Een Normandisch kasteel als kazerne
Elzas-Lotharingen
in
NAAR ULF
Afbraak en Opbouw te Rotterdam
De Nederlandsche zoutindustrie - Een oude toren
ALLE SPOREN LEIDEN
RT
n
s
f
11
11
B
llr
hi
1
HA’AGSCHE COURANT VAN WOENSDAG 28 'AUGUSTUS 1930
TWEEDE BEAD
o
FEUILLETON
U
f 1
1 - "ZZZZ I
fiS'
t s%
W BW >3
1
Up
1MB
BI
Wordt vervolgd^
DE PUINHOOPEN VAN DEN OP 18 APRIL J.L. INGESTORTEN
SCHEEVEN TOREN VAN PIJNACKER WORDEN OPGERUIMD.
(Polygoon)
(Nadruk verboden.)
ROTTERDAM IS DRUK AAN DEN ARBEID. SLOOPERS BIJ HET
AFBREKEN VAN EEN MUUR, WELKE GEEN DIENST
MEER KAN DOEN. (Holland^
verbinding hebben gesteld, als zij
niet bewaakt werd. Twee dagen ge
leden hebben zij dit voor het eerst
gemerkt. Natuurlijk was Lore ont
zettend geschrokken en Fritz heeft
de grootste moeite gehad om haar
te kalmeeren. Zij moest hem vooral
beloven haar moeder, wier zenuwen
toch al zoo van streek waren, niets
hiervan te vertellen.
Ik weet iets van Hartmann,
fluistert Segelke hem in het oor.
Fritz schrikt maar wendt zich wal
gend af. U, wat zoudt u weten?
vraagt hij. Segelke schuift zijn stoel
dichter bij dien van Fritz. Wij
soort menschen komen overal. Daar
waar u nooit een voet zoudt zetten,
snapt u? Als ik u nu vertel, dat ik
weet, waar Hartmann is?
Fritz staart hem verbluft aan. U
weet dat en waarom hebt u daar dan
niet eerder over gesproken?
Segelke lacht zachtjes. Omdat
ik toch eerst meende, dat Hartmann
werkelijk iets met die... geschiede
nis te maken had. Ik ben een nette
vent, ik heb gedacht, de politie moet
alleen maar zoeken, niet waar? Maar
nu, nu u mij alles hebt uitgelegd...
Fritz drinkt de rest van zijn glas
in een teug uit, dan keert hij zich
weer naar Segelke wiens oogen glim
men. Fritz staat op en gooit zijn
stoel met een ruk tegen de tafel.
U bent dronken, volkomen dron
ken, zegt hij enkel. Hij gaat naar het
buffet, betaalt en verlaat het café.
Segelke schudt het hoofd, zijn glazi
ge oogen vestigen zich op een punt
in zijn bierglas, hij probeert scherp
na te denken en dat valt hem moei
lijk. Hij is er zoo druk mede bezig,
dat hij niet merkt, dat Minna Breit-
specht met den waard over hem
spreekt. Minna Breitspecht is van
daag jarig en haalt gauw een paar
flesschen bier voor haar gasten.
Zit die dronken kerel al weer
I hier? zegt zij minachtend.
Bijna onbewust begint Fritz zijn
gedachten uit te spreken en Segelke
hoort hem met open mond aan. Nu
en dan schijnt het, dat hij een tegen
werping wil maken, maar telkens
slikt hij de woorden weder in. Fritz
ergert zich na een poosje, dat hij
gesproken heeft. Zoo’n onzin, maar
dat komt ervan als men zenuwachtig
wordt. Het is ook niet meer aan te
zien, hoe Lore zichzelf pijnigt en
bang maakt. Hij wil juist opstaan,
als Segelke hem aan zijn mouw trekt.
Een oogenblik mijnheer... Hij
weet den naam niet en stapt over
dit euvel heen. ik heb u iets te
zeggen. Maar u moet mij beloven
te zullen zwijgen.
Zijn glazige oogen monsteren Fritz
die hem verwonderd aankijkt.
Segelke maakt een veelbeteekenend
gebaar naar de leege bierglazen, die
voor hem staan. Fritz begrijpt en
bestelt zuchtend nog twee glazen.
Segelke moet zich eerst met een slok
versterken. Dan, als hij zich weer
naar Fritz toekeert, heeft deze den
indruk, dat de man langzamerhand
in zijn dronkenheid verzinkt.
luisterd naar diens woorden, een zure
augurk aangenomen en was daarna
weggegaan.
Dat zijn de betrekkingen, welke tus-
schen Weichert en „de schrik des hui
zes”, zooals Minna Breitspecht den
beschonken Segelke noemt, bestaan.
Dit zijn echter niet de eenige be
trekkingen, welke tusschen Segelke en
zijn buren bestaan. Terwijl Segelke op
dezen avond in het café om den hoek
juist zijn eersten borrel drinkt, neemt
Fritz Schroter aan zijn tafeltje plaats
en schudt het hoofd. Nou mijnheer
Segelke, ik weet wel iets beters te
doen, dan iederen avond hier te zit
ten luieren.
Segelke die op dit uur nog tamelijk
nuchter is, bekijkt zijn vis a vis met
wantrouwen, maar dan ontspant zich
zijn gezicht. U bent toch de mijn
heer, die met het meisje boven ver
keert? vraagt hij.
Fritz Schroter begrijpt wat hij
meent. Hij zou mijnheer Segelke kun
nen uitleggen, dat hij niet met juf
frouw Lore „verkeert”, maar dat hü
met haar verloofd is. Maar Segelke
zal waarschijnlijk dit verschil wel
niet begrijpen.
Juist, zegt hij daarom kort.
Segelke bekijkt hem opnieuw met
gewekt wantrouwen. Nou en wat
wilt u van mij? vraagt hij.
Fritz kijkt hem verwonderd aan.
Nou, en wat zou ik van u willen,
mijnheer Segelke, niets! Segelke
schijnt voorloopig tevreden met dit
antwoord. Hij neemt een slok uit.
zijn glas en staart voor zich uit.
IN HET MOOIE ELZAS-LOTHARINGEN.
DE DOLDER-TOREN IN HET STADJE REICHENWEIER WERD IN HET JAAR
1291 GEBOUWD EN IS 25 METER HOOG. (Holland)
IN DEN INMAAKTIJD IS DE VRAAG NAAR ZOUT BIJZONDER GROOT.
EEN KIJKJE IN EEN FABRIEK VAN DE NEDERLANDSCHE ZOUT
INDUSTRIE TE HENGELO. HET VULLEN EN DICHTNAAIEN
DER ZAKKEN. (Polygoon)
Niet lang meer, verzekert de
waard, terwijl hij de flesschen in
pakt. Het crediet loopt niet lang
meer, de lei is vol.
Minna Breitspecht wordt opmerk
zaam. Crediet, wat is dat?
Maar de waard verklaart haar,
dat Segelke hem steeds credietwaar-
dig is voorgekomen. Hij is nog
niet lang klant van mij, pas sedert
een paar dagen, toen hij nog meer
had gedronken dan nu en baar be
taald heeft. Hij heeft hier vaak tien
tot twaalf mark per avond verdron
ken. Nou, dan is men toch niet klein
geestig als iemand eens geen geld
heeft, niet?
Minna Breitspecht is oprecht ver
wonderd. Zonder dat zij het eigenlijk
wil, komt een gedachte bij haar op.
Sedert wanneer komt hij hier
bij u?
Nu, sedert drie dagen, knikt de
waard.
Sedert drie dagen, herhaalt zij
en voelt zich opgewonden. En
eerst heeffhij voortdurend betaald?
Lieve deugd, dat kon wel eens klop
pen en als haar idee juist is dan...
dan... Zij is zoo opgewonden, dat
zij zelfs het wisselgeld, dat de waard
haar heeft terug gegeven, laat liggen.
Hallo, mevrouw Breitspecht, het
wisselgeld! roept hij haar na en
zij laat zich met een afwezig lachje
het geld in de hand duwen.
Segelke is intusschen moeilijk van
zijn stoel opgestaan en verlaat met
wankele stappen het lokaal.
14)
Weichert was heelemaal niet boos
toen de heerlijke, versche melk als
een beek over de straat stroomde. Hij
had Segelke de kan uit de handen ge
nomen en een korte rede tegen hem
uitgesproken, welke Segelke echter
niet begreep. Maar toen Segelke dien
middag voorbij den winkel kwam,
moest hij zich plotseling iets van de
nachtelijke predicatie hebben herin
nert, hij kwam tenminste binnen, stot
terde een verontschuldiging en voelde
Zichzelf erg ongelukkig.
Waldemar Weichert hield zijn pre
dicatie opnieuw. Segelke knikte een
Paar maal met het hoofd, omdat het
hem zoo’n pijn deed, maar Weichert
meende, dat hij op zijn woorden in
ging. En toen de man den winkel ver
liet, geloofde Weichert vast, een zaad
korrel in het hart van den man ge
strooid te hebben. In ieder geval hoe
het zij, Segelke ging regelrecht naar
®en kroeg en dronk zich een nieuwen
foes.
Dezen middag had Segelke weder
tien winkel van Weichert bezocht, ge-
AAN DEN STATENWEG (BLIJ-DORP) TE ROTTERDAM WORDT EEN
COMPLEX NOODWONINGEN GEBOUWD. MEN GEBRUIKT HIERBIJ
AFGEBIKTE STEENEN UIT HET PUIN; ALLEEN
DE BUITENMUUR IS NIEUW. (Holland)
EEN VERLATEN KASTEEL IN NORMANDIE IS NU BEWOOND
DOOR DUITSCHE SOLDATEN. HET DAGELIJKSCHE GEWEER-
REINIGEN IN ÉÉN DER FRAAIE ZALEN. (Holland)
Dan keert hij zich vol vertrouwen
tot Fritz. Nou, hoe staat het,
hebben zij Ulf Hartmann al gepakt?
Natuurlijk niet, antwoordt Fritz,
waarschijnlijk zoeken zij hem
heelemaal niet meer, hij heeft im
mers niets met de zaak te maken!
Segelke, die juist weer een slok
wil nemen, zet het glas met een
bons op het tafeltje. Niets er mee
te maken, hoe komt u daaraan? Wie
was het dan?
Fritz trekt de schouders op. Dat
weet ik evenmin als u, mijnheer Se
gelke.
Dit antwoord noodzaakt Segelke
den slok te nemen, dien hij van
plan was. Daarna kijkt hij weemoe
dig naar zijn leege glas en knipoogt
tegen den waard. Maar deze maakt
een afwerende handbeweging.
Niets meer, m’n waarde, eerst
je oude schuld voldoen, anders geef
ik geen crediet meer.
Fritz lacht. Nu, dan brengt u
ons twee borrels op mijn kosten!
roept hij. Deze bestelling brengt een
dankbaren blik in Segelke’s oogen,
waarna hij zich verplicht gevoelt iets
tot de conversatie bij te dragen.
Hij kan echter geen geschikt onder
werp vinden en keert dus tot den
moord terug.
Fritz luistert verstrooid en zwij
gend. Zijn gedachten zijn bezig met
zijn theorie. Inderdaad zijn Lore en
hij geen stap verder gekomen. Als
Ulf werkelijk m Berlijn is, hoe zal
men hem dan vinden? Misschien zou
Ulf zich allang met zijn zuster in
-I
I
-
mS
In
F M
OH
F B-
I
I
ggf*
I
5
I
I 4
.1
I
w
V' h