Duitschland’s kracht Berlijn m ALLE SPOREN LEIDEN NAAR ULF Verkoop Duitsche leger-paarden - Eenheidstoiletzeep ter zee - De „Pollux” gesloopt - Spaansche politie-chef B3 ■B F F TWEEDE BEAD HAAGSCHE COURANT VAN VRIJDAG 6 SEPTEMBER 19'40 FEUILLETON. ^1’ - STUKA’S STAAN GEREED. EEN ESKADER STUKA’S GEREED VOOR DEN START. (Holland) KWARTJESMAAND (Nadruk verboden.) 22) ten- ge- VAN DUITSCHH (Polygoon), DE NEDERL ZEEPFABRIEKEN werken thans met volle kracht aan de fabricatie van eenheidszeep, welke bin nenkort in den handel zal komen. (Pol.) HET LINIESCHIP „SCHLESWIG-HOLSTEIN” op patrouille ter bescherming der Duitsche kust Het schip speelde een groote rol bij de verovering van Polen, toen het met succes de Westerplatte, een sterk Poolsch fort bij Danzig, beschoot en tot overgave dwong. (Holland) SEPTEMBER IN ARTIS TE AMSTERDAM. DE EERSTE SENSATIE VAN HUN LEVEN (Polygoon) Op dezen dag viert mevrouw Minna Breitspecht den grootsten triomf van haar leven. Zij is ’s morgens op het politiebureau geweest en ’heeft ge hoord, dat haar verdenking tegen Se- gelke juist was. En mijnheer de commissaris is een deftig heer, ver telt zij aan de huisbewoners beneden. Mevrouw Breitspecht, heeft hij te gen mij gezegd, mevrouw Breitspecht, dat zullen wij nooit vergeten! Dat hebt u prachtig gedaan, werkelijk ge niaal. De huisvrouwen uit de Bandelstraat 85 luisteren met open mond. Een van haar is echter zoo onaardig om te vragen waarom mevrouw Breitspecht dan eerst Ulf Hartmann verdacht. Minna Breitspecht is buiten zichzelf. Ik, mijnheer Hartmann verdenken? Hoe komt u er aan? Kijk mij aan, heb ik daar soms een woord van ge zegd? Waarom zou zulk een jong- mensch niet eens op reis gaan? Dat zou toch al te belachelijk zijn! Het zijn hoogst fatsoenlijke menschen! Me vrouw Breitspecht vertelt nog veel meer over het fatsoen van de familie Hartmann. Het- is verwonderlijk hoe veel bewijzen zij bij de hand heeft, om dat fatsoen aan te toonen. Dat Ulf Hartmann haar op Oudejaar vijf mark heeft gegeven, is niet eens alles. Het hoogtepunt van haar triomf be leeft zij op het oogenblik, dat zij den winkel van Waldemar Weichert bin nentreedt. Nou mijnheer Weichert, begint zij, nu staat u paf, niet? Waar is nu uw wonder gebleven, dat u met Segelke zou beleven? Heb ik u GROOTE BELANGSTELLING BESTOND ER TE AMSTERDAM VOOR DEN VERKOOP LEGERPAARDEN, WAARVOOR ZEER VEEL GEGADIGDEN AANWEZIG WAREN. dat niet dadelijk gezegd? Wilt u dat bestrijden? Waldemar Weichert is heelemaal niet in een stemming om iets te be strijden. Hij heeft alles, wat gebeurd is, in het ochtendblad gelezen en hij voelt zich daarom ongelukkig. Wij moeten de dingen nemen zooals zij zijn, verkondigt hij. Minna Breitspecht zou daar graag van alles op antwoorden. Maar zij komt er niet toe, omdat Fritz Schro ten dén winkel binnenkomt. Fritz Schroten bevindt zich, sedent minstens twaalf unen, in een ven- schnikkelijke stemming, waandoon hij ook voon het eenst zijn plichten heeft venzuimd. Hij had dezen mongen zijn finma opgebeld en gezegd, dat hij zich eng ziek voelde en daanom tot zijn spijt niet kon komen. Mevnouw Bneitspecht bekijkt Fnitz met onvenholen bewondening. Nou, u kunt tnotsch zijn op uw meisje, zegt zij bewondenend. Fnitz Schnoten kijkt haan venwon- dend aan, hij weet niet necht of me vnouw Bneitspecht het meent, of dat zij een oude wond opnieuw wil open maken. Hoe bedoelt.u dat? vnaagt hij wantnouwend. Minna Bneitspecht kijkt hem ver wijtend aan. Dat is ook wat, zegt zy verontwaardigd, al was ik het dan die de politie een wenk gaf, zon der uw meisje hadden zij Segelke toch nog niet gepakt! Fnitz Schroten begrijpt het nog niet. Hoezoo, Segelke? vraagt hij. DE CHEF VAN DE SPAANSCHE POLITIE bezocht met een Spaansche politie-delegatie het Reichskriminal- polizeiamt in Berlijn. Reichskriminaldirektor Oberführer Nebe (rechts) met den chef der Spaansche politie^ Don José Finat Conde de Mayalde (links met schouderbedekking) tijdens den rondgang. (Hoffmann), HET OPLEIDINGSSCHIP „POLLUX” aan de Prins Hendrikkade te Amsterdam, dat door een nieuwe „Pollux” vervangen zal worden, is van zijn masten en raas ontdaan. De laatste mast in de takels. (Polygoon) te komen. Hij is wanhopig en heeft meermalen geprobeerd onderweg af te springen om een taxi tè '‘nemen. Doch als hij tenslotte voor het kan toor van Braginsky staat, is het nog tien minuten te vroeg. Tien minuten kunnen een erg langen tijd zijn, maar ook de langste tien minuten gaan ten slotte voorbij. En daar komen de eer ste employé’s al uit het huis. Eindelijk, eindelijk is Lore Hart mann er ook bij. Fritz Schroter steekt als een snoek de straat over. Hij neemt er géén notitie van, dat Lore samen met een collega loopt, die ver wonderd opkijkt als Fritz Schroter ju belend roept: Lore! Lore Hartmann begrijpt zelf niet wat Fritz opeens bezielt. Zij denkt er enkel aan wat de commissaris haar den vorigen avond heeft gezegd. Pas veel later, als zij samen naar huis loo- pen, kan hij haar een verklaring ge ven. Lore, zegt hij nederig, ik heb erg slecht gehandeld. Zij weet nog niet wat hij bedoelt, maar zij herinnert zich, dat zij het aan Fritz te danken had, dat zij on gemerkt het huis kon verlaten, minste dat had de commissaris zegd. Zij lacht even. Misschien om dat je er voor zorgde, dat ik mijn af spraak met Segelke kon houden? Neen, omdat ik aan je getwij feld heb Lore. Lore wordt ernstig en er blijft Fritz niets anders óver dan kleur te beken nen. Hij had haar den vorigen avond op zijn motorfiets gevolgd. Hij had gezien, dat zij het beruchte café bin- Deze vraag is zelfs Waldemar Wei chert tevéel. Gods molens malen langzaam, jonge man, zegt hij, maar zij malen. Fritz begrijpt er nog altijd niets van. Ik heb een erg vermoeienden dag achter den rug en heb totnutoe geslapen, neem mij niet kwalijk... Hij werpt een blik op de klok, welke in den winkel hangt, het is vijf uur. Ja, dat is iets anders, zegt me vrouw Breitspecht en begint Fritz een uitvoerige verklaring te geven. Fritz luistert met open mond. Hij is niet in staat iets te zeggen. Hij voelt intus- schen, dat hij rood wordt, wat me vrouw Breitspecht echter ontgaat. Een oogenblik, onderbreekt hij haar verderen stroom van mededee- lingen. Mijnheer Weichert buigt zich over de toonbank, omdat hij meent, dat Fritz Schroter eerst zijn boodschap pen wil doen, waarvoor hij blijkbaar in den winkel is gekomen. Hoewel mijnheer Weichert een philosoof is, stemt het plotseling vertrek uit zijn winkel van den klant hem eenigszins teleurgesteld. Daar hebt u het, zegt hij, verwijtend tot mevrouw Breit-, specht, die verbaasd staat te kijken. Wat dan? vraagt zij geërgerd. Fritz Schroter rent intusschen naar de naaste autobushalte, als hij geluk heeft, dan kan hij Lore nog net van het kantoor halen. Het duurt natuur lijk eindeloos, voordat de bus komt en Fritz Schroter merkt voor hét eerst op, dat een bus een geruimen tijd noodig heeft om in de binnenstad Heb je dan dien dameszakdoek vergeten, Schweikert en de voetsporen in den tuin? Schweikert is na deze woorden ern stig teleurgesteld. Dat heeft hij wer kelijk vergeten en hij weet er op het oogenblik ook geen verklaring voor. De voetsporen in den tuin kunnen ook een andere verklaring hebben, commissaris. Dr. Petermann denkt een oogenblik na. Natuurlijk, bevestigt hij dan, deze voetsporen kunnen misschien niet eens gevonden zijn, maar alleen bestaan hebben in de fantasie van een „zeker iemand”. Maar de zakdoek Schweikert, de zakdoek is geen fanta sie. De zakdoek is er werkelijk, dat kunt u niet bestrijden. Dat moet Schweikert toegeven, hij kan alleen philosophisch opmerken: Laten wij het afwachten, commis saris. Dr. Petermann heeft eenige beden kingen, maar op het oogenblik weet hij ook niets beters te doen. nenging en het samen met een man, dien hij niet kende, verliet. Lore, bekent hij, ik heb er geen oogen blik aan gedacht, dat er iemand zou zijn, dien jij boven mij verkoos, maar ik was ontzettend teleurgesteld, dat je geheimen voor mij had, dat je mjj niet vertrouwd had! En toen ik zag, dat je met dien man samen naar een huis ging, ben ik weggereden. Lore Hartmann trekt een streng ge zicht als zij dit hoort. Zoo, zegt zij, en omdat je teleurgesteld was, wilde je je niet meer met mij be moeien, niet waar? Je was boos en bent weggegaan. Fritz Schroter buigt het hoofd, Ach Lore, kan hij enkel zeggen. Maar nu gebeurt er iets, waarop hij niet gerekend heeft. Lore Hartmann blijft namelijk midden op straat staan en geeft hem, midden op straat, een kus. Hij is zoo verward, dat hij geen woord kan uitbrengen. Maar als hjj Lores gelukkige oogen ziet, begint zijn gezicht te stralen en als hij nu maar durfde, dan zou hij haar in zijn armen nemen en... Fritz, zegt zij zacht, terwijl zij doorloopen, denk je dan, dat ik het prettig vond niet openhartig tegen jou te kunnen zijn? Maar kijk eens, je hebt mij nooit toegestaan naar Segel ke te gaan. En ik moest iedere mo gelijkheid aangrijpen om zekerheid te hebben. Het was maar een heel kleine mogelijkheid, in dit geval en schien was het ook verkeert deed, CWordt vervdfgtft A - 1 - i Wl - lil l XI ilK- 4 I 4- Ik ::;ïA

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 5