NAAR ULF 'ALLE SPOREN LEIDEN De Opbouwdienst demonstreert in den Haag - Fanny Koen in het huwelijk getreden - De fabricage van verduisteringspapier - Teelt van soja-boonen w I k! ui J i pr O HAAGSCHE COURANT VAN VRIJDAG 30 AUGUSTUS 1940 TWEEDE BEAD FEUILLETON I 'fj '1' F OPBOUWDIENST OP PROPAGANDA-DEMONSTRATIE VAN DEN (Nadruk verboden.) 16) HOE HEVIG DE UITWERKING IS VAN HET VUUR VAN DE DUITSCHE KUSTBATTERIJEN ZIET MEN OP DEZE FOTO VAN EEN GETROFFEN EN VOLKOMEN DOORZEEFD SCHIP. (Holland) De dokter had de schouders opge haald. Uw moeder heeft rust noo- dig, dat is alles. Ik kan weinig voor haar doen. Maar ik zal er voor zor gen, dat zij tenminste een nacht kan slapen. Dan had hij Lore met een recept paar de apotheek gestuurd, waar zij enkele poeders kreeg. En nu slaapt haar moeder inderdaad. Lore hoort haar diepe ademhaling. Terwijl zij weer naar haar eigen kamer terug keert en bij het raam gaat staan, krijgt zij een nieuwe idee. Hebben zij onlangs niet gemerkt, dat zij geschaduwd werd? Als Segelke nu op straat verschijnt en Lore loopt hem na, zal dat niet dadelijk door de politie worden opgemerkt? En -Js de politie er van weet, is haar geheele plan dan niet in duigen? Zij aarzelt maar heel kort. Dan grijpt zij naar de sleutels en verlaat vast besloten het huis. Luisterend blijft zij op de trap TE HOOFDDORP IS HET HUWELIJK VOLTROKKEN tusschen onae vijfvoudige athletiek-kampioene Fanny Koen en haar trainer Jan Blankers. „Geeft elkaar de rechterhand”. (Polygoon®, IN DEN PROEFTUIN TE NAALD WIJK worden proeven genomen met de teelt van soja-boonen. De eerste oogst. (Polygoon) DE VRAAQ NAAR VERDUISTERINGSPAPIER IS ZEER GROOT. De machines van een papierfabriek id Wormer werken dag en nacht om aan de bestellingen te kunnen voldoen. Rollen zwart papier staan voor de verzending gereed. (Polygoot^ OP DE OOSTERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM WERD HET STOFFELIJK OVERSCHOT VAN DE BEMAN NING VAN EEN DUITSCH GEVECHTSVLIEGTUIG MET MILITAIRE EER TER AARDE BESTELD. DE OFFICIEREN GROETEN DE KAMERADEN. (Stapf) die rinkelt, wat haar opnieuw doet rillen. Gejaagd beklimt zij de trap pen naar haar huis. Morgen, weer klinkt het in haar, morgen...! Ulf brengt een onrustigen nacht door, telkens vliegt hij op en staart naar de klok. Het is vreeselijk een zaam in hem. Hij is blij als het eindelijk dag wordt. Hij houdt het beneden in de ontbijtzaal niet lang uit, hij moet iets doen! Volkomen doelloos loopt hij door de straten totdat hij bij een huis komt, waarop een bord met den naam „consulaat” bevestigd is. Had Isabella hem niet een paar dagen geleden den raad gegeven zich tot het consulaat te wenden? Weliswaar gelooft hij niet, dat hij hier ook maar een stap nader komt, maar hij wil niets onbeproefd laten om helderheid te krijgen. Ze kerheid voor een ander mensch. Hoewel dezen om hem volkomen on bekende redenen, met een zekeren dokter Joachimczyk naar Warschau is vertrokken. Ulf Hartmann wil hier niet aan denken om niet volkomen moedeloos te worden. Ik zou den consul graag willen spreken. De bediende bekijkt hem een oogenblik. De consul heeft op het oogenblik geen spreekuur. Pas van middag. Of bent u uitgenoodigd? Is de zaak dringend? Ulf kijkt verward. Dringend? Natuurlijk. Maar dadelijk daarop be denkt hij zich. Hij heeft den tijd... De bediende kijkt hem verwonderd na. Op straat gekomen, bedenkt Ulf staan en loopt daarna voorzichtig naar beneden. De benedenpoort, de smalle deur, die naar de binnen plaats voert. En daar is het kelder raam van Segelke’s huis. Er brandt licht. Segelke is dus thuis. Weer kijkt zij voorzichtig om. Het is heei stil in het groote huis, men gaat hier vroeg slapen. Neen, zij wordt niet beloerd. Voorzichtig sluipt zij langs het verlichte raam, zij moet daarbij erg oppassen, dat zij niet tegen de vuilnisemmers loopt, die er onder staan. Aarzelend, met klop pend hart, tikt zij tegen het raam. Het gerucht, dat zij een oogenblik lang gehoord heeft, verstomd onmid- dellijk, een poos lang blijft het dood stil. Pas na geruimen tijd waagt Lore het nog eens te kloppen. Dit maal hoort zij sluipende schreden. Het gordijn voor het raam wordt een eindje terzijde geschoven. Lore ziet het verwoeste drinkersgezicht van Segelke, dat haar verschrikt bekijkt. Dan verdwijnt het gezicht en tegelijk wordt de kelderdeur geopend. Lore snelt den kelder binnen, duwt de deur achter zich dicht en staat voor Se gelke, die langzaam achteruit wijkt. Haar blik glijdt door de ruimte. In een hoek staat een kleerenstandaard, waaraan een paar melancholieke kleedingstukken hangen. Er hangt een kleed voor, dat echter half ver scheurd is. Een ijzeren waschtafel- tje, met een kom vol smerig water staat er naast. Een stoel en een ruw getimmerde houten tafel. Van liet plafond hangt een eenzame gloei lamp naar beneden, die een zwak licht verspreidt. De bedompte lucht Hij lacht zachtjes. Goed, zegt hij dan, ik zal u bij hem brengen! Zij staat haastig op en dadelijk verrijst ook Segelke. Hij staat zóó, dat een schaduw op haar valt. Lore huivert opnieuw. Wanneer? vraagt zij haastig. Morgen, antwoordt hij en komt langzaam naar haar toe. Zij wijkt onwillekeurig achteruit. Waarom pas morgen, mijnheer Segelke, waar om niet vandaag? Hij schudt het hoofd. Het gaat niet, morgen heb ik gezegd. Lore moet wel tevreden zijn, maar plotseling bedenkt zij zich iets. Maar wij mogen niet samen gaan, men moet ons niet zien. Hij houdt het hoofd scheef en Lore kan niets van zijn gezicht zien, daar het in de schaduw blijft. Plotse ling staat hij heel dicht voor haar zonder dat zij terug kan wijken. Zij voelt zijn slecht ruikenden adem en moet de oogen sluiten. Hij beschrijft haar een lokaal in de nabijheid van het Schlesische station, waar hij haar den anderen avond om acht uur zal wachten. Zij heeft nauwelijks kracht om nog te loopen. Zult u stellig komen? vraagt zij nog. Weer lacht Segelke en zwaait met het vijftig markt biljet. Als u nog meer daarvan hebt, zegt hij. Morgen, als u mij bij hem hebt gebracht! Zij wacht zijn antwoord niet af. Daar zijn de treden van de keldertrap, die naar boven voeren, daar is de deur! De binnenplaats. Lucht, frissche lucht! Zij blijft even staan, strompelt dan voorwaarts en zich, dat Isabella misschien terugge komen is. Hij rent terug naar het hotel. Natuurlijk is Isabella er niet, zij kan er ook onmogelijk zijn. Gis teravond is zij vertrokken, een och tend zal zij wel in Warschau moeten zijn, zij kan dus hoogstens des avonds terug zijn. Intusschen heeft hij verscheidene tijdschriften doorge- bladerd en kruiswoordraadsels opge lost. Maar hij kan geen rust vinden hoewel hij goed merkt, dat hij een slapeloozen nacht doorgebracht heeft. Onrustig loopt hij in de kamer heen en weer. Zal Isabella wel terugko men? Of zal zij hem aan het duis tere noodlot overlaten, waarin hij zich om harentwille heeft begeven? Wonderlijk, dat hij bij alles nog helder over zijn toestand kan na denken. Het was een sprong in de duisternis. De roep van het avon tuur, dat hij zonder tegenstand ge volgd heeft. Maar was het dat al leen? Ulf Hartmann behoeft slechts de oogen te sluiten om te weten wat er gebeurd is. Er is geen terug meer! Nu minder dan ooit. En als Isabella niet meer terug komt en hij tevergeefs wacht, wat speelt de tijd dan nog voor rol? Op een dag zal er geklopt worden. Hij zal „bin nen” roepen en dan zullen twee heeren met indrukwekkende snorren de kamer binnenkomen, terwijl een in uniform buiten blijft wachten. Deze beide heeren zullen slechts korte vragen doen. Misschien zullen zij hem ook heelemaal niets vragen, doch hem verzoeken mede te gaan! (Wordt vervolgd.) belemmert haar de ademhaling. Se gelke, wiens hemd op de borst open hangt, maakt een beweging alsof hij haar uitnoodigt op den stoel plaats te nemen. Hij veegt hem eerst af. Zij hebben totnutoe geen woord met elkander gesproken. Lore valt zwaar op den stoel neer. Segelke gaat tegen over haar op het krakende bed zit ten. Hij doet zijn best de oogen open te sperren. Een paar maal strijkt hij over het haar, dat slordig over zijn voorhoofd hangt. Lore is plot seling bang. Een wurgende angst stijgt naar haar keel omhoog. Zij moet slikken voordat zij een woord kan spreken. Mijnheer Segelke, zegt zij einde lijk met zenuwachtige haast. U hebt gisteren iets verteld, u weet, waar mijn broer is... Segelke richt zich een weinig op. Het komt Lore voor alsof er zoo iets als een tevreden grijns over zijn gezicht gaat. O zoo, zegt hij dan, gaat het hierom? Ik heb er mij al over verwonderd, waaraan ik de eer van uw bezoek te danken heb. Nu kan Lore duidelijk zien, dat Segelke werkelijk lacht. Het is een onbeschaamd lachje Een lachje, dat Lore een huivering over den rug doet gaan. Zij haalt iets uit haar taschje en geeft het hem. Mijnheer Segel ke, fluistert zij, wilt u mij alstu blieft bij hem brengen... Segelke antwoordt niet dadelijk. Aarzelend steekt hij zijn arm uit en grijpt naar het stukje papier, dat Lore hem toesteekt. Hij houdt het tegen het licht en haalt snel adem. Het is een biljet van vijftig mark! stoot tegen een der vuilnisemmers. iÖfi HET DÉFILÉ VOOR MAJOOR BREUNESE. (Polygoon) I' I t o p*,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 5