Robin Stewart
De geschiedenis
van
LETTERKUNDIG bijblad
Ms
VAN DE
DE VREDE DER
WERELD
L i
Letterkundige Kroniek
eeuw
Het leven in Australië
gedurende de laatste
halve
Zaterdag 21 December 11940, No. 17757. b 4 p 3
Een trilogie die een
tijdvak omvat
De Vrede der Wereld
door
JOH. W. BROEDELET
ge-
in zijn
JOHAN KONING.
1). Naar aanleiding van de trilogie „De
„Nazarener”.
de
onze
een
en
•e-
Het was ergens
van 1
Nederlandsche bewerking niet
aangetast.
Leeuw” aan het goede kantoor! Hier
heerschte kijk maar eens goed rond!
enkel gemoedelijkheid. Nooit geen
ruzie of een onaangenaam woord of
zooiets, Jozef Schröttl zou daar dadelijk
een eind aan maken, alsjeblieft!
We lachten, maakten een grap, klop
ten onzen hotelhouder op den schou
der. Daarop stak-ie weer van wal:
Maar die van Beuningen hadden
altijd wat. Zij liep met een zuur gezicht
of hij zat te mokken en als ze samen
wandelden, was hij nooit minder dan
drie meter vooruit. Dat laatste is een
kwaad teeken voor een huwelijk, daar
in kan je je niet vergissen. Arm in arm
zeg ik maar. Zóó moet ik mijn gaster,
zien loopen.
Wéér lachten we en zeiden, dat we
het volkomen met hem eens waren.
Toen vervolgde Jozef in éénen door:
Aan wie het lag, weet ik niet,
maar ’t was nu eenmaal zoo. Enfin, we
zaten overigens gezellig in deze kamer
net als vandaag. De lucht betrok, man,
dat ik er angstig van werd. Want een
jaar terug had de hemel ook zoo zwart
gezien en toen hadden we in de buurt
een windhoos, die niet voor de poes
was. Er woei bij die gelegenheid zelfs
een schuur de lucht in en de eigenaar
kon er geen plank meer van terug vin
den. Dat vertelde ik mijn gasten. Zt
keken er allemaal een beetje benauwd
van. Alleen die rare van Beuningen
scheen er schik in te hebben. Hij deed
vroolijker dan ik hem ooit gezien had,
liep opgewekt heen een weer, infor
meerde naar allerlei bijzonderheden
over die schuur. Ik keek hem eens aan,
begreep er niets van. Toen kwam er
een rukwind zóó hevig, dat het hote.
er van kraakte en de lucht stond pik
zwart. We kropen allemaal onwille
keurig een beetje bij elkaar. Maar wat
denken jullie, dat van Beuningen
deed? Die ging in de bijkeuken op z’n
eentje in den tocht zitten!! Mankeer
de de man het in zijn hoofd? Opeent
brak de Windhoos los. Ik had het wel
zien aankomen. Het hotel hield geluk
kig stand, al maakten we een paar
doodsbenauwde oogenblikken mee. Al
leen wat gebeurde er? We zagen, hoe
van Beuningen een man van zeker
over de 180 pond! werd opgenomen,
door de lucht vloog en als een kogel uit
ons gezicht verdween. Ontzettend! We
trilden op onze beenen. Later, toen het
weer bedaard was, zijn we hem natuur
lijk overal gaan zoeken. Vergeefs! Er
was geen spoor meer van van Beunin
gen te vinden!
Jozef zette een strak gezicht en keek
ons, over zijn pot bier, waar weinig
meer in zat, hoogst ernstig aan.
We zaten een beetje beteuterd, wis
ten eigenlijk niet goed, wat we zeggen
moesten. Aan Jozef’s waarheidsliefde
twijfelde immers nooit iemand!
En, verbrak ik eindelijk langzaam
het stilzwijgen, nooit meer iets van
dien van Beuningen gezien?
Nee, zei Jozef streng en hij dronk
’t laatste restje van zijn voortref fel ij:
bier op, wel gehóórd, na twee jaar.
Toen stuurde hij me een ansichtuit
Indië. Daar had de windhoos hem
heelemaal naartoe gewaaid, schreef hij,
zonder zijn vrouw natuurlijk. Die ha
het zoeken maar opgegeven, was in
haar eentje naar Holland teruggekeerd.
En daarom, eindigde Jozef en hij
wendde zich tot den gast, dien hy zoo
bejag en die juist daardoor beklem
mender zijn dan welke Wild-West-
geschiedenis ook. Trouwens, aan actie
ontbreekt het dit boek allerminst,
de jacht op den bandiet Chanal
leen is deze actie steeds ondergeschikt
gemaakt aan de werkelijkheid werke
lijke menschen, werkelijke toestanden.
Daardoorheen is dan het persoonlijk
drama gevlochten van Robin Stewart.
Een uiterst begaafde natuur, geremd
door een ongelukkig huwelijk en steeds
hinkend op twee gedachtenindividua
lisme of sociale verantwoordelijkheid,
natuur of cultuur, heereboer of
schrijver. Dat zijn ontwikkelingsgang
niet» alleen „van binnen uit” beschre
ven wordt, maar ook steeds betrokken
is op de vrouwen met wie hij in con
tact komt, verleent aan dit boek den
gewenschten diepgang. De koude moe
der, Bella Milsom, de geliefde van
den bewonderden oom, die tot Mary
Stewart in de grootst mogelijke tegen
stelling staat, de kleingeestige en
hysterische Myrna, zijn vrouw, de
grillige, charmante Nancy McBride,
de geduldige Clare Schrieber, de
fijnbesnaarde schrijfster Helen, het
zijn voor Robin Stewart en daarmee
voor den lezer evenveel raakpunten met
de werkelijkheid, die als zoodanig niet
onderdoen voor de geweldige economi
sche ontwikkeling, waaraan de ont
wrichting van zijn bestaan in laatste
instantie moet worden toegeschreven”...
Men ziet uit dit korte overzicht
reeds, dat er stof genoeg is voor drie
romans, samengevoegd tot één levens
geschiedenis, waarmede Eric Lowe den
lezer op een ongemeen boeiende wijze
vertrouwd maakt. Robin Stewart is de
eenige zoon van een rijken Australi-
schen kolonisthij is en blijft in de
licht hebben gezien respectievelijk on
der de titels „Ochtend zonder wolken
„De terugkeer van een held” en „Voor
waarts door de tijden”. Ook deze tri
logie is verschenen in de bekende
S. Vestdijk.
(Foto-archief)
„Ochtend zonder wolken”, de
geschiedenis van Robin Stuart,
door Eric Lowe. Vertaling uit
het Engelsch door S. Vestdijk.
Zuid^Hollandsche Uitgevers
mij., alhier
„Een Profeet verrijst”
En nu ontrolt zich voor ons het ge-
heele verhaal van de zoo bekende ge
beurtenissen. We hooren hoe Pilatus
door een aantal laagheden het tot
procurator van Judea heeft gebracht,
we maken een tuinfeest mee bij een
van de rijkste en bekendste Joodsche
cocotten, Miriam van Magdal (Maria
Magdalena), we komen in de vesting
Machaerus bij de Dcode Zee en vieren
daar in een dronkemansgelag den ver
jaardag van Herodes mee, waarop
Salome het hoofd van Johannes den
Dooper vraagt.
Eenmaal is deze Cornelius de gast
van den centurio Cornelius in Kaper-
nauin. een man die den Joden gehol
pen heeft een synagoge te bouwen en
wiens slaaf door dien vreemden Won
derdoener is gerezen. Hij vraagt zijn
gastheer hem eens mee te nemen als
die Rabbi spreekt en hoort dan de
Bergrede.
Zelfs o'e koele Romein kan zich met
moeite onttrekken aan den machtigen
invloed, die van den nieuwen Profeet
uitgaat. „Er lag in Zijn heele manier
van spreken een bovenaardsche kracht,
die alles wat Hij zeide tot een zoo
levende werkelijkheid maakte. Zijn
verschijning alleen al. Zijn houding.
Zijn saamhocrigheid met het volk, dat
alles wekte een innig geloof, een on
begrensd vertrouwen. Er mankeerde
maar weinig aan, of Hij had mij ook
in Zijn tcoverban gekregen.”
geheele trilogie de centrale figuur voor
wie de belangstelling geen oogenblik
verflauwt. Dit zou zeer zeker niet het
geval zijn, wanneer Eric Lowe over
een minder sterke gave der karakter
ontleding had beschikt. Het Australi
sche kolonistenleven, vol avontuur en
vol van verrassende wisselvalligheden,
belangwekkend bovendien in zijn
economische en sociale ontwikkeling
zou voor den romanlezer toch on
mogelijk die attractie kunnen hebben,
welke het succes van een omvangrijke
trilogie als deze kan waarborgen. De
moderne romanlezer interesseert zich
weliswaar voor economische en sociale
aangelegenheden en zeker in het cul
tuurhistorisch verband der ontwikke
ling van een uitgestrekt gebied, maar
tenslotte leest hij een roman om met
menschen méér dan met toestanden
kennis te maken. Menschen van
vleesch-en-bloed zijn alle figuren, die
Eric Lowe in deze trilogie heeft bij
eengebracht, onverschillig of het man
nen of vrouwen betreft. Men kan niet
zeggen, dat de vrouwelijke psyche hem
als psychologisch auteur voor moeilij-
ker problemen heeft gesteld dan de
manlijke. De vrouwen in deze trilogie
zoo zeer verscheiden in temperament
en karakter, leven even sterk voor ons
als Robin Stewart zelf en als zijn
vader en oom.
Menschen in hun strijd om het be
staan en in hun strijd om innerlijke
vrijheid, zijn altijd de moeite van een
nadere kennismaking waard. Voegt
men daarbij het feit, dat deze trilogie
innerlijk sterk van bouw is, dan zal
men wel willen aannemen, dat het
lezen van deze drie boeken een groot
genot beteekent. Actueel is bovendien
deze levensgeschiedenis van Robin Ste-
„De Messias komt”
Het tweede deel wordt ons verteld
naar een oud handschrift, dat Judas
Iskarioth persoonlijk in een grafheuvel
in Galilea heeft verborgen en dat op
een geheimzinnige wijze in ’t bezit
van Pan Viadomsky is gekomen.
We zien hoe deze raobi Yeshua ben
Jozef door de straten trekt met een
groote schare kinderen om zich heen
en de menschen komen naar buiten
om Hem te groeten en roepen Hem
toe „Kom, Gij van God gezegende
„En als het dan avond wordt, roept
Ilij ze allen bijeen in den hof van één
hunner en zij komen, dragende hun
lampen. En de Rabbi zit dan in hun
midden en breekt het brood en spreekt
hun van het Koninkrijk der hemelen
en de menschen keeren weer tot God.
En de naam van den Rabbi vloeit als
een zalf uit over het land.”
We hooren van de roeping van Levi,
den tollenaar, van de reiniging van
Maria Magdalena, van de prediking in
de synagoge te Nazareth, van den
storm op het meer, maar telkens is het
op en zei, dat hij het er buiten toch
maar op wagen wou. Jozef trachtte
hem te weerhouden met de sterkste
argumenten, doch zijn overredings
kracht richtte niets uit. Toen trad-ie
op met zijn zwaarste geschut en riep
uit: Maar man, moet je dan mee
genomen worden door een windhoos
net als drie jaren geleden meneer
hoe heette-ie ook weer? o, ja, meneer
van Beuningen, die later nooit meer
door iemand is teruggezien?
Dat sloeg in, maakte effect. De gast,
die zich zoo roekeloos in de sneeuw be
geven wou bij dit meer dan ongunstige
weer, keek den hotelhouder aarzelend
aan, vroeg dan met eën zeer hoorbare
trilling in z’n stem:
Wat zeg je? Wanneer is dat ge
beurd? Hoe?
Vertel, Jozef, vertel, riepen we
allen en we verheugden ons bij voor
baat op een van die avontuurlijke ge
schiedenissen, welke onze praatgrage
gastheer, als ’t er op aan kwam, zóó
maar uit zijn mouw scheen te schudden.
Doch alles wat hij ons verhaalde, was
altijd heel echt gebeurd en daarom te
interessanter!
Luisteren jullie dan maar, begon
Jozef met zijn onuitputtelijke opgewekt
heid en we voorzagen hem opnieuw
van een stevigen pot bier. Ja, dat
was me een rare historie. We zaten net
zoo gezellig bij elkaar als nu en de
lucht stond precies zoo dreigend als-ie
op ’ty óógënbiik doet. Of liever, heele
maal eensgezind waren we niet. Het
echtpaar van Beuningen bracht min of
meer een kink in den kabel, al vierde^
we dan ook Kerstfeest.
Hoe kwam dat? vroeg er een een
beetje ongeduldig, daar Jozef even een
pauzetje maakte.
Jozef nam weer een flinke teug uit
zijn glas, vervolgde dan:
Kijk, ’t is wat moeilijk voor me
om dat ronduit te vertellen. Als hotel
houder moet je natuurlijk op je tellen
passen, of je doet scha aan je zaak.
Maar omdat ik vertrouw, dat het onder
ons blijft
Natuurlijk, Jozef, natuurlijk, be
loofden we vrijwel allemaal tegelijk.
daarom zal ik er verder maar
geen doekjes om winden, ’t Boterde
niet erg tusschen dat echtpaar, een uit
zondering op mijn gasten, hoor! In „De
Gouden Leeuw” tref je anders nooit
dan hoogst gelukkige echtgenooten aan.
Te drommel, zoo hóórt ’t ook! Waar
voor ga je dan samen op reis, niet
waar? Om ’t elkaar gezellig te maken.
En daarvoor ben je in „De Gouden
De medewerker van Pan Viadomsky
komt zóó sterk onder de suggestie van
diens persoonlijkheid, dat met hem
zelf ook een wonderlijke geestesver-
wisseling plaats vindt. Hij gelooft,
vroeger Jozef, leerling van Nicodemus,
te zijn geweest en vertelt nu alles wat
hij gezien heeft deze laatste dagen van
Christus voor Zijn lijden. Ook dit deel
is vol van prachtige passages. Hoe
ontroerend is het, als Jezus spreekt in
de herberg, waar de allerarmsten
samerikomen en boven de hoofden van
al die verongelukte en verworpen men
schen, die daar nederliggen aan Zijn
voeten als een zee van lichamelijk
vuil, Zijn handen uitbreidt. Zij weten,
dat Hij zieken kan genezen door een
enkele aanraking, dat Hij- de honge-
rigen kan spijzigen en de booze gees
ten uitbannen, maar als Hij tusschen
hen treedt, lijkt het, dat de armen en
de hongerigen van Hem geen directe
stoffelijke hulp verwachten, maar iets
geheel anders. Hij vertelde hun de ge
lijkenis van den rijken man en den
armen Lazarus.
„O, de verandering op die gezichten
in het verwarde kluwen van men
schen aan de voeten van den Rabbi
Onder de betoovering Zijner woorden
waren zij als met een gloed van vor
stelijke fierheid overtogen. Een licht
was ontstoken in aller oogen. Het was,
als waren al die verminkte ledematen
weer heel geworden, als was hier een
kromgegroeide recht, een blinde ziende
geworden. Het was, als waren ze plot
seling tot het besef gekomen, dat zij
niet arm waren, dat zij integendeel een
zeker ding bezaten, waarbij vergeleken
alle rijkdommen der wereld in het niet
vielen. Zij voelden zich opgeheven in
een zuivere vreugde”.
■Prachtig is de beschrijving van den
intocht van Jezus te Jeruzalem. Zoo
ergens, dan zien we hier duidelijk, dat
niet de z.g. „betere” kringen, niet de
aristocraten, Jezus volgden, maar juist
de armen en ellendigen. Inderdaad,
zóo kan die intocht geweest zijn
alleen geloof ik niet, dat Lazarus na
zijn herrijzing uit het graf daar ge-
wande’d heeft als een levend lijk. Ik
vermoed, dat de schrijver tot deze
visie komt omdat de opstanding voor
hem geen legende werkelijkheid is.
Ik denk aan een andere uitbeelding
van Christus’ lijden, nog veel machti
gen en indrukwekkender dan die in
deze trilogiehet is het Isenheimer
altaar van Matthias Grünewald. Ook
daar het lijden en alle verschrikking
van den afgrond maar daarbij blijft
het niet. Christus verrijst uit het graf
na Golgotha komt Paschen, na de duis
ternis het licht. De schrijver heeft dit
deel genoemd De Vrede der Wereld.
Als Jezus niet meer is dan een vrome
Jood, die voor zijn overtuiging sterft,
kan Hij niet de Vrede der Wereld zijn.
Maar Hij is niet een doode Rabbi,
maar de Levensvorst, die nog als de
groote Onbekende ons tegemoet treedt
en ons voor de keus steltVóór Hem
of tegen Hem.
Zoo ging het ook dien wonderlijken
Pan Viadomsky, die zich door het leven
sleept in onafgebroken strijd met
Hem, tot hij tenslotte tranen van be
rouw schreit, een zucht van overgave
slaakt en rust vindt in de armen van
Hem, Die de Vrede der Wereld is.
J. H. SCHOUTEN.
s in Tirol. De naam
het plaatsje, dat prachtig gelegen
I was, ik weet niet precies hoeveel hon-
I derd meter hoog, doet er niet toe. Ik
I houd ’t liever geheim. Anders zou ik
I misschien den hotelhouder, om wien ’t
I in dit Kerst-verhaal in de bergen
I hoofdzakelijk gaat, een beetje uit Zijn
I humeur brengen door mijn eenigszins
I onbescheiden mededeelzaamheid. En
I dat zou me oprecht spijten, want Jozef
1 Schröttl van „De Gouden Leeuw” is de
fideelste en joligste kerel, dien ik ooit
ontmoette. Daarom zou ik het me ten
eeuwigen dage verwijten, als ik zijn
spreekwoordelijke goede luim ook maar
een stroobreed in den weg lei.
Ja, Jozef Schröttl had zijn weerga niet
wat betreft levenslust en zin voor ge
zelligheid. Waar hij was, werd alle
droefgeestigheid met een vaartje op de
vlucht gejaagd en hoorde je slechts
lach en jool. Vooral wanneer Jozef,
T- „o die Jozef, die Jozef”, hoorde je
dan van alle kanten roepen aan ’t
vertellen sloeg en souvenirs ophaalde
uit zijn hotelhoudersbestaan. Want Jozef
had al die jaren heel wat meegemaakt
énbeschikte daarbij over de noodige
fantasie!
Het verhaal, dat ik thans wereldkun
dig maak, js echter heusch heelemaal
echt gebeurd. Jozef Schröttl heeft het
tenminste onder ik weet niet hoeveel
glazen bier bezworen en daar bier tot
de dingen behoort, die hem hët dier
baarst ter ..wereld zijn, még ik aan zijn
oprechtheid niet twijfelen.
We hadden we waren met Kerst-
ïacantie een paar prachtige dagen
gehad en volop genoten van ski- en
indere wintersport. Doch plotseling, op
Jarstdag zelf, begon het weer erg on
heilspellend te doen. De lucht zag er
dreigend uit en stormvlagen hielden
ons binnen, ’t Was zelfs min of meer
gevaarlijk, er nu op uit te gaan.
Schröttl, altijd ten zeerste bezorgd voor
zjjn gasten (en vermoedelijk ook voor
de reputatie van z’n zaak), waarschuw
de ons voor ongelukken en we waren
zoo verstandig zijn vermaning niet in
den wind te slaan. Trouwens, we voel
den ons nog wat vermoeid van die
haast overmatige lichaamsbeweging der
eerste dagen en vonden het dus wel ge
noeglijk, in de gezellige conversatie-
kamer van „De Gouden Leeuw” bijeen
te zitten. Het weer zou vandaag of mor
gen immers wel weer beter worden.
Dat wachtten we nu maar geduldig af.
Jozef zette zich bij ons en weldra
weerklonk luid gelach om een goeden
kwinkslag, welken hij ten beste gaf.
Daar stond een der gasten onverwachts
wart tot op den huidigen dag. Zooals
reeds eerder gezegd, hinkt de hoofd
persoon op twee gedachtenindivi
dualisme en sociale verantwoordelijk
heid en iuist dit conflict is er immers
een, dat op het oogenblik om zoo te
zeggen dagelijks aan de orde is. Een
oplossing van het probleem brengt
deze trilogie in zooverre niet omdat de
levensgeschiedenis van Robin Stewart
werd afgesloten op een tijdstip, waar
op aan een oplossing nog niet bepaald
een dringende behoefte bestond. Wij
kunnen dus in dit geval volkomen
tevreden zijn met de wijze, waarop
de conflicten gesteld zijn. Zij zijn
levensecht. Robin Stewart is allerminst
een uitzonderlijke schepping hij komt
zóó prachtig tot leven, dat we nauwe
lijks meer aan een literaire schepping
denken. Ook zijn levensgeschiedenis
laat zien, dat het leven niet zonder
meer een vreemd, toevallig iets is, d it
een wet van oorzaak en gevolg onv< -
biddelijk den mensch beheerscht. Ene
Lowe maakt dit niet als een wijsgeer
den lezer duidelijkaan ethische be
spiegelingen gaat hij zich niet te bul
ten. Hij is alles eerder dan een mora
list. Er-ligt scherpte, maar ook teeder-
heid en altijd diep begrip in de wijze,
waarop hij den mensch beschouwt. Hij
propageert geen ideeën en evenmin
een levensleer. Zoo is deze Australische
trilogie, in een smettelooze Neder
landsche vertaling geworden
meesterwerk van menschelijkheid
werkelijkheid, niet zonder historische bc
teekenis en met een onmiskenbare lite
raire waarde, die Vestdijk in zijn
stylistisch zoo voortreffelijk verzorgde
l heeft
cultuurserie en werd verzorgd op de
wijze, die deze serie heeft gemaakt tot
een keurcollectie van representatieve
werken der wereldliteratuur. S. Vest
dijk, de vertaler van dezen driedeeligen
roman, heeft in het huisorgaan van de
Zuid-Hollandsche Uitgevers mij., die
ook deze trilogie heeft uitgegeven,
verlucht op kunstzinnige wijze, een en
ander medegedeeld over den bouw van
het werk. „De Geschiedenis van Robin
Stewart” is, schrijft hij, ondanks het
realistisch-psychologisch uitgangspunt,
op en top een epos. Wat daarbij op
valt is het ongewone beschrijvende
talent, dat. de schrijver bezit. En veler
lei onvergetelijke détails trekken aan
ons geestesoog voorbij. Om slechts een
keuze te doen uit den rijkdom der mo
tieven, de kangoeroejacht in het
begin, waaraan Robin als jongen deel
neemt de uitstekende beschrijving
van den schooltijd de overval op het
huisje van Bella Milsom, de geliefde
van Brand Stewart, Robins oom, wier
man van veediefstal wordt verdacht,
bij gelegenheid waarvan haar oude
vader sterftde polowedstrijdde
episoden uit den wereldoorlog in
Egypte en Palestinade dramatische
beklimming van den berg Karluen en
in het algemeen alle scènes, die in de
Australische wildernis spelen en die
niet alleen veel kennis van zaken ver
raden, maar ook het vermogen om een
landschap, een bergdal, een bosch.van
gomboomen, in zijn eigen onverwissel
bare sfeer met behulp van welgekozen
woorden voor ons te doen leven. Het
eenzame dal met de Yugilla Bron, on
toegankelijk geworden door een aard
verschuiving, levert een voorbeeld van
natuurromantiek. nagestreefd met de
eenvoudigste middelen, zonder effect-
Australische roman, en dan
M wel in drie kloeke deelen is
zeker geen alledaagsche verschij-
ning. Na de vele Amerikaansche
rw»ar.s. die in goede vertalingen onder
ons lezend publiek werden gebracht, is
Australische roman zelfs een zeer
®lkome verschijning. Voor wie het
in Australië wil leeren kennen
^“Urende de laatste halve eeuw met
?n sociale en economische verande-
gedurende dit tijdsverloop is
*erk inderdaad ongemeen boeiend
Eerzaam. Het is. zooals gezegd, een
‘‘ogie, waarvan de drie deelen het
pas van een gevaarlijke sneeuwwande-
ling weerhield, ik zou, als ik u was,
maar een beetje voorzichtig zijn met
die windhoozen. Trouwens, u is niet
eens getrouwd, is ’t wel?
’n Daverend gelach deed „De Gou
den Leeuw” haast op z’n grondvesten
dreunen. Haha, die Jozef! Wat maakte
die ’t zijn gasten altijd naar den zin. Je
vergat er zelfs ’t slechte weer door op
Kerstmis.
Een roman, die handelt over het
leven en sterven van Christus, begint
men met groote reserve te lezen. Im
mers, Zijn leven is niet geschikt voor
romantische of dramatische behande
ling. In den roman hebben we de
psychologische moeilijkheden van den
hoofdpersoon, zijn karakterontwikke
ling, zijn strijd tegen erfelijke eigen
schappen, tegen de neerhalende krach
ten van zijn milieu, zijn vallen en op
staan. In het drama zien we hoe de
personen reageeren op de machten van
het noodlot, we zien de tragische
schuld van den handelende en zijn
innerlijke loutering, waardoor hij in
den ondergang nog zedelijk kan triom-
feeren.
Maar bij Christus ontbreken deze
mogelijkheden. Bij Hem geen geleide
lijke karakterontwikkeling, geen zede
lijke loutering, geen vallen en opstaan.
Hij beheerscht altijd en volledig de
situatie, kortom Hij kan niet met
menscheüjken maatstaf worden
meten en een anderen hebben wij
menschen niet. Hij is tenslotte
Onbekende, een der onzen en
Broeder, en toch de geheel andere, uit
een sfeer die essentieel van de opze
verschilt.
Hoe heeft de auteur deze moeilijk
heid opgelost Christus is de hoofd
persoon hoe kan het anders
maar schijnbaar is het in elk van de
drie deelen een ander, in wiens ziel
zich de verschijning van Christus spie
gelt, en dit spiegelbeeld wordt ons ge-
teekend.
In het eerste deel is het Cornelius,
een voornaam Romeinsch officier en
intiem medewerker van Pilatus, com
mandant van de burcht Antonia, die
van uit zijn hooge positie hautain neer
ziet op dien vreemden Profeet uit
Galilea.
Het tweede deel is het evangelie van
Judas Iskarioth, het derde deel is te
boek gesteld door Josef, een leerling
van Nicodemus. Hoe komt de auteur
aan deze op ’t oog zoo zonderlinge
constructie
Pan Viadomsky, een Poolsch geleer
de uit Warschau, expert in oude Oos-
tersche documenten (en het verval-
schen daarvan) meent een tijdgenoot
te zijn geweest van Pontius Pilatus en
als ooggetuige kennis te dragen van
alles, wat in dien tijd te Jeruzalem
was voorgevallen, omdat hij er zelf
aan had deelgenomen. De schrijver
Josefus, die aan Pan Viadomsky He-
breeuwsche les geeft, wordt door deze
wonderlijke metepapsychose gepakt.
„Het feit, dat ik van aangezicht tot
aangezicht tegenover een man stond,
die een tijdgenoot geweest was van
Pontius Pilatus. die in Jeruzalem ge
woond had en daar in eigen persoon
aandeel gehad had in het onderdruk
ken der woelingen al berustte dit
alles misschien ook slechts op een
geestesbegoocheling maakte, dat ik
mij niet van hem kon losmaken”. Pan
Viadomsky wist zijn verhalen eer}
glans van waarschijnlijkheid te ver-
leenen, die het mogelijk maakte een
tijdperk van 20 eeuwen uit te schake
len en ze zoo na aan den hedendaag-
schen geest te brengen, dat zij schenen
te komen uit den mond van iemand,
die alles zelf had aanschouwd en mee
gemaakt.”
Deze groote directheid en aanschou
welijkheid is een van de belangrijkste
verdiensten van dit merkwaardige
boek.
alsof deze verhalen nieuw voor ons
zijn. Ze worden ons in zulk een locale
kleur geschilderd, met zóóveel bijzon
derheden verteld, dat we zeggen Mis
schien i s het niet zoo gebeurd, maar
het zou heel goed zoo geweest kun
nen zijn.
In ’t bijzonder is dit het geval bij
de beschrijving van Tyrus en Sidon,
steden, die rijk zijn geworden door de
ellende en het bloed der gevallen sla
ven. „Het geschrei der ellende klimt
op gelijk een wolk boven Tyrus en ver
smelt in de lucht en daalt wederom
neer in een regen van verschrikking
en tranen”. Met groot talent en mach
tige scheppingskracht wordt hier een
in zijn navrante wreedheid indrukwek
kend beeld van de slavernij in haar
afschuwelijksten vorm gegeven.
I
haagsche courant
a 1