Robin Stewart De geschiedenis van LETTERKUNDIG bijblad Ms VAN DE DE VREDE DER WERELD L i Letterkundige Kroniek eeuw Het leven in Australië gedurende de laatste halve Zaterdag 21 December 11940, No. 17757. b 4 p 3 Een trilogie die een tijdvak omvat De Vrede der Wereld door JOH. W. BROEDELET ge- in zijn JOHAN KONING. 1). Naar aanleiding van de trilogie „De „Nazarener”. de onze een en •e- Het was ergens van 1 Nederlandsche bewerking niet aangetast. Leeuw” aan het goede kantoor! Hier heerschte kijk maar eens goed rond! enkel gemoedelijkheid. Nooit geen ruzie of een onaangenaam woord of zooiets, Jozef Schröttl zou daar dadelijk een eind aan maken, alsjeblieft! We lachten, maakten een grap, klop ten onzen hotelhouder op den schou der. Daarop stak-ie weer van wal: Maar die van Beuningen hadden altijd wat. Zij liep met een zuur gezicht of hij zat te mokken en als ze samen wandelden, was hij nooit minder dan drie meter vooruit. Dat laatste is een kwaad teeken voor een huwelijk, daar in kan je je niet vergissen. Arm in arm zeg ik maar. Zóó moet ik mijn gaster, zien loopen. Wéér lachten we en zeiden, dat we het volkomen met hem eens waren. Toen vervolgde Jozef in éénen door: Aan wie het lag, weet ik niet, maar ’t was nu eenmaal zoo. Enfin, we zaten overigens gezellig in deze kamer net als vandaag. De lucht betrok, man, dat ik er angstig van werd. Want een jaar terug had de hemel ook zoo zwart gezien en toen hadden we in de buurt een windhoos, die niet voor de poes was. Er woei bij die gelegenheid zelfs een schuur de lucht in en de eigenaar kon er geen plank meer van terug vin den. Dat vertelde ik mijn gasten. Zt keken er allemaal een beetje benauwd van. Alleen die rare van Beuningen scheen er schik in te hebben. Hij deed vroolijker dan ik hem ooit gezien had, liep opgewekt heen een weer, infor meerde naar allerlei bijzonderheden over die schuur. Ik keek hem eens aan, begreep er niets van. Toen kwam er een rukwind zóó hevig, dat het hote. er van kraakte en de lucht stond pik zwart. We kropen allemaal onwille keurig een beetje bij elkaar. Maar wat denken jullie, dat van Beuningen deed? Die ging in de bijkeuken op z’n eentje in den tocht zitten!! Mankeer de de man het in zijn hoofd? Opeent brak de Windhoos los. Ik had het wel zien aankomen. Het hotel hield geluk kig stand, al maakten we een paar doodsbenauwde oogenblikken mee. Al leen wat gebeurde er? We zagen, hoe van Beuningen een man van zeker over de 180 pond! werd opgenomen, door de lucht vloog en als een kogel uit ons gezicht verdween. Ontzettend! We trilden op onze beenen. Later, toen het weer bedaard was, zijn we hem natuur lijk overal gaan zoeken. Vergeefs! Er was geen spoor meer van van Beunin gen te vinden! Jozef zette een strak gezicht en keek ons, over zijn pot bier, waar weinig meer in zat, hoogst ernstig aan. We zaten een beetje beteuterd, wis ten eigenlijk niet goed, wat we zeggen moesten. Aan Jozef’s waarheidsliefde twijfelde immers nooit iemand! En, verbrak ik eindelijk langzaam het stilzwijgen, nooit meer iets van dien van Beuningen gezien? Nee, zei Jozef streng en hij dronk ’t laatste restje van zijn voortref fel ij: bier op, wel gehóórd, na twee jaar. Toen stuurde hij me een ansichtuit Indië. Daar had de windhoos hem heelemaal naartoe gewaaid, schreef hij, zonder zijn vrouw natuurlijk. Die ha het zoeken maar opgegeven, was in haar eentje naar Holland teruggekeerd. En daarom, eindigde Jozef en hij wendde zich tot den gast, dien hy zoo bejag en die juist daardoor beklem mender zijn dan welke Wild-West- geschiedenis ook. Trouwens, aan actie ontbreekt het dit boek allerminst, de jacht op den bandiet Chanal leen is deze actie steeds ondergeschikt gemaakt aan de werkelijkheid werke lijke menschen, werkelijke toestanden. Daardoorheen is dan het persoonlijk drama gevlochten van Robin Stewart. Een uiterst begaafde natuur, geremd door een ongelukkig huwelijk en steeds hinkend op twee gedachtenindividua lisme of sociale verantwoordelijkheid, natuur of cultuur, heereboer of schrijver. Dat zijn ontwikkelingsgang niet» alleen „van binnen uit” beschre ven wordt, maar ook steeds betrokken is op de vrouwen met wie hij in con tact komt, verleent aan dit boek den gewenschten diepgang. De koude moe der, Bella Milsom, de geliefde van den bewonderden oom, die tot Mary Stewart in de grootst mogelijke tegen stelling staat, de kleingeestige en hysterische Myrna, zijn vrouw, de grillige, charmante Nancy McBride, de geduldige Clare Schrieber, de fijnbesnaarde schrijfster Helen, het zijn voor Robin Stewart en daarmee voor den lezer evenveel raakpunten met de werkelijkheid, die als zoodanig niet onderdoen voor de geweldige economi sche ontwikkeling, waaraan de ont wrichting van zijn bestaan in laatste instantie moet worden toegeschreven”... Men ziet uit dit korte overzicht reeds, dat er stof genoeg is voor drie romans, samengevoegd tot één levens geschiedenis, waarmede Eric Lowe den lezer op een ongemeen boeiende wijze vertrouwd maakt. Robin Stewart is de eenige zoon van een rijken Australi- schen kolonisthij is en blijft in de licht hebben gezien respectievelijk on der de titels „Ochtend zonder wolken „De terugkeer van een held” en „Voor waarts door de tijden”. Ook deze tri logie is verschenen in de bekende S. Vestdijk. (Foto-archief) „Ochtend zonder wolken”, de geschiedenis van Robin Stuart, door Eric Lowe. Vertaling uit het Engelsch door S. Vestdijk. Zuid^Hollandsche Uitgevers mij., alhier „Een Profeet verrijst” En nu ontrolt zich voor ons het ge- heele verhaal van de zoo bekende ge beurtenissen. We hooren hoe Pilatus door een aantal laagheden het tot procurator van Judea heeft gebracht, we maken een tuinfeest mee bij een van de rijkste en bekendste Joodsche cocotten, Miriam van Magdal (Maria Magdalena), we komen in de vesting Machaerus bij de Dcode Zee en vieren daar in een dronkemansgelag den ver jaardag van Herodes mee, waarop Salome het hoofd van Johannes den Dooper vraagt. Eenmaal is deze Cornelius de gast van den centurio Cornelius in Kaper- nauin. een man die den Joden gehol pen heeft een synagoge te bouwen en wiens slaaf door dien vreemden Won derdoener is gerezen. Hij vraagt zijn gastheer hem eens mee te nemen als die Rabbi spreekt en hoort dan de Bergrede. Zelfs o'e koele Romein kan zich met moeite onttrekken aan den machtigen invloed, die van den nieuwen Profeet uitgaat. „Er lag in Zijn heele manier van spreken een bovenaardsche kracht, die alles wat Hij zeide tot een zoo levende werkelijkheid maakte. Zijn verschijning alleen al. Zijn houding. Zijn saamhocrigheid met het volk, dat alles wekte een innig geloof, een on begrensd vertrouwen. Er mankeerde maar weinig aan, of Hij had mij ook in Zijn tcoverban gekregen.” geheele trilogie de centrale figuur voor wie de belangstelling geen oogenblik verflauwt. Dit zou zeer zeker niet het geval zijn, wanneer Eric Lowe over een minder sterke gave der karakter ontleding had beschikt. Het Australi sche kolonistenleven, vol avontuur en vol van verrassende wisselvalligheden, belangwekkend bovendien in zijn economische en sociale ontwikkeling zou voor den romanlezer toch on mogelijk die attractie kunnen hebben, welke het succes van een omvangrijke trilogie als deze kan waarborgen. De moderne romanlezer interesseert zich weliswaar voor economische en sociale aangelegenheden en zeker in het cul tuurhistorisch verband der ontwikke ling van een uitgestrekt gebied, maar tenslotte leest hij een roman om met menschen méér dan met toestanden kennis te maken. Menschen van vleesch-en-bloed zijn alle figuren, die Eric Lowe in deze trilogie heeft bij eengebracht, onverschillig of het man nen of vrouwen betreft. Men kan niet zeggen, dat de vrouwelijke psyche hem als psychologisch auteur voor moeilij- ker problemen heeft gesteld dan de manlijke. De vrouwen in deze trilogie zoo zeer verscheiden in temperament en karakter, leven even sterk voor ons als Robin Stewart zelf en als zijn vader en oom. Menschen in hun strijd om het be staan en in hun strijd om innerlijke vrijheid, zijn altijd de moeite van een nadere kennismaking waard. Voegt men daarbij het feit, dat deze trilogie innerlijk sterk van bouw is, dan zal men wel willen aannemen, dat het lezen van deze drie boeken een groot genot beteekent. Actueel is bovendien deze levensgeschiedenis van Robin Ste- „De Messias komt” Het tweede deel wordt ons verteld naar een oud handschrift, dat Judas Iskarioth persoonlijk in een grafheuvel in Galilea heeft verborgen en dat op een geheimzinnige wijze in ’t bezit van Pan Viadomsky is gekomen. We zien hoe deze raobi Yeshua ben Jozef door de straten trekt met een groote schare kinderen om zich heen en de menschen komen naar buiten om Hem te groeten en roepen Hem toe „Kom, Gij van God gezegende „En als het dan avond wordt, roept Ilij ze allen bijeen in den hof van één hunner en zij komen, dragende hun lampen. En de Rabbi zit dan in hun midden en breekt het brood en spreekt hun van het Koninkrijk der hemelen en de menschen keeren weer tot God. En de naam van den Rabbi vloeit als een zalf uit over het land.” We hooren van de roeping van Levi, den tollenaar, van de reiniging van Maria Magdalena, van de prediking in de synagoge te Nazareth, van den storm op het meer, maar telkens is het op en zei, dat hij het er buiten toch maar op wagen wou. Jozef trachtte hem te weerhouden met de sterkste argumenten, doch zijn overredings kracht richtte niets uit. Toen trad-ie op met zijn zwaarste geschut en riep uit: Maar man, moet je dan mee genomen worden door een windhoos net als drie jaren geleden meneer hoe heette-ie ook weer? o, ja, meneer van Beuningen, die later nooit meer door iemand is teruggezien? Dat sloeg in, maakte effect. De gast, die zich zoo roekeloos in de sneeuw be geven wou bij dit meer dan ongunstige weer, keek den hotelhouder aarzelend aan, vroeg dan met eën zeer hoorbare trilling in z’n stem: Wat zeg je? Wanneer is dat ge beurd? Hoe? Vertel, Jozef, vertel, riepen we allen en we verheugden ons bij voor baat op een van die avontuurlijke ge schiedenissen, welke onze praatgrage gastheer, als ’t er op aan kwam, zóó maar uit zijn mouw scheen te schudden. Doch alles wat hij ons verhaalde, was altijd heel echt gebeurd en daarom te interessanter! Luisteren jullie dan maar, begon Jozef met zijn onuitputtelijke opgewekt heid en we voorzagen hem opnieuw van een stevigen pot bier. Ja, dat was me een rare historie. We zaten net zoo gezellig bij elkaar als nu en de lucht stond precies zoo dreigend als-ie op ’ty óógënbiik doet. Of liever, heele maal eensgezind waren we niet. Het echtpaar van Beuningen bracht min of meer een kink in den kabel, al vierde^ we dan ook Kerstfeest. Hoe kwam dat? vroeg er een een beetje ongeduldig, daar Jozef even een pauzetje maakte. Jozef nam weer een flinke teug uit zijn glas, vervolgde dan: Kijk, ’t is wat moeilijk voor me om dat ronduit te vertellen. Als hotel houder moet je natuurlijk op je tellen passen, of je doet scha aan je zaak. Maar omdat ik vertrouw, dat het onder ons blijft Natuurlijk, Jozef, natuurlijk, be loofden we vrijwel allemaal tegelijk. daarom zal ik er verder maar geen doekjes om winden, ’t Boterde niet erg tusschen dat echtpaar, een uit zondering op mijn gasten, hoor! In „De Gouden Leeuw” tref je anders nooit dan hoogst gelukkige echtgenooten aan. Te drommel, zoo hóórt ’t ook! Waar voor ga je dan samen op reis, niet waar? Om ’t elkaar gezellig te maken. En daarvoor ben je in „De Gouden De medewerker van Pan Viadomsky komt zóó sterk onder de suggestie van diens persoonlijkheid, dat met hem zelf ook een wonderlijke geestesver- wisseling plaats vindt. Hij gelooft, vroeger Jozef, leerling van Nicodemus, te zijn geweest en vertelt nu alles wat hij gezien heeft deze laatste dagen van Christus voor Zijn lijden. Ook dit deel is vol van prachtige passages. Hoe ontroerend is het, als Jezus spreekt in de herberg, waar de allerarmsten samerikomen en boven de hoofden van al die verongelukte en verworpen men schen, die daar nederliggen aan Zijn voeten als een zee van lichamelijk vuil, Zijn handen uitbreidt. Zij weten, dat Hij zieken kan genezen door een enkele aanraking, dat Hij- de honge- rigen kan spijzigen en de booze gees ten uitbannen, maar als Hij tusschen hen treedt, lijkt het, dat de armen en de hongerigen van Hem geen directe stoffelijke hulp verwachten, maar iets geheel anders. Hij vertelde hun de ge lijkenis van den rijken man en den armen Lazarus. „O, de verandering op die gezichten in het verwarde kluwen van men schen aan de voeten van den Rabbi Onder de betoovering Zijner woorden waren zij als met een gloed van vor stelijke fierheid overtogen. Een licht was ontstoken in aller oogen. Het was, als waren al die verminkte ledematen weer heel geworden, als was hier een kromgegroeide recht, een blinde ziende geworden. Het was, als waren ze plot seling tot het besef gekomen, dat zij niet arm waren, dat zij integendeel een zeker ding bezaten, waarbij vergeleken alle rijkdommen der wereld in het niet vielen. Zij voelden zich opgeheven in een zuivere vreugde”. ■Prachtig is de beschrijving van den intocht van Jezus te Jeruzalem. Zoo ergens, dan zien we hier duidelijk, dat niet de z.g. „betere” kringen, niet de aristocraten, Jezus volgden, maar juist de armen en ellendigen. Inderdaad, zóo kan die intocht geweest zijn alleen geloof ik niet, dat Lazarus na zijn herrijzing uit het graf daar ge- wande’d heeft als een levend lijk. Ik vermoed, dat de schrijver tot deze visie komt omdat de opstanding voor hem geen legende werkelijkheid is. Ik denk aan een andere uitbeelding van Christus’ lijden, nog veel machti gen en indrukwekkender dan die in deze trilogiehet is het Isenheimer altaar van Matthias Grünewald. Ook daar het lijden en alle verschrikking van den afgrond maar daarbij blijft het niet. Christus verrijst uit het graf na Golgotha komt Paschen, na de duis ternis het licht. De schrijver heeft dit deel genoemd De Vrede der Wereld. Als Jezus niet meer is dan een vrome Jood, die voor zijn overtuiging sterft, kan Hij niet de Vrede der Wereld zijn. Maar Hij is niet een doode Rabbi, maar de Levensvorst, die nog als de groote Onbekende ons tegemoet treedt en ons voor de keus steltVóór Hem of tegen Hem. Zoo ging het ook dien wonderlijken Pan Viadomsky, die zich door het leven sleept in onafgebroken strijd met Hem, tot hij tenslotte tranen van be rouw schreit, een zucht van overgave slaakt en rust vindt in de armen van Hem, Die de Vrede der Wereld is. J. H. SCHOUTEN. s in Tirol. De naam het plaatsje, dat prachtig gelegen I was, ik weet niet precies hoeveel hon- I derd meter hoog, doet er niet toe. Ik I houd ’t liever geheim. Anders zou ik I misschien den hotelhouder, om wien ’t I in dit Kerst-verhaal in de bergen I hoofdzakelijk gaat, een beetje uit Zijn I humeur brengen door mijn eenigszins I onbescheiden mededeelzaamheid. En I dat zou me oprecht spijten, want Jozef 1 Schröttl van „De Gouden Leeuw” is de fideelste en joligste kerel, dien ik ooit ontmoette. Daarom zou ik het me ten eeuwigen dage verwijten, als ik zijn spreekwoordelijke goede luim ook maar een stroobreed in den weg lei. Ja, Jozef Schröttl had zijn weerga niet wat betreft levenslust en zin voor ge zelligheid. Waar hij was, werd alle droefgeestigheid met een vaartje op de vlucht gejaagd en hoorde je slechts lach en jool. Vooral wanneer Jozef, T- „o die Jozef, die Jozef”, hoorde je dan van alle kanten roepen aan ’t vertellen sloeg en souvenirs ophaalde uit zijn hotelhoudersbestaan. Want Jozef had al die jaren heel wat meegemaakt énbeschikte daarbij over de noodige fantasie! Het verhaal, dat ik thans wereldkun dig maak, js echter heusch heelemaal echt gebeurd. Jozef Schröttl heeft het tenminste onder ik weet niet hoeveel glazen bier bezworen en daar bier tot de dingen behoort, die hem hët dier baarst ter ..wereld zijn, még ik aan zijn oprechtheid niet twijfelen. We hadden we waren met Kerst- ïacantie een paar prachtige dagen gehad en volop genoten van ski- en indere wintersport. Doch plotseling, op Jarstdag zelf, begon het weer erg on heilspellend te doen. De lucht zag er dreigend uit en stormvlagen hielden ons binnen, ’t Was zelfs min of meer gevaarlijk, er nu op uit te gaan. Schröttl, altijd ten zeerste bezorgd voor zjjn gasten (en vermoedelijk ook voor de reputatie van z’n zaak), waarschuw de ons voor ongelukken en we waren zoo verstandig zijn vermaning niet in den wind te slaan. Trouwens, we voel den ons nog wat vermoeid van die haast overmatige lichaamsbeweging der eerste dagen en vonden het dus wel ge noeglijk, in de gezellige conversatie- kamer van „De Gouden Leeuw” bijeen te zitten. Het weer zou vandaag of mor gen immers wel weer beter worden. Dat wachtten we nu maar geduldig af. Jozef zette zich bij ons en weldra weerklonk luid gelach om een goeden kwinkslag, welken hij ten beste gaf. Daar stond een der gasten onverwachts wart tot op den huidigen dag. Zooals reeds eerder gezegd, hinkt de hoofd persoon op twee gedachtenindivi dualisme en sociale verantwoordelijk heid en iuist dit conflict is er immers een, dat op het oogenblik om zoo te zeggen dagelijks aan de orde is. Een oplossing van het probleem brengt deze trilogie in zooverre niet omdat de levensgeschiedenis van Robin Stewart werd afgesloten op een tijdstip, waar op aan een oplossing nog niet bepaald een dringende behoefte bestond. Wij kunnen dus in dit geval volkomen tevreden zijn met de wijze, waarop de conflicten gesteld zijn. Zij zijn levensecht. Robin Stewart is allerminst een uitzonderlijke schepping hij komt zóó prachtig tot leven, dat we nauwe lijks meer aan een literaire schepping denken. Ook zijn levensgeschiedenis laat zien, dat het leven niet zonder meer een vreemd, toevallig iets is, d it een wet van oorzaak en gevolg onv< - biddelijk den mensch beheerscht. Ene Lowe maakt dit niet als een wijsgeer den lezer duidelijkaan ethische be spiegelingen gaat hij zich niet te bul ten. Hij is alles eerder dan een mora list. Er-ligt scherpte, maar ook teeder- heid en altijd diep begrip in de wijze, waarop hij den mensch beschouwt. Hij propageert geen ideeën en evenmin een levensleer. Zoo is deze Australische trilogie, in een smettelooze Neder landsche vertaling geworden meesterwerk van menschelijkheid werkelijkheid, niet zonder historische bc teekenis en met een onmiskenbare lite raire waarde, die Vestdijk in zijn stylistisch zoo voortreffelijk verzorgde l heeft cultuurserie en werd verzorgd op de wijze, die deze serie heeft gemaakt tot een keurcollectie van representatieve werken der wereldliteratuur. S. Vest dijk, de vertaler van dezen driedeeligen roman, heeft in het huisorgaan van de Zuid-Hollandsche Uitgevers mij., die ook deze trilogie heeft uitgegeven, verlucht op kunstzinnige wijze, een en ander medegedeeld over den bouw van het werk. „De Geschiedenis van Robin Stewart” is, schrijft hij, ondanks het realistisch-psychologisch uitgangspunt, op en top een epos. Wat daarbij op valt is het ongewone beschrijvende talent, dat. de schrijver bezit. En veler lei onvergetelijke détails trekken aan ons geestesoog voorbij. Om slechts een keuze te doen uit den rijkdom der mo tieven, de kangoeroejacht in het begin, waaraan Robin als jongen deel neemt de uitstekende beschrijving van den schooltijd de overval op het huisje van Bella Milsom, de geliefde van Brand Stewart, Robins oom, wier man van veediefstal wordt verdacht, bij gelegenheid waarvan haar oude vader sterftde polowedstrijdde episoden uit den wereldoorlog in Egypte en Palestinade dramatische beklimming van den berg Karluen en in het algemeen alle scènes, die in de Australische wildernis spelen en die niet alleen veel kennis van zaken ver raden, maar ook het vermogen om een landschap, een bergdal, een bosch.van gomboomen, in zijn eigen onverwissel bare sfeer met behulp van welgekozen woorden voor ons te doen leven. Het eenzame dal met de Yugilla Bron, on toegankelijk geworden door een aard verschuiving, levert een voorbeeld van natuurromantiek. nagestreefd met de eenvoudigste middelen, zonder effect- Australische roman, en dan M wel in drie kloeke deelen is zeker geen alledaagsche verschij- ning. Na de vele Amerikaansche rw»ar.s. die in goede vertalingen onder ons lezend publiek werden gebracht, is Australische roman zelfs een zeer ®lkome verschijning. Voor wie het in Australië wil leeren kennen ^“Urende de laatste halve eeuw met ?n sociale en economische verande- gedurende dit tijdsverloop is *erk inderdaad ongemeen boeiend Eerzaam. Het is. zooals gezegd, een ‘‘ogie, waarvan de drie deelen het pas van een gevaarlijke sneeuwwande- ling weerhield, ik zou, als ik u was, maar een beetje voorzichtig zijn met die windhoozen. Trouwens, u is niet eens getrouwd, is ’t wel? ’n Daverend gelach deed „De Gou den Leeuw” haast op z’n grondvesten dreunen. Haha, die Jozef! Wat maakte die ’t zijn gasten altijd naar den zin. Je vergat er zelfs ’t slechte weer door op Kerstmis. Een roman, die handelt over het leven en sterven van Christus, begint men met groote reserve te lezen. Im mers, Zijn leven is niet geschikt voor romantische of dramatische behande ling. In den roman hebben we de psychologische moeilijkheden van den hoofdpersoon, zijn karakterontwikke ling, zijn strijd tegen erfelijke eigen schappen, tegen de neerhalende krach ten van zijn milieu, zijn vallen en op staan. In het drama zien we hoe de personen reageeren op de machten van het noodlot, we zien de tragische schuld van den handelende en zijn innerlijke loutering, waardoor hij in den ondergang nog zedelijk kan triom- feeren. Maar bij Christus ontbreken deze mogelijkheden. Bij Hem geen geleide lijke karakterontwikkeling, geen zede lijke loutering, geen vallen en opstaan. Hij beheerscht altijd en volledig de situatie, kortom Hij kan niet met menscheüjken maatstaf worden meten en een anderen hebben wij menschen niet. Hij is tenslotte Onbekende, een der onzen en Broeder, en toch de geheel andere, uit een sfeer die essentieel van de opze verschilt. Hoe heeft de auteur deze moeilijk heid opgelost Christus is de hoofd persoon hoe kan het anders maar schijnbaar is het in elk van de drie deelen een ander, in wiens ziel zich de verschijning van Christus spie gelt, en dit spiegelbeeld wordt ons ge- teekend. In het eerste deel is het Cornelius, een voornaam Romeinsch officier en intiem medewerker van Pilatus, com mandant van de burcht Antonia, die van uit zijn hooge positie hautain neer ziet op dien vreemden Profeet uit Galilea. Het tweede deel is het evangelie van Judas Iskarioth, het derde deel is te boek gesteld door Josef, een leerling van Nicodemus. Hoe komt de auteur aan deze op ’t oog zoo zonderlinge constructie Pan Viadomsky, een Poolsch geleer de uit Warschau, expert in oude Oos- tersche documenten (en het verval- schen daarvan) meent een tijdgenoot te zijn geweest van Pontius Pilatus en als ooggetuige kennis te dragen van alles, wat in dien tijd te Jeruzalem was voorgevallen, omdat hij er zelf aan had deelgenomen. De schrijver Josefus, die aan Pan Viadomsky He- breeuwsche les geeft, wordt door deze wonderlijke metepapsychose gepakt. „Het feit, dat ik van aangezicht tot aangezicht tegenover een man stond, die een tijdgenoot geweest was van Pontius Pilatus. die in Jeruzalem ge woond had en daar in eigen persoon aandeel gehad had in het onderdruk ken der woelingen al berustte dit alles misschien ook slechts op een geestesbegoocheling maakte, dat ik mij niet van hem kon losmaken”. Pan Viadomsky wist zijn verhalen eer} glans van waarschijnlijkheid te ver- leenen, die het mogelijk maakte een tijdperk van 20 eeuwen uit te schake len en ze zoo na aan den hedendaag- schen geest te brengen, dat zij schenen te komen uit den mond van iemand, die alles zelf had aanschouwd en mee gemaakt.” Deze groote directheid en aanschou welijkheid is een van de belangrijkste verdiensten van dit merkwaardige boek. alsof deze verhalen nieuw voor ons zijn. Ze worden ons in zulk een locale kleur geschilderd, met zóóveel bijzon derheden verteld, dat we zeggen Mis schien i s het niet zoo gebeurd, maar het zou heel goed zoo geweest kun nen zijn. In ’t bijzonder is dit het geval bij de beschrijving van Tyrus en Sidon, steden, die rijk zijn geworden door de ellende en het bloed der gevallen sla ven. „Het geschrei der ellende klimt op gelijk een wolk boven Tyrus en ver smelt in de lucht en daalt wederom neer in een regen van verschrikking en tranen”. Met groot talent en mach tige scheppingskracht wordt hier een in zijn navrante wreedheid indrukwek kend beeld van de slavernij in haar afschuwelijksten vorm gegeven. I haagsche courant a 1

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 15