Markten te Barneveld Groot werk Alkmaar voor en Lichten gezonken schepen van I.'.IE SPCT LEIDEN NAAR ULF den Opbouwdienst Brandleiding bij de Nieuwe Kerk te Delft ïf* P Ss 1131 HAAGSCHE COURANT VAN ZATERDAG 17 AUGUSTUS 1940 TWEEDE BLAD o FEUILLETON. M IIM Hli 1 r 1 IMI EEN DOOR DE DUITSCHERS BIJ DUINKERKEN BUITGEMAAKT Scherl) ENGELSCH SNELVUURKANON. alles (Nadruk verboden.) bedenken. niet [(Wordt vervolgd.)] IN ..1 en onder leiding met den aanleg DE VRIJDAGSCHE KAASMARKT TE ALKMAAR TROK WEER VEEL BELANGSTELLING. EEN AARDIGE FOTO VAN DIT KLEURIG GEBEUREN. (Polygoon) NAAST DE BARNEVELDSCHE EIERENMARKT is er nog de pluimvee- markt, waar een drukte van belang heerscht. Door de veevoederschaarste wordt er enorm veel aangevoerd. Onz foto toont een overzicht van de pluimveemarkt te Barneveld. (Holland) stem, want zij eens naar de villa u tii V INSPECTEUR VAN DE KUNSTBESCHERMING van architect van der Kloot Meyburg is men begonnen van een brandleiding bij de Nieuwe Kerk te Delft. (Polygoon) den hoorn op. Zij is er nu van over tuigd, dat er iets gebeurd is. Er is Been andere verklaring, maar op het zelfde oogenblik als zij dit bedenkt, keert ook haar zekerheid terug. Zij Weet, dat Ulf altijd zijn identiteitspa- mijnheer Stephan begint haar zacht jes en vroolijk een geschiedenis te ver tellen over wat hij eens, toen hij jong was, had uitgehaald. Hij neemt er zelfs zijn bril voor af en zet zich op zijn gemak. Maar Lore is niet in de stemming om de jeugdherinneringen van mijn heer Stephan aan te hooren. Mijn heer Stephan, valt zy hem in de rede, wilt u zoo goed zijn mij dadelijk te roepen als er voor mjj wordt opge beld. Hij belooft het haar en kijkt haar verwonderd na als zij naar het naaste vertrek gaat om aan haar werk te beginnen. Zij moet bijna een uur wachten, een uur waarin zij nauwe lijks haar hoofd bij haar werk kan houden. Zij heeft nog een paar steno grammen van den vorigen dag uit te werken, maar de teekens verwarren zich en voeren op het papier een raren heksendans uit. Zij moet een brief viermaal opnieuw beginnen. Steeds weer vergist zij zich, zij Lore Hart mann, die bij de firma Braginsky den naam heeft de beste typiste te zijn. Eindelijk klinkt in de naaste kamer de telefoon en dadelijk daarop steekt mijnheer Stephan zijn hoofd om den hoek van de deur. Hij behoeft niets te zeggen. Lore Hartmann springt reeds op en gaat hem haastig voorbij naar de telefoon. Ja? Ik ben bij je moeder eerst even bij jou thuis kijken of Ulf geschreven heeft? vraagt Fritz. Natuurlijk heeft hij geschreven, waarom zou hij niet? Ik vind het beter eerst naar juffrouw Merzbach te gaan. Misschien wil zij vanavond uitgaan en dan vind ik haar niet meer. Fritz kijkt naar boven. Zij moet thuis zijn, want in haar kamer brandt licht. Hij wil afscheid nemen, maar Lore houdt hem tegen. Eet een broodje bij ons, Fritz, dan kunnen wij van avond nog een uurtje gaan wandelen^ Intusschen zijn zij op de vierde éta ge gekomen, waar een bordje op de deur den naam Hilde Merzbach draagt. Lore schelt. Achter de deur blijft alles stil, niets beweegt zich. Nu, dat is gek, zegt Lore, je zeide toch, dat er licht in haar woon kamer brandde. Dan moet zij toch thuis zijn. Zy belt nog eens, lang en aanhou dend. Het blijft echter alles stil. Een deur op de gang wordt geopend en een buurvrouw verschijnt. Dat gaat nu al den geheelen dag zoo, ver telt zy, telkens wordt er gebeld, maar zij doet niet open en schijnt uit gegaan te zijn. DE IN DE LEUVEHAVEN TE ROTTERDAM GEZONKEN SCHEPEN worden van gemeentewege gelicht en op den wal gezet, waar zij worden gesloopt. Een schip komt boven water. (Polygoon) VRIJDAGMORGEN HEEFT DE OPBOUWDIENST EEN AAN VANG GEMAAKT MET HET EERSTE GROOTE ONTGINNINGS-OBJECT. TACHTIG H.A. MOERASGROND ZAL IN AKKERLAND WORDEN HERSCHAPEN. HET WERK ZAL WORDEN UITGEVOERD AAN DEN NOORDELIJKEN OEVER VAN DE MERWEDE TUSSCHEN PAPENDRECHT EN SLIEDRECHT. DE JONGENS AAN HET WERK. (Polygoon) pieren bij zich heeft. Als hij een on geluk heeft gekregen, dan moet moe der het op dit oogenblik al weten. Mijnheer Stephan is een beetje ver wonderd als Lore weer naar de tele foonhoorn grijpt. Ditmaal belt zij de zaak op waar Fritz Schroter werkt. Fritz komt dadelijk aan het toestel. Aha, Lore, fijn dat je opbelt, ik had spijt van gisteravond... Zij onderbreekt hem. Fritz, zegt zij vastbesloten, je moet je dade lijk vrijmaken en naar mijn huis gaan. Er is iets met Ulf gebeurd. Hij is vannacht niet thuis gekomen en totnu- toe niet op zijn kantoor verschenen. Misschien heeft moeder al iets ge hoord. Maar je moet het erg tactisch doen, zoodat zij niet schrikt voor het geval dat zij nog niets weet. En dan moet je mij hier onmiddellijk opbel len. Fritz is niet erg blij met de op dracht, maar hij ziet wel het belang ervan in. En bovendien is de zelfover winning, welke hij moet behalen, de gerechte straf voor zijn optreden van gisteren. Als Lore den hoorn weer neerlegt, weigeren haar beenen bijna den dienst. Zij moet zich aan de schrijftafel vast houden. Mijnheer Stephan kijkt haar hoofdschuddend aan. Wat scheelt eraan kindje, u bent vandaag zoo an ders dan gewoonlijk. Maar ja, ik heb buiten mijn schuld uw telefoonge sprekken beluisterd, maar ik geloof, dat u zich teveel zorgen maakt... En vertelt Fritz Schroter aan het andere einde van de draad, ik heb gezegd, dat jij en ik gisteren een kleine on- eenigheid hebben gehad en ik haar daarom nu wat bloemen kom brengen, welke jij dan bij je thuiskomst zult vinden. Zij vond dat erg aardig en heeft mij een kop koffie geschonken. Over Ulf heeft zij niet gesproken. Dus dan heeft zij ook niets ge hoord, zegt Lore met toonlooze stem. Neen, natuurlijk niet, zegt Fritz, anders had zij er wel over gespro ken. Ik heb later het kantoor van je broer opgebeld... En? Niets, antwoordt Fritz, Ulf is niet op het kantoor gekomen, nog al tijd niet. Pauze. Lore overdenkt koortsachtig wat zij doen zal. De politie opbellen, de hulpdienst opbellen? Wacht u het af, zegt mijnheer Stephan achter haar. Hij heeft het gesprek mede aangehoord en zijn con clusies getrokken. Het is werkelijk het eenige wat u doen kunt. Haal je mij vanmiddag van de zaak af? vraagt Lore door de tele foon. Fritz stemt dadelijk toe. Als zij den hoorn ophangt denkt zij een poos na, daarna gaat zij met slepqide stappen naar de naaste kamer terug. De uren duren eindeloos, zij moet zich met ge weld beheerschen. Steeds opnieuw luistert zij angstig of in de naaste ka mer de telefoon schelt. Maar blijft stil. Tenslotte begrijpt Lore, dat moeder niets heeft gehoord, anders zou zij dadelijk hebben opgebeld. Voordat zij het kantoor verlaat belt Lore nog een keer het kantoor van Theo Herms- bach op. Neen, mijnheer Hartmann is nog steeds niet gekomen, maar hij heeft intusschen bericht gestuurd. Bericht? Lore voelt zich plotse ling duizelen. Ja, wordt haar gezegd, mijn heer Hartmann heeft een brief gezon den, welke met de tweede postbestel ling is gekomen. Hij moet voor enkele dagen op reis. Ook mijnheer Herms- bach heeft post van mijnheer Hart mann gekregen, tenminste dit vertelt hij ons in zijn schrijven. Fritz Schroter, die beneden op haar wacht, is verwonderd, dat Lore met een bijna gelukkig lachje op hem toe komt en hem op straat een kus geeft. Zij slenteren samen naar huis. Lore heeft geen haast, zij vindt het heer lijk om in den Dierentuin op een bank te gaan zitten. Kom Lore, laten wij gaan, je moet immers nog naar juffrouw Merzbach. Ach, zegt Lore en wil het liefste blijven zitten, maar dan besluit zij toch om met Fritz verder te wande len. Eindelijk staan zij voor het huis in de Wandelstraat 85. Zullen wij niet Zij herkent diens heeft haar broer vergezeld. O, dag mijnheer Lieske, begroet Ik wilde u graag iets vragen. Was mijn broer gisteravond bij u? Weet u ook hoe laat hij is wegge gaan? Wij hadden gisteravond nog een afspraak, maar ik had het helaas ver geten... Lieske moest zich even Wacht eens juffrouw Hartmann, toen hy kwam was het ongeveer half Zeven. Ja en toen heb ik hem niet meer gezien. Maar toen ik tegen acht Uur eens rondkeek was hij er meer. Dank u, zegt zij weer en hangt I' W'-. <5 S3» f I E i Af» Él18 geweest, t 5) F w ■S- - v 7 "VA L t

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 5