Heemkunde
Haagsche Courant van Dinsdag 4 Februari 1941
Bestrijding
de gladheid
van
NEDERLANDSCH-INDIE
BINNENLAND
STADSNIEUWS
DERDE BLAD, PAGINA 1.
NA DEN GROOTEN BRAND
AAN HET VOORHOUT
JAPAN EN DE OOST-
AZ1ATISCHE LEVENS-
RUIMTE
In ons land een betrekke
lijk jonge wetenschap
Geheimzinnige teekens in de lucht
i
De groenten- en fruitvoorziening van
Duitschland
Aanmeldingsplicht van personen van
Joodschen bloede
Niets bijzondersslechts een atmos
ferisch verschijnsel
SCHERPE COMMENTAREN VAN DE
JAPANSCHE PERS
De invoering ervan op de scholen
beteekent een ingrijpende wijziging
in het onderwijs
Door die plotseling weer ingevallen vorst zijn de Haagsche straten hier en daar in ijsvlakten veranderd.
De Haagsche niotorpoiitie bij het strooien van zand op de gevaarlijke plaatsen j'"
Een nieuwe taak voor Nederland
Arbeid op Zondag in het
transportbedrijf
De houding van Nederlandsch-lndië
voljoodschen
ras
de
1
boord
In den laatsten tijd doen onder de
bevolking geruchten de ronde over ge
heimzinnige teekens in de lucht, waar
onder velen, die de verschijnselen waar
namen, zelfs bepaalde letterteekens en
dergelijke meenden te herkennen. De
geruchten willen verder, dat hier van
activiteit der Engelschen sprake is, wier
vliegers hoog in de lucht boven de ste
den hun aanwezigheid demonstreeren
en propaganda maken.
Van bevoegde zijde maakt men er ons
op attent, dat al deze veronderstellingen
nonsens zijn. In de eerste plaats zijn er
sinds langen tijd bij daglicht geen
Britsche vliegers boven Nederland ver
schenen, maar bovendien heeft, wat
men in de lucht ziét of meent te zien
slechts met een atmosferisch verschijn
sel te doen.
Er is geen sprake van z.g. luchtschrift,
dat met chemische middelen geschiedt
(het verbrandingsgas van een bepaald
poeder). De strepen en figuren, welke
men ontwaart, zijn z.g. condenslijnen,
welker ontstaan door zekere atmosferi
sche omstandigheden wordt bevorderd,
namelijk wanneer zich de fijne water
damp in hooge luchtlagen om de kernen
der uitlaatgassen van ck.i vliegtuig
motor condenseert. De damp wordt dan
dichter en daarmee zichtbaar. Het is
duidelijk, dat de strepen zich steeds
onmiddellijk achter een machine ver
tonnen en haar bewegingen precies vol
gen. Op deze wijze kunnen, geheel toe
vallig, bepaalde figuren ontstaan, waar
uit men b.v. zelfs letters zou kunnen
opmaken.
Van signalen, propaganda of wat dan
ook, der Engelschen is hier dus in ’t ge
heel geen sprake.
Nederland zal geheel Europa
van zaad voorzien.
Ritman,
bestuur
VERLEENDE CREDIETEN DOOR DE
STICHTING ROTTERDAM
In de hedenmiddag gehouden vergade
ring van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken voor Rotterdam heeft de voor
zitter mr. K. P. van der Mandele mede
gedeeld, dat na de laatste vergadering het
verleenen van bedrijfs- en andere credie-
ten door de Stichting Rotterdam 1940 nog
in betrekkelijk bescheiden mate is voort
gegaan. Het totale bedrag daarvan beloopt
thans ƒ21.906.592,50.
ver-
aan
N.S.B.-GROEPSHUIZEN IN BELGIE
GEOPEND
Naar de N.S.B.-persdienst meldt, zijn op
16, 17 en 18 Januari j.l. N.S.B.-groepshui-
zen geopend in Gent, Antwerpen en Brus
sel. De opening geschiedde door den heer
B. Erkelens, belast met de organisatie van
alle leden der N.S.B. in het buitenland.
hoezeer deze op zichzelf te betreuren zijn.
Maar en dit is een volgend punt van
critiek juist omdat er in zulke critieke
momenten .zoo makkelijk ongelukken ge
beuren kunnen, behoort de ziekenauto niet
te ontbreken, noch ook de arts en, beide
RADIOREDE DR. F. E. POSTHUMA
Op Vrijdag 14 Februari houdt, ’s avonds
om kwart voor 7, dr. F. E. Posthuma, oud-
minister van landbouw, een radio-rede
onder den titel „Boeren, ontwaakt!”
Wat de massaproducten betreft, zooals
sluitkool, uien, peen en aardappelen, zal
de mededinging van andere landen onge
twijfeld toenemen. Maar de taak der Ne
derlanden zal worden, heel Europa van
zaad te voorzien. Met name de Nederland-
sche pootaardappel zal een groote rol
blijven spelen.
Dit zelfde geldt voor fruit. De appelen en
peren, die Nederland zelf voortbrengt, zal
de eigen markt bij een stijgend welvaarts
peil zonder moeite kunnen opnemen. De
taak der Nederlandsche kweekers voor het
nieuwe Europa zal in de eerste plaats het
veredelen zijn. Europa heeft nieuwe soor
ten noodig. Voor de Nederlandsche boom-
kweekerij zijn goede dagen op komst.
Want de „eet-meer-groenten-en-fruit-be
weging” wordt in alle landen van ons we
relddeel dagelijks krachtiger. En het Ne
derlandsche initiatief zal ook in het nieuwe
Europa niet kunnen worden gemist.
ontbraken aan Hollandschen kant. Dit is
beschamend. Voorts waren er rookmas
kers te weinig en moest alweer door
de Duitschers een aantal rookmaskers
worden beschikbaar gesteld. De Holland-
sche hadden er in voldoend getal moeten
zijn, maar waren er niet. De Duitsche
hadden er niet behoeven te zijn het wa
ren alle vrijwilligers doch waren uit
voorzorg meegebracht. Ook dat is voor
ons beschamend. Tenslotte wees men er
nog op, dat er op het terrein een 50-tal
mannen van de luchtbescherming aanwe
zig waren, doch dat hun handen achterste
voren stonden. Deze menschen waren
blijkbaar niet op hulp bij brand berekend.
De Duitschers spraken tegenover ons het
woord .lamlendigheid" niet uit, maar men
had geen scherpe ooren noodig, om te kun
nen hooren wat zij van een en ander
dachten. Het is goed, dat deze dingen in
ons gansche land gelezen worden, opdat
men alom en met name in de grootere
steden, den toestand overwege en begrijpe,
dat deze tijd een anderen geest vraagt
dan lamlendigheid. Wij moeten bij brand
en niet alleen bij brand onszelf kun
nen helpen, beter dan in het gegeven ge
val te Den Haag geschied is. Wij hebben
als volk ook onze deugden. De Duitschers
kunnen in vele dingen van ons wat lee-
Tenslotte is de Hollandsche
commandant slachtoffer van
keerde systeem.
Bovendien kwamen nog andere dingen
hierbij. Wij verklaarden reeds waarom de
Duitsche S.S. zich genoopt voelde om in
te grijpen. Het is duidelijk, dat deze man
nen echter nu plotseling met apparaten
en werktuigen moesten omspringen, waar
mee ze zich niet tevoren hadden kunnen
oefenen en evenmin tevoren geregeld kon
zijn, welke plaats ieder daarbij innemen
moest. Dat desniettegenstaande alles luk
te, is een sterk bewijs voor de uitnemen
de opleiding, die deze troepen genoten
hebben. Maar helaas is bij dit snelle in
grijpen ook een Hollandsch brandweer»
man, die op den ladder stond, bij het
draaien aan dezen ladder met zijn voet
bekneld geraakt en moest, mede met een
paar anderen, die door rook bedwelmd
werden, naar het ziekenhuis worden ge
bracht. Het is niet zeker, wie precies toen
aan den ladder draaien liet. Het gebeur
de was overigens in de gegeven omstan
digheden zeer begrijpelijk. Bij elk gevecht
gebied van welvaart in Groot-Oost-Azi8
ook aanneemt, vast staat, dat de Japan-
sche regeering haar vastgestelde politiek
voortzet” zoo schrijft het blad „Kokoe-
min Sjimboen”. Het blad vermoedt, dat
Groot-Brittannië en de Vereenigde Sta
ten achter de vroegere Nederlandsche re
geering staan, die naar Londen is ge-
vlucnt en die Vrijdag j.l. door middel van
den gezant, generaal Pabst, stappen bij
de Japansche regeering heeft onderno
men. De „Kokoemin Sjimboen” noemt
dezen stap een brutale uiting van de an-
ti-Japansche politiek der Vereenigde Sta
ten. Het blad wijst er op, dat het be
staansrecht van Japan een opdringen naar
het Zuiden voorschrijft en dat er daarom
een ernstige toestand door de toekom
stige houding van de Vereenigde Staten
zou kunnen ontstaan.
Het Nederlandsch perskantoor meldt uit
Berlijn: Het is thans ongeveer 55 jaren
geleden dat de Amsterdamsche koopman
Johan Giesen de eerste kisten Nederland
sche komkommers naar Duitschland zond.
Spoedig leverde hij ook boonen van ver
schillende soort, kropsla en andere groen
ten, aardbeien en kruisbessen. Voor om
streeks drie jaar stierf hij op hoogen leef
tijd te Berlijn.
Door den geregelden invoer uit Neder
land kreeg Duitschland trek in groenten.
Langzamerhand wijzigde zich de Duitsche
keuken. Spoedig ontdekte men, dat op
Duitschen bodem ook groenten groeiden.
De Duitsche productie op dit gebied werd
jaarlijks grooter, De artsen waren de
groote propagandisten van de „eet-meer-
groenten-en-fruitbeweging”. Ook de sport-
beweging was een prikkel tot meer groen
ten- en fruitgebruik. Vooral sedert 1933 be
gon de overheid zich steeds meer met de
voedselvoorziening te bemoeien. Ook de
overheid ontdekte, dat het groenten- en
fruitgebruik heilzaam voor het volk was
en zij hielp krachtig mee, om de Duitsche
productie uit te breiden. De benarde Duit
sche deviezenpositie is hieraan overigens
ook niet vreemd.
Thans is het groenten- en fruitverbruik
voor het grootste gedeelte door de Duit
sche voortbrenging gedekt. Van de in
Duitschland verbruikte groenten wordt op
’t oogenblik 94 pCt. in Duitschland voort
gebracht. Bij het fruit is dit percentage
slechts 73. rekent men de Zuidvruchten
niet mee, dan is Duitschland in staat, 85
pCt. van zijn fruitverbruik door eigen pro
ductie te dekken.
Toch moeten er nog geweldige hoeveel
heden worden ingevoerd. Nederland nam
langen tijd als groenten- en fruitleveran-
cier de eerste plaats in. In 1928 kwam 53.2
pCt. van den Duitschen groenteninvoer uit
Nederland. In 1938 was dit percentage ech
ter tot 28.2 pCt. gedaald. In 1928 kwam
14.1 pCt. van den Duitschen groentenin
voer uit Italië en 2.7 pCt. uit Zuid-Oost
Europa. In 1938 bedroeg dit reeds 40.3 pCt.
resp. 8.1 pCt. Thans gaat haast de helft
van den heelen Italiaanschen groentenuit-
voer naar Duitschland.
Op het oogenblik is de tolgrens tusschen
Nederland en Duitschland verdwenen en
zijn er geen deviezenmoeilijkheden meer,
Nederland is van zijn afzetzorgen bevrijd.
Alle groenten en alle fruitsoorten kan Ne
derland nu naar Duitschland uitvoeren,
niet alleen tomaten, komkommers, kropsla
en bloemkool, maar ook „stapelartikelen”
zooals uien, peen en sluitkool. Het is te
verwachten, dat Nederland’s rol als groen
tenleverancier spoedig even groot als die
van Italië zag worden.
De taak van Nederland op dit gebied zal
ook voor het nieuwe Europa zeer belang
rijk blijven. De uitstekende bodemgesteld
heid, het klimaat en niet in het minst de
groote ervaring der Nederlandsche tuin
ders, geven Nederland een reusachtigen
voorsprong, die moeilijk door Nederland’s
mededingers zal kunnen worden ingehaald.
Zeker, Italië heeft wel met veel succes Ita-
liaansche tomaten uit Nederlandsch zaad”
op de markt gebracht, maar het zal niet
steeds op Nederland kunnen aanleunen.
Voor de „primeurs” blijft Nederland het
productengebied! Nederland kan tenslotte
nagenoeg het geheele jaar komkommers,
tomaten, kropsla, andijvie, spinazie, radijs,
bloemkool, druiven en zelfs aardbeien leve
ren. Er is geen ander land ter wereld, dat
Nederland dit nadoet. Nederland, dat, naar
een Engelschman opmerkte, zichzelf ge
schapen heeft, schept zich in zijn kassen,
onafhankelijk van de natuur, zijn eigen
jaargetijden, wier begin van marktanalyti-
sche factoren onafhankelijk is.
Nederland, waar de sering met Kerstmis
bloeit en de kippetjes, door de kunstzon
om den tuin geleid, zich reeds in den bar
ren winter vlijtig in het eiertjes leggen
oefenen, zal op dit gebied ook in de toe
komst baanbrekend werk verrichten.
Toen de journalisten hierna aan
drongen op een opheldering der ver
klaring, zeide Isjii, dat de Japansche
regeering „rechtens” de regeering
van Koningin Wilhelmina erkent,
maar „in de practijk staat de zaak
anders”. Hieraan voegde Isjii nog
toe, dat Japan onderhandelt met het
bestuur van Nederlandsch-lndië in
aangelegenheden, welke op Indië be
trekking hebben. Ohasji heeft een
houding aangenomen, welke „bijna te
kennen gaf’, dat hij de Nederland
sche regeering te Londen als on
bevoegd beschouwde om Nederi.-
Indische problemen te behandelen.
Verklaring van Nederlandschen
woordvoerder in Batavia
Uit Batavia meldt Domei:
J. H. Ritman, de woordvoerder van
het bestuur van Nederlandsch-lndië,
heeft de waarschuwing uitgesproken,
dat een voortzetting van de Japansch
Nederlandsch-lndische conferentie te
Batavia „moeilijk zou zijn”, tenzij op
heldering zal zijn verkregen omtrent de
redenen voor het verwerpen van de
Nederlandsche démarche van 31 Januari
door den Japanschen vice-minister van
Buitenlandsche Zaken.
De heer Ritman legde deze verklaring
af tegenover Japansche corresponden
ten tijdens de wekelijksche conferentie.
Hij zeide nog, dat het Nederlandsch*
Indische bestuur officieele inlichtingen
uit Tokio afwaoht, waarbij hij te ken
nen gaf, dat het bestuur bereid is de
besprekingen voort te zetten, wanneer
de politieke houding van Japan dui
delijk is gemaakt.
zwaarder woog hun, dat het zeer duid»,
lijk verkeerd ging en dat wat het zwaar
ste is ook het zwaarste wegen moet,
namelijk, dat erger rampen voorkomen
moesten worden. Naar hun oordeel was
de brandweercommandant zeer duidelijk
niet tegen zijn taak opgewassen.
Echter moet hier dadelijk een
zachtende noot bij. Men weet ook
Duitsche zijde, dat bijv, de Amsterdam
sche beroepsbrandweer uitstekend is,
doch men constateert evenzeer, dat voor
een groote stad als den Haag een niet-
beroepsbrandweer. een politie-brandweer,
onvoldoende moet zijn. Het systeem
deugde niet en daarvoor ligt de verant
woordelijkheid hooger op, n.l. bij de
burgerlijke overheid der stad en bij het
departement van Binnenlandsche Zaken.
brandweer-
het ver-
TOKIO, 3 Februari (Domei). De Asa
hi Sjimboen”, een van de leidende bladen
te Tokio, levert in een hoofdartikel com
mentaar op den stap van de Nederland
sche Regeering. waarin zij zich verzet te
gen opneming van Nederlandsch-lndië in
de Oost-Aziatische nieuwe orde.
De status quo
Het blad is van meening, dat de Japan
sche minister van buitenlandsche zaken,
Matsoeoka, in geen van zijn redevoerin
gen iets heeft gezegd, dat aan de Neder
landsche Regeering het recht geeft, zulk
een tegenstand te bieden en aangenomen
wordt, dat Nederland op instignatie van
Engeland tracht Japan’s leiderschap in
Oost-Azië te ontkennen. Indien Neder
landsch-lndië, zoo vervolgt het blad, zou
toestemmen in een wijziging van den sta
tus quo door een derde mogendheid, dan
zal Japan zich stellig ook bij den huldi
gen status quo niet willen neerleggen. De
tegenwoordige onderhandelingen met Ne
derlandsch-lndië zijn strikt beperkt tot
economische aangelegenheden, die voor
Japan vitaal zijn en derhalve zal grooter
aandacht geschonken worden aan een
spoedige, bevredigende beëihdiging van
deze onderhandelingen. Tot besluit zegt
het hoofdartikel Als Nederlandsch-lndië
een onoprechte houding aanneemt en pro
beert een spaak in het wiel van de solida
riteit in Groot -Oost-Azië te steken, zal
Japan gedwongen worden drastische
maatregelen te nemen.
Thailand en Indo-China
De „Jomioeri Sjimboen”, eveneens een
leidend hoofdstedelijk orgaan, schrijft:
Japan’s bemiddeling in hei grensgeschil
tusschen Thailand en Fransch Indo-China
vormt een keerpunt, want naar verluidt
hebben Vichy en Indo-China besloten tot
samenwerking met Japan’s nieuwe orde
in Oost-Azië. Gezien Thailands onwrik
bare politiek van samenwerking met Ja
pan, is de opbouw van deze nieuwe orde
in Oost-Azië in de goede richting geko
men/ De Nederlandsche Regeering, die dit
ziet en een schuilplaats te Londen heeft
gekregen, heeft den plicht enkele woor
den ten gunste van Engeland te zeggen.
De Nederlandsche Regeering, zoo vervolgt
het blad, heeft geen vrijheid van spre
ken. Indien Nederlandsch-lndië geen vrij
heid heeft, waarom dan de onderhande
lingen voort te zetten De doeltreffend
ste en snelste weg zou zijn rechtstreek-
sche onderhandelingen te openen met de
invloeden, die achter Nederlandsch-lndië
aan het werk zijn.
De Japansche expansie naar
het Zuiden
TOKIO, 3 Februari (D.N.B.). Tijdens
het. Lagerhuisdebat over de wet inzake
de algemeene mobilisatie is de eisch ge
steld, dat Japan voor het scheppen van
een Groot-Oost-Aziatische leefruimte de
noodige maatregelen ten aanzien van het
Zuidzee-gebied zou nemen. De president
van het plannen-bureau, minister Hos-
jino, antwoordde, volgens de pers, dat de
Japansche expansie naar het Zuiden een
levensbehoefte is, daar men geen Groot-
Aziatische leefruimte kan scheppen zon
der de grondstofbronnen in het Zuidzee-
gebied te beveiligen.
Japan en de Vereenigde
Staten
TOKIO. 3 Februari (D.N.B.). „Welke
houding Nederlandsch-lndië tegenover het
Japansche verzoek om samenwerking bij
de inrichting van een gemeenschappelijk
In zijn radiorede op 1 December ver
klaarde de secretaris-generaal van Opvoe
ding, Wetenschap en Cultuurbescherming
professor dr. J. van Dam, te denken aan
een vorm van onderwijs, waarbij taal- en
letterkunde, cultuur- en kunstgeschiede
nis, aardrijkskunde en volkskunde zullen
worden vereenigd tot een Heemkunde, die
de kennis omtrent de schatten der Neder
landsche cultuur zal kunnen verspreiden”.
Het begrip Heemkunde is in ons land
bij het groote publiek nog betrekkelijk on
bekend, men heeft er wel eens iets over
gelezen, iets over gehoord, maar wat het
precies is en wat het beteekent kunnen
over het algemeen nog slechts weinigen
zeggen. Den laatsten tijd hoort men er
echter veel over praten, het woord is sterk
naar voren gekomen. Deze onbekendheid
is te betreuren, aangezien ons geheele
volk, niemand uitgezonderd, of hij nu ste
deling of plattelander, boer of fabrieks
arbeider is. daarmee te maken heeft. De
Heemkunde is in ons land nog een betrek
kelijk jonge wetenschap. Heem beteekent
erf, in den ruimsten zin des woords. De
Heemkunde houdt zich bezig met de ken
nis van land en volk, de geschiedenis van
het eigen land, de eigen streek en de eigen
stad of het eigen dorp. Zij tracht na te
gaan hoe alles wat in ons land „in-
heemsch” is, rich heeft ontwikkeld in den
loop der tijden en onder welke verschij
ningsvormen het zich aan ons voordoet.
Dit geldt natuurlijk ook voor het volk,
dat in dat land en van zijn voortbrengse
len leeft. De bedoeling hiervan is duide
lijk: Ons land heeft zooveel moois, zooveel
wetenswaardigs en zooveel dingen, waar
we trotsch op mogen zijn, dat de Heem
kunde de liefde tot het eigen land, die
in ieder van ons aanwezig is, grooter en
bloeiender wil maken, zoodat wij ons be
wust worden, van onze eigen waarde en
voelen dat wij niet ten achter staan bij
welk ander land dan ook. Wie eenmaal
hiervan doordrongen is, zal begrijpen, dat
hij ook de rol van cultuurdrager voor het
nageslacht vervult, waardoor het opwek
ken van nieuwe schoonheid als van zelf
gemakkelijker gaat. De Heemkunde is dus
volstrekt geen antiquarisch streven, dat
het oude wil behouden. Een stad, die
trotsch is op zijn vele mooie oude gebou
wen, zal ook in de toekomst er op be
dacht zijn alleen huizen te bouwen, die
verfraaiend werken. Als men de natuur op
de juiste wijze heeft leeren zien, zal men
er op bedacht zijn, het beeld niet te be
derven bij ontginningen en den aanleg van
wegen. De heer H. Cleyndert, Azn., een
bekende figuur op het gebied van Heem
kunde. wees ons er op, dat deze ontgin
ningen en aanleg van wegen in de laatste
jaren in ons land op reusachtige wijze ge
schiedt. Hoe gemakkelijk zou dan niet
zeer veel bedorven kunnen worden. Men
vergete nooit, dat het bijna onmogelijk is
een misslag op dit gebied te herstellen,
men kan hem wel voorkomen. Dat is de
taak van de Heemschut. Hoewel er van
een algemeene verspreiding van de Heem-
gedachte in ons land tot heden nog geen
sprake is geweest, dat blijkt o.m. zooals
wij reeds schreven uit de betrekkelijke on
bekendheid van het woord, is er toch reeds
veel gedaan op dit gebied. Het gebeurde
echter hoofdzakelijk door particulieren, die
trachtten door middel van het houden
van congressen, voordrachten, het organi-
seeren van tentoonstellingen en het maken
van excursies onder deskundig geleide aan
de Heemkunde grootere bekendheid te ge
ven.
Een merkwaardig verschijnsel is, dat
de schoonheid, het historisch gegroeide
van een streek of een stad dikwijls on
zichtbaar is voor hen, die er geboren en
getogen is. Als voorbeeld noemde de heer
Cleyndert ons een stadje dat in het bezit
is van 2 breede wallen, overblijfselen van
oude vestingwerken, die aan de plaats
een typische bekoring verleenen. Het stad
je groeide, het aantal huizen nam toe en
de wallen vond men een sta-in-den-weg.
Ze moesten daarom maar geslecht worden.
Had men dit gedaan, dan had men met
een 2 stevige banden die de plaats met
het verleden verbinden, verbroken. Zij zou
een van de vele andere stadjes zijn gewor
den, zonder een eigen kleur en een eigen
vorm. De wallen waren echter uitstekend
geschikt om als recreatieoord, als „lon
gen” dienst te doen, zoodat ze wel degelijk
ook nuttig waren. Door menschen, die bui
ten de plaats woonden, werd in dit ge
val ingegrepen, zoodat de wallen behouden
bleven.
Ieder kan dit voorbeeld gemakkelijk
met vele andere aanvullen. In de vacantie
gaat men op reis, en keert terug, een groot
aantal nieuwe indrukken van bekoorlijke
bijzonderheden van de streek, waar men
geweest is, rijker. De eigen stad of het
eigen dorp lijkt dan dikwijls „kaal”.
Dit komt omdat men gewoon is, de
schoonheid van eigen streek of stad over
het hoofd te zien, men is te veel in be
slag genomen door de beslommeringen-
van-den-dag.
Men moet de dingen leeren zien, zich
er den tijd voor gunnen, niet alleen als
men vacantie heeft. En hier komen wij
aan een kardinaal punt. De mensch moet
reeds in zijn jeugd zijn streek, zijn ge
boorteplaats leeren verkennen en leeren
begrijpen, want dan is hij het meest ont
vankelijk voor nieuwe indrukken. Met
andere woorden de school dient zich hier
mede bezig te houden. Uit de radiorede
van professor van Dam mogen wij op
maken, dat dit binnen niet al te langen
tijd zal gebeuren.
Ongetwijfeld zal de invoering van
Heemkunde een geweldige verandering te
weeg brengen. Geen geschiedenislessen
meer, die bestaan uit het vertellen van
den onderwijzer over historische onder
werpen en het leeren en nog eens leeren
van jaartallen, waarvan het kind geen
begrip heeft en waaruit het evenveel leest
als een leek uit de getallen van een of
andere statistiek.
Het vak geschiedenis zal zich hebben
bezig te houden met de ontwikkeling van
de streek, van de stad of het dorp. Hoe
het groeide en bloeide, welke veranderin
gen er zich voltrokken.
Deze structuursveranderingen zijn niet
dood, niet voorbij. Een stad als Den Haag
b.v., bevat nog ontzaggelijk veel draden,
langs welke wij in direct contact kunnen
komen met vroeger zooals huizen, straten
en grachten. Deze kunnen natuurlijk niet
in het klasselokaal gebracht worden, de
leerlingen zullen er veel meer dan voor
heen op uit moeten trekken onder leiding
van de leerkracht, die hun wijst op de
typeerende bijzonderheden, op hetgeen zij
weten moeten om de lijn, die het heden,
verbindt met het verleden te kunnen vol-’l
gen. L,
Aardrijkskunde zal in het licht van de I’*
Heemkunde gezien niet meer zijn eeur
vak, waarvan kaarten (met stippen van
allerlei grootte en kleur en dunne en
dikke lijnen, die grenzen en rivieren ver
beelden) en een stok om die stippen en
lijnen aan te wijzen, de voornaamste at
tributen zijn. Aardrijkskunde zal de ken
nis van de streek hebben aan te brengen
en te verdiepen, hoe de menschen er
leven, wat zij er voortbrengen, welke fa
brieken er zijn, uit welke grondstoffen
de bodem bestaat enz., enz. Ook hier leert
men door eigen aanschouwing veel meer,
dan door ellenlange vertoogen.
Zoo zijn er tal van andere onderwer
pen, die op deze wijze behandeld kunnen
en in de toekomst zullen worden. We wil
len in dit verband wijzen op de school
tuintjes, waar de kinderen zoo nauw in
aanraking komen met het plantenleven.
Het is te begrijpen, dat dit onderwijs
veel tijd vergt. Het zal niet mogelijk zijn,
zooals thans, enkele vakken op één mid
dag te behandelen. Heemkunde kunnen
wij ons trouwens bezwaarlijk voorstellen
als een vak, zooals rekenen en schrijven.
Daarvoor is het te uitgebreid, te rijk en
te geschakeerd. Het zal het onderwijs
doordringen van een anderen geest, geen
overvloed aan nietszeggende feiten meer,
maar onderwijs, dat den kinderen de
oogen opent voor hun omgeving, hen leert
opmerken en hun den weg wijst, langs
welken zij later voort kunnen gaan
Wij komen met dit laatste meteen aan
een ander punt. Dit bekijken en bestu-
deeren van de eigen streek mag natuur
lijk nooit leiden tot een eng provincia
lisme, tot een gevoel van ,,dit is een we
reldje op zich zelf”. Nooit mogen de kin
deren dan ook het verband met het groote
geheel, Nederland, uit het oog verliezen.
Dit streven naar provincialisme wordt
wel eens vereenzelvigd met Heemkunde.
Het eerste wil zeggen, zich afzonderen
van het overige deel van het land, het
tweede wil door de liefde voor het eigene
de belangstelling en eerbied wekken voor
andere streken en landen.
De Heemkunde op de scholen staat of
valt met de kennis van de leerkrachten.
Van haar zal bijzonder veel geëischt wor
den. Veel van wat zij geleerd hebben,
kunnen zij overboord gooien, maar nog
oneindig veel meer zullen zij weer op
nieuw moeten leeren. Het onderwijzend
personeel zal de streek, waarin het les
geeft door en door hebben te kennen. De
liefde voor het vak zal bij de Heemkunde
een veel grootere rol spelen. Het is dui
delijk, dat de kweekscholen een geheel
anderen weg dienen in te slaan.
Ook de klassebezetting speelt een groote
rol. Wil men het onderwijs geven in
bovenbedoelden zin, dan is een der eerste
eischen, dat een onderwijzer geen klasse
van 40—50 leerlingen krijgt. Het tegen
woordige onderwijs heeft al ontzaggelijk
veel te lijden van de zgn. overbevolkte
klassen. Deze zouden ongetwijfeld even
noodlottig zijn voor de invoering van de
Heemkunde als het ontbreken van kennis
e nliefde hiervoor bij den onderwijzer.
Isjii legt verklaringen af
TOKIO, 4 Februari (Domei). Op vragen
van buitenlandsche dagbladcorresponden
ten te Tokio heeft hedenochtend de
woordvoerder van het Bureau voor de
inlichtingen, Isjii, geantwoord, dat de
Japansche autoriteiten weinig belang
hechten aan de stappen, welke gedaan
zijn door de Nederlandsche regeering te
Londen
De woordvoerder zeide, dat Ohasji,
de vice-minister van Buitenlandsche
Zaken, de stappen, welke op
31 Januari zijn gedaan door den
Nederlandschen gezant te Tokio,
generaal J. C. Pabst, en waarbij hij
mededeeling deed van het verzet
zijner regeering tegen een betrekken
van Nederlandsch-lndië in een nieuwe
orde in Oost-Azië, „niet zoo ernstig
opnam”.
Op de vraag, of Ohasji'geweigerd heeft
de Nederlandsche regeering te Londen te
erkennen, antwoordde de woordvoerder:
„Ik kan niet zeggen, dat hij dit bepaald
gedaan heeft”.
Aanteekening in Bevolkingsregister
De Staatscourant van 3 dezer bevat
een besluit van den secretaris-generaal
van het departement van Binnenlandsche
Zaken ingevolge de verordening betref
fende den aanmeldingsplicht van personen
van geheel of gedeeltelijk Joodschen
bloede. Aan deze verordening ontleenen
wij het volgende:
Artikel 1.
(1) Ten behoeve van de in het be
volkingsregister te stellen aanteekening
omtrent de hoedanigheid van den aan
gemelde als persoon van Joodschen bloe
de wordt onderscheiden tusschen Jood
J en Bastaard-Jood B.
(2) De aanduiding J wordt gesteld
ten aanzien van ieder, die:
1) uit ten minste drie naar ras vol-
joodsche grootouders stamt;
2) uit twee naar ras voljoodsche
grootouders stamt en
a. hetzij zelf op den negenden Mei
1940 tot de joodsch-kerkelijke gemeente
behoorde of na dien datum daarin is of
wordt opgenomen;
b. hetzij op den negenden Mei 1940
met een Jood was gehuwd of na dien
datum met een Jood in het huwelijk is
getreden of alsnog in het huwelijk treedt.
(3) De aanduiding B wordt gesteld
ten aanzien van ieder, die
1) van twee naar ras voljoodsche
grootouders stamt en die niet valt onder
de bepalingen van het tweede lid, on
der 2);
2) van één naar
grootouder stamt
(4) Ten aanzien van de in het derde
lid bedoelde personen wordt onderschei
den tusschen:
1) Bastaard-jood I B I. indien de
persoon van twee voljoodsche groot
ouders stamt;
2) Bastaard-jood II B II, indien de
persoon van één voljoodschen grootouder
stamt.
Voorts wordt in deze verordening o.m.
bepaald de wijze, waarop de door de aan
melding gekregen gegevens worden aan-
geteekend op de persoonskaarten, welke
zich in de registers van den Burgerlijken
Stand bevinden.
De waarn. secretaris-generaal van het
departement van Sociale Zaken heeft toe
gestaan, dat in alle ondernemingen door
personen van 18 jaar of ouder op Zondag:
1. Arbeid wordt verricht, bestaande in
het laden of lossen van spoorwegwagons
of van andere voor vrachtvervoer be
stemde voer- of vaartuigen;
2. motorrijtuigen worden bestuurd,
welke geladen of gelost moeten worden
of bij lading of lossing van andere voer
tuigen of van vaartuigen dienst moeten
doen;
3. arbeid wordt verricht, welke recht
streeks verband houdt met werkzaamhe
den als onder 1 en 2 bedoeld;
een en ander onder voorwaarde, dat,
indien het aantal vrije Zondagen door
toepassing van deze vergunning voor een
arbeider in een tijdvak van drie maanden
minder dan zeven zou bedragen, in dit
tijdvak een extra vrije dag aan den be
trokken arbeider moet worden gegeven, j
BRANDWEER FAALDE IN HET
BLUSSCHINGSWERK
Het A.N.P. meldt
Rondom den brand, welke verleden
week op het Lange Voorhout het Rijks-
bureau voor de Levensmiddelenvoorzie
ning en het belendende pand verwoestte,
is een en ander te doen, dat publieke be
spreking verdient.
Reeds is algemeen bekend, dat de
Duitsche S.S. op zeer sterke wijze aan
het blusschingswerk heeft deelgenomen
en op zeer loffelijke wijze heeft ge
holpen om erger te voorkomen.
Maar, naar wij vernamen, heeft hierbij
van Duitsche zijde de critiek op de pa
raatheid der Haagsche politie-brandweer
niet ontbroken.
Wij zijn op onderzoek uit geweest,
waarbij men ons deze critiek mede
deelde. Deze bestond en bestaat hierin,
dat in de eerste plaats de politie-brand
weer niet snel genoeg de brandhaarden
met de noodige kleine middelen aan
tastte en te veel tijd verloor met het
voorbereidingswerk voor den grooten
aanval. Men meende van Duitsche zijde
en de deskundigen ontbraken hierbij
niet, daar twee brandmeesters van de
Ordnungspolizei aanwezig waren dat
een eersté snelle aanval op de brand
haarden een der twee gebouwen zou
hebben kunnen redden. Verloren de aan
wezige Verfügungstruppen van de S.S.,
die alle vrijwillig te hulp snelden, hier- is er kans op grooter of kleiner kwetsuren,
bij reeds eenigszins het geduld, dit werd
erger, toen hier vervolgens bij kwam,
dat, naar Duitsch oordeel, de brand van
de verkeerde zijde werd aangetast. De
politie-brandweer bestreed den brand
van de zijde van Lange Voorhout 1, ter
wijl men van Duitsche zijde van oordeel
was, dat, waar de brandhaard in de
eerste plaats In het gebouw Lange Voor
hout 3 lag, de brand in hoofdzaak daar
aangetast moest worden. Toen men dit
den Hollandschen brandweercommandant
onder het oog bracht en deze er zich
niet aan stoorde, sloeg de vlam der Duit
sche activiteit met een zekere mate van
ergernis naar buiten uit. Men greep van
Duitsche zijde in en nam zelf de leiding
in handen. Het dak van Diligentia werd
bezet met blusschingsmanschappen
een zeer gevaarlijk karwei, gelijk, de
eenige daar krachtig meehelpende Hol
landsche brandweerman mede getuigen
kon en dank zij dit krachtig ingrijpen,
aldus verklaarde men ons, bleef het ge
bouw Diligentia behouden.
De houding van den Hollandschen
brandweercommandant kunnen wij be
grijpen. Wie de leiding heeft, moet daar
voor staan en kan tijdens het gevecht
niet gaan discussieeren over de vraag of
hij het wel goed doet.
Maar dan moet men ook tegen zijn
taak opgewassen zijn. De Duitsche S.S.
gaf ons dadelijk tofe, dat men een
^commandant niet tijdens den strijd met
(Poli/poon) aan boord kan komen, dochten, maar wij kunnen eveneens "wande