HAAGSCHE COURANT IN DE KUSTSTROOK TEGEN TIENEN De en landsche recht wielrijders Duitsche volgens het het Neder- ■H II Zaterdag 12 October 1940. IN EN OM DEN HAAG BINNENLAND NEDERLANDSCH-INDIE |w|| ff DERDE BLAD JAPAN EN NEDERLANDSCH-INDIE Vervaardigd door D. Bus No. 17697 heb Toen Mü Scho. pleidooi er een Veilig geleide in het duister De Nederlandsche Bank gaat tot aankoop over WAT TE VERSTAAN ONDER GROOT- OOSTAZIATISCHE RUIMTE? (Polygoon) De beeldhouwer D. Bus is bezig met het vervaardigen van een aantal beel den, voorstellende „soldaten op wacht”, welke bestemd zijn voor het oorlogs monument, dat geplaatst wordt op de begraafplaats Jaffa te Delft door het 6e depót infanterie in samenwerking met de Delftsche burgerij. Het monu ment dient ter nagedachtenis aan de Nederlandsche militairen, die te Delft gesneuveld zijn. De beeldhouwer D. Bus legt de laatste hand aan een der klei- modellen van „de soldaat'op wacht”. MONUMENT VOOR GEVALLEN SOLDATEN INDIE EN HET NIEUWE DRIE MOGENDHEDEN-PACT Data voor verplichte inlevering vastgesteld meevoeren aan de hand van een tweede rijwiel door een rijdenden wielrijder, valt in Duitschland onder dit verbod, terwijl dit in Nederland toegestaan is. Als men b.v. een ladder aan een arm heeft hangen kan men nog wel fietsen. Maar de verplaatsing van het zwaarte punt, misschien verbonden met de be perking van het gebruik van den arm, kan een belemmering van de bewegings vrijheid beteekenen. Het meenemen van aanhangwagen of zijspan is aan wielrijders slechts dan geoorloofd, indien de aanhangwagen of zijspan met het rijwiel vast verbonden is en een rood achterlicht of roode reflectors heeft. Het Nederlandsche recht heeft dit nog niet geregeld. Handwagens mogen niet aan rijdende fietsen vastgekoppeld worden. Evenzoo mogen handwagens en dieren door wiel rijders niet meegevoerd worden. Een uitzondering hierop vormen honden, waarbij men wel is waar rekening moet houden met de bepalingen van de Die renbeschermingswet. Ook kan het zijn, dat, door het meenemen van verschei dene honden of van een hond aan een lang touw, het verkeer in gevaar ge bracht wordt, in welk geval dit mee nemen van honden verboden is. In Duitschland en ook in Nederland, heeft de fietser zich evenals iedere weg gebruiker, zoo nauwkeurig mogelijk te houden aan de algemeene beginselen van het verkeer. Hij is verplicht de hoodige voorzichtigheid bij het besturen van zijn rijwiel in acht te nemen. Ook de wielrijder moet de voor den autobe stuurder geldende rechtsregels op rede lijke wijze toepassen. Een rijwiel moet in Duitschland niet alleen voldoen aan de bepalingen, die voor alle voortbewegingsmiddelen gel den, maar ook uitgerust zijn met Pedalen, die voorzien zijn van gele reflectors. Zij mogen noch bedekt, noch vuil zijn. Deze bepaling geldt slechts voor die fietsen, die na 1 October 1938 in het verkeer gebracht zijn. Voor de met pedaal-reflectors uitge ruste fietsen gelden echter niet de voor schriften betreffende roode achter lichtjes en roode reflectors. Kinderfiet sen zonder of met massieve gummi-ban- den, die als speelgoed te beschouwen zijn, mogen geen pedaal-reflectors dra gen. Ook zijn uit technische overwegin gen kinderfietsen, die zich,enkel door haar kleinen bouw onderscheiden van de normale rijwielen, voorloopig vrijge steld van deze bepaling. Hetzelfde geldt ook voor racefietsen, voor zoover zij ge durende de duisternis niet gebruikt* Vorden op den openbaren weg. van 15 k.m. per uur van de fiets de drie watt niet overschrijden. De gloeilam-. pen moeten gematteerd zijn. Electrische fietslampen worden naar officieele aan wijzingen vervaardigd en voorzien van een officieel kenteeken. Een bepaling, die men in Nederland slechts kent voor de achterlichten. De wielrijder mag bij het rijden het stuur niet loslaten en de voeten niet van de pedalen verwijderen. Ook is het blijven rijden naast een ander voertuig, in het bijzonder naast een tram, zoo mede het vasthouden van een voertuig, verboden. Deze voorschriften waren reeds vroeger in een Nederlandsch wetsontwerp opgenomen, maar zij zijn nog niet van kracht geworden. besluiten houden. Het aanbod van het Centraal Bloem bollencomité te Haarlem aan onze ge meente is niet gek en ik kan me voor stellen, dat B. en W. met warmte aan den gemeenteraad de aanneming van hun pldnnen aanbevelen. Immers om niet krijgen wij Hagenaars de bollen ge- om er een fraaie tentoonstelling van te maken in het Zuiderpark. Afgezien nog van het voordeel, dat weer vele werk- grage handen er door aan den arbeid kunnen gaan, mag ook de aantrekke lijkheid van zoo’n expositie voor het betrokken stadsdeel niet over het hoofd worden gezien. Bloemenvelden zoo dicht in onze stad zal voor velen een groote attractie blijken en veel Hagenaars zul len er ook door kennis maken met een gedeelte hunner stad, dat zij jammer genoeg niet kenden. Heeren gemeente raadsleden, laat deze gelegenheid ons niet ontsnappen. OOM KOOS gekomen, het pact niet genoemd. In- deze bepalingen, Organisatie „Uw Leidsman” te Amsterdam In navolging van Kopenhagen is ook te Amsterdam een organisatie opge richt, welke er zorg voor zal dragen, dat menschen, die dat wenschen, in De eenigen tijd geleden tot de wielrijders gerichte publicatie van den Commissaris-Generaal voor het Veiligheidswezen bij den Rijks- eommissaris voor de bezette Ne derlandsche gebieden geeft aanlei ding de in Duitschland en in Ne derland thans geldende bepalingen nader te beschouwen en met elkaar te vergelijken^ De bovenbedoelde en verder nog aanwezige verschillen in de op het rijwielverkeer slaande voorschrif ten worden door de aanstaande, nieuwe Nederlandsche verkeers regeling zooveel als mogelijk en uitvoerbaar is, opgeheven. Overi gens blijkt uit bovenstaande, dat afgezien van een paar punten, de belangrijke bepalingen en de uit voering daarvan in beide landen niet wezenlijk van elkander afwij ken. In Nederland bestaat slechts de ver plichting van het achterlicht. Bovendien moet het achterspatbord wit geschil derd zijn. Verder behoort tot de uitrus ting van een fiets minstens één helder klinkende bel; volgens het Nederland sche recht moet de klank van de bel tot op een afstand van 50 meter duide lijk hoorbaar zijn. Natuurlijk behoort de fiets, zooals ieder voertuig, gemak kelijk bestuurbaar te zijn. In Duitsch land zijn twee van elkaar onafhanke lijke remmen voorgeschreven. Als rem geldt iedere, aan het rijwiel vast ver bonden inrichting, die de snelheid van de fiets kan doen verminderen en haar stil kan doen staan. Bovendien moeten de remmen gemakkelijk bediend en zon der het wegdek te beschadigen gebruikt kunnen worden. Buitenlanders, onge acht hun nationaliteit, die in het Rijks gebied niet langer dan een jaar ver blijven, behoeven aan hun fiets slechts één rem te hebben. In Nederland is slechts één rem voor geschreven. Fietsen zonder vrijwiel be hoeven in het geheel geen rem te be zitten. De voorlamp van een fiets moet wit of lichtgeel licht uitstralen. Het licht moet volgens het Duitsche recht' op 300 meter zichtbaar zijn,,terwijl het Nederlandsche geen bepaling te dien aanzien bevat; het licht mag niet ver blinden. De lichtkegel moet zoo gericht zijn, dat het midden daarvan op een afstand van vijf meter van de lamp (in Nederland tien meter) slechts half zoo hoog is als de top bij de bron van uit straling. De lampen moeten volgens het voor Duitschland geldende recht overi gens zoo aangebracht zijn, dat haar richting ten opzichte van den rijweg gedurende het rijden niet veranderd kan worden. Bij een electrische fietsverlichting moeten spanning en capaciteit van de gloeilamp overeenstemmen met die van de dynamo. Zij mogen bij een snelheid Naar wij van de Nederlandsche bank vernemen, heeft zij besloten het goud, dat ingevolge artikel 9 van de deviezenverordening 1940 aan haar is aangeboden, doch tot dusver nog niet aan haar werd verkocht, thans inge volge genoemd artikel, op te vorderen. Met het oog hierop worden ingeze tenen, wier naam aanvangt met een der letters A, B of C, voor zoover zij nog goud in den zin der deviezen verordening in eigendom hebben of daarover het beschikkingsrecht heb ben, als bedoeld in artikel 9, vijfde lid der deviezenverordening, opgeroepen dat goud vóór 1 November 1940, aan de Nederlandsche Bank te verkoopen en over te dragen. Het goud kan op iederen werkdag, behalve des Zaterdags, tusschen 9 en 12 uur worden ingeleverd bij de hoofd- bank van de Nederlandsche Bank te Amsterdam. Gangbare Nederlandsche gouden tien- en vijfguldenstukken kun nen, behalve bij de hoofdbank van de Nederlandsche Bank ook worden inge leverd bij hare bijbank te Rotterdam of bij een harer agentschappen. De betaling van den koopprijs zal be halve bij aankoop van gangbare Ne derlandsche gouden tien- en vijfgul denstukken over het algemeen eerst kunnen geschieden nadat het goud bij de hoofdbank van de Nederlandsche Bank is nagezien en gewogen. Desge- wenscht kan inlevering ook geschie den door bemiddeling van een parti culiere bank; de particuliere banken brengen hiervoor een kleine provisie in rekening. Ingezetenen, wier naam met een der letters D en volgende van het alphabet begint, kunnen nadere bekendmakin gen afwachten. Indien zij er de voor keur aan geven hun goud reeds thans aan de Nederlandsche Bank te ver ting en het stoppen bijtijds en op een duidelijke wijze aan te geven. Dit aan geven van richtingverandering ontslaat den wielrijder niet van den plicht de noodige voorzichtigheid te betrachten. Het naast elkaar rijden. Algemeene bepalingen over het naast elkaar rijden van wielrijders ontbreken tot nu toe in het Nederlandsche recht. Enkele gemeenten hebben wel is waar het naast elkaar rijden van meer dan twee fietsers door verordeningen ver boden. In Duitschland moeten de fietsers in principe achter elkaar rijden, een .regeling, die er niet toe dient, zooals men misschien zou denken, om de auto de gelegenheid te bieden sneller te rijden, maar uitsluitend ten doel heeft de veiligheid van het verkeer in het algemeen en die van de fietsers zelf te verzekeren. Fietsers kunnen in Duitsch land ook met tweeën naast elkaar rijden als het verkeer hierdoor niet in gevaar gebracht of gehinderd wordt. Er is dan vooral van hinderen sprake als door het naast elkaar rijden van twee fietsers het snellere verkeer bij het inhalen en voorbij rijden hinder palen in den weg geleed worden. Buiten de kom der gemeenten moeten de fiet sers op de Duitsche rijkswegen steeds achter elkaar rijden. In de kom der ge meenten, vooral bij groote steden is het achter elkaar rijden niet steeds en over al mogelijk, vooral op de spitsuren. Op de rijkswegen daarentegen is het gebod van het achter elkaar rijden nood zakelijk, zonder dat men daarbij reke ning houdt met de vraag of andere weggebruikers aanwezig zijn. Het moderne autoverkeer gaat im mers zoo snel, dat men aanneemt, dat het naast elkaar rijden steeds hinderlijk is. Het is natuurlijk geoorloofd, dat men eenige oogenblikken naast elkaar rijdt in het geval, dat de eene fietser den anderen inhaalt en voorbij wil rijden. Meer dan 15 fietsers in gesloten ver band onder een leiding, die er voor in kan staan, dat de wielrijders bij elkaar blijven, mogen met tweeën naast elkaar rijden op den grooten weg, al zijn er fietspaden aanwezig. Deze bepaling is vooral bestemd voor trekkers op de fiets. Een dergelijk voorschrift bestond in Nederland tot nu toe voor militaire colonnes. Het gebruik van de rijksauto- wegen is in Duitschland evenals in Nederland verboden voor fietsers. Op rijwielen, voor een persoon bestemd, mogen fietsers geen andere personen vervoeren, een bepaling, die ook in Nederland ingevoerd zou worden. Kin deren onder de 7 jaar mogen in Duitsch land slechts door volwassenen meege nomen worden, indien een geschikte zitplaats op de fiets aanwezig is en de wielrijder daardoor niet gehinderd wordt. Kinderen boven de 7 jaar en vol wassenen mogen in het geheel niet op fietsen meegenomen worden. De bagage drager zonder meer geldt niet als een geschikte zitgelegenheid. Het meenemen van voorwerpen is den fietser alleen dan toegestaan als deze zijn bewegingsvrijheid niet belem meren en personen en zaken niet in gevaar brengen. Er is sprake van be lemmering van de bewegingsvrijheid, indien de verplichting van het aangeven van richtingveranderen en van stoppen niet meer vervuld kan worden. Ook het De rijwielpaden Het gebruik van rijwielpaden is in Duitschland voor de fietsers in principe verplicht. Zij zijn bestemd voor verkeer in beide richtingen als slechts een rij wielpad aanwezig en de breedte daar van voldoende is om dit tweerichtingen verkeer toe te laten.. Of op een fiets pad in een bepaald geval verkeer in beide richtingen is geoorloofd, is voor de wielrijders in het algemeen niet moeilijk te zien. In twijfelgevallen is meestal door middel van een bord aan gegeven, dat het verkeer op het fiets pad in andere richting niet geoor loofd is. In Nederland zijn er fietspaden, waar op door een verkeersbord aangegeven is, dat de fietsers verplicht zijn er ge bruik van te maken en andere, waar op een bord aangeeft, dat zij er op mogen rijden. Een algemeene bepaling, die het gebruik van rijwielpaden ver plicht stelt, kent het Nederlandsche recht nog niet. In beide landen is algemeen voorge schreven, dat fietsers uiterst rechts moeten houden. Deze bepaling geldt ook voor kruispunten en punten, waar de eene weg in den anderen uitmondt. In Duitschland moeten alleen tweewielige rijwielen zonder aanhangwagen of zij span van een rijwielpad gebruik maken. In Nederland moet algemeen, in Duitschland slechts bij smalle fiets paden, door driewielers en fietsen met aanhangwagen of zijspan de rijweg gebruikt worden, omdat anders het ver keer in gevaar gebracht wordt en andere weggebruikers een ongeluk kunnen krijgen of gehinderd kunnen worden. Fietsen met een hulpmotor, die als motorrijtuigen beschouwd worden, zijn in beide landen verplicht den rijweg te gebruiken. In Duitschland mogen verhoogde voetpaden, hetgeen in het Nederland sche recht niet geregeld is, buiten de kom der gemeenten in het algemeen door fietsers gebruikt worden, indien het voetgangersverkeer er niet door gehinderd wordt. Wanneer een ver hoogd voetpad aan den rechterkant ont breekt en de toestand van het wegdek zoodanig is, dat het gebruik daarvan door fietsers aanzienlijk bemoeilijkt wordt, mogen de wielrijders buiten de kom van de gemeente links van de ver keer srich ting liggende paden gebrui ken. Begeven de fietsers van rijwiel- palen of verhoogde voetpaden zich op den rijweg, dan moeten zij ir. bijzondere mate letten op het gewone verkeer. Daarnaast bestaat in Duitschland, even als in Nederland natuurlijk, de alge meene plicht het veranderen van rich- de duisternis veilig naar huis gebracht worden. Deze organisatie „Uw Leidsman” ge naamd heeft de instemming en mede werking o.a. van het I.C.A., Horecaf verkregen, terwijl ook de politie autoriteiten geen bezwaren er tegen hadden. Een staf van beschaafde en betrouwbare jongelieden zal het uit gaande publiek tegen een kleine ver goeding ter wille zijn. zwaar. Verzamelingen van gouden munten behoeven voorloopig niet te worden in geleverd. Als verzamelingen kunnen slechts worden beschouwd collecties, die uit ten minste tien verschillende stukken bestaan, en die een handels waarde hebben, hooger dan met goud- waarde der gezamenlijke stukken overeenkomt. Verzamelstukken behoe ven eveneens voorloopig niet te wor den ingeleverd. Als verzamelstukken kunnen slechts gouden munten wor den beschouwd, waaraan een belang rijk hoogere handelswaarde kan wor den toegekend dan met de goudwaar- de overeenkomt. In twijfelgevallen vrage men onder vermelding van het jaartal van de desbetreffende munt (en) bij de Nederlandsche Bank een beslissing. Op grond van het enkele feit, dat aan bepaalde munten voor de eige naars persoonlijke herinneringen zijn verbonden, kan geen ontheffing van de verplichting tot verkoop worden verleend. De wegwedstrijd van eiken avond. Jodocus en Wies waren van meening, dat zij aan een winterjas resp. winter mantel toe waren en deswege trokken zij deze week naar een kleeding- inleveringsbureau om een vergunning te ontvangen. Het bleek hun echter spoedig, dat het inleveren van gedra gen goederen niet zoo gemakkelijk ging. Er werd zeer nauwkeurig acht geslagen op den staat, waarin de kleeding verkeert en zoo doende was de voorraad ingenomen stukken van goeden aard. Daarmee beantwoordt de maatregel eenerzijds natuurlijk aan het gestelde doel en geeft anderzijds onbil lijkheden jegens hen, die uit zuinigheid een jas tot den laatsten draad hebben opgesleten. Hoe moeten deze lieden nu aan een jas komen Of is er voor Vordering van goud een jas komen Of is dezulken een uitzondering Ik heb me dezer dagen ’s avonds even buiten gewaagd, omdat mijn •fa milie me vertelde hoe helder de avond was. Toen vond ik het buiten niet zoo gevaarlijk en ik kon me begrijpen waarom er in een van de provincie steden een tooneelvoorstelling werd aangekondigd met achter den datum en tusschen haakjes als speciale attrac tie „volle maan”. Dit practische denk beeld kan hier niet zoo worden over geboekt omdat we toch vroeg in ons mandje moeten liggen, althans thuis behooren te zijn. Jodocus rekent er op nu eenige vis- schers weer toestemming schijnen te krijgen om buiten de haven Schevenin- gen te visschen een vischje tegen niet te hoogen prijs op de tafel te krijgen. Waarom wonen wij anders ook dicht bij de zee We moeten er toch een voordeeltje van hebben. Ik zou op deze plaats nog gaarne een lans willen breken voor onze musea. Wies en Jodocus, die in de avonduren belangstelling hadden opgedaan voor de geschiedenis van onze stad (iets wat ik ook anderen warm kan aan bevelen) zijn in aansluiting op hetgeen zij hadden gelezen eens een kijkje gaan nemen in ons Gemeente-museum. De dpmooren, die dit gebouw met zijn fraaie verzamelingen veel te lang voor bij waren gegaan, hadden het gevoel of zij een ontdekking hadden gedaan. Zij kwamen dan ook enthousiast thuis en zoo sprekende over hetgeen zij ge zien hadden kwamen we tot de slot som, dat het aantal Hagenaars, dat de Musea bezocht nog altijd veel te ring is. Zou ik door deze opwekking nog niet wat stadgenóoten er toe kunnen be wegen om hun schreden ook eens te richten naar ons Stedelijk Museum? Ik heb alle vertrouwen, dat zij, die aan mijn stem gehoor geven, dezelfde aan gename ervaring zullen opdoen als mijn waarde neef en nicht. Men probeere het eens. Er is in eigen omgeving zooveel moois en interessants te zien, dat men het slechts kan betreuren, indien niet meerderen ervan gebruik maken. Het is deze overweging, welke mij deed Toen de bijzonderheden bekend wer den betreffende het sluiten van een pact tusschen Duitschland, Italië en Japan werd van bevoegde Duitsche zijde onze aandacht speciaal gevestigd op het feit, dat de positie van Ned.- Indië bij de besprekingen, welke aan het sluiten van het pact zijn vooraf gegaan, niet ter sprake is Ook in de bepalingen van wordt Ncd.-Indië tegendeel, blijkt uit dat Japan’s functie in dit Driemachten- pact dusdanig is, dat voor Ned.-Indië van Japansche zijde geen gevaar be staat, indien de status quo onveranderd blijft. Wat dit laatste betreft, schijnt men in bepaalde kringen niet gerust te zijn over de bedoelingen van Ame rika, waarvan men vermoedt, dat het maritieme- en luchtmacht-bases in Ned.-Indië zou willen vestigen. Er is echter niets wat dergelijke geruchten en veronderstellingen een schijn van waarschijnlijkheid zou kunnen verlee- neneen hypothetisch commentaar in deze richting zou slechts voedsel geven aan oncontroleerbare geruchten. Wat Japan’s „levensruimte” betreft, wordt in het Driemogendhedenpact ge sproken van „Groot - Oostaziatische ruimte” en de vraag rijst dus vanzelf of Ned.-Indië tot deze ruimte behoort. Dit is zeer beslist niet het geval. De heer M. A. Cageling, redacteur van koopen, bestaat daartegen geen be- „Onze Vloot”, heeft aan een verslag gever van het A.N.P. in dit verband het een en ander medegedeeld over wat de Japanners zelf in hun spraak gebruik onder Groot-Oostaziatische ruimte verstaan. De Japanners on derscheiden twee begrippen, die elk op een afzonderlijke ruimté betrekking hebben, n.l. Toa en Nanyo, in tege»- stelling met ons Westerlingen, die door dat wij zoover af wonen, beide ruimten onwillekeurig als één ruimte zien. Toa is dan de Groot-Oostaziatische ruimte. Deze omvat het Japansche eilandenrijk zelf, Mandsjoekwo, China, Formosa en de tusschen gelegen zeeën met inbegrip van het Noordelijke ge deelte van de Zuidchineesche zee. Het komt feitelijk taalkundig en geogra- phisch overeen met hetgeen wij het Verre Oosten noemen. Nanyo echter beteekent letterlijk „de eilanden van het Zuiden” en omvat in de eerste en voornaamste plaats Ned..Indië. Voor den Japanner behoort Ned.-Indië niet tot Oost-Azië, maar is een gebied op zichzelf het Zuiden. Dit spraakgebruik wordt overigens geheel door de offi cieele Japansche opvattingen en ver klaringen bevestigd hetgeen o.a. ook uit de Japansche missie naar Ned.- Indië onder leiding van den minister van handel den gepensionneerden vice- admiraal Kobajasji blijkt. Derhalve Ned.-Indië behoort niet tot de Groot- Oostaziatische ruimte, zoodat men ten aanzien van Ned.-Indië gerust kan zijn, althans in zooverre het de directe con sequenties van het nieuwe gesloUsa pact betreft. voor te I S&. F - f -ld ■z i r

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 9