Tot de bevolkingsgroepen, welke in sterke mate door den nood der tijden zijn getroffen, behooren de beeldende kunstenaars. Immers, de algemeene zorgen treffen ook de meer gegoeden en weerhouden hen van het aankoopen van kunstwerken. I gebruik te maken van het hun ver leende recht om op een andere lijn over te stappen en toch hun doel te bereiken. De nieuwe aanwinst van de Noord- Zuidhollandsche Reddingmaatschappij, de motorreddingboot „Arthur”, is in dienst gesteld en bestemd voor Sche veningen. De „Arthur” is een geschenk aan de Noord-Zuidhollandsche Red- dingmaatschappij van een liefdadige Nederlandsche dame. Het schip, dat volgens de voorschriften geheel wit is geschilderd, en dat voorzien is van de Roode-Kruis-teekens, is gebouwd op de werf van de N.V. Scheepswerven Nico- laas Witsen en Vis te Alkmaar. Het is 14.98 meter lang en 3.60 meter Jodocus is een echte landbouwer ge worden. Hij heeft een huisje met een tuintje gehuurd en wroet nu eiken dag in den grond. Hij praat over boeren kool en spruiten en over het gevaar voor draaihartigheid, waarover hij de meest sombere berichten gehoord heeft, hij zet geweldige boomen op over poot- goed, het eenige wat je nu nog ge bruiken kunt, om nog iets van je lapje grond te maken en koestert de hoogste verwachtingen wat den boonenoogst betreft. Wies heeft al aangeboden om te helpen oogsten en wat van nog meer belang is, haar huishoudelijk oog te laten gaan over het inzouten en wecken. Want dat is een karweitje waar Jodocus wel heelemaal niets van zal weten. Voor hem zijn dat later zor gen, want hij baggert nu met een paar klompen, waar de kluiten klei aan blijven hangen, door zijn tuin, kijkt bezorgd naar de lucht en vindt, dat wij te veel nattigheid hebben den laatsten tijd. Zoodoende moet menigeen hem bij zijn kopje koffie op het terras gemist hebben. Jodocus echter voelt zich thans lenig. Wel staan de blaren in zijn han den van de spade en heeft hij pijn in den rug van het bukken, maar hij is er van overtuigd, dat hij straks jonger door de Haagsche straten zal loopen. De lichtpuntjes in onze stad zijn thans geheel verdwenen. De café terrassen en tuinen mogen niet meer verlicht zijn, noch met blauwe lam pen, noch met af geschermde kapjes. Mogen zij, die met den kelner af te rekenen hebben, het noodige geduld oefenen, als de man, om zijn afreke ning te doen kloppen, even naar bin nen gaat, om het juist wisselgeld uit te zoeken. Het beste lijkt mij, dat de gast het bestelde onmiddellijk af rekent en daarbij (dit tusschen twee haakjes) den kelner niet ver geet, want zijn taak is zwaar genoeg. Dat voorkomt veel narigheid en onge noegen. Alle partijen zijn er bij ge baat. Dat het ’s avonds reeds bar donker op straat is, kan niemand, die in de stad is geweest, ontkennen. De grootste voorzichtigheid moet dan ook in acht genomen worden, vooral door hen, die langs den waterkant moeten. Ik mag dan ook nog wel eens wijzen op het euvel, om tijdens de duisternis de fietsen op trottoirs te laten staan. Dit maakt net aen voetganger ook al niet gemakkelijk. De Wassenaarsche en Rijswijksche trams rijden thans naar de Turf markt. De vaste passagiers, zooals de abonnementen en houders van andere speciale kaarten, kunnen, dank zij de welwillendheid van de H.T.M. toch verder de binnenstad in komen, door breed. Wat de lijn betreft, gelijkt het schip als twee druppels water op de „Neeltje Jacoba”, doch het is een me ter of vier minder lang. In twee geheel waterdicht gescheiden, achter elkaar gelegen motorkamers zijn geplaatst twee vier cylinder viertakt Kromhout' Gardner scheepsdieselmotoren van 40 p.k. ieder, die voor de voortstuwing zorgen en het scheepje een snelheid van acht zeemijlen geven. De „Arthur” kan vijftig schipbreu kelingen opnemen en wanneer dat noodzakeljjk is, is er genoeg olie aan boord om drie maal vier en twintig uur met volle snelheid het ruime sop te kunnen houden. Schipper M. J. Bruyn, die in October 1938 de bekende redding bij de pieren van de Scheveningsche visschershaven heeft verricht, waarvoor hij de gouden medaille ontving, bracht gisteren de „Arthur” van Amsterdam naar IJmui- Wij hebben gesproken met den heer Hans Strassburger, een nog jongen man, die de paardendressuur van het circus Mikkenie-Strassburger verzorgt en voorts de regie van het geheel onder zijn leiding heeft, terwijl zijn broer Carl de algemeene en technische leiding heeft. Wie een voor stelling van het circus heeft bijgewoond, heeft een onvergetelijke herinnering be houden aan de paardennummers. Het is echter niet gemakkelijk, „mijnheer Hans” aan het praten te krijgen over zijn paar den. De reden daarvan is waarschijnlijk wel, dat hij van meening is: „Je kent het of je kent het niet”. Het „waarom” is daar bij een duistere zaak, die toch niet te door gronden is. Langzamerhand komt hij ech ter los en wanneer hij eenmaal vertelt over de .paarden, „zijn paarden”, geraakt hij vol vuur. De pijlers van een circus zijn groote liefde voor de dieren, oneindig geduld en onverstoorbare kalmte. Met geweld en driftige woorden bereikt men niets. Een paard is als een kind, men moet het voor zich inpalmen, langzaam naar zich toetrek ken. Heeft men eenmaal het vertrouwen van het paard gewonnen, dan kan men er alles mee doen. Het hangt aan zijn meester en is zijn trouwe volgeling. Het publiek denkt vaak, dat de paarden automatisch hun nummertje geven en dat de dressuur met zijn groote knallende zweep alleen maar zoo’n beetje toezicht houdt en daar staat om het geval interessant te maken. De reden is, dat de bewegingen met de zweep en de aanwijzingen van den dres seur bijna onmerkbaar zijn, zoodat het pu bliek ze niet ziet. In waarheid concentree- ren de dieren zonder ophouden hun aan dacht op de zweep van den dressur. Een lichtelijk omhoogheffen, een zachte knal, een trekken met de schouders zijn vol doende om de paarden te doen begrijpen, wat zij doen moeten. Indien men de paar den een oogenblik los zou laten, zouden ze elkaar in de beenen loopen en het ge- heele nummer zou mislukken. GEMEENTEPERSONEEL B. en W. hebben benoemd tot help ster bij den Gem. Dienst voor Maat schappelijk Hulpbetoon, mej. A. Groot- veldtot telefoniste bij den Gem. Te lefoondienst mej. H. M. A. Huguenin, en tot typiste bij dezen dienst mej. F. van Dongen, mej. J. J. W. Nöhr en mej. J. G. van Santentot schrijver 2e kL bijl den Gem. TelefoondienstA. F. Moesman en J. A. Paalvast, en tot schrijver 2e kL ter Gemeentesecreta rie A. de Groot Maandag vindt de uitreiking van tex- tielkaarten plaats voor personen wier familienaam begint met een der De verzorging. De verzorging der paarden is een apart hoofdstuk. Het staat onder persoonlijke leiding van den dresseur. Is een paard ziek, dan zit hij, gelijk een moeder aan het ziekbed van haar kind, soms dagen lang in den stal van het bewuste dier. Jammer is het, dat we haast geen sui kerklontjes meer bezitten, aangezien ze daar gek op zijn, zegt de heer Strassbur ger. Geregeld kijken ze mij met eert schuin oogje aan, als om te vragen, waar blijft mijn klontje. „De heer Strassburger gebruikt zelf geen suiker meer in zijn koffie en thee. Hij geeft die aan de die ren”, zegt de heer van Doveren, de pers chef van het circus, die ons het inter view heeft mogelijk gemaakt. Ach ja, eert mensch kan beter iets missen dan een- dier. is het antwoord van den temmer.. Tot slot vragen we hem nog het een en ander over zijn eigen persoon. A13 jongen van vijf jaar maakte hij reerts voltiges op een pony. Vier jaar later trad hij als jockey op en toen hij vijftien jaar was had mijnheer Hans zijn eerste paard gedresseerd. Het was de Arabische hengstj Sultan. Arabische hengsten zijn uitstekend geschikt om er alleen mee op te treden» In groepsverband zijn ze echter onbruik baar. Ze zijn naijverig op elkaar en a*» ze de kans zien, „vliegen ze elkaar in de manen”. Hetgeen in een circus natuur lijk niet voor mag komen. Door het groot Nederlandsch Volks- tooneel in Capitol Deze week staan er in het Capitol- theater des avonds nu eens geen films op het programma, maar ’n tooneelvoorstel- ling, verzorgd door ’t Groot-Nederlandsch Volkstooneel onder leiding van Willem Goossens. Het is verheugend, dat al voor de eerste voorstelling gisteravond veel belangstelling bestond. Gezien het succes, dat het Groot-Nederlandsch Volkstooneel had twijfelen wij er niet aan of ook de komende avonden zullen flink bezet zijn, „Het Biechtgeheim”, een dramatische 6-acter van Dirk Janse, leent zich bij uit stek ervoor, dat de medewerkenden zich flink uitspelen. Van vele rollen werd gis teravond wat goeds gemaakt getuige het applaus van het publiek aan het eind van iedesre act*. Zoo noemen wij van de mannelijke krachten Dirk Janse als de onvermaae- lijke smid Stein, Willem Goossens als zijn zoon Karl, de pater Jozef Stein’s tweede zoon, ook smid, vertolkt door Leo Janse en jager Leplat, gespeeld door Alex Hoek. Onder de dames van het Groot-Neder landsch Volkstooneel scholen ook goede krachten. Zoo speelde Roosje Kohier zeer pakkend en overtuigend de rol van blinde vrouw van Stein. Verder noemen wij nog Greta Goossens-v. d. Knoop als de ver loofde van Jozef en Beppie Moriën als Jeanne, de zuster van den woesten jager Leplat. Behalve enkele kleinigheidjes hier en daar zoo moest de souffleur af en toe wel eens erg luid ingrijpen was de op voering bijzonder geslaagd. Stellig ver dient het Groot-Nederlandsch Volkstoo neel in de komende dagen een stroom van bezoekers. Temmen is een gevoelskwestie. Hoe temt u de paarden, vragen wij aan den heer Strassburger en verwachten al half en half een ingewikkelde uiteenzet ting te hooren. „Dat weet ik niet” is het nuchtere antwoord. Dat doe ik op gevoel, voor ieder paard is dat verschillend. Het is zuiver een gevoelskwestie. Je kijkt een nieuw paard eens goed aan. laat hem eens rondloopen om zijn karakter te leeren ken nen en dan begin je maar te dresseeren. U kunt een dresseur het best vergelijken met een ouden schoolmeester, die nooit gewichtige boeken over opvoedkunde be studeerd heeft en toch nauwkeurig inge wijd is in de geheimen van het opvoeden. Hij voelt het aan en de routine moet de rest doen. Eerst moet een paard natuur lijk wennen aan de omgeving, het moet leeren loopen in een ronde piste. Een nieuw paard heeft altijd de neiging stil te blijven staan en rond te kijken. Ver volgens moet het nauwkeurig leeren rea- geeren op de aanwijzingen van den dres seur. Hiermee zijn maanden van inten sief oefenen gemoeid. Men moet daarbij een eindeloos geduld aan den dag leggen en volstrekt kalm blijven. „Kalmte kan u redden” is een gezegde, dat hier van toe passing is. Vergeet niet, dat de dieren uiterst nerveus en schichtig zijn. Het duurt ongeveer een jaar voor een paard gedres seerd is en het zijn nummer volkomen kent. Als men een groep paarden op wil laten treden, leert men ieder paard eerst afzonderlijk de bewegingen. Een groep kunt u een verzameling van individuen noemen. Het groote voordeel is, dat als een paard uitvalt, het nummer toch door gang kan vinden. De andere nemen zijn plaats in. Vroeger hadden de circussen wel een reservepaard, doch, dat is voor dezen tijd te kostbaar. Welke zijn circuspaarden, en welke zijn het niet? was onze volgende vraag. Dat kan men niet zeggen, luidde wederom het laconieke antwoord. Het liefst hebben we paarden met groote hal zen en kleine hoofden (Spaansche model len), die er mooi uitzien. Dat heeft,het pu bliek nu eenmaal graag. De Lippizaner zijn evenals de Andalusische uitstekend geschikt voor het z.g.n. Hooge Schoolrijden terwijl de Oostpruisische bij voorkeur ge nomen worden voor de vrijheidsdressuur. En de Friezen, de prachtige zwarte heng sten, die iederen avond bij de voorstellin gen de bewondering van het publiek op wekken. Ja de Friezen, zegt de heer Strassburger. Plotseling schijnt het of we een zeer gevoelige snaar bij hem geraakt hebben. De Friezen zijn heelemaal geen bekende circuspaarden. Alleen wij hebben ze. Het is buitengewoon moeilijk ze te dresseeren, omdat ze zeer nerveus zijn. Eenige jaren geleden zag ik In Sneek en Friesche hengst. Het was een mooi, groot, zwart paard, dat onmiddellijk de aandacht trok. Ik kocht het. Successieve lijk kwamen er meer bij, zoodat we thans een geheelen groep hebben. Ze zijn de trots van het circus geworden. Een bepaald circustype bestaat niet. Eenigen tijd geleden zag ik een paard voor een groéntekar loopen. Het zag <-r mooi uit, ik kocht het. Een jaar later liep het in de piste en verbaasde het het pu bliek door zijn optreden. Het kan verkee- ren. Natuurlijk hebben we ook zgn. tegen vallers, waarmee niets is te beginnen. Een berucht type voor ons zijn de zgn. Sterrenkijkers. Ze kijken als maar naar boven en het is hen niet af te leeren. Er zit niets anders op dan ze weer van de hand te doen. Niet alleen de materieele, maar ook de moreele druk daarvan treft de kun stenaars op bijzondere wijze. Het ont breken van aanmoediging en tastbare waardeering brengt velen tot twijfelen moedeloosheid en dit beïnvloedt hun arbeidsvermogen en scheppingsdrang uiterst ongunstig. Nu is naar het oordeel van B. en W. de kunst ook in dezen tijd, en zelfs juist in dezen tijd, een levensbehoefte van hooge orde en voor velen een ver kwikking bij de tegenwoordige moei lijkheden. Zij achten het daarom in het belang niet alleen van de kunstenaars, maar ook van het algemeen, dat aan deze groep van burgers de voortzetting van hun arbeid wordt mogelijk ge maakt. Van Regeeringswege wordt door het organiseeren van concerten in musea aan de toonkunstenaars eenige mate rieele en geldelijke steun verschaft. Ook voor het tooneel is reeds het een en ander gedaan. De beeldende kunste naars verkeeren in ongunstiger positie. Wel is er het Voorzieningsfonds voor kunstenaars, doch dit geeft slechts steun aan die kunstenaars, wier inko men tot beneden 1248 per jaar is ge daald, alsmede, in bijzondere omstan digheden, als ziekte, ongevallen, enz. uit het tot het Voorzieningsfonds be hoor ende Fonds voor Bijzondere Doel einden. Dan is er nog het Nederland sche Steuncomité voor Beeldende Kun stenaars, hetwelk echter niet over mid delen van eenige beteekenis beschikt. Wil men de cultureele waarde der kunstenaars in stand houden, dan zal daarnaast nog meer moeten worden gedaan. B. en W. zijn van oordeel, dat de gemeente ’s-Gravenhage, als een der voornaamste Nederlandsche kunstcen tra, hier een taak en een plicht heeft. Zij zouden althans in dit tijdsgewricht een zeker bedrag voor dit doel willen besteden. Reeds zijn in de laatste jaren eenige opdrachten aan beeldhouwers gegeven voor werk aan bruggen en andere openbare werken. De kosten daarvan zijn bestreden uit de voor die werken gevoteerde bedragen. Dit in aanmerking nemende, achten B. en W. de beschikbaarstelling daar naast van een bedrag ineens van 10.000, speciaal voor opdrachten aan en aankoopen van Haagsche beeldende kunstenaars, voldoende. Het is de bedoeling, voor de beste ding van deze gelden een kleine com missie in het leven te roepen, bestaan de uit de voorzitters van de beide Haagsche kunstenaarsverenigingen „Pulchri Studio” en de „Haagsche Kunstkring” den voorzitter van het Nederlandsch Steuncomité voor Beel dende Kunstenaars, tevens bestuurslid van het Voorzieningsfonds, den direc teur van den Dienst voor Kunsten en Wetenschappen en een der wethouders als voorzitter. B. en W. geven den Raad in over weging, aan de voorgestelde regeling zijn goedkeuring te hechten en het ge noemde bedrag te voteeren. (Poliwoo^ Alsmaar oefenen. Oefent u veel met de dieren? was onze vraag. lederen dag. Steeds moeten we op hetzelfde aambeeld blijven hameren. Het komt b.v. wel eens voor, dat een dier een onderdeel van zijn nummer volkomen vergeet. Dan beginnen we maar weer opnieuw, ’s Ochtends oefenen, 's middag oefenen, ’s avonds optreden en daar tusschen door de paarden verzorgen. Vrije tijd bestaat natuurlijk niet. Als we in een andere stad komen, heeft het cir cusgebouw dikwijls een andere kleur. De dieren moeten hieraan gewend wor den. Het duurt wel een dag of vier, voor ze aan het milieu gewend raken. Ook komt het voor, dat een voorwerp uit het circusgebouw, b.v. een schijnwerper, plot seling de bijzondere aandacht van een dier heeft. Het kijkt er voortdurend naar, draait er om heen en er is niets mee te beginnen Dan gaan we ’s nachts repetee- ren om het dier er aan te wennen. Soms komt het heele circus er aan te pas. De muziek speelt en de artisten vervullen de rol van publiek en klappen in hun handen, zoodat het dier de idee krijgt, dat het in een voorstelling optreedt Na vele mislukkingen slagen we er dan meestal in het dier van ziln „liefde” af te brengen. den, om buitengaats de reis naar Sche veningen te vervolgen, waar het schip de plaats van de „Zeemanskoop” zal innemen. Als motorist doet Kamp dienst, die ter gelegenheid van dezelf de redding indertijd ook een onder scheiding ontving en die evenals Bruyn, een oude getrouwe van de Noord-Zuidhollandsche is. De Reddingmaatschappij heeft zich volledig bij de moeilijke en verander de omstandigheden, waaronder het reddingwezen heeft te arbeiden, aange past. De paraatheid is tot het maxi mum opgevoerd. De motorreddingboo- ten liggen dag en nacht gereed om binnen enkele minuten uit te varen om hulp te verleenen aan schipbreu kelingen of eventueele vliegtuigen, die zich in nood mochten bevinden. Staag arbeidt de Noordzuidholland- sche voort, om met behulp van Neder landsche particulieren het reddingwe zen aan onze kusten op even krachtige wijze uit te oefenen als dat voorheen steeds is geschied. De nieuwe reddingboot is hedenmid dag om kwart voor 2 te Scheveningen aangekomen. Direct na aankomst werd nog een proeftocht door de haven ge maakt, waar de boot veler belangstel ling trok. BENOEMING TIJDELIJK PERSO NEEL ZEEVAARTSCHOOL B. en W. stellen den Raad voor, G. J. H. Verbeek en G. C. Carrière, die eenigen tijd de lessen hebben waar genomen van M. Bos, tijdelijk leeraar aan de Zeevaartschool te Scheveningen* die wegens ziekte afwezig is geweest^ te benoemen tot tijdelijk leeraar in d^. scheepswenktuigkunde aan de Zeefy vaartschool te Scheveningen. Een lezeres klaagde er over, dat er ’s avonds na tien uur nog kleedjes worden geklopt. De menschen hebben hun rust te hard noodig en het is allerminst aangenaam, om door het gebonk op een looper of mat uit den slaap te worden gehouden. Ja, er is weinig aan te doen, volgens de politie verordening mag men nu eenmaal kleedjes kloppen na tien uur en dit mag zelfs duren tot den volgenden morgen 8 uur. Er is echter een maar bij. Dit mag niet ontaarden in burengerucht. Wie dus na 12 uur des nachts te hard klopt, is er bij. Maar, en dit is de mee ning van Wies, wie klopt er nu nog na 10 uur Men kan in de duisternis toch niet zien of de kleeden schoon zijn. Een heldere huisvrouw wacht dus tot ’s morgens 7 uur. M

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 9