nieuw verworven De universiteit van van gebied binnen - De opleiding Helsinki bestaat 400 jaar De Hongaren trekken het jonge mijnwerkers - De verdwenen erfgenaam It ifi; I IB TWEEDE BEAD HAAGSCHE COURANT VAN - ZATERDAG 14 SEPTEMBER 194Ö Uil FEUILLETON w- ml 4 IB - I (Hoffmann) NIETTEGENSTAANDE DE DISTRIBUTIE ONTBREEKT HET DEN DIEREN IN „ARTIS” AAN NIETS. MET VEEL ZORG WORDEN DE VELE MENU’S SAMENGESTELD. (Holland) (HoUantf mijnheer Torger ver- LWordt vervolgd.) DE GEBIEDSAFSTAND VAN ROEMENIË AAN HONGARIJE. Met den Rijksbestuurder graaf Horthy aan het hoofd, trekken de Hongaren over de grens het nieuwe gebied binnen. (Hoffmann) EEN GAST bij het lucht- wapen. De „landrot” zal het eens met de parachute probeeren. (Holland) (Nadruk verboden.) BIJ DE LIMBURGSCHE MIJNEN wordt groote aandacht'besteed aas de opleiding van jonge arbeidskrachten, die na de leerjaren in de onder- grondsche werken, de plaatsen van ouderen, die geleidelijk afvloeien, kunnen gaan bezetten. Een kijkje in de Staatsmijn Emma te Hoens. broek. Alvorens met de werkzaamheden te beginnen, geeft de instructeur den jongens in de galerij van de „leermijn” de laatste aanwijzingen. DOVER ONDER VUUR GENOMEN. Een stuk zwaar geschut der Duitsche marine-artillerie vuurt op de Engelsche havenplaats. Wij ging. had langer geduurd dan hij gedacht^ had. Hij ging de trap op en liep met lan ge stappen door de vestibule. Maar vlak bij de draaideur kwam een em ployé hem tegemoet. Een oogen- blikje, mijnheer Torger. Wat is er? De man keek schuw in de vesti bule rond. Dan probeerde hij zachtjes te lachen. Een dame wacht al een half uur op u, mijnheer Torger.. pakt en ben in den sneltrein naar Malmo gestapt en hier ben ik, Edda! Zij antwoordde niet, omdat het nieuws haar overweldigde. Wat dokter Jeppersen in zijn armen hield, was een snikkend bundeltje mensch, dat ineengezakt zou zijn, als hij haar niet omklemd had. Het was een beet je moeilijk haar te kalmeeren, wel begreep hij, dat zijn mededeeling haar had getroffen, maar wat hij niet begreep, was de hevigheid van haar opwinding, die haar innerlijk scheen om te werpen. Er moest dus nog iets anders zijn, dat haar zoo opwond en hij herinnerde zich opnieuw, dat zij er behuild en bleek had uitgezien toen zij de deur opendeed. Hij streelde haar blonde haren en liefkoosde haar wangen. Wij zullen verschrikkelijk gelukkig met elkaar worden Edda. En als alles goed gaat stellen wij den bruiloft niet al te lang uit. Mijn oom Gilleleje stuurt beslist een paar honderd kronen voor onze inrichting... O jij! riep zij en omhelsde hem opnieuw, dat er zooveel geluk kan bestaan... zooveel geluk op zulk een dag!... Op zulk een dag? Ja, knikte zij, op zulk een on geluksdag! Maar Edda, begon hij en keek naar het bleeke gezichtje, dit is een dag als alle anderen, alleen... Alleen, dat hij een verschrikke lijke ellende over ons brengt, over moeder en over mij. Je had haar den Lund en Storslaapen te praten. Hallo Torger. Storslaapen hief de hand op. Wat denkt u van den man in Valparaiso? Precies hetzelfde als u. Waanzin om zooveel geld aan een verloren zaak weg te gooien, bromde Lund. Als Kurt Ettinger leefde zou hij weten, dat men hem zocht, en hij zou zich allang hebben aangemeld. En als hij leeft en zich niet aanmeldt, nu, dan heeft hij daar zeker zijn goede redenen voor. Bij voorbeeld? Hij kon iets uitgevoerd hebben. Torger staarde Lund aan. Wat zegt u daar? Natuurlijk! riep Storslaapen. Lund heeft gelijk. Als Ettingers zoon inderdaad nog leeft en zich niet aanmeldt, moet dat een reden hebben. Hij kan zich niet melden omdat hij dan gepakt zal worden. Torger trok de schouders op. zullen zien, antwoordde hij en Hij had honger. De conferentie Misschien zij, die hem had opge beld? Wie? Uw... uw verloofde, Torger. Torger staarde den man aan. Wat praat u daar voor onzin, zeide’ hij schor. Maar de man behoefde niet te antwoorden, een deur, terzijde van de gang, werd geopend, en een jonge vrouw trad met een stralend gezicht op hen toe. Jurgen! riep zij uit. Nu ben je verrast, niet? Torgers trekken schenen als steend te zijn. Ben je heelemaal niet blij? Toch Dagmar, antwoordde hij en duwde zoo hard tegen de draaideur, dat zij woest in het rond vloog. De auto, die den jongen dierenarts, Sven Jeppersen, van de haven naar het huis van zijn verloofde had ge bracht, stopte voor een klein beschei den huis. Sven Jeppersen voelde hevi ge gewetenswroeging en hij schaamde zich voor zijn houding op de veerboot. Wat konden hem alle vrouwen van de wereld schelen tegenover Edna, van wie hij wist, dat zij hem liefhad, dat zij op hem wachtte, dat zij elk uur bereid was. met hem door dik en dun te gaan. Een dwaas was hij, een groote dwaas! Zij deed hem zelf open. Ze zag er bezorgd uit en haar roode oogleden toonden aan dat zij gehuild had. Maar toen zij hem in het half donker van het trapportaal herkende, vMrhiw aan gelukkige glans op haar moeten zien, toen zij vanmorgen weg ging, een van haat vervuld, oribe- heerscht ziek mensch. Vanmorgen in de vroegte had zij een aanval. Ik meende, dat zij er niet meer overheen zou komen. Maar toen herstelde zij zich toch. Ik houd dit leven niet langer uit, Sven! Toen je kwam, was ik juist van plan je een brief te schrijven. Ik stik in deze atmosfeer.: Moeder is beslist niet meer gezond. Er zijn dagen, waarop zij heelemaal niet meer spreekt, nauwelijks iets eet en nergens meer op reageert. Dan weer loopt zij weg en ik weet niet waar zij heengaat en hoe lang zij weg zal blijven. Maar het ergste is het als zij over het onrecht praat, dat haar en mij is aangedaan, als zij van het leven vertelt, dat wij zouden hebben kunnen leiden als vader ge handeld had zooals zijn plicht was geweest... Je vader? onderbrak Jeppersen haar verward. Heb je mij njet steeds verteld, dat hij verongelukt was. Ergens op een reis in Duitsch- land? Een gekwelde uitdrukking ver scheen op haar gezicht. Ik heb je belogeh Sven. Omdat ik mij schaam de. Je weet, dat ik zijn naam niet draag. Ik weet niet of er onoverko melijke redenen voor bestonden, waar om hij moeder zoo plotseling verliet. DEZER DAGEN WERD HET 400-JARIG BESTAAN HERDACHT-VAN DE UNIVERSITEIT TE HELSINKI. EEN KIJKJE IN DE FRAAIE AULA. HERFST IN DE MODE EN IN DE NATUUR. (Polygoon) gezicht. Zij uitte een kreet en omhels de hem. Zoo hielden zij elkaar een langen tijd zwijgend omvat en pas toen zij het kl.eine huis binnengingen, over stroomde zij hem met vragen. Zij lachte en huilde tegelijk. Nog nooit had hij haar zoo buiten zichzelf ge zien en hij begreep, dat het niet al leen de vreugde van het weerzien kon zijn, die haar in dezen toestand bracht. Nu pas zag hij ook hoe bleek zij was en angst overviel hem. Zijn eerste gedachte was, dat haar moe der iets overkomen moest zijn, maar toen hij daarnaar vroeg, weerde zij af. Moeder is goed, tenminste, voor- zoover men dit van haar kan zeggen. Dat weet je. Maar vertel nu? Waar om heb je mij niets van je komst geschreven? Ja, alleen omdat alles zoo gauw is gegaan. Men heeft mij namelijk een telegram naar Stockholm ge stuurd, Edda. Ik dacht, dat ik gek werd van blijdschap. Weet je wat men telegrafeerde? Trotsch en geluk overweldigden hem toen hij het tele gram te voorschijn haalde en luid las: „Salarisvoorstel aangenomen. Verzoeke zoo snel mogelijk uw be trekking te aanvaarden.” Je hebt een aanstelling hier in Kopenhagen gekregen? fluisterde zij. Ja, dat is het groote geluk, ik begin met vierhonderd vijftig kronen per maand. De veterinaire kliniek in Stockholm, waar ik werkzaam was, zooals je weet, heeft geen bezwaren gemaakt. Ik heb mijn zaakjes ge- 4) Het is vanwege de zending naar Oslo. U wilde de slangen toch per soonlijk in de manden pakken, niet waar? Natuurlijk, antwoordde en belde af. De kleine Strom keek hem coquet aan. Gjellerup kon wel een beetje beleefder aan de telefoon zijn, weet u hoe hij mij genoemd heeft? Torger wist het niet, het interes seerde hem ook niet. Hij wendde zich af en liep met lange stappen weg. Maar dan kwam hij plotseling weer terug. Zeide u niet, dat een dame mij wilde spreken? De kleine Storm keek beleedigd. Ja. Hoe is haar naam? Een naam heeft zij niet genoemd. Zij zeide alleen maar dat het zeer dringend was. Zou Elina opgebeld hebben? Maar Elina zou niet geaarzeld hebben haar naam te noemen. Daar hij anders geen dame kende, die hem zou kun nen opbellen, wist hij niet, wie het geweest was. Hoofdschuddend liep hij weg. Buiten, op de breede corridor, tusschen de directeurskamers, ston- B WW Ir 1 J fPolygooMI i gr tl s, i I Sr

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 5