De Scheveningsche Weg 275 jaar IEDER ZIJN BEURT en LETTERKUNDIG BIJBLAD HAAGSCHE COURANT De strijd tusschen mensch maatschappij VAN. DE «Zaterdag 14 December 1940, No. 17751. Letterkundige Kroniek Van moraal Het wapen en fatsoen p De Sp nelis „De Schevelingsche Zeestraat”, geschetst ongeveer naar het ontwerp, dat Constantijn Huygens er voor maakte (Schimmeipenningh) - rsa nie- TOEGEZONDEN BOEKEN je kerel? boek JOHAN KONING. hand loop Olav Gullvag. (Foto-archief) was, aan waan- van de hij in van po- H. J A. onbuigzame i Hamsun’s Pan. De wordt Grim is van poëzie het waarlijk „Langs Bljbelsche Paden”. H. V. Morton, H. P. Leopolds Uitg 1 Mij. N.V. Den Haag. Dezelfde schrijver van „In de voetstap pen van Paulus” en ,,In de voetstappen van den Meester” geeft thans een boeiende beschrijving van een reis door Syrië, Irak, Sinaï en Egypte. Het werd niet alleen een reis door verre landen, maar nog meer door oude tijden. Overal zocht hij naar aanknoopingspunten met Bijbelsche namen en voorvallen en naar herinneringen aan de Christenen uit de eerste eeuwen onzer jaartelling. Vaak zijn het slechts ruïnen, welke getuigen van tijden toen in die lan den het Christendom bloeide en er vele heiligen en martelaren voortbracht. Maar vaak ook waren het levende herinnerin gen, zooab m het klooster op den berg Sinai en in de Egyptische kloosters en kerken der Koptische Christenen. Zoo krijgt de lezer belangwekkende en weinig bekende hoofdstukken uit de oudste ge schiedenis van het Christendom onder oogen. Daarbij schenkt de schrijver ook aandacht aan het heden der door hem be zochte oorden. Hij heeft een prettigen ver teltrant en eenige humor verlevendigt zijn relaas Hij eindigt zijn tocht met een bezoek aan Romede catacomben, de huizen van Christenen, die in de brieven van het NT. waarnemend hoofdcommissaris litie te Amsterdam en mr Henssing. Het beroep van vrouwelijke detective trekt vele vrouwen aan. En weinigen zijn er voor geschikt. Allerminst zij, die meenen goed te kunnen acteeren of dit baantje ambieeren uit zucht naar sen satie. Want het is een betrekking, die veel tact en menschenkennis vereischt en physiek zoowel als psychisch veel vergt Van dit zoo zware beroep vertelt Mary Sullivan in haar boek „Mijn dubbele 'e- ven” Het is de autobiographic van een beambte bij de vrouwelijke politie te New York. Uiteraard vertelt zij veel sensationeele dingen over haar onder vindingen in de Washingtonsche onder wereld, haar optreden bij de opsporing van kinderroovers, bij invallen in clan destiene drank- en danshuizen en het zal zeker daarom zijn, dat velen dit boek kfcopen, al achten wij dit een bijkom stige omstandigheid. Van grcoter waarde is het pleidooi voor het aanstellen van vrouwelijke ambtenaren, die kunnen op treden in tal van gevallen, waarin de aan. wezigheid van vrouwelijke ambtenaren niet alleen gewenscht, doch ook ver eischt is. De vertaling is van K. H, Broekhoff, boeiende verhaal eener jonge, branden de liefde en al is het inderdaad waar, dat Gu-lbransscn. Undset en Hamsun het Noorsche boerenleven op meester lijke wijze beschreven hebben, Olav Gullvag doet het op een geheel eigen wijze, even meesterlijk er zeker dich- terlijkcr dan een der anderen Zijn landschapsbeschrijvingen zijn van een poëtische kracht en meesleependheid, zijn karskterteekening getuigt van diepe kennis van het menschelijke hart in liefde en nood. Wie is deze schrijver, die zoo plotse ling ir den Nederlandschen lezerskring wordt mnnengevoerd met een roman, die tot een der schoonste van de hui dige Noorsche literatuur mag worden gerekend Olav Gullvag werd in 1883 bezit uit handen te houden van den door hem als knecht verachten Grim Niets helpt, geen dreigementen van onterving, geen middelen van misdaad, die zelfs een op Grim ondernomen sluipmoord niet schuwen, En 't heeft den schijn, dat tegen wat de schrijver de runen noemt, het schrift der heerschende machten, Gods wonder van liefde tusschen twee menschen de stralende zege zal behalen. Grim, voor het eerst weer in aanraking met de buiten wereld, heeft de beproeving van zijn liefde weerstaan en haar trouw ongeschonden behouden, als hij onverlet weerkeert uit de berghut, waar hij, eveneens in een zo mernacht, het bergmeisje Hildur heeft ont moet. Onder den regenboog, teeken van God’s verbond, naar zijn vrouw en zijn kind weergekeerd, ontmoet hij daar True's vader. Deze kent geen scrupules meer, om zijn dochter te overreden met hem mee te gaan, doch hij ziet zich door haar de deur gewezen, waarbij de innerlijke kracht van het meisje is, tegenover de huichelarij en het zedelijke wangedrag vam haar voorge slacht de ongeschonden trouw te kunnen stellen van hem, die voor God haar echt genoot is. Grim, na er aan toe geweest die trouw te breken, is van dien uitval de oor getuige En als na de crisis zijn vrouw uitgeput heerligt, is het hun kleine doch tertje, dat, naar beiden kijkend, onnoozel „vader” zegt en „moeder” en daarmee Grim nabij haalt tot haar, wier liefde alles voor hem offerde, voor wie hij nu neer knielt en die slechts de handen van haar schreiende oogen neemt, om ze op het hoofd te leggen, dat voor haar gebogen is Hoe sterk en hoe zeer in den beginne ook triomfantelijk, de verhouding tusschen deze twee heeft haar broosheid. Doorkruist door den aanvang van een andere, die met Hildur, geeft zij een oogenblik den indruk van spel en tegenspel der liefde als de onbuigzame natuurmacht, gelijk in meer om door het beete zand te geraken Bovendien ging zijn medelijdend hart uit naar de arine Scheveningsche mannen en vrouwen, die verplicht waren dage lijks hun zwaren gang te maken door net mulle zand met de zware vischmanden op het hoofd ot aan de armen. Hij spreekt daarbij zelfs van de ..arme Scheveinnger Slaven'', wien hij ..tenminste eenen lueh tigen tred over een hard pad" zou willen verzekeren. Afgezien van deze vergemak kelijking voor de visehdragenden. zou de klant in de stad er bij gebaat zijn door de betere conditie van de visch en den la- geren prijs. Doch Huygens, al wederom zeer ver vooruit kijkend, dacht buitendien aan een verhooging der aantrekkelijkheid van een gang naar de zee en daarmee aan het vreemdelingenverkeer, door hem aango- duid als „de reisende ende spelevarende luyden uyt alle omleggende stceden ende plaetsen’’. De ontwerper, als alle profeten niet ge- eerd zijnde in eigen land, kreeg evenwel niet den onontbeerlijken steun voor zijn plan. Men wierp allerlei bezwaren op, zoo o.v. over verstuiving van den weg (schoon Huygens daarop gerekend had door aan weerszijden een dijk te projecteeren) en het onmogelijke om het benoodigde kwan tum stèenen, ca. 4 millioen stuks, te pro- duceeren. aanleg geschiedde met bekwamen gelijk uit de data blijktop 1 Mei begon de bouw en ruim anderhalf jaar later was het werk klaar. Als gezegd, Constantijn Huygens lever de het plan voor den aanleg en zijn borst beeld, aan het verhoogde pad naast den weg geplaatst ter hoogte van Promenade, herinnert aan deze voorbeeldige werk zaamheid. Hoe de situatie in het duingebied was. waarin Huygens het tracé uitzette, is niet bekend, maar, aapgenomen, dat het piet slechter en niet beter was dan nu. mag men respect hebben voor het arbeids- tempo, dat nog niet gestimuleerd werd door de menigvuldige en vaak reusachtige mechanische werktuigen, waarvan zich onze wegenbouwers bedienen. „Niet sonder verdriet te gebrulcken”. Dit opschrift slaat, gelijk de lezer zal begrijpen., op den ouden toestand. Die was inderdaad bar slecht en, om Huygens’ typeering omtrent de toenmaals bestaande verbinding volledig te geven„Sy is niet sonder verdriet van menschen ende Bees ten te gebruicken, sonderlingh in de So- mermaenden, wanneer hen het gebruick van Zee en strand het meest van noode heeft.’’ Kijk, met deze uitspraak, vooral waar zij slaat op het gebruik van zee en strand, was Huygens alweer een eind verder dan zijn tijdgenooten en veel, veel verdêr dan de Hagenaars omtrent het eind dér vorige eeuw, die nooit een voet op het strand plachten te zetten en zich, om welke zon derlinge redenen dan ook, het genot van zee- en zonnebaden ontzegden, Huygens dan ergerde zien over den de- plorabelen toestand van den eenigen weg naar zee. Niet ieder, zoo voegde hij aan zijn philippics toe, is in staat zich de weel de van 2 of 3 paarden te veroorloven, om naar het strand te gaan en liefst nog „’t Begon in een midzomer nacht”, door Olav Gullvag. uit het Noorsche Landsmal vertaald door M. C. Casten- dijk. Uitg. J. Philip Kruse- man, alhier. eenige jaren later een oplossing aan de hand te doen door de grond van den weg te doen dekken (op een zeer langen duur’) door het heften van een soort van accijns op de visch. die er over vervoerd zou worden, maar de magistraat van deij Hang trad daar niet in. Zij nam zelfs het werk ter hand door den aanleg te doen geschieden op gemeene kosten, onder be ding, dat alle gebruikers van den weg een zekeren tol zouden betalen. De kosten be droegen 62 0 0 caroli guldens. De weg heelt zijn waarde getoond, niet dal wij dn zouden willen al leiden uit de opbrengst der tolhetting. waai van geen belton» care cijiers benend zijn, schoon men zegt, dat zij een goudmijn voor de gemeente was, maar wel kan zij bepaald worden uit den stijgenden bloei van het visschersdorp en de ontwikkeling van de badplaats daarna. Maar reeds betrekkelijk kort na de in gebruikneming van den weg werd bij een attractie voor velen in de stad en ver daarbuiten. Uit alle streken der provincie en van het land kwam men naar Die Haghe om vandaar langs den weg van Huygens nar de zee te rijden of te wan delen. Eerst in 188ft werd de tol afgeschaft. Het witte huisje aan den ingang bij het Carnegieplein herinnert in zijn naam nog aan dien tol. Het oude hek is als een herinnering eveneens behouden, maar op een andere plaats in de Ijoschjes. De „Zeestraet’ is het onderwerp ge worden van meer dan één gedicht en nog altijd is de Scheveningscheweg de prach tigste laan tusschen stad en strand. De 275-jarige heeft zich voortreffelijk ge houden. nuchtertjes vermeld Jack detective. Niemand nam daar zonder veel notitie van, want in tel Negresco huisden tal van roemdheden op velerlei gebied, Jack O’Neill, de detective, die naam had gemaakt, was aan de Rivièra, waar zoovele grootheden vertoefden, een vrijwel onbekend mannetje. Geen bewonderaars of autogrammenja- gers omzwermden hem. Waarom zou men zich om Jack O’Neill bekom meren, als er zooveel edeler wild als Marlene Dietrich, Greta Garbo, Mis- tinguett, Claudette Colbert of Mau rice Chevalier in de buurt was? Toch was er één man in Hotel Ne gresco, die zich in hooge mate voor den gast van kamer 213 interesseer de. Het was deze man, die, toen de bewoner van kamer 213 rustig van zjjn after-dinner zat te genieten, haastig door de hotelgang sloop, snel de deur van Nr. 213 opende en deze even snel weer sloot. In zijn was eeen parabellum en de daarvan was met wiskundige zeker heid op het voorhoofd van den rooker gericht. Doodkalm bleef deze zitten. Hij had wel eens meer voor heete vuren ge staan en onder moeilijke omstandig heden zijn kalmte bewaard. Bedaard nam hij den man, die voor hem stond, op. De insluiper was een bepaald ongunstig type, er was een louche blik in zijn oogen gji de verwrongen mond duidde op wreedheid en harts tocht. De man deed enkele stappen ver der de kamer in, nam een stoel en ging vlak tegenover Jack O’Neill zit ten. Niet bepaald vriendelijk keek hij hem aan, toen hij de stilte verbrak en op den man af, vroeg Ken jij Jimmy Slogan nog? Er kwam een denkrimpeltje in het voorhoofd van den speurder. Dan schudde deze het hoofd. Sorry! zei hij, heb niet het genoegen. De indringer grijnsde. 't Genoe gen is heelemaal aan mijn kant, me neer de speurder, heelemaal aan mijn kant 1 Om Let juister te zeggen, ik ben verrukt, jou hier aan te tref fen. Tja, het is alweer een jaartje of vier_ geleden, dat we elkaar ont moetten, en toen was al het genoegen aan jouw zijde. Ik zal in die vier jaartjes wel een tikje veranderd zijn, want je draaide me toen de „lik” in. Voor 15 lange jaren. Drie en een half jaar heb ik daarvan gezeten en dat gaat een mensch niet in zijn kouwe kleeren zitten. Toen kon ik ontsnap pen. En ik heb gezworen, dat ik met mijn braven vriend Jackie zou afre kenen. Je kan dus begrijpen, mijn In het gastenboek van Hotel Ne gresco te Nice stond voor kamer 213 vermeld Jack O’Neill, bü- Ho- be- en in Drontheim geboren als het zevende kind uit een groot gezin. Zijn geboor teplaats, met haar opkomende groot industrie, schonk hem de bekoorlijke beelden uit het kleine stadsleven en onvergetelijk bleef hem de haven. Reeds jong werd Gullvag een voor vechter van het Landsmal, de nieuw- Noorsche taal, die het Noorsch van Deensche elementen zuiveren wil Al zijn boeken zijn in deze taal geschre ven. Door zijn studie van het Lands- mfil. kwam hij er vanzelf toe, zich ook met vreemde talen bezig te houden en hij vertaalde dan ook vele der groote oude en nieuwe Duitsche dichters in deze nieuw-Noorsche taal. De levens- omstandigheden waren niet gunstig voor zijn literairen arbeid. Tegen zijn zin verdiende hij zijn brood in de jour nalistiek. Toch schreef hij in dezen tijd een tooneelstuk „De lange nacht”, dat met groot succes werd opgevoerd een cantate „Soli gloria in excelsis Deo”, die bij het 900-jarig bestaan van Dront heim den persten prijs verwierfeenige lyrische gedichten en een groot, dra matisch gedicht „Duivelsdans”. Dan geeft hij echter de journalistiek op en bereist van 1929’31 met vrouw en kinderen Denemarken, Duitschland, Oostenrijk en Italië. In „t Begon in een Midzomernacht” grijpt Gullvag terug naar vroegere tijden, waarin die spanningen nog meer primitief zijn, naar het Noorwegen van hét begin der achttiende eeuw onder de vereeniging met Denemarken. De macht der grooten een wetgeving van een regiem van eigen baat. gesteund door de huichelmoraal van een naam-christendom. zijn de machten waar de zich tot boer opwerkende landar- beiderx Grim op stoot wanneer hij na True, de dochter uit een rijk en heer schend boerengeslacht, tot bruid gewonnen te hebben, met haar, die noch voor de wet. noch voor de kerk zijn vrouw is in zijn eenzame bergland zijn hoeve «ticht Aan vankelijk weerstaat hun idylle al de boos heid, die zij ontketent en de beproevingen, die er voor hen beiden het gevolg van zijn Aangrijpend is deze idylle, dit in den aan vang zege-gekroonde bevechten «an een natuur die beurtelings mild is en nard en rond welken «trijd telkens de booze mach ten aangeslopen komen de vertegenwnor digers der maatschappij Zij <ijn verpe> soonlijkt in True’s vader den 'Uden mach tigen boer, die zijn dochter ohjft terug eischen met het wapen van moraal en fat soen in waarheid slecht» om het familie met name worden genoemd, een heilig verklaring in den Sint Pieter en herin neringen, welke de oude havenstad Ostia oproept adn Augustinus en Hieronymus. De vertaling is van dr. Luca^ Verkoren. „Zij, dis voorbij ging”, J. P. ZoemersVermeer. Van Holkema en Warendorf, Am sterdam. Met de regelmaat van een klok ver schijnen ook de romans van mevr. Zoe mers-Vermeer, die de reputatie heeft een goeden dagelijkschen boeienden roman te schrijven. Niet dat haar werken schitte ren als fonkelende sterren aan den lite rairen hemel, maar zij nemen dan toch een plaats in aan het firmament, welke in deze dagen van verduistering toch zeer in het oog loopend is, door den glans, welke er van uitstraalt. Haar romau „Zij, die voorbij ging”, is het verhaal van Ar- jana, die wel zeer onder den druk leeft van de slechte reputatie van haar moeder, die een minderwaardigheidscomplex heeft, waardoor zij zich, ook al teleur gesteld in de liefde voor Wouter Nieland, een moeilijk en veelbewogen leven op den hals haalt, dat jammerlijk eindigt. Naast Arjana neemt bet leven van Wouter Nieland, met zijn stille, zachte vrouw Renske (hoe mooi is bij beschreven) een belangrijke plaats in dezen roman'in, die zoowel door de schildering van karakters als die 'van de omgeving een werk van bijzondere waarde is geworden. bevatten. Aan dit feit dankt deze roman vele schoone bladzijden, romantisch tot op zekere hoogte en wat de kern der karakters betreft, menschelijk en waar. Hoezeer ook de wisselwerking van romantiek erf werkelijkheid aan ver schillende passages in dezen roman een bijzondere bekoring verleent en hoe zeer ook gepoogd wordt de liefde voor den grpnd tot hoofdthema te maken van deze literaire schepping waarin Knud Hamsun ten volle is geslaagd in zijn boek „Hoe het groeide" Olav Gullvag kan men onmogelijk rekenen tot die schrijvers van „Blut und Boden”, wier namen een wereldklank verkregen hebben. Het slot van ,,’t Be gon in een midzomernacht" veroordeelt hem in dit opzicht. Want* Grim verlaat den lezer niet als een geslaagd^ boer, geworteld in den grond waaraan hij goed en bloed gegeven heeft, maar als een rustelooze zwerver in wiens gemoed de herinnering voortleeft aan een lief de, die als een wonder in een midzomer nacht geboren werd. De romantiek zege viert. Zij is, meenen wij, ook het ge heim van het succes van dezen Noor- schen roman. In onze beschouwing over het nieuwe boek van Arthur van Schendel in de „Kroniek” van de vorige week, maakten wij o.m. de opmerking, dat van Schendel voor het eerst in ons land de Oberon- figuur in den Nedcrlandschen roman had binnengevoerd. Augtfst Heyting heeft het Qberon-motief zij het niet in roman vorm, eerder behandeld. Hij wijst ons op zijn mysterie-spel Radin of Wijsheid en Waanzin" blz. 24-31 waar Oberon met Ti tania en de elven optreedt. Het werd ge schreven in de jaren 1917-1919 en met il lustraties van prof, dr Hans Eibl uit Wee nen uitgegeven in 1927. Voorts zijn Oberon Titania en de elven tezamen uitvoerig behandeld in het drie- deelige werk van Aug Heyting: Yggdra- sil een Germaansche Cosmogonie, o.a. in'deel II van blz. 183—205 en nogmaals op verschillende plaatsen van de laatste Zang van deel III: „Ragnarök en De Nieuwe Wereld” Ook in dit werk nemen zij een plaats van beteekenis in „Ytt- drasil” werd uitgegeven, met illustraties van vier kunstenaars, in de jaren 1936, 1937 en 1938 penningmeester van Delfland Cor- Michieiszoon Soetens. probeerde „Mijn duhbele leven", Mary Sullivan, Drukkerij en Uitge vers Mij v.h. Kemink en Zoon, Utrecht. goeie man, hoe verheugd ik jouw naam in het hotelregister te treffen Er was een boosaardig licht in ’s mans oogen en de parabellum zag er dreigend uit. Maar op Jack O’Neill scheen dit niet veel indruk te maken. Hij keek bepaald geamuseerd, toen hij vroeg: j En wat ben je nu wel van plan te doen, Jimmy Slogan? Een grimmig lachje kwam om den mond van den ontsnapten gevangene. De parabellum maakt te veel leven en is alleen goed in geval van nood. Maar ik heb een keurig werkend spuitje bij me. Eén prikje, en je gaat al droomend'naar het land, waar je nooit van terugkeert, beste Jack. Een leuk idee. Maar... daar kan niets van komen, Jimmy, old chap! Jimmy Slogan stiet een onaange naam lachje uit. Zou je denken van niet? vroeg hij spottend. Wel, dan ken je Jimmy Slogan niet. En jij kent blijkbaar Jack O’Neill verbazend slecht, want anders zou je mij daar niet voor houden, Jimmy. Ik had nu eenmaal een naam noodig, en daarom vond ik het niet onaardig, om dien van mijn aartsvijand Jack O’Neill te gebruiken. Want om me on der mijn eigen naam: Duke Patter son, in te schrijven, dat leek me wel wat gewaagd, vind je ook niet? Er was verbazing en ontsteltenis op het gezicht van den indringer te lezen. Duke Patterson, de beruchte Ameri- kaansche gangster, die ook een paar moorden op zijn kerfstok had, zou hier tegenover hem zitten. Óngeloofe- Itfk. Nijdig schudde hij het hoofd. Daar vlieg ik niet in, Jack! Ik weet, dat je van gedaante kan ver wisselen als een kameleon van kleur, en ik geef toe, dat je er vandaag an ders uitziet, dan vier jaar terug. Maar dat je Duke Patterson zou zijn.., wel, dat is een beetje te onnoo zel. Ik ken je trucs, en nu je in doods angst zit, en iedere minuut je laatste kan zyn, probeer je' het hiermee eens. Nee, Jack O’Neill, om Jimmy Slogan te nemen, daarvoor ben je toch nog niet glad genoeg. Die vliegt daar niet in! Doodkalm bleef de ander zitten en het vroolijke lachje verdween niet van zijn gezicht. Je bevalt me col lega, zei hij, je lijkt me een vent uit één stuk. Ik doe je een voorstel. Ik wil hier in Europa samenwerken met een „clever boy”, en jij lijkt me een geschikte knaap. Wat is je ant woord? Jimmy Slogan bleef roerloos zitten. Zijn' revolver week geen millimeter van het voorhoofd van den ander af. Ik geloof je niet, hield hij vol, maar er was al minder overtuiging in zijn stem. Als jij Jack O’Neill niet Een kleine twee en halve eeuw liggen tusschen het beeld, dat de Sehevemng- scheweg toonde omtrent den tijd, dat er de hiernevens gereproduceerde teekemng van werd gemaakt en dat, wat de weg thans toont. De teekenaren dier dagen gingen soms tamelijk vrij met hun onderwerp om. wat soms het effect ten goede kwam, doch meestal de werkelijkheid geweid aandeed, vandaar, dat wij. ook dit bijna volmaakte lijnenwerk beziende, geneigd zijn aan te nemen, dat het niet heelemaal zoo is ge weest als deze teekening laat zien. Maar laten we niet te critisch ziin, nu het gaat om een 275-jarige en daarbij bo vendien in aanmerking nemen, dat men destijds uitermate ingenomen was met dit kloeke, recht,op het doel afgaande tracé, waarmee de ontwerper, Constantijn Huy gens, de dichter-diplomaat, zijn tijd als waterbouwkundige meer dan twee eeuwen vooruit was, De Scheveningsche- of Bchevelingsche- weg. gelijk hij ook nu nog wordt benaamd door de visschersbevolking bestond op 5 December precies twee en drie kwart eeuw. De spoed. 1664 Een goed boek is waard in een l°ede uiterlijke verzorging te verschij- Ben heeft de uitgever van ,,’t Begon maatschappij wordt voof Fartegn. een pendant der reeds genoemde bladzijden, eerder nog dan hun vervulling, volgt nu een relaas, dat niet minder aangrijpend en onvergetelijk is: het verhaal hoe Grim met de karavaan van al zijn vee en het lijk van de verongelukte jonge vrouw door een stralenden zomermorgen over het Noor sche bergland den lensman tegemoet rijdt, om zich als gevangene aan hem over te geven Anton Coolen, die ongetwijfeld daar voor de aangewezen auteur was in ons land, heeft dezen Noorschen roman van het land van een inleiding voorzien en daarbij een overzicht .van den inhoud gegeven, dat men hierboven heeft kun nen lezen. Grim en True vormen de beide figuren in dit boek, die het ver haal, dat Gullvag met zooveel hart en verbeelding vertelt, beheerschen. De karakterteekening van beiden is voor treffelijk de groote schrijversgaven van dezen Noor spreken er onmisken baar uit. Grim, die door zijn bestaan in het eenzame bergland sterk onder den invloed staat van de geheimzinnige machten waarmede primitieven als hij het Noorsche landschap bevolkt denkt, die hij dan eens vreest en dan weer durft weerstaan met denzelfden moed waarmede hij strijdt tegen de denkbeelden en vooroordeelen True’s ouderlijke omgeving,, boeit den lezer sterker dan de vrouwelijke hoofd figuur. True is sterker dan Grim een schepping der romantiek haar zuivere liefde, welke haar schoonsten vorm in het moederschap vindt, waaruit zij ook de kracht put voor het brengen van het zwaarste offer van haar leven, door trokken en vormt dichterlijke element in der. roman. In Grim steekt iets gigan tisch vooral in den samenhang met de machtige Noorsche natuui True is fijn en broos en de gang van haar leven is vrij eenvpudig. het leven van een jonge vrouw geheiligd en gezegend door de zelfde liefde, waarvan het mysterie de tragische wending geeft aan haar lot. Er is nog een tweede vrouwenfiguur in het boek, die van Hildur Zij leeft in een gelijkgestemde sfeer zij is een oe- vestiging van wat men reeds heeft ge voeld bij de kennismaking met True deze schrijver kent hei vrouwenhart en de macht der liefde, welke het kan zou zijn, waarom kwam je dan op het idiote idee, je voor hem uit te ge ven? Dat is toch buitengewoon ge vaarlijk! Duke Patterson, alias Jack O’Neill, glimlachte superieur. Ik zei je al, dat ik het een grappig idee vond, en ik houd van gevaar. Bovendien, mand kent hier dien speurder. Slogan leek besluiteloos. Geef me een bewijs, dat je Duke Patterson bent, en ik ben je man! Duke Patterson scheen een beetje zijn geduld te verliezen. Hij uitte een verwensching. Wel, je zal je bewijs hebben, Jimmy Slogan. Maar daarna is er geen alternatief. Je werkt met me mee, ofEr was iets loerends in zijn oogen. Luister. In de kranten zal je gelezen hebben van de Piccadilly- moordzaak. Daarvoor werd ik gear resteerd, maar ze moesten me losla ten wegens gebrek aan bewijs. Ik heb dat zaakje opgeknapt en in gindschen koffer hij duidde de richting aan met zijn hoofd zitten de gestolen spulletjes. Met een sceptisch gezicht bleef Jimmy Slogan zijn „collega” aanzien. Je treft het slecht, dat ik daar toevallig heel wat van afweet. Duke Patterson werd gearresteerd en vrij gelaten wegens gebrek aan bewijs, maar... de vingerafdrukken, die ge vonden zijn, waren beslist niet van Duke Patterson. Dat stond ook in de kranten. Als jij dien inbraak gepleegd hebt en Duke Patterson bent, hoe rijm je dat dan met elkaar? Duke Patterson lachte triomfante lijk. Prachtig vakwerk, niet? Was het geen schitterend bewijs van onschuld? Ja, Duke Patterson is van alle mark ten thuis. Hier hij gooide Jimmy Slogan een sleutel toe open dien kof fer. Daarin zal je een stel handschoe nen vinden. De vingers daarvan zijn positief niet van echt menschelijke vingers te onderscheiden. Een afdruk daarvan vertoont een heel ander beeld, dan een afdruk van mijn eigen vingers! Nooit van gehoord hè, hand schoenen van dat jnaaksel? Eigen uit vinding, jongen! Zonder Duke Patterson uit het oog te verliezen en hem steeds onder schot houdend, opende Jimmy Slogan den koffer. Op aanwijzing van den an der vond hij de handschoenen. Een schitterend werk! uitte hij zijn bewondering. Ik ben overtuigd, jij moet Duke Patterson zijn! Hier is mijn hand, kerel! Gevleid lachend drukte Patterson de hand van Jimmy Slogan. Maar op hetzelfde moment uitte hij een lichten kreet van pijn. Verduiveld, wat doe riep hij, O, dat beteekent niets. Een klein prikje van mijn ringspuitje. Over een halve minuut zal je in een heerlijken, diepen slaap vallen, 't Duurt maar vierentwintig uurtjes. Net lang ge noeg, om je te brengen, waar de poli tie met ongeduld op je wacht. Met een schreeuw van woede wilde Duke Patterson opspringen om zich op den ander te werpen. Maar het slaapmiddel verlamde al zijn spieren en hij viel terug in zijn stoel. Verrader! kreunde hij, laffe verrader. Wie ben jij dan? Ik? grijnsde zijn tegenstander, wel, ik ben toevallig Jack O’Neill, die jou gevolgd was. We hadden nog een klein bewijsje noodig, en dat was je zoo vriendelijk, mij te verschaffen. Dank je wel, Duke, ouwe jongen! strijd tegen toegespitst, verzinnebeeld figuur van raadselachtige afkomst, den man die zich buiten de hem vijandige maat schappij stelt, die getuige van de liefde van Grim en True, bij het mooie Kerst feest en gedurende de winteravonden op hun hoeve uit True’s familiebijbel voor leest. die hen beiden beslissend bijstaat in hun strijd tegen True’s vader, hij de vo gelvrije, die. na de oreuk met True. Grim meeneemt op tijn vrijbuiterstochten, om het hongerend land van koren te voorzien tegen het runenschrift der wetten in De strijd tegen de maatschappij wordt v»n een adembenemende spanning Ditmaal wordt Grim er in bijgestaan door de vrouw die niet.* vraagt en aller geeft die ah ze hen- .p een nacht moet gaan waarschuwen op 'n hoede *.e ziin voor den lensman, den man der wet die naar hem zoekt in de bergen verongelukt Tot haar leven toe heeft zij voor haar liefde gegeven En al» ir sen midzomernacht” gedacht en hij *Wt dezen buitengewonen roman, *aarvan de Duitsche vertaling in en- kelp honderdduizenden exemplaren vlot *,erd verkocht, in een kleed gestoken, dat artistiek aan hooge eischen vol- d°et. Band- en omslagverzorging, kleu- ^'iliusiratie en vele reproducties voor Wsneden zijn van Henk Munnik en Hoeft, die beiden op het gebied der boekverluchting hier iets bijzon es hebben bereikt. De Nederlandsche *haling getuigt al evenzeer van zorg tet'wijding de vertaler heeft geen ’^akkelijke taak gehad, maar hij gan <de voldoening smaken, dat hij in en ongekunsteld Nederlamdsch bracntft,oor,chen heeft overge ef1 *8, herhalen wij. deze zorg volkomen waard, ,,’t Be- n'ooi i een nazomernacht" is een aat) sterx dien van mhrud rijk Het is een roman van 8r',n<j11 eVen V!n de voor den Is een der nobelste trekken van *»antir<lre scheppmg Iï ssrhen ro- en werkelijkheid staat het duid als „de reisende ende spelevarende plaetsen”. De ontwerper, als alle profeten i eerd zijnde in eigen land, kreeg evenwel r':t plan. Men wierp allerlei bezwaren op, zo n.v. over verstuiving van den weg (schooi Huygens daarop ger weerszijden een dijk A 'zz' - n.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 7