Het bezoek
de ministers Suner en Teruzzi
van
aan
wielerbaan in de hoofdstad - Aanmaak
van
en
Berlijn - Een winter-
lichtgevende speldjes en knoopen
De verdwenen erfgenaam
B
K
k-
n
WO
1
i
i
I 4
rif
w
I
IF.
a
Hfc
a ifc
Ifc:
I
Bk'VA
f
HAAGSCHE COURANT VAN VRIJDAG 20 SEPTEMBER 1940 TWEEDE BLAD
FEUILLETON
1
Km
w M
TH
C8
b
k-
If
Sfe.
f.
d H»
X
4^' lil
grap 1 B
ia
MM
w
A
o
ts» I
AMSTERDAM KRIJGT EEN
„WINTERWIELERBAAN”.
Tijdens he#
(Polygoon#
V.l.n.r. Motké. Domhof, v. Rijn en Groenewegen.
w
je
ge
en
niet
meer.
LWordt vervolgdJi
4
-
■-
HET BEZOEK VAN SERRANO SUNER den Spaanschen minister
van Binnenlandsche Zaken aan Berlijn. De minister legde een krans
aaer bij het Ehrenmal. Tijdens de inspectie van de eerewacht.
Hoffmann)
l
stem
moest
Een
Het
op,
Pas
(Nadruk verboden.)
DE LUCHTAANVALLEN OP ENGELAND. Voor berichten-over-
brenging aan de Duitsche machines dient een rijdend radiostation,
dat tevens de meldingen van de eskaders opneemt. Een radiostation
op een vliegveld in het Westen. (Hoffmann)
DE ITALIAANSCHE MINISTER VAN KOLONIËN, TERUZZI, LEGDE BIJ
HET EHRENMAL UNTER DEN LINDEN TE BERLIJN EEN KRANS NEER.
TIJDENS DE PLECHTIGHEID. (Hoffmann^
Arne zal gauw komen, antwoordde
Zij. Jij bent moe Edda, ga naar
bed. Haar stem klonk alweer onge
duldig.
Zwijgend ging Edda achteruit. Het
raam klapte dicht en het gordijn werd
dicht getrokken. Met gebogen hoofd,
verlicht en gelukkig ging het meisje
de donkere trappen op naar boven.
Toen zij den volgenden morgen de deur
van haar moeder’s slaapkamer open
de zag zij deze rustig liggen slapen.
BONTJASSEN ZIJN NIET OP DEN BON en daar tevens de import geheel
gestaakt is, beleven de Nederlandsche zilvervosfarmers goede tijden.
De eigenaar van een zilvervosfarm bij Apeldoorn met een makken zilvervos.
Polygoon)
•w
aarzelend naar hem toe. Ik wacht
nu al twee uren, zeide hij. Is mijn
heer Torger nog steeds niet te spre
ken?
Helaas niet. Gjellerup keek mis
moedig naar de twee wagens. Als
u soms iets wilt weten...
Neen, maar ik kan mijn tijd niet
nutteloos doorbrengen. Jeppersen
droeg een witte doktersjas. Gjellerup
lachte een beetje, toen hij er aan
dacht, hoe die jas er dezen avond wel
zou uit zien.
Jeppersen zag het lachje niet, hij
was zenuwachtig omdat hij er reeds
urenlang naar verlangde den man te
leeren kennen, die, volgens de meening
van Edda’s moeder, Ettinger had
vermoord. Hoe lang denkt u, dat
ik nog moet wachten? vroeg hij.
Als u, zooals ik u gevraagd heb,
mijnheer Torger bericht had, dat ik
er was, dan zou hij allang hier geko
men zijn. Hij zweeg, omdat Gjellerup
een beweging maakte en het gelaat
terzijde keerde. Toen Jeppersen de
richting van zijn blik volgde, zag hij,
dat drie heeren het gebouw verlieten
en op de binnenplaats kwamen,
van hen herkende hij dadelijk.
was dezelfde, dien hij gezien had, toen
hij gisteren met Edda langs de Lo-
retti gebouwen wandelde. Het was
Lund. De twee anderen waren hem on
bekend, maar hij twijfelde er niet aan,
dat degene met het rozige gezicht
Storslaapen was en de ander, die zon
der hoed liep, moest dus Torger zijn!
De heeren zeiden slechts enkele woor-
Inspecteur Gjellerup doorliep onrus
tig de stallen en schuren. Hij zag er
moe uit maar zijn hoofd was wakker,
hoewel hij sedert het gebeurde met
de zeehonden geen oog had dichtge
daan. Met verbeten stilzwijgen contro
leerde hij het werk der wachters, pro
beerde de sloten en ramen en staarde
ieder, die hem nabij kwam, in het
gezicht alsof hij in die gezichten iets
kon ontdekken wat tot de oplossing
van het raadsel zou kunnen leiden.
Tusschendoor keek hij telkens naar de
twee wagens, welke sedert den vroe
gen morgen reeds voor het opzichters-
huis stonden. Kort na elkaar waren
Storslaapen en Lund uit deze wagens
gestapt en sedertdien zaten zij bij
Torger achter gesloten deuren en Joost
mocht weten, wat zij met elkaar be
praatten.
Toen Gjellerup den nieuwen dieren
arts over de binnenplaats naar zich
toe zag komen, haalde hij met tegen
zin zijn handen uit zijn zakken en tikte
tegen zijn pet. Sven Jeppersen kwam
EEN ONGEKENDE DRUKTE HEERSCHT MOMENTEEL IN HET BEDRIJF
DER LICHTGEVENDE SPELDJES EN KNOOPEN. DE KNOOPEN WORDEN
GESNEDEN EN GEPONST. (Polygoon)
DE ROTTERDAMSCHE LLO1D neeft het aan den wal liggende passa
giersschip „Baloeran” ter beschikking gesteld van afgestudeerde stuurmans
leerlingen. om practische kennis op te doen en te onderhouden.
Oefening met het anker. (Polygoon)
9)
Het gordijn was dichtgeschoven,
maar aan den linkerkant was een
breede strook opengebleven. Edda
keek naar binnen. In het eerst scheen
alles haar gewoon toe, doch opeens
ontdekte zij in een leuningstoel de
voorovergebogen gestalte van een
vrouw, die sch’een te slapen.
Edda’s hand, welke zij had opgehe
ven om te kloppen, zonk neer. De
vrouw in den leuningstoel was haar
moeder! Van verrassing stokte
Edda’s adem en nu zag zij ook de
tails. Op de sofa lag een mantel, de
zwarte mantel van haar moeder. Op
de tafel stond een kopje. Van Arne
Hansen was echter niets te zien.
Haar moeder maakte een vervallen
indruk en nu Edda beter keek, zag
zij, dat de vrouw niet sliep, alleen
maar de oogen gesloten hield. Haar
gerimpelde handen speelden onrustig
met een ketting, welke om haar hals
hing zij hield het hoofd een weinig
terzijde gebogen en van haar geel
bleek gezicht was niet veel te zien.
Had Edda eerst van verrassing niets
kunnen denken, nu opeens was zij blij
haar moeder levend te zien, terwijl
bovendien een hevig medelijden met
deze vrouw in haar opkwam. Zij
verdieping, een man stond voor het
raam, dat moest Torger zijn. Hij haal
de diep adem en deed een paar stap
pen in de richting van het huis.
Komt u binnen, alstublieft?
Jeppersen strompelde een trap
welke door niets werd verlicht,
boven, op de eerste étage, werd het
trappenhuis lichter. Ergens klepperde
een schrijfmachine.
Jeppersen liep de gang door en
klopte op een deur met het opschrift
„Directie”. Het klapperen der schrijf
machine verstomde en een vrouwelij
ke stem riep: Binnen!
Het vertrek, dat Jeppersen binnen
trad was hel verlicht door de voor
jaarszon. Hij had moeite aan het licht
te wennen na zijn donkeren tocht. Het
eerste wat hij zag, was een groote
Bengaalsche tijger, die als een wonder
van opzetkunst op de groote tafel,
waarop hij stond, scheen te leven. Nu
pas ontdekte hij de jonge dame, die
achter de schrijfmachine zat. Haar
buitengewone schoonheid verraste
hem evenzeer als zooeven de opge
zette tijger. Ik ben de nieuwe die
renarts, zeide hij en streed met zijn
verwarring. Mijn naam is Jepper
sen.
Ik heet Elina Madsen, antwoord
de het meisje eenvoudig. Mijnheer
Torger wacht u. Haar witblond haar
schemerde in de zon als zilver. Zij
maakte een zachte beweging naar de
deur. - Gaat u binnen.
trommelde tegen de ruiten. De vrouw
kromp van schrik in elkaar en keek
in radeloozen angst naar het raam.
Ik ben het moeder, ik... Edda!
riep het meisje.
Het gordijn werd weggeschoven en
het raam geopend. Wat doe
hier?
Ik ben zoo bezorgd voor u
weest. Weet u wel hoe laat het is, het
loopt naar één uur.
Een verwarde blik trof het meisje.
Hoe kon ik vergeten het je te zeg
gen, Edda. Mevrouw Birgit’s
was klankloos en moe. Ik
naar jou toekomen, natuurlijk. Plotse
ling lachte zij en het was wonderlijk
om te zien hoe dit haar gezicht ver
anderde. Edda herinnerde zich niet
het gezicht van haar moeder ooit zoo
vredig te hebben gezien. Vol verba
zing zweeg zij, omdat zij de oorzaak
van dit lachje niet begreep en toen
haar moeder voortging met spreken,
werd haar verbazing steeds grooter.
Nu heb je van alles in je hoofd
gehaald en vol zorg op mij gewacht.
Jij braaf kind! Maar ga nu slajRn.
Je ziet, er is niets met mij gebeurd.
Ik wacht op Arne. Er is iets zeer be
langrijks, dat ik met hem moet be
spreken.
De vraag of zij vandaag bij net
graf van Lorenz Ettinger was ge
weest, brandde Edda op de lippen,
maar zij was verstandig genoeg haar
te onderdrukken. Maar het is toch
al zoo laat, zeide zij.
Mevrouw Birgit lachte niet
A..?
H
'x-z.
stand aan»
den tot elkaar en reikten elkander de
hand. Eerst reed Storslaapen weg en
daarna Lund. Torger keek hen een
oogenblik na en keerde daarna in het
huis terug.
Ik wensch, zoo wendde Jeppersen
zich opgewonden tot Gjellerup, dat
u mij onmiddellijk bij mijnheer Tor
ger aandient.
Gaat u maar naar boven, zeide
Gjellerup kort, keerde zich om
ging naar de roofdierenschuur.
Jeppersen stond besluiteloos, hij
voelde zich vreemd en onwennig. Dat
niemand notitie van hem nam, kwets
te hem. Hij was op dit oogenblik in
staat alle menschen hier verwaand te
noemen. Maar tegelijkertijd had hij
het gevoel, dat de atmosfeer hjer
sterk geladen was. Hij wist niets van
het gebeurde met de zeehonden, maar
dat er iets aan de hand moest zijn,
leek hem na zijn rondneuzen niet on
mogelijk. De bewakers liepen met
stugge gezichten rond en Gjellerup’s
houding scheen voort te komen uit een
groote innerlijke opgewondenheid. En
dan het feit, dat de twee directeuren
van Loretti. A.G. urenlang in Krist-
gade doorbrachten en voor niemand te
spreken waren, ja, eigenlijk was het
heelemaal niet moeilijk hieruit iets op
te maken.
Sven Jeppersen stond nog op dezelf
de plek, toen in het opzichtershuis een
raam werd geopend.
Dokter Sven Jeppersen,
waar?
Jeppersen keek op naar de eerste
proefdraaien. Goed volgbare miniatuur-renners geven den
ra '"tSSWs