De Scheveningsche Weg 275 jaar
IEDER ZIJN BEURT
en
LETTERKUNDIG BIJBLAD
HAAGSCHE COURANT
De strijd tusschen mensch
maatschappij
VAN. DE
«Zaterdag 14 December 1940, No. 17751.
Letterkundige Kroniek
Van moraal
Het
wapen
en fatsoen
p
De Sp
nelis
„De Schevelingsche Zeestraat”, geschetst ongeveer naar het ontwerp,
dat Constantijn Huygens er voor maakte (Schimmeipenningh)
-
rsa
nie-
TOEGEZONDEN BOEKEN
je
kerel?
boek
JOHAN KONING.
hand
loop
Olav Gullvag.
(Foto-archief)
was,
aan
waan-
van
de
hij
in
van po-
H. J A.
onbuigzame i
Hamsun’s Pan.
De
wordt
Grim
is van poëzie
het waarlijk
„Langs Bljbelsche Paden”. H.
V. Morton, H. P. Leopolds Uitg
1 Mij. N.V. Den Haag.
Dezelfde schrijver van „In de voetstap
pen van Paulus” en ,,In de voetstappen
van den Meester” geeft thans een boeiende
beschrijving van een reis door Syrië, Irak,
Sinaï en Egypte. Het werd niet alleen een
reis door verre landen, maar nog meer
door oude tijden. Overal zocht hij naar
aanknoopingspunten met Bijbelsche namen
en voorvallen en naar herinneringen aan
de Christenen uit de eerste eeuwen onzer
jaartelling. Vaak zijn het slechts ruïnen,
welke getuigen van tijden toen in die lan
den het Christendom bloeide en er vele
heiligen en martelaren voortbracht. Maar
vaak ook waren het levende herinnerin
gen, zooab m het klooster op den berg
Sinai en in de Egyptische kloosters en
kerken der Koptische Christenen. Zoo
krijgt de lezer belangwekkende en weinig
bekende hoofdstukken uit de oudste ge
schiedenis van het Christendom onder
oogen. Daarbij schenkt de schrijver ook
aandacht aan het heden der door hem be
zochte oorden. Hij heeft een prettigen ver
teltrant en eenige humor verlevendigt zijn
relaas
Hij eindigt zijn tocht met een bezoek
aan Romede catacomben, de huizen van
Christenen, die in de brieven van het NT.
waarnemend hoofdcommissaris
litie te Amsterdam en mr
Henssing.
Het beroep van vrouwelijke detective
trekt vele vrouwen aan. En weinigen
zijn er voor geschikt. Allerminst zij, die
meenen goed te kunnen acteeren of dit
baantje ambieeren uit zucht naar sen
satie. Want het is een betrekking, die
veel tact en menschenkennis vereischt
en physiek zoowel als psychisch veel
vergt
Van dit zoo zware beroep vertelt Mary
Sullivan in haar boek „Mijn dubbele 'e-
ven” Het is de autobiographic van een
beambte bij de vrouwelijke politie te
New York. Uiteraard vertelt zij veel
sensationeele dingen over haar onder
vindingen in de Washingtonsche onder
wereld, haar optreden bij de opsporing
van kinderroovers, bij invallen in clan
destiene drank- en danshuizen en het zal
zeker daarom zijn, dat velen dit boek
kfcopen, al achten wij dit een bijkom
stige omstandigheid. Van grcoter waarde
is het pleidooi voor het aanstellen van
vrouwelijke ambtenaren, die kunnen op
treden in tal van gevallen, waarin de aan.
wezigheid van vrouwelijke ambtenaren
niet alleen gewenscht, doch ook ver
eischt is.
De vertaling is van K. H, Broekhoff,
boeiende verhaal eener jonge, branden
de liefde en al is het inderdaad waar,
dat Gu-lbransscn. Undset en Hamsun
het Noorsche boerenleven op meester
lijke wijze beschreven hebben, Olav
Gullvag doet het op een geheel eigen
wijze, even meesterlijk er zeker dich-
terlijkcr dan een der anderen Zijn
landschapsbeschrijvingen zijn van een
poëtische kracht en meesleependheid,
zijn karskterteekening getuigt van
diepe kennis van het menschelijke hart
in liefde en nood.
Wie is deze schrijver, die zoo plotse
ling ir den Nederlandschen lezerskring
wordt mnnengevoerd met een roman,
die tot een der schoonste van de hui
dige Noorsche literatuur mag worden
gerekend Olav Gullvag werd in 1883
bezit uit handen te houden van den door
hem als knecht verachten Grim Niets
helpt, geen dreigementen van onterving,
geen middelen van misdaad, die zelfs een
op Grim ondernomen sluipmoord niet
schuwen, En 't heeft den schijn, dat tegen
wat de schrijver de runen noemt, het
schrift der heerschende machten, Gods
wonder van liefde tusschen twee menschen
de stralende zege zal behalen. Grim, voor
het eerst weer in aanraking met de buiten
wereld, heeft de beproeving van zijn liefde
weerstaan en haar trouw ongeschonden
behouden, als hij onverlet weerkeert uit
de berghut, waar hij, eveneens in een zo
mernacht, het bergmeisje Hildur heeft ont
moet. Onder den regenboog, teeken van
God’s verbond, naar zijn vrouw en zijn
kind weergekeerd, ontmoet hij daar True's
vader. Deze kent geen scrupules meer, om
zijn dochter te overreden met hem mee te
gaan, doch hij ziet zich door haar de deur
gewezen, waarbij de innerlijke kracht van
het meisje is, tegenover de huichelarij en
het zedelijke wangedrag vam haar voorge
slacht de ongeschonden trouw te kunnen
stellen van hem, die voor God haar echt
genoot is. Grim, na er aan toe geweest die
trouw te breken, is van dien uitval de oor
getuige En als na de crisis zijn vrouw
uitgeput heerligt, is het hun kleine doch
tertje, dat, naar beiden kijkend, onnoozel
„vader” zegt en „moeder” en daarmee
Grim nabij haalt tot haar, wier liefde alles
voor hem offerde, voor wie hij nu neer
knielt en die slechts de handen van haar
schreiende oogen neemt, om ze op het
hoofd te leggen, dat voor haar gebogen is
Hoe sterk en hoe zeer in den beginne
ook triomfantelijk, de verhouding tusschen
deze twee heeft haar broosheid. Doorkruist
door den aanvang van een andere, die met
Hildur, geeft zij een oogenblik den indruk
van spel en tegenspel der liefde als de
onbuigzame natuurmacht, gelijk in
meer om door het beete zand te geraken
Bovendien ging zijn medelijdend hart
uit naar de arine Scheveningsche mannen
en vrouwen, die verplicht waren dage
lijks hun zwaren gang te maken door net
mulle zand met de zware vischmanden op
het hoofd ot aan de armen. Hij spreekt
daarbij zelfs van de ..arme Scheveinnger
Slaven'', wien hij ..tenminste eenen lueh
tigen tred over een hard pad" zou willen
verzekeren. Afgezien van deze vergemak
kelijking voor de visehdragenden. zou de
klant in de stad er bij gebaat zijn door
de betere conditie van de visch en den la-
geren prijs.
Doch Huygens, al wederom zeer ver
vooruit kijkend, dacht buitendien aan een
verhooging der aantrekkelijkheid van een
gang naar de zee en daarmee aan het
vreemdelingenverkeer, door hem aango-
duid als „de reisende ende spelevarende
luyden uyt alle omleggende stceden ende
plaetsen’’.
De ontwerper, als alle profeten niet ge-
eerd zijnde in eigen land, kreeg evenwel
niet den onontbeerlijken steun voor zijn
plan. Men wierp allerlei bezwaren op, zoo
o.v. over verstuiving van den weg (schoon
Huygens daarop gerekend had door aan
weerszijden een dijk te projecteeren) en
het onmogelijke om het benoodigde kwan
tum stèenen, ca. 4 millioen stuks, te pro-
duceeren.
aanleg geschiedde met bekwamen
gelijk uit de data blijktop 1 Mei
begon de bouw en ruim anderhalf
jaar later was het werk klaar.
Als gezegd, Constantijn Huygens lever
de het plan voor den aanleg en zijn borst
beeld, aan het verhoogde pad naast den
weg geplaatst ter hoogte van Promenade,
herinnert aan deze voorbeeldige werk
zaamheid.
Hoe de situatie in het duingebied was.
waarin Huygens het tracé uitzette, is niet
bekend, maar, aapgenomen, dat het piet
slechter en niet beter was dan nu. mag
men respect hebben voor het arbeids-
tempo, dat nog niet gestimuleerd werd
door de menigvuldige en vaak reusachtige
mechanische werktuigen, waarvan zich
onze wegenbouwers bedienen.
„Niet sonder verdriet te
gebrulcken”.
Dit opschrift slaat, gelijk de lezer zal
begrijpen., op den ouden toestand. Die
was inderdaad bar slecht en, om Huygens’
typeering omtrent de toenmaals bestaande
verbinding volledig te geven„Sy is niet
sonder verdriet van menschen ende Bees
ten te gebruicken, sonderlingh in de So-
mermaenden, wanneer hen het gebruick
van Zee en strand het meest van noode
heeft.’’
Kijk, met deze uitspraak, vooral waar
zij slaat op het gebruik van zee en strand,
was Huygens alweer een eind verder dan
zijn tijdgenooten en veel, veel verdêr dan
de Hagenaars omtrent het eind dér vorige
eeuw, die nooit een voet op het strand
plachten te zetten en zich, om welke zon
derlinge redenen dan ook, het genot van
zee- en zonnebaden ontzegden,
Huygens dan ergerde zien over den de-
plorabelen toestand van den eenigen weg
naar zee. Niet ieder, zoo voegde hij aan
zijn philippics toe, is in staat zich de weel
de van 2 of 3 paarden te veroorloven, om
naar het strand te gaan en liefst nog
„’t Begon in een midzomer
nacht”, door Olav Gullvag.
uit het Noorsche Landsmal
vertaald door M. C. Casten-
dijk. Uitg. J. Philip Kruse-
man, alhier.
eenige jaren later een oplossing aan de
hand te doen door de grond van den
weg te doen dekken (op een zeer langen
duur’) door het heften van een soort van
accijns op de visch. die er over vervoerd
zou worden, maar de magistraat van deij
Hang trad daar niet in. Zij nam zelfs het
werk ter hand door den aanleg te doen
geschieden op gemeene kosten, onder be
ding, dat alle gebruikers van den weg een
zekeren tol zouden betalen. De kosten be
droegen 62 0 0 caroli guldens.
De weg heelt zijn waarde getoond, niet
dal wij dn zouden willen al leiden uit de
opbrengst der tolhetting. waai van geen
belton» care cijiers benend zijn, schoon
men zegt, dat zij een goudmijn voor de
gemeente was, maar wel kan zij bepaald
worden uit den stijgenden bloei van het
visschersdorp en de ontwikkeling van de
badplaats daarna.
Maar reeds betrekkelijk kort na de in
gebruikneming van den weg werd bij een
attractie voor velen in de stad en ver
daarbuiten. Uit alle streken der provincie
en van het land kwam men naar Die
Haghe om vandaar langs den weg van
Huygens nar de zee te rijden of te wan
delen.
Eerst in 188ft werd de tol afgeschaft.
Het witte huisje aan den ingang bij het
Carnegieplein herinnert in zijn naam nog
aan dien tol. Het oude hek is als een
herinnering eveneens behouden, maar op
een andere plaats in de Ijoschjes.
De „Zeestraet’ is het onderwerp ge
worden van meer dan één gedicht en nog
altijd is de Scheveningscheweg de prach
tigste laan tusschen stad en strand. De
275-jarige heeft zich voortreffelijk ge
houden.
nuchtertjes vermeld Jack
detective. Niemand nam daar
zonder veel notitie van, want in
tel Negresco huisden tal van
roemdheden op velerlei gebied,
Jack O’Neill, de detective, die naam
had gemaakt, was aan de Rivièra,
waar zoovele grootheden vertoefden,
een vrijwel onbekend mannetje. Geen
bewonderaars of autogrammenja-
gers omzwermden hem. Waarom zou
men zich om Jack O’Neill bekom
meren, als er zooveel edeler wild als
Marlene Dietrich, Greta Garbo, Mis-
tinguett, Claudette Colbert of Mau
rice Chevalier in de buurt was?
Toch was er één man in Hotel Ne
gresco, die zich in hooge mate voor
den gast van kamer 213 interesseer
de. Het was deze man, die, toen de
bewoner van kamer 213 rustig van
zjjn after-dinner zat te genieten,
haastig door de hotelgang sloop, snel
de deur van Nr. 213 opende en deze
even snel weer sloot. In zijn
was eeen parabellum en de
daarvan was met wiskundige zeker
heid op het voorhoofd van den rooker
gericht.
Doodkalm bleef deze zitten. Hij had
wel eens meer voor heete vuren ge
staan en onder moeilijke omstandig
heden zijn kalmte bewaard. Bedaard
nam hij den man, die voor hem stond,
op. De insluiper was een bepaald
ongunstig type, er was een louche
blik in zijn oogen gji de verwrongen
mond duidde op wreedheid en harts
tocht.
De man deed enkele stappen ver
der de kamer in, nam een stoel en
ging vlak tegenover Jack O’Neill zit
ten. Niet bepaald vriendelijk keek hij
hem aan, toen hij de stilte verbrak
en op den man af, vroeg
Ken jij Jimmy Slogan nog?
Er kwam een denkrimpeltje in het
voorhoofd van den speurder. Dan
schudde deze het hoofd.
Sorry! zei hij, heb niet het
genoegen.
De indringer grijnsde. 't Genoe
gen is heelemaal aan mijn kant, me
neer de speurder, heelemaal aan
mijn kant 1 Om Let juister te zeggen,
ik ben verrukt, jou hier aan te tref
fen. Tja, het is alweer een jaartje
of vier_ geleden, dat we elkaar ont
moetten, en toen was al het genoegen
aan jouw zijde. Ik zal in die vier
jaartjes wel een tikje veranderd zijn,
want je draaide me toen de „lik” in.
Voor 15 lange jaren. Drie en een half
jaar heb ik daarvan gezeten en dat
gaat een mensch niet in zijn kouwe
kleeren zitten. Toen kon ik ontsnap
pen. En ik heb gezworen, dat ik met
mijn braven vriend Jackie zou afre
kenen. Je kan dus begrijpen, mijn
In het gastenboek van Hotel Ne
gresco te Nice stond voor kamer 213
vermeld Jack O’Neill,
bü-
Ho-
be-
en
in Drontheim geboren als het zevende
kind uit een groot gezin. Zijn geboor
teplaats, met haar opkomende groot
industrie, schonk hem de bekoorlijke
beelden uit het kleine stadsleven en
onvergetelijk bleef hem de haven.
Reeds jong werd Gullvag een voor
vechter van het Landsmal, de nieuw-
Noorsche taal, die het Noorsch van
Deensche elementen zuiveren wil Al
zijn boeken zijn in deze taal geschre
ven. Door zijn studie van het Lands-
mfil. kwam hij er vanzelf toe, zich ook
met vreemde talen bezig te houden en
hij vertaalde dan ook vele der groote
oude en nieuwe Duitsche dichters in
deze nieuw-Noorsche taal. De levens-
omstandigheden waren niet gunstig
voor zijn literairen arbeid. Tegen zijn
zin verdiende hij zijn brood in de jour
nalistiek. Toch schreef hij in dezen tijd
een tooneelstuk „De lange nacht”, dat
met groot succes werd opgevoerd een
cantate „Soli gloria in excelsis Deo”,
die bij het 900-jarig bestaan van Dront
heim den persten prijs verwierfeenige
lyrische gedichten en een groot, dra
matisch gedicht „Duivelsdans”. Dan
geeft hij echter de journalistiek op en
bereist van 1929’31 met vrouw en
kinderen Denemarken, Duitschland,
Oostenrijk en Italië.
In „t Begon in een Midzomernacht”
grijpt Gullvag terug naar vroegere tijden,
waarin die spanningen nog meer primitief
zijn, naar het Noorwegen van hét begin
der achttiende eeuw onder de vereeniging
met Denemarken. De macht der grooten
een wetgeving van een regiem van eigen
baat. gesteund door de huichelmoraal van
een naam-christendom. zijn de machten
waar de zich tot boer opwerkende landar-
beiderx Grim op stoot wanneer hij na
True, de dochter uit een rijk en heer
schend boerengeslacht, tot bruid gewonnen
te hebben, met haar, die noch voor de wet.
noch voor de kerk zijn vrouw is in zijn
eenzame bergland zijn hoeve «ticht Aan
vankelijk weerstaat hun idylle al de boos
heid, die zij ontketent en de beproevingen,
die er voor hen beiden het gevolg van zijn
Aangrijpend is deze idylle, dit in den aan
vang zege-gekroonde bevechten «an een
natuur die beurtelings mild is en nard en
rond welken «trijd telkens de booze mach
ten aangeslopen komen de vertegenwnor
digers der maatschappij Zij <ijn verpe>
soonlijkt in True’s vader den 'Uden mach
tigen boer, die zijn dochter ohjft terug
eischen met het wapen van moraal en fat
soen in waarheid slecht» om het familie
met name worden genoemd, een heilig
verklaring in den Sint Pieter en herin
neringen, welke de oude havenstad Ostia
oproept adn Augustinus en Hieronymus.
De vertaling is van dr. Luca^ Verkoren.
„Zij, dis voorbij ging”, J. P.
ZoemersVermeer. Van
Holkema en Warendorf, Am
sterdam.
Met de regelmaat van een klok ver
schijnen ook de romans van mevr. Zoe
mers-Vermeer, die de reputatie heeft een
goeden dagelijkschen boeienden roman te
schrijven. Niet dat haar werken schitte
ren als fonkelende sterren aan den lite
rairen hemel, maar zij nemen dan toch
een plaats in aan het firmament, welke
in deze dagen van verduistering toch zeer
in het oog loopend is, door den glans,
welke er van uitstraalt. Haar romau „Zij,
die voorbij ging”, is het verhaal van Ar-
jana, die wel zeer onder den druk leeft
van de slechte reputatie van haar moeder,
die een minderwaardigheidscomplex
heeft, waardoor zij zich, ook al teleur
gesteld in de liefde voor Wouter Nieland,
een moeilijk en veelbewogen leven op
den hals haalt, dat jammerlijk eindigt.
Naast Arjana neemt bet leven van Wouter
Nieland, met zijn stille, zachte vrouw
Renske (hoe mooi is bij beschreven) een
belangrijke plaats in dezen roman'in, die
zoowel door de schildering van karakters
als die 'van de omgeving een werk van
bijzondere waarde is geworden.
bevatten. Aan dit feit dankt deze roman
vele schoone bladzijden, romantisch tot
op zekere hoogte en wat de kern der
karakters betreft, menschelijk en waar.
Hoezeer ook de wisselwerking van
romantiek erf werkelijkheid aan ver
schillende passages in dezen roman een
bijzondere bekoring verleent en hoe
zeer ook gepoogd wordt de liefde voor
den grpnd tot hoofdthema te maken
van deze literaire schepping waarin
Knud Hamsun ten volle is geslaagd in
zijn boek „Hoe het groeide" Olav
Gullvag kan men onmogelijk rekenen
tot die schrijvers van „Blut und
Boden”, wier namen een wereldklank
verkregen hebben. Het slot van ,,’t Be
gon in een midzomernacht" veroordeelt
hem in dit opzicht. Want* Grim verlaat
den lezer niet als een geslaagd^ boer,
geworteld in den grond waaraan hij
goed en bloed gegeven heeft, maar als
een rustelooze zwerver in wiens gemoed
de herinnering voortleeft aan een lief
de, die als een wonder in een midzomer
nacht geboren werd. De romantiek zege
viert. Zij is, meenen wij, ook het ge
heim van het succes van dezen Noor-
schen roman.
In onze beschouwing over het nieuwe
boek van Arthur van Schendel in de
„Kroniek” van de vorige week, maakten
wij o.m. de opmerking, dat van Schendel
voor het eerst in ons land de Oberon-
figuur in den Nedcrlandschen roman had
binnengevoerd. Augtfst Heyting heeft het
Qberon-motief zij het niet in roman
vorm, eerder behandeld. Hij wijst ons op
zijn mysterie-spel Radin of Wijsheid en
Waanzin" blz. 24-31 waar Oberon met Ti
tania en de elven optreedt. Het werd ge
schreven in de jaren 1917-1919 en met il
lustraties van prof, dr Hans Eibl uit Wee
nen uitgegeven in 1927.
Voorts zijn Oberon Titania en de elven
tezamen uitvoerig behandeld in het drie-
deelige werk van Aug Heyting: Yggdra-
sil een Germaansche Cosmogonie, o.a.
in'deel II van blz. 183—205 en nogmaals
op verschillende plaatsen van de laatste
Zang van deel III: „Ragnarök en De
Nieuwe Wereld” Ook in dit werk nemen
zij een plaats van beteekenis in „Ytt-
drasil” werd uitgegeven, met illustraties
van vier kunstenaars, in de jaren 1936,
1937 en 1938
penningmeester van Delfland Cor-
Michieiszoon Soetens. probeerde
„Mijn duhbele leven", Mary
Sullivan, Drukkerij en Uitge
vers Mij v.h. Kemink en Zoon,
Utrecht.
goeie man, hoe verheugd ik
jouw naam in het hotelregister
te treffen
Er was een boosaardig licht in
’s mans oogen en de parabellum zag
er dreigend uit. Maar op Jack O’Neill
scheen dit niet veel indruk te maken.
Hij keek bepaald geamuseerd, toen
hij vroeg: j
En wat ben je nu wel van plan
te doen, Jimmy Slogan?
Een grimmig lachje kwam om den
mond van den ontsnapten gevangene.
De parabellum maakt te veel leven
en is alleen goed in geval van nood.
Maar ik heb een keurig werkend
spuitje bij me. Eén prikje, en je gaat
al droomend'naar het land, waar je
nooit van terugkeert, beste Jack.
Een leuk idee. Maar... daar kan
niets van komen, Jimmy, old chap!
Jimmy Slogan stiet een onaange
naam lachje uit. Zou je denken van
niet? vroeg hij spottend. Wel, dan
ken je Jimmy Slogan niet.
En jij kent blijkbaar Jack O’Neill
verbazend slecht, want anders zou je
mij daar niet voor houden, Jimmy.
Ik had nu eenmaal een naam noodig,
en daarom vond ik het niet onaardig,
om dien van mijn aartsvijand Jack
O’Neill te gebruiken. Want om me on
der mijn eigen naam: Duke Patter
son, in te schrijven, dat leek me wel
wat gewaagd, vind je ook niet?
Er was verbazing en ontsteltenis op
het gezicht van den indringer te lezen.
Duke Patterson, de beruchte Ameri-
kaansche gangster, die ook een paar
moorden op zijn kerfstok had, zou
hier tegenover hem zitten. Óngeloofe-
Itfk. Nijdig schudde hij het hoofd.
Daar vlieg ik niet in, Jack! Ik
weet, dat je van gedaante kan ver
wisselen als een kameleon van kleur,
en ik geef toe, dat je er vandaag an
ders uitziet, dan vier jaar terug.
Maar dat je Duke Patterson zou
zijn.., wel, dat is een beetje te onnoo
zel. Ik ken je trucs, en nu je in doods
angst zit, en iedere minuut je laatste
kan zyn, probeer je' het hiermee eens.
Nee, Jack O’Neill, om Jimmy Slogan
te nemen, daarvoor ben je toch nog
niet glad genoeg. Die vliegt daar niet
in!
Doodkalm bleef de ander zitten en
het vroolijke lachje verdween niet
van zijn gezicht. Je bevalt me col
lega, zei hij, je lijkt me een vent
uit één stuk. Ik doe je een voorstel.
Ik wil hier in Europa samenwerken
met een „clever boy”, en jij lijkt me
een geschikte knaap. Wat is je ant
woord?
Jimmy Slogan bleef roerloos zitten.
Zijn' revolver week geen millimeter
van het voorhoofd van den ander af.
Ik geloof je niet, hield hij vol,
maar er was al minder overtuiging in
zijn stem. Als jij Jack O’Neill niet
Een kleine twee en halve eeuw liggen
tusschen het beeld, dat de Sehevemng-
scheweg toonde omtrent den tijd, dat er
de hiernevens gereproduceerde teekemng
van werd gemaakt en dat, wat de weg
thans toont.
De teekenaren dier dagen gingen soms
tamelijk vrij met hun onderwerp om. wat
soms het effect ten goede kwam, doch
meestal de werkelijkheid geweid aandeed,
vandaar, dat wij. ook dit bijna volmaakte
lijnenwerk beziende, geneigd zijn aan te
nemen, dat het niet heelemaal zoo is ge
weest als deze teekening laat zien.
Maar laten we niet te critisch ziin, nu
het gaat om een 275-jarige en daarbij bo
vendien in aanmerking nemen, dat men
destijds uitermate ingenomen was met dit
kloeke, recht,op het doel afgaande tracé,
waarmee de ontwerper, Constantijn Huy
gens, de dichter-diplomaat, zijn tijd als
waterbouwkundige meer dan twee eeuwen
vooruit was,
De Scheveningsche- of Bchevelingsche-
weg. gelijk hij ook nu nog wordt benaamd
door de visschersbevolking bestond op
5 December precies twee en drie kwart
eeuw.
De
spoed.
1664
Een goed boek is waard in een
l°ede uiterlijke verzorging te verschij-
Ben heeft de uitgever van ,,’t Begon
maatschappij
wordt voof
Fartegn. een
pendant der reeds genoemde bladzijden,
eerder nog dan hun vervulling, volgt nu
een relaas, dat niet minder aangrijpend en
onvergetelijk is: het verhaal hoe Grim met
de karavaan van al zijn vee en het lijk
van de verongelukte jonge vrouw door een
stralenden zomermorgen over het Noor
sche bergland den lensman tegemoet rijdt,
om zich als gevangene aan hem over te
geven
Anton Coolen, die ongetwijfeld daar
voor de aangewezen auteur was in ons
land, heeft dezen Noorschen roman van
het land van een inleiding voorzien en
daarbij een overzicht .van den inhoud
gegeven, dat men hierboven heeft kun
nen lezen. Grim en True vormen de
beide figuren in dit boek, die het ver
haal, dat Gullvag met zooveel hart en
verbeelding vertelt, beheerschen. De
karakterteekening van beiden is voor
treffelijk de groote schrijversgaven
van dezen Noor spreken er onmisken
baar uit. Grim, die door zijn bestaan in
het eenzame bergland sterk onder den
invloed staat van de geheimzinnige
machten waarmede primitieven als hij
het Noorsche landschap bevolkt denkt,
die hij dan eens vreest en dan weer
durft weerstaan met denzelfden moed
waarmede hij strijdt tegen de
denkbeelden en vooroordeelen
True’s ouderlijke omgeving,, boeit den
lezer sterker dan de vrouwelijke hoofd
figuur. True is sterker dan Grim een
schepping der romantiek haar zuivere
liefde, welke haar schoonsten vorm
in het moederschap vindt, waaruit zij
ook de kracht put voor het brengen
van het zwaarste offer van haar leven,
door trokken en vormt
dichterlijke element in
der. roman. In Grim steekt iets gigan
tisch vooral in den samenhang met de
machtige Noorsche natuui True is fijn
en broos en de gang van haar leven is
vrij eenvpudig. het leven van een jonge
vrouw geheiligd en gezegend door de
zelfde liefde, waarvan het mysterie de
tragische wending geeft aan haar lot.
Er is nog een tweede vrouwenfiguur in
het boek, die van Hildur Zij leeft in
een gelijkgestemde sfeer zij is een oe-
vestiging van wat men reeds heeft ge
voeld bij de kennismaking met True
deze schrijver kent hei vrouwenhart
en de macht der liefde, welke het kan
zou zijn, waarom kwam je dan op
het idiote idee, je voor hem uit te ge
ven? Dat is toch buitengewoon ge
vaarlijk!
Duke Patterson, alias Jack O’Neill,
glimlachte superieur. Ik zei je al,
dat ik het een grappig idee vond, en
ik houd van gevaar. Bovendien,
mand kent hier dien speurder.
Slogan leek besluiteloos.
Geef me een bewijs, dat je Duke
Patterson bent, en ik ben je man!
Duke Patterson scheen een beetje
zijn geduld te verliezen. Hij uitte een
verwensching.
Wel, je zal je bewijs hebben,
Jimmy Slogan. Maar daarna is er
geen alternatief. Je werkt met me
mee, ofEr was iets loerends in zijn
oogen. Luister. In de kranten zal je
gelezen hebben van de Piccadilly-
moordzaak. Daarvoor werd ik gear
resteerd, maar ze moesten me losla
ten wegens gebrek aan bewijs. Ik heb
dat zaakje opgeknapt en in gindschen
koffer hij duidde de richting aan
met zijn hoofd zitten de gestolen
spulletjes.
Met een sceptisch gezicht bleef
Jimmy Slogan zijn „collega” aanzien.
Je treft het slecht, dat ik daar
toevallig heel wat van afweet. Duke
Patterson werd gearresteerd en vrij
gelaten wegens gebrek aan bewijs,
maar... de vingerafdrukken, die ge
vonden zijn, waren beslist niet van
Duke Patterson. Dat stond ook in de
kranten. Als jij dien inbraak gepleegd
hebt en Duke Patterson bent, hoe rijm
je dat dan met elkaar?
Duke Patterson lachte triomfante
lijk.
Prachtig vakwerk, niet? Was het
geen schitterend bewijs van onschuld?
Ja, Duke Patterson is van alle mark
ten thuis. Hier hij gooide Jimmy
Slogan een sleutel toe open dien kof
fer. Daarin zal je een stel handschoe
nen vinden. De vingers daarvan zijn
positief niet van echt menschelijke
vingers te onderscheiden. Een afdruk
daarvan vertoont een heel ander
beeld, dan een afdruk van mijn eigen
vingers! Nooit van gehoord hè, hand
schoenen van dat jnaaksel? Eigen uit
vinding, jongen!
Zonder Duke Patterson uit het oog
te verliezen en hem steeds onder
schot houdend, opende Jimmy Slogan
den koffer. Op aanwijzing van den an
der vond hij de handschoenen.
Een schitterend werk! uitte hij
zijn bewondering.
Ik ben overtuigd, jij moet Duke
Patterson zijn! Hier is mijn hand,
kerel!
Gevleid lachend drukte Patterson
de hand van Jimmy Slogan. Maar op
hetzelfde moment uitte hij een lichten
kreet van pijn.
Verduiveld, wat doe
riep hij,
O, dat beteekent niets. Een klein
prikje van mijn ringspuitje. Over een
halve minuut zal je in een heerlijken,
diepen slaap vallen, 't Duurt maar
vierentwintig uurtjes. Net lang ge
noeg, om je te brengen, waar de poli
tie met ongeduld op je wacht.
Met een schreeuw van woede wilde
Duke Patterson opspringen om zich
op den ander te werpen. Maar het
slaapmiddel verlamde al zijn spieren
en hij viel terug in zijn stoel.
Verrader! kreunde hij, laffe
verrader. Wie ben jij dan?
Ik? grijnsde zijn tegenstander,
wel, ik ben toevallig Jack O’Neill,
die jou gevolgd was. We hadden nog
een klein bewijsje noodig, en dat was
je zoo vriendelijk, mij te verschaffen.
Dank je wel, Duke, ouwe jongen!
strijd tegen
toegespitst,
verzinnebeeld
figuur van raadselachtige afkomst, den man
die zich buiten de hem vijandige maat
schappij stelt, die getuige van de liefde
van Grim en True, bij het mooie Kerst
feest en gedurende de winteravonden op
hun hoeve uit True’s familiebijbel voor
leest. die hen beiden beslissend bijstaat in
hun strijd tegen True’s vader, hij de vo
gelvrije, die. na de oreuk met True. Grim
meeneemt op tijn vrijbuiterstochten, om
het hongerend land van koren te voorzien
tegen het runenschrift der wetten in De
strijd tegen de maatschappij wordt v»n een
adembenemende spanning Ditmaal wordt
Grim er in bijgestaan door de vrouw die
niet.* vraagt en aller geeft die ah ze
hen- .p een nacht moet gaan waarschuwen
op 'n hoede *.e ziin voor den lensman,
den man der wet die naar hem zoekt in
de bergen verongelukt Tot haar leven toe
heeft zij voor haar liefde gegeven En al»
ir sen midzomernacht” gedacht en hij
*Wt dezen buitengewonen roman,
*aarvan de Duitsche vertaling in en-
kelp honderdduizenden exemplaren vlot
*,erd verkocht, in een kleed gestoken,
dat artistiek aan hooge eischen vol-
d°et. Band- en omslagverzorging, kleu-
^'iliusiratie en vele reproducties voor
Wsneden zijn van Henk Munnik en
Hoeft, die beiden op het gebied
der boekverluchting hier iets bijzon
es hebben bereikt. De Nederlandsche
*haling getuigt al evenzeer van zorg
tet'wijding de vertaler heeft geen
’^akkelijke taak gehad, maar hij
gan <de voldoening smaken, dat hij in
en ongekunsteld Nederlamdsch
bracntft,oor,chen heeft overge
ef1 *8, herhalen wij. deze zorg
volkomen waard, ,,’t Be-
n'ooi i een nazomernacht" is een
aat) sterx dien van mhrud rijk
Het is een roman van
8r',n<j11 eVen V!n de voor den
Is een der nobelste trekken van
*»antir<lre scheppmg Iï ssrhen ro-
en werkelijkheid staat het
duid als „de reisende ende spelevarende
plaetsen”.
De ontwerper, als alle profeten i
eerd zijnde in eigen land, kreeg evenwel
r':t
plan. Men wierp allerlei bezwaren op, zo
n.v. over verstuiving van den weg (schooi
Huygens daarop ger
weerszijden een dijk
A
'zz' -
n.