De verdwenen erfgenaam Feest in Klausenburg-Voetbal- en hockeyspel zijn weer begonnen - Spervuur boven Bremen - Ringsteken - Duitsche vliegers leeren paardrijden o i i i y HAAGSCHE COURANT VAN MAANDAG 23 SEPTEMBER 1940 TWEEDE BLAD FEUILLETON 1 1 .7 a w o j L i Wl g ik tijd had - VOLKSSPELEN IN KLEEDERDRACHT IN HET’ WEST-FRIESCHE STADJE HOORN. EEN AARDIG MOMENT TIJDENS HET RINGSTEKEN. (Holland) HET HOCKEYSEIZOEN IS BEGONNEN. Te Bussum werd een tour- nooi gehouden, waaraan Amsterdam, ’t Gooi en Hilversum deelnamen. De Amsterdam-keeper wordt gepasseerd in den wedstrijd tegen ’t Gooi. (Polygoon) zoo hem. F t DE VOETBAL ROLT WEER. AJAX SCOORT IN DEN WEDSTRIJD TEGEN C.V.V. (5—1). (Polygoon) f fisr a (Nadruk verboden.) r1 DUITSCHE VLIEGERS VERMAKEN ZICH GAARNE MET PAARD RIJDEN. Vol ongeduld wachten de kameraden hun beurt af, om ook een ritje te mogen maken. (Polygoon) NA DEN INTOCHT VAN DE HONGAARSCHE TROEPEN IN HET DOOR ROEMENIË AFGESTANE GEBIED, vond in Klausenburg een groot bevrijdingsfeest plaats. De Rijksbestuurder, admiraal Horthy, slaat de parade gade, welke ter gelegenheid van het feest gehouden werd. (Scherl) EEN PRACHTIGE OPNAME, GEMAAKT TIJDENS EEN NACHTELUKEN BRITSCHEN LUCHTAANVAL OP BREMEN. Men ziet, hoe dicht het spervuur is, dat door de hichtafweerbatterijen boven de stad werd gelegd, waardoor de aanval dan ook is afgeslagen. (Hoffmann)- - hoofd op en zijn altijd rozig gezicht verbleekte toen hij in een paar koele grijze oogen keek. Frederik! mompelde hij toonloos. Daar geen familiebanden meer tusschen ons bestaan, zou ik het pret tig vinden, indien u mij „mijnheer Larsen” noemde. De man, die tegen over Storslaapen zat, trok aan zijn niet al te verzorgden baard. Weet u al waar ik vandaan kom, mijnheer Storslaapen? Van Maria’s graf, het is het eenige op het geheele kerkhof, dat niet verzorgd is, u bent een schoft mijnheer Storslaapen! Storslaapen had de spijskaart al lang terzijde gelegd. De directie van het kerkhof in Nyköping ontvangt elke drie maanden een bedrag om het graf te verzorgen. Als u de postwissel- strooken wilt zien... Ik wensch niets meer met u te maken te hebben, mijnheer Storslaa pen. Gisteren was de vierde sterfdag van Lorenz Ettinger. Ik heb natuur lijk tevergeefs op de uitkeering ge wacht. Ik wensch mijn geld, mijnheer Storslaapen! U zult het ontvangen. Over honderd jaren heb ik er geen nut meer van. U kent den toestand net zoo goed als ik. Over twaalf maanden... Ik denk er niet aan om nog een jaar te wachten! Frederik Larsen boog zich ver over het tafeltje heen. Indertijd wist ik niet wie u was. Had ik het geweten, nooit zou ik u myn kind tot vrouw hebben gegeven* faWordt vervolgdji als vrouw waken over zijn bezittingen. Zeer juist. Palmer boog zich voorover, opende zijn sigarettenkoker, die op de schrijftafel stond en bood haar zijn bezoekster aan. Maar Dag- mar bedankte. Ach ja, antwoordde hij, u rookt niet. ...Rookte, verbeterde zij. Maar op het oogenblik, neen, dank u werke lijk niet. Op dit oogenblik scheen zij zelf het zenüwachtige spel van haar handen te ontdekken, want zij legde met een haastige beweging haar taschje naast zich neer. Ook ik ben bezitter van eenige Loretti effecten. Palmer leunde in zijn stoel terug, zijn smalle lippen vertrokken zich tot een klein lachje. Wij zijn dus bond- genooten en ongeluksvogels als uw raadsmannen gelijk hebben. Waarom vreest men een daling in deze effec ten? Jlet huis moet in den laatsten tijd groote verliezen hebben geleden. Inderdaad. Ik kan dat natuurlijk niet onder zoeken, maar er werd mij bovendien gezegd, dat de directie groote veran deringen zou ondergaan. Verschillen de factoren wezen er op, dat Lorenz Ettinger’s zoon nog leeft en binnen af- zienbaren tijd de leiding van het huis op zich zal nemen. Daar hij geen vak man is, zou dit voor de firma schade lijk kunnen zijn. Mag ik ook vragen wie u deze mededeelingen heeft gedaan? U) Ik weet niet of het u bekend is, dat ik gelukkige, of is het ongelukkige, bezitster van enkele Loretti aandeelen ben. Dat wist ik niet, maar ik geloof, dat u zich meer als gelukkige dan on gelukkige bezitster kunt prijzen. De dividenden waren steeds be vredigend, zeide zij, maar onlangs hoorde ik, dat het beter was zoo weinig mogelijk Loretti effecten te bezitten. Hoe bedoelt u dat? Men heeft mij den goeden raad gegeven ze te verkoopen omdat de effecten sterk zullen dalen. Dit is het meeste verwonderlijke, wat ik in dagen gehoord heb. Palmer leunde achteruit en keek Dagmar strak aan. Wie gaf u dien zonder lingen raad? Enkele menschen, mijnheer Pal mer, die ik volkomen vertrouw en van wie ik weet, dat zij vaak goed op de hoogte zijn. Heeft men u iets meer gezegd? Dagmar glimlachte. Ik ben vrouw mijnheer Palmer, en misschien vindt u het wel aardig, dat ik mij bezig houd met beursaangelegenheden. Maar tenslotte moet iedereen, zoowel man ik zooveel beslag op uw tijd heb ge legd. Zij wilde met goed gespeelde, vroolijke onbevangenheid opstaan, maar Palmer vroeg haar te blijven zitten. Men moet alle dingen onderzoe ken, zelfs als het om geruchten gaat. Er kon tenslotte wel eens waarheid in schuilen. Ik zou u daarom werke lijk dankbaar zijn als u mij vertelde wat u te weten bent gekomen. Dagmar zuchtte. Daar kan niet over spreken. Maar ik geef u de verzekering, dat ik volkomen discreet zal zijn. Ook dan moet ik zwijgen. Nu, zeide hij, ik wil er niet bij u op aandringen.. Hij volgde haar voorbeeld, toen zij haastig opstond. Het heeft mij in ieder geval ple zier gedaan u te zien. Mag ik vragen waar u woont? In Tourist Hotel. Een prettig hotel, u zult zich daar thuis voelen. Bij de deur gekomen zeide hij: Ik zou me maar geen zorgen maken over de Loretti aandee len, te haastige verkoop heeft men dikwijls betreurd. Dagmar kwam in een onaangename stemming op straat. Ze begreep er niets van, dat Palmer geen vermoeden had en een ongekende radeloosheid overviel haar. Den brief dien zij in Stockholm had ontvangen en die de oorzaak van haar overhaaste reis naar Kopenhagen was geweest, scheen alleen geschreven om haar te veront rusten. Zij probeerde zich in Tivoli een beetje te verstrooien, maar de zaak was op dit uur slecht bezocht. Toen zij de telefooncel zag, kreeg zij een hevig verlangen Torger op te bel len en het kostte haar al haar inspan ning deze aanvechting te overwinnen. Onrustiger dan eerst keerde zij naar haar hotel terug waar men haar met de boodschap verraste, dat er een aangeteekende brief voor haar was gekomen. Maar u moet hem per soonlijk van het postkantoor gaan ha len. Opgewonden nam zy een kwartier later den brief op het postkantoor in ontvangst. Er stond geen afzender op en het adres was met de schrijfma chine geschreven. Zij liep naar een stillen hoek van de groote hal en scheurde het couvert open. Het eerste wat haar in handen viel, was een chèque. Het korte begeleidende brief je luidde: Ik verzoek u zoo spoedig mogelijk Kopenhagen te verlaten. Bei den, de chèque en het briefje, droegen Torger’s handteekening. Ongeveer op denzelfden Storslaapen een ontmoeting, die hem hoogst ongewenscht voorkwam. Hij had in een restaurant, in de nabij heid van het station, aan een tafeltje plaats genomen om te eten, toen er iemand aan zijn tafel kwam staan en vroeg of hij plaats mocht nemen. Ga uw gang, knikte Storslaapen verstrooid en bekeek de spijskaart. Dit restaurant is benoemd om zijn Weensche specialiteiten, wendde de vreemde zich tot Misschien helpt u dit bij het uit zoeken. Met een ruk hief Storslaapen het «te Ik heb ze vertrouwelijk gekre gen, mijnheer Palmer. Hij kuchte, zweeg en bekeek de zorgvuldig gepolitoerde nagels van zijn vingers. U hebt daar niets van gehoord?’ Dagmar’s stem klonk onzeker. Dat verwondert mij des te meer. Als trou we advocaat van de firma Loretti... Ja, ja, knikte hij. U ziet mij een beetje verbaasd, wat zijn dat voor aanwijzingen, welke op een spoedigen terugkeer van Ettinger’s zoon slaan? Dagmar keek den man met bran dende oogen aan. U weet dus nog heelemaal niets? Niets, antwoordde hij. Dagmar lachte zenuwachtig. Dan zal het wel kletspraat zijn! Zij had het taschje weer in de handen en peu terde eraan. Wat hebben de men schen er toch aan om praatjes de we reld in te sturen, niet waar? Had men dan gezegd, dat de ver dwenen zoon van Ettinger te voor schijn was gekomen? Ja, zoo iets heeft men gezegd. Dagmar verried een klimmende on rust. Zij had er spijt van, dat zij naar Palmer was gegaan. Haar be zoek bleek tenminste te vroeg te zijn, want Palmer was nog geheel onwe tend. Het eenige wat overbleef was zoo onopvallend mogelijk den aftocht te blazen. Zij deed haar best zoo on bevangen mogelijk te zijn en daar zij de uitwerking van haar lachje kende, maakte zij er gebruik van. Vrou wen gaan altijd op praatjes in, mijn heer Palmer. Weest u niet boos, dat' AA WW I 'V A -VI t. ■- *1 T'“ Z' I II i 1 „vv w n -

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 5