De kaasmarkt te Alkmaar in voor De verdwenen erfgenaam Tentoonstelling te Hoorn o Paardenkeuring Dennenappels zoeken de Wieringermeer de kachel t1] 1 fl 3/ Ml w HAAGSCHE COURANT VAN DONDERDAG 19 SEPTEMBER 1940 TWEEDE BLAD FEUILLETON 3K It I -T Él! IN DE WIERINGERMEER WERDEN EEN AARDIG KIJKJE OP DE ALK- PREMIEKEURINGEN MET VERRICH- KAASMARKT WAAR MAARSCHE GEHOUDEN. TIJ- TINGSPROEVEN EEN GROOTE DRUKTE HEERSCHT. DENS DE VERRICHTINGSPROEF IN HET TRANSPORT DER KAZEN. EENSPAN VOOR BELASTE BOEREN- (Holland) WAGENS. (Polygoon) DE JAARLIJKSCHE LANDBOUW- EN MIDDENSTANDSTENTOONSTEL LING TE HOORN. IN HET MIDDELPUNT VAN DE BELANGSTELLING (Polygoon) STAAN MOMENTEEL DE GEITEN. (Holland) een 8) maar daarna (Wordt vervolgd.), 5 l (Nadruk verboden.) DENNENAPPELS ALS BRANDSTOF. De jeugd te Beekbergen begeeft zich na schooltijd naar de bosschen om dennenappels te verzamelen, welke dienst kunnen doen als brandstof. (Polygoon) DE KAPPER WERKT ONDER DE BRUG. EEN OPENLUCHT KAPPERSWINKEL IN NEDERLANDSCH-INDIË. i recht gekomen, aan zijn ellebogen werden groote diepe schaafwonden zichtbaar. Met hoogrood gezicht stond hij weer op. Pas toen ontdekte hij, dat hij over ’n dooden visch was uitgegle den. Seconden lang stond hij bewegen- loos. Jensen! brulde hij. En toen de man aan kwam rennen: Wat hebt u de zeehonden vandaag gevoerd? Kabeljauwen, mijnheer Gjellerup. Kabeljauwen. Hij wist het zelf, maar hij wilde uit Jensen’s mond de bevestiging hooren. En dit hier, wat daar ligt Jensen, kunt u zien wat dat is? Jensen kwam aarzelend naderbij. Gjellerups voet had den dooden visch gedeeltelijk vertrapt, maar dat het een haring was, was nog duidelijk te zien. Jensen begreep oogenblikkelijk wat deze ontdekking beteekende. Zijn blik ging vol ontsteltenis naar het bassin, waarin drie gevlekte zeehonden onrus tig heen en weer schoten. Het lawaai had ook de andere be woners van de Loretti gebouwen wak ker gemaakt. Uit het roofdierhuis kwam ’t donkere gebrul der leeuwen, de apen gilden daar tusschendoor en toen de twaalf, enkele dagen geleden aangekomen Siberische wolven, hun huiltonen er onder mengden, was het concert volmaakt. Gjellerups snor trilde. Laten lig gen, schreeuwde hij tegen Jensen, die den dooden visch wilde oprapen. Hij ging naar den rand van het bassin, maar behalve de onrust der dieren DE RIJKSMAARSCHALK AAN DE KANAALKUST. Rtjksmaarschalk Göring op een observatiepost aan de Kanaalkust. Links generaal veld maarschalk Kesselring, rechts de generaal der vliegers Loerzer. (Holland) doch alleen om rust te hebben. Plato had de eigenschap zich geluidloos te bewegen, men zag hem meestal daar, waar men hem het minste verwachtte en het was Gjellerup zelf wel gebeurd, dat hij bij een nachtelijken rondgang, plotseling in twee gloeiende oogen had gekeken, welke hem verschrikten en tot terugwijken dwongen. Hoe het zij, de gesloten deur was een raadsel, dat Gjellerup niet dade lijk kon oplossen. Hij hijgde. Ik moet mijnheer Torger verslag bren gen, heeft iemand papier bij zich? Jensen bracht een gekreukelde krant te voorschijn. Gjellerup rolde den doo den visch erin. U blijft bij de zee honden, Jensen. U gaat niét weg. En als u iets merkt of als de dieren zich anders gaan gedragen, roept u mij. Jensen knikte. Hij was verschrikt, veel verschrikter dan de beide andere mannen, maar dat lag aan het feit, dat de zeehonden onder zijn bewaking stonden. Gjellerup ging nog eens naar het bassin en bekeek de dieren, keerde hij zich om en ging naar het opzichtershuis. Hoe gelukkig had Edda vandaag moeten zijn en hoe bedroefd was zij! Sven had een betrekking in Kopenha gen en over vier weken zou zij zijn bruid zijn. Maar als een zware last lag de ongelukkige zielstoestand van haar moeder op het meisje. Het lief ste zou zij, midden in den nacht, naar den man zijn gegaan dien zij liefhad, OP HET VLIEGVELD VAN EEN JACHTESKADER. De machine van een van de succesrijkste Duitsche vliegers. Op den staart van zijn vlieg tuig heeft hij reeds 28 neergeschoten Engelsche vliegtuigen genoteerd. Nog vier strepen moeten er bij geschilderd worden. (Polygoon) Hij werd woedend, toen hij verderop nog twee donkere schaduwen zag, ren de hij er heen. Maar het waren geen indringers, doch de twee andere be wakers. De groote dog blafte over de watervlakte waardoor het terrein aan de westzijde werd ingesloten. Wij hebben niemand gezien, er moet iemand zijn geweest. Daar was inderdaad geen twijfel aan. Plato blafte als een gek. Dade lijk daarop kregen zij ook de bevesti ging. Luid en duidelijk droeg de wind het geluid van een buitenboord motor over. Het geluid werd steeds zwakker en hield eindelijk op. Gjellerup vloek te. Er viel niet aan een vervolging te denken. Men kon alleen nazien of er iets vermist of aangeraakt was. Maar zij ontdekten niets, hoewel elke meter zorgvuldig werd onderzocht. De weg, welken de vreemde had gevolgd, stond tamelijk vast, want de dog snuf felde ijverig tusschen het water en de bassins, waar de zeehonden in verble ven. Maar dat was ook alles wat zij vonden. Tot Gjellerup plotseling uit gleed en languit viel. Wat bl... vloekte hij, want hij was leelijk te- was er niets aan hen te zien. Deson danks was Gjellerup overtuigd, dat hier enkele minuten geleden een groote gemeenheid was begaan. De onbeken de, die hier was geweest, was van hét water onmiddellijk naar het bassin geloopen. Een visch had hij verloren, maar hoeveel waren er in het bassin terecht gekomen? Gjellerups onge schoren gezicht was vaal, toen hij zich' weer omkeerde. Naast Jensen stonden de twee andere wachters en niemand sprak een woord. De dog besnuffelde den half vertrapten visch en week met opstaande rugharen achteruit. Wie heeft den hond ingesloten? Niemand natuurlijk. Plato’s lig plaats was een plek in de schuur, waar een deken lag om op. te slapen, 's Nachts liep de hond vrij rond, of lag op zijn deken. De deur stond al tijd open, zoodat het dier vrijheid van bewegen had. Vannacht moest de deur door een plotselingen tocht in het slot zijn gevallen, op geen andere manier viel het te verklaren, hoe de deur an ders in het slot zou zijn gevallen, of een der wachters moest het dier met opzet hebben ingesloten. Gjellerup trok aan zijn snor. Hij ge loofde niet aan een windvlaag, maar hij geloofde ook niet aan de schuld der mannen. Jensens, Tonnes of Bir ger hadden nooit iets verkeerds ge daan en alle drie waren sedert jaren in dienst. Als Angersen vannacht dienst had gehad... ja, hij zou er toe in staat zijn geweest den hond op te sluiten! Niet om het een of ander, maar zij durfde het huis zoo laat in den avond niet meer te verlaten en ook vreesde zij, dat de hospita van Sven het haar kwalijk zou nemen. Zij was wanhopig, omdat haar moeder nog altijd niet was thuisgekomen. Sven zou zeker hebben kunnen zeggen, of het goed was de politie te waarschu wen, of daarmede liever tot den vol genden dag te wachten. Zij zelf was radeloos! Zij nam tallooze besluiten en verwierp deze telkens weer. Dat haar moeder wegging, zonder te zeggen waarheen en dat zij vaak lang weg bleef, was dikwijls genoeg gebeurd, maar dat het avond, ja, nacht werd, dat was nog nooit voor gekomen! Zoo vaak Lorenz Ettinger’s sterfdag herdacht werd, nam de geestesziekte van mevrouw Birgit erger vorm aan. De verscheurde linten en vertrapte bloemen lieten geen twijfel over. Edda begreep niet hoe het mogelijk was, iemand tot over den dood te haten. De redenen waarom Ettinger haar en haar moeder zoo had behandeld als uit het testament was gebleken, waren haar volkomen onbekend, maar zelfs als de overledene er haatmotieven bij had gehad, had haar moeder toch geen recht zoo op te treden! Telkens opnieuw opende zij het raam en keek de half donkere straat in. Verschrikkelijke vermoedens kwelden haar. Haar moeder kon een ongeluk overkomen zijn, misschien was zij er gens neergevallen, misschien had zij, in haar zieken geest, het plan opgevat een eind aan haar leven te maken... er bestonden zooveel mogelijkheden en de een was al erger dan de ander. Toen ’t middernacht sloeg, hield Edda het niet meer in huis uit. Zij nam mantel uit de kast, gooide dezen om en rende de trap af. Maar de straat deur was gesloten en zij moest nog eens naar boven om een sleutel te ha len. Haar hart sloeg als een hamer in haar borst. Met onzekere stappen liep zij door den voortuin en leunde over het hek. Een auto boog den hoek om en kwam nader, het verblindende licht der schijnwerpers noodzaakte haar de oogen te sluiten, maar zij dacht er niet aan, dat haar moeder wellicht in een taxi thuis kon komen. De auto stopte een paar huizen verder, iemand stapte uit en verdween in een huis, het voertuig reed weg. Toen Edda zich omkeerde, ontdekte zij licht in het souterrain, dat verheugde haar. De benedenwoning werd bewoond door een verren bloedverwant, Arne Hansen, een neef van haar moeder. Gewoon lijk ging Arne Hansen, die als foto graaf zijn brood verdiende en met zijn camera naar buiten trok, vroeg slapen. Zij had een zekere schuwheid voor den zwijgzamen man en het zou haar an ders nooit zijn ingevallen zijn raad te vragen. Maar toen zij nu het licht schijnsel zag, scheen haar dit een tee- ken te zijn en zij aarzelde geen oogen- blik om naar het raam te loopen. - I V F* I 5 1 3 b l I jJBBH J ‘W'» j

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 5