Gedeputeerde Staten onthouden hun goedkeuring het Haagsche aan uitbreidingsplan Haagsche Courant van Zaterdag 15 Februari 1941 goed Nederlandsch werk „Er te doen” BINNENLAND Èk is Woningcapaciteit voorloopig nog voldoende geacht Scheveningsche klanken »?SS3SS Radiotoespraak van mr. J. Linthorst Homan voor de Winterhulp Nederland DAG VAN DE DUITSCHE POLITIE DERDE BLAD, PAGINA 1 Gedetailleerde bestemming praematuur Vijf inspecties voor de brandweer )e vervanging der bestaande inkomstenbelastingen Het brandstoffengebrek ten plattelande Naar nationale binding in het sociale leven Regeling van gevolgen voor het jaar 1941 voor de provinciën en de gemeenten heeft werkers van Niet leven op geruchten en CL. zoa’n beetje uièt z’n opbrengst teit zou zijn benoodigd dan er eerst stellig tot medewerking bereid bij krachtigen eigen je weg an gemeentefonds is?” Ik heb J .D. Backer inspecteur voor Zuid- Holland en Zeeland Centrale kookgelegenheden en onderlinge hulpverleening De kwestie der ontworpen hoofdwegen Gedeputeerde Staten hebben daarbij ambtshalve o.m. overwogen: Dat tegen het plan verschillende be langrijke bezwaren bestaan; dat uit de adviezen vooreerst blijkt, dat de toe komstige woningbehoefte der gemeente tot het jaar 1970 ongeveer gedekt wordt door de woningcapaciteit der in onder deden uitgewerkte gemeentelijke uit breidingsplannen, zoodat de woning capaciteit, welke onder meer in het onderhavige plan, voor zoover dit de bestemming in hoofdzaak bepaalt, ver vat is, tot genoemd jaar voor de Volks huisvesting niet noodzakelijk is. Ne- lereid het van Bezwaren uit een aesthetisch en historisch oogpunt We ziene teugewoordig veul verbindings- wege tussche Den Aèg en Scheveling, maar azze der gien groate netuurrampe plaes ebbe, zei de Ouwe Schevelingsche Wegt deur al de tije-n-één de kroan blèi- ve spanne. Dat derhalve nog een geheele reeks van jaren zal verloopen, alvorens er be hoefte zal bestaan aan detailleering van het gedeelte van het plan, bepalende de bestemming in hoofdzaakdat het daar enboven niet zeker is, dat die detaillee ring, behoudens wellicht op eenige on derdeden, in een verdere toekomst noo- dig zal blijken, doch rekening gehouden gien proffeet, maar om me op onbekend terrèin an voorspellinge te gaen waege, dat lap ik ’m iet 1” Tot zoa vord onze Jochem, 't Was of de man der ’n vóórgevoel van aa, dat ’t met de vangst van die kléine visschies weer gaauw ovveloape zou weze. De aare. dag was 't al mis. En dat is de èile vo rige week zoa ebleve. Der wier van waer- de gien sardijn meir annevoerd. behandelen .opdat alles gezamenlijk hier versterking en verbetering kan zijn van het vele goede, dat hier is. Dat zal voor velen medebrengen het terugtreden naar een teruggelegen rij, maar het resultaat van het werk, innerlijk en practisch. voor medewerker en voor geholpene, kan bij ieders inzet stijgen. Er zijn reeds plaatsen, waar bestaand werk, prachtig geconcen treerd, zich als geheel in het Winterhulp- werk heeft ingeschakeld Die voorbeelden toonen én de bedoelingen van de Winter- hulpleiding èn de praktische mogelijkheid aan. Hopenlijk zal dit voorbeeld hier en daar provinciaal, misschien ook nationaal gevolgd worden. Dan groeit een steeds sterker geheel voor geheel het volk. O. het zit nog zoo vast in ons volk, dat wij vooral in eigen kring, maar ook voor al niet te ver buiten eigen gemeente of provincie, anderen behulpzaam zijn Wel is bij groote rampen steeds goed gehol pen. doch ook dan veelal had betere en krachtiger samenbundeling nog héél wat meer kunnen doen. Wil hebben zoo menig maal, ook nog in dezen oorlogstijd, het bezwaar ondervonden, dat al dat geschei- Voorts bestaat er blijkens de genoem de adviezen bezwaar tegen het tracé van bij het plan ontworpen hoofdver keerswegen en de plaats, waar zij elkander zullen kruisen of ontmoeten, De vraag op welke wijze aan dit be zwaar kan worden tegemoetgekomen behoort nader onder het oog te worden gezien, in samenhang met de streek- belangen, welke bij het plan betrokken zijn. Gedeputeerde Staten overwegen dan verderDat hun college van oordeel is, dat aan het plan, voor zoover dit de be stemming in hoofdzaak bepaalt, geen goedkeuring behoort te worden verleend. Aangezien het plan één geheel vormt en aan een belangrijk gedeelte kwalijk goedkeuring kan worden onthouden, heb ben Gedeputeerde Staten het geheele plan niet goedgekeurd. het laatst van het Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland hebben hun goedkeuring onthouden aan het door den Ge meenteraad van ’s-Gravenhage op 11 December 1939 vastgestelde uit breidingsplan c.a. voor het Zuid- westelük gedeelte dier gemeente (plan Ockenburg, Mae- en Es- camppolder). dan nog wel er is ’n romannetje in me kaar zette. Daer ebbe we ons èile leve lang ervaering bij oppedaen. Dan kenne we nog rekening ouwe, vooral in de nae- teelt, met de komst van de nieuwe maen of met 't irtgaen van 't goeie stream. Maar de sardijnvisscherij is voor ons wat nieuws. Neen Kees, ik ben toch al gebezigd dan het aan v.l’ lief is? Dus, non der oak van de week zoa wéinig van dat goedje an de mart kwam, aa onze Jochem gelegen-èid maar zat, om saeme met z’n freer Kees ’t plannetje uièt te voere, dat al tije van tevore be decht was. Der wazze-n-al zoaveul woor- de de nek over ebroke en non zou der dan toch èindelik van komme, datte we saeme de tocht zoue-n-anvaerde nae ’t Panorama Mesdag in de Zèistraet. Eirst nog eveties ’n bakje koffie doen, waer Jaeneke zoa echt de slag van eb. ’t Was ’n moaie dag weer, ’t Zonnetje lachte-n-ons tegemoet en van al de snouw van de vorige week was gien vlokje meir te bekenne. Op zoa’n oagenblik ken onze Jochem zoa echt in z’n sas weze. De wür- reld valt dan van dem óf. En al ken die tussche-beie wel er is ’n beetje èigenaer- dig weze, maar met zoa’n gelegen-èid laet iet z’n èige mèistal van de beste kant zien. Wat is en wat blèift die Ouwe Sche velingsche Wegt van Constantijn Huij- gens toch altèid ’n bezondere antrekke- lik-èid. In 1965 zal ’t drie onderd jaer eleeje weze, dat die wegt annelege wier. As je 't book van Vermaas leest, dan èit ’t èil wat voete-n-in de aerde-n-aad, vóór dat die wegt z’n beslag kreeg. En as ’n man as de bekende Huijgens z’n schoere der iet onder ezet aa. geloaf dan maar gerust, datte der nog tije-n-overéén egaen zoue-n-ebbe, eir dat er van ’n goeie ver bindingsweg! tusschen Den Aèg en Sche veling spraeke-n-eweest aa. As je de tèid in anmerking neemt, zegt onze Jochem, dat die wegt emaekt is, wat motte de mensche dat toe dan iet voor 'n wonderbaerlik stik werk an- nezien ebbe Rekent zelf maar 's uièt. Die wegt was al zeuve jaer oud in de tèid van de Vierdaegsche Zèislag voor Solebay. En elk geslacht, dat sins die tèid oppekome-n-en weer één-egaen is. èit die èige wegt dag an dag kenne be- wondere. Die wegt zei moai blèive, oak as Jochém en Kees der iet meir benne. ;ZoueeNnedSd worden als niet Nederland s willen Gedeputeerde Staten hebben even eens goedkeuring onthouden aan het door den gemeenteraad Ten aanzien hiervan is ambtshalve overwogen, dat blijkens de adviezen be zwaar bestaat tegen het stelsel van hoofdverkeerswegen in het plandat er fceen behoefte bestaat aan den daar in opgenomen hoofdweg langs de Schenk, aangezien de aan dien weg bij het plan toegedachte functie in de toe komst reeds zal worden vervuld door twee rijks- en twee provinciale wegen; dat daarentegen wel behoefte zal wor den gevoeld aan een directe verbinding met de verlengde Beguinlaan met Was senaar, welke verbinding in het plan echter niet voorkomt. Dat het stelsel van hoofdverkeerswegen derhalve, met inachtneming van het vorenstaande, opnieuw onder het oog behoort te worden gezien in samenhang met de streekbelangen, welke bij het plan betrokken zijn. Het verordeningenblad bevat een be sluit van de secretarissen-generaal van de departementen van Financiën en van Binnenlandsche Zaken tot regeling voor het jaar 1941 van de gevolgen voor de provinciën, het Gemeentefonds en de ge meenten van de vervanging van de tot dusver bestaande belastingen naar het inkomen door één enkele inkomstenbe lasting. Gedeputeerde Staten ontwikkelen even eens bezwaren tegen twee gedeelten van het plan, waarbij de bestemming van den grond in onderdeden is bepaald, namelijk het geprojecteerde scholencom plex tusschen de spoorbaan den Haag— Schevenihgen (Kurhaus) en den weg, ontworpen in het verlengde van den Ijsclubweg, alsmede het aan den Be- zuidenhoutscheweg grenzende, hoofdzake lijk voor bebouwing bestemde gedeelte. Deze bezwaren zijn gegrond op de wenschelijkheid van een groene strook, die in de toekomst Rotterdam, Delft, Voorburg en ’s-Gravenhage zal verbin den, welke strook zonder onderbreking of insnoering door bebouwing behoort dooi- te loopen van genoemde spoor baan tot den Bezuidenhoutscheweg ter breedte van het langs de Molensloot gelegen, in het plan voor sport- en speelterreinen bestemde ijsclubterrein dat in het bijzonder tegenover het uit historisch en aesthetisch opzicht zoo waardevolle Huis ten Bosch een bree- dere groenpartij behoort te worden opengehouden. ’s-Gravenhage op 11 December 1939 vastgestelde uitbreidingsplan „Mariahoeve’ c.a. en tot beschik king op de daartegen ingediende bezwaren. teit aanwezig zijn, dan zou de burge meester zich, met inschakeling van den betrokken districtsadviseur van het rijkskolenbureau, tot den leider van het centraal distributiekantoor te ’s-Graven hage kunnen wenden voor een extra toewijzing van vaste brandstoffen voor dit bijzondere doel. Ook voor het ver krijgen van een voorschot resp. extra toewijzing voor levensmiddelen zal men zich tot den leider van het centraal distributiekantoor kunnen wenden 2. zoowel voor het bereiden van warm eten als voor verwarming onder leiding van den burgemeester een on derlinge hulpverleening door de bevol king te bevorderen. In eventueel hieruit voortvloeiende grootere individueele be hoeften aan gas, electriciteit of vaste brandstoffen (de laatste uiteraard tot zeer beperkte hoeveelheden) zou dan op dezelfde wijze als hierboven omschreven kunnen worden voorzien. moet worden met de mogelijkheid, dat de toekomstige stadsuitbreiding in be langrijke mate op elders gelegen gebied zal plaats hebben. Dat daarom de in het plan vervatte bestemmingen in hoofd zaak tot stedelijke bebouwing in het onderhavige geval praematuur en onge- wenscht moet worden geacht, aangezien zij een gedetailleerde bestemming aan kondigen, welke thans nog niet, althans niet met voldoende waarschijinlijkheid, te verwachten is en welke in elk geval nog zeer geruimen tijd zal uitblijven. druk bezig eweest in de sprot. Dat ie oait van z’n leve nog er is in de sprot- negosie terecht zou komme, dat aa die toch zeker noait kenne denke. Wonder- eedes zei die der wel iet bij uièt-aeld ebbe. Maar allicht is er nog wel ’n kléin boterammetje voor dem óver-eschote. En dat wul in de teugewoordige tèid al eil wat zegge. „Kees”, zèit ie van de week nog togge me, ,,’t is erg jammer, dat die beweging maar zoa kort duurt. As daer non er is ’n paer maende-n- achter mekaar geregelde anvoer van was, dan zou je je èige der nog ’n beetje an vast kenne klampe. Maar oe Onder het parool„De politie uw vriend en helper” houdt heden het Duitsche politiecorps den dag der Duitsche politie. BOVEN de Schupo als vriend der kinderen. MIDDENde politie als beschermer der dieren. ONDERde Schupo brengt de kinderen veilig over den drukken en gevaarlijken verkeersweg. (Foto Stapf) kunnen doen. Veel is daarbij geopperd, dat aanvankelijk den indruk wekte als bezwaardheid ernstig te moeten gelden, en steeds is dat dan daarna besproken met den directeur van de Winterhulp, die laat ons dat steeds voor oogen houden op uiterst korten termijn zich hiervoor heeft ingezet en die zelf steeds de eerste is, die voor samenwerking be reid staat en die reeds menigmaal toonde, de wortels van zijn werk in ons gezamen lijke, sociale leven te willen vinden. Welnu dan, hier ligt de weg duidelijk voor ons. Is onze bezorgdheid, onze be kommernis om het volk zoo groot, dan kunnen en dan moeten wij offers bren gen. Een offer is ook dikwijls een offer van eigen plannen, eigen initiatief, eigen voornemens. Invoegen van eigen werk in dat van anderen is wellicht het groot ste offer, dat wij als werkers kunnen brengen. Wij moeten dat doen, wanneer wij de eigen idealen daardoor niet schaden. Ik aarzel niet te verklaren, dat ik de over tuiging heb, dat wij door invoeging van ons aller werk in een nationaal winter hulp geheel, ten behoeve van goede hulp aan de maatschappelijk minder gelukki gen, hier op deze wijze een groote ver meerdering van gezamenlijk resultaat zal zijn te bereiken. Neen, zoo zeggen dan sommigen, want de Winterhulp behoort aan deze of gene groep. Neen, zoo zeg gen weer anderen, want de Winterhulp geeft niet genoeg. Neen, zoo zeggen der den, de Winterhulp zal toch niet slagen. Deze menschen doen mij, bij de verkeerscollecte, waaraan onze politie en onze branweer medewerken, denken aan een fietser, die woedend is op zijn fiets omdat het ding zonder trap pen niet rijden wil, of aan een toeschou wer, die boos is dat de brandweer den brand niet beter bluscht, terwijl hij zelf de watertoevoer dichtdrukt. En het ergste is dan nog, dat de fietser juist moet rijden voor hulp aan gezinnen, waar men hem met smarte wacht, en dat de brandweer een huis moet blusschen, waar kinderen zijn. tijd? Zou er zijn gegroeid, waar- geven, dat ons den werk, hoe goed ook voor de eigen groepen, zeer velen tekort deed komen en zeer veel dubbel werk meebracht. Ook voor de medewerkers en de gevers kan een grootsche actie beter overzichtelijk en meer welkom worden dan het vele kleinere. Laat ons dankbaar zijn voor wat men in ons land aan organisatie en ini tiatief reeds volbracht, doch laat ons voor oogen houden, dat deze tijden om nationale en om praktische redenen sa menbinding van ons vragen. Kortom, laat iedere organisatie eens ernstig over wegen, wat haar stap in dezen nu moet zijn. Dan kan er zeer veel goeds gaan komen. Niet ten bate van de Winterhulp zelf, doch voor de Winterhulp ten bate van ons vólk zelf. Wij weten allen wel. dat de inspanning voor eigen omgeving bij waarlijk geheel zich gevende menschen reeds groote of fers vraagt. Toch moeten ook zij zich be wust zijn, dat het volk als volk zich zijn’ innige samenhang dagelijks bewust moet zijn, wil het niet in de stroomingen der tijden uiteen slaan. Oudtijds bouwde langs onze kusten en stroomen ieder zijn eigen dijk, maar reeds vroeg kwam het inzicht, dat juist de verbinding van dat alles voor allen beslissend was. Of, om een ander beeld te gebruiken, ook vroe ger bloeide het prachtig in Neerlands tuin, maar er waren veel vergeten hoek jes. Velen hebben in eenzaamheid geleden. En de oorlog deed in menig anderen hoek nieuwe moeilijkheden ontstaan. Laat ons nu gezamenlijk met Gods hulp weer wer ken voor nieuwen bloei en laat ons el kaar dan beloven, dat geheel de tuin zal worden verzorgd en er geen vergeten hoekjes meer zullen zijn. Wij zullen erva ren, hoezeer dat ons zal binden in een nieuw plichtsbesef en in gezamenlijke ar beidsvreugde Er zijn in ons land ruim duizend ge meenten. In. die gemeenten wacht overal een zeer groot aantal gezinnen nu op on ze daden. Ik weet het uit vroegere erva ring en ook uit berichten van dezen tijd. Laat ons als Nederlandsch volk het aan onze duizend burgemeesters mogelijk ma- ken, onopvallend veel goed werk te doen. Er liggen vele, zeer vele aanvragen. Dat mogen wij niet vergeten. En daarom of feren wij. Volgens een circulaire van het depar tement van Binnenlandsche Zaken aan de burgemeesters zijn, als onderdeel van de „rijksinspectie van het brandweer- wezen” (deze inspectie dateert van Oc tober j.l.) vijf districten ingesteld. Voor elk dezer districten wordt een „inspec teur van het brandweerwezen” aange steld. Inmiddels zijn In functie getreden voor district 1 (Zeeland en Zuid-Hol- land) (in afwachting van zijn definitieve benoeming) J. D. Backer, 's-Gravenhage district 2 (Noord-Holland en Utreeht) W. A. Couzy, Heemstede; district 3 (Gel derland en Overijssel) ir. J. W. A. Rens- sen, Arnhemdistrict 4 (Limburg Noord-Brabant) ir. D. A. Budde, Eind hoven district 5 (Drente, Friesland en Groningen) J. de Roos, Groningen. Van alle branden moet voortaan uiter lijk binnen 3 dagen een schriftelijk rap port worden gezonden aan den betrok ken districtsinspecteur. Het is de bedoe ling, dat door den onderbrandmeester van elke uitgerukte spuit een- dergelijk rapport wordt opgemaakt. Van de bran den, welke het gevolg zijn van luchtaan vallen, wordt bovendien mededeeling ge daan aan de rijksinspectie voor de be scherming van de bevolking tegen lucht aanvallen. Alle belangrijke branden, niet het gevolg van luchtaanvallen, moeten bovendien onverwijld telefonisch worden gemeld aan den districtsinspecteur. Voor de gemeenten Amsterdam, Rot terdam, ’s-Gravenhage, Utrecht, Gro ningen en Eindhoven moeten de rappor ten rechtstreeks bij de rijksinspectie te 's-Gravenhage worden ingediend, terwijl de telefonische melding eveneens recht streeks aan genoemde inspectie moet ge schieden. We zoue der nog veul meir van zegge kenne, maar we motte 'n beetje opschiete, want Mesdag is 't doel van ons uiètstapje. We benne de Prommenaede al lang voorbij en passeere de Tol. Daer is allienig de naem nog maar van óver- ebleve. De èigelike Tol-zelf is al jaere-n- eleeje verplaest nae de Graflaen. Der zou van de geschiedenis van die Tol nog èil wat te zegge weze, maar dat doene we met 'n aare gelegen-èid wel der is. We benne Mesdag al binne-n-estapt voor 'n onnoazel dubbeltje intreegeld en we krèige weer dat gevoel over ons. net owe we in 'n aare würreld terecht ekomme benne. We komme oagenblikje brom Nooit is een nieuw werk ineens vol maakt. Alle instellingen, die wij kennen, hebben een tijd van kinderziekten gehad. De Winterhulp, welke zich hier moet vor men en aanpassen, ondergaat dit ook. Er zijn bezwaren, er zijn fouten gemaakt, maar de leiding waarborgt ons, dat het in órde zal komen. Wij mogen niet over drijven. Wij mogen niet, zooals mij dezer dagen iemand schreef, „leven op geruch ten”. Wie leeft op geruchten, maakt voor zijn omgeving het leven ondragelijk. Er is heusch wel zooveel concreet werk in ons volk te doen, dat wij aan de geruch ten niet behoeven toe te komen, laat .erop te leven”. Vergeet ook niet, dat een werk als dit juist in tijden als deze zooveel geruchten aantrekt, dat nor maal verder werken uiterst moeilijk zou kunnen zijn, terwijl toch voortgewerkt moet worden. Leest eens in oude boeken en oude stukken van al hetgeen destijds rond vernieuwingen te doen is geweest, zelfs buiten oorlogs- en bezettingstijd, en wat bleef van die geruchten over? Hoe wanhopig is bijvoorbeeld niet op het verkeersgebied de achterdocht en de strijd geweest bij iedere moderniseering. Is de spoorweg niet door hoogstaande doktoren als levensgevaarlijk voor de ze nuwen afgewezen? Zijn de grootste plan nen op waterstaatsgebied, juist in ons waterstaatsland. niet met smaad het eer ste begroet? Is niet de ontwikkeling van het wegverkeer een tijdlang stelselmatig tegengègaan? Zeker, ik weet het. dit alles ligt op het sociale gebied dieper, veel dieper dan op technisch of economisch terrein. Hier komen overwegingen van geestelijken en godsdienst!gen aard het vraagstuk veel moeilijker maken, doch ook dat kwam in ons verleden bij menig groeit als het leven in de natuur. vraagstuk voor. waar nu nauwelijks ui iemand meer een vraagstuk ziet Het is van het grootste belang, dat wij allen, zonder een uitzondering, de Win terhulp als onze eigen Winterhulp zien en Naar aanleiding van de moeilijkheden, welke de brandstoffenvoorziening be paaldelijk ten plattelande ondervindt, heeft de secretaris-generaal van het de partement, van Handel, Nijverheid en Scheepvaart zich beraden, hoe daaraan zooveel mogelijk kan worden tegemoet gekomen. In verband hiermede is aan de burgemeesters het volgende in over weging gegeven 1. voor zoover de bevolking door ge brek aan vaste brandstoffen geen of on voldoende warm eten kan bereiden, ware uwerzijds te bevorderen, dat een of meer centrale kookgelegenheden worden geor ganiseerd, b.v. door het beschikbaar stellen van keukens van restaurants, van café’s e.d. Indien daarvoor meer gas of electrici teit zou zijn benoodigd dan de toége- stane 100 pCt. van 1939/1940, zullen de betrokken gas- en electriciteitsbedrijven .e ueur iua, stellig tot medewerking bereid worden Boerewaeges bevonden. Mocht geen gas of electrici- non weêr 's voor 'n in 't würreldje van onze kinderjaere. Toe der van de Sèin- post en oak van t’ ouwe Bad-uiès, dat laeter in 1886 owebrand is. nog gien spraeke was. Wat was dat toe in onze jonge jaere 'n druk en gezellig vertier op dat èige strang! Bomschuities lande-n-en èfvaere. Ankerzetters druk in de weer. Ier 'n schuitje optrekke, daer weer 'n aare neer- laete. En dat ging alles stikje voor stikje over de rolle. Voort-etrokke deur zus, nege-n-of twaelf paerdes. T met 3 knolle der voor zag je rije-n-en rosse. Kanties aèring van boord óf nae 't durp toe rije. Leege tonne, zout, wae- ter en viktaelie weer an boord doen. 'tWas soms de èile strang over, echt wat je noemt: 'n levend draedje! De plaes ontbreekt ons om der nog veul van te zegge. Maar we zoue der, as 't weze mos, 'n book van vól kenne schrèive. „Weet je nog wel, Jochem, azze der schuities in zicht kwamme, oe we dan as de rikketik nae de flèider en de vrouw van de stierman toe liepe-n-om „bombroad" te winne?” Al de tèid. datte we in Mesdag rond- liepe, aa onze Jochem nog gien woord esproke. Je kon goed an dem zien, dat ie erg annedaen was En toe-e we weg- ginge, kwam 't oage woord er uièt: „Kees, Kees, we ebbe non moaie staele schepe, moderne motors en prachtvleete, maar geef mèin me ouwerwesse strenge tje maar weer brom!” KEES DE KLINKER gaet dat allemael zoa Der schiet van- daeg 'n grèipstuièver van over en mürge misschie oak nog wel, maar dan ken 't oak voor 't èile jaer weer ovveloape weze.” „En”, vroeg ik zoa langs me neus weg an onze Jocheme, „zou je dan denke. dat er dut voorjaer gien sprot, of liever gie« sardijn meir te verwachte-n- is „Wat zei ik daer van zegge Kees ik mot je eirlik zegge, dat ik op die vraeg gien antwoord geve ken, omdat ik daer eenvoudigweg niks van weet. Van de aèringvisscherij kenne we zoa non en Artikel 2. Uit de opbrengst van de nieuwe in komstenbelasting over het dienstjaar 1941 wordt ten bate van het begrootingsjaar 1 Mei 1940 tot en met 30 April 1941 van het gemeentefonds gebracht een bedrag, gelijk aan 1/3 gedeelte van de zuivere opbrengst, die als hoofdsom van de ge meentefondsbelasting over het boekings tijdvak 1940/1941 zou zijn verkregen, in dien de gemeentefondsbelasting over het geheele belastingjaar 1940/1941 was ge heven dit bedrag wordt voor de toepas sing van de wet van 15 Juli 1929 (Staats blad no. 388) beschouwd als der gemeentefondsbelasting. Artikel 3. Het begrootingsjaar van het gemeente fonds, dat aanvangt op 1 Mei 1940, loopt tot en met 31 December 1941. De begroo- ting voor dit begrootingsjaar wordt ge splitst in twee afdeelingen. Artikel 4. Voor het begrootingsjaar 1 Mei 1941 tot en met 31 December 1941 zullen als inkomsten van het Gemeentefonds (eer ste afdeeling) gelden: 1) een gedeelte van de opbrengst van de inkomstenbelasting, over het dienst jaar 1941 tot een bedrag, gelijk aan 2/3 gedeelte van de in artikel 2 bedoelde zuivere opbrengst: 2) 2/3 gedeelte van de zuivere op brengst van vijftig opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting, gehe ven op de aanslagen van hen, die belas tingplichtig zijn volgens artikel 1 der wet op de vermogensbelasting 1892 over het boekingstijdvak 1941/1942. Het voordeeiig saldo van het laatstafgesloten dienstjaar Artikel 5 (1) De gemeenten ontvangen uit het gemeentefonds (eerste afdeeling) over het tijdvak van 1 Mei 1941 tot en met 31 December 1941 een uitkeering, welke is samengesteld uit de volgende bestand- deelen: 1) een bedrag, gelijk aan 2/3 gedeelte van de uitkeering, welke de gemeente over het tijdvak van 1 Mei 1940 tot en met 30 April 1941 per in de gemeente fondsbelasting aangeslagen inwoner uit het gemeentefonds heeft ontvangen; 2) een bedrag, gelijk aan vijftig pro cent van de jaarwedde van den burge meester en den secretaris, volgens de regeling, geldende op 1 Januari 1941, Voorzieningen voor de provinciën Artikel 1. <1) Van de bevoegdheid der provin ciën tot heffing van opcenten op de hoofdsom der tot dusver bestaande in komstenbelasting wordt voor gebruik gemaakt ten aanzien belastingjaar 1940/1941. (2) Uit de opbrengst van de nieuwe inkomstenbelasting over het dienstjaar 1941 wordt aan elke provincie uitgekeerd: 1) Een bedrag, gelijk aan 1/3 gedeelte van de zuivere opbrengst, die wegens de te haren behoeve geheven opcenten op de hoofdsom der inkomstenbelasting over het boekingstijdvak 1940/1941 zou zijn verkregen, indien de inkomstenbelasting over het geheele belastingjaar 1940/1941 was geheven 2) een bedrag, gelijk aan 2/3 gedeelte van bedoelde zuivere opbrengst, verme nigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal opcenten, dat de provincie blijkens de goedgekeur de provinciale begrootinggvoor het dienst jaar 1941 voornemens was te heffen op de hoofdsom der inkomstenbelasting over het belastingjaar 1941/1942, en waarvan de noemer gelijk is aan het op die hoofd som over het belastingjaar 1940/1941 ge heven aantal opcenten. 3) De data, waarop deze bedragen aan de provinciën zullen worden uitgekeerd, worden door de secretarissen-generaal van de departementen van Financiën en van Binnenlandsche Zaken bepaald. Voorzieningen voor het gemeentefonds en voor de gemeenten Gisteravond heeft mr. J. Linthorst Homan de volgende radiorede gehouden. Toen de leiding van Winterhulp derland mij destijds vroeg, of ik bi was in haar serie radiotoespraken het woord te voeren, heb ik dat gaarne aan vaard, omdat ik ervan overtuigd was, en dat ben ik nog, dat wij door gezamen- lijken arbeid de Winterhulpactie kun nen maken tot iets van groote beteekenis voor ons volk. Dat er zeer veel voor ons volk gedaan moet worden, weten wij allen Dat ieder Volk, ook wij, dit het liefste zelf doet, weten wij allen evenzeer. Maar helaas weten wij allen ook wel, dat het moei lijk is, gezamenlijk den weg te vinden, waarlangs wij zullen gaan. Ik zou eraan willen toevoegen, dat wij in ieder geval 'moeten bedenken, dat wij den weg zeker niet zullen vinden door te blijven staan. Want het gaat in de geschiedenis der volkeren niet om het inslaan van ge baande paden, doch om het zelf uitzetten eh zelf bouwen van den toekomstweg in he moeilijke terrein der omstandigheden. Onjuist is dan ook de houding van hen, die nu niets nieuws willen. Ieder leven, zoowel in de natuur als ook in het be staan der volkeren, is groei, is ontwik keling, ook in de moeilijkste- uren. Ook in een storm groeit het natuurlijke leven, ook in tijden van oorlog en bezetting ontwikkelt zich een volk. Ja, de ontwik keling in een volk is dikwijls in tijden van oorlog en moeilijkheden nog meer beslissend dan in tijden van geleidelijk heid. Zware, moeilijke jaren hebben ook in het verleden ons volkskarakter ge vormd en gesterkt. Het latere Nederland zal ook naar deze tijden terugzien als mede-beslissend in zijn ontwikkeling. In het sociale leven in Nederland is dikwijls prachtig werk verricht. In alle deelen des lands, in alle volksgroepen heeft men zich op dit terrein krachtig ingespannen. Veel is voor den naaste gedaan en menig werk zal lang blijven getuigen van goeden broederzin. Maar ook hierin stond de tijd niet stil. Ook hierin openbaarde zich in Nederland reeds dui delijk de behoefte aan meer nationale samenwerking en aan meer aaneenvoe ging van het zoo verscheiden beeld. Zou de oorlog niet zijn gekomen, dan zou stellig ook op dit sociale gebied de na tionale saamhoorigheid zich steeds krach tiger hebben doen gelden en dan zou ook hier de aaneenvoeging zijn tot standge- bracht, waarnaar op ieder terrein ontel baar velen alom reeds streefden. In me nige gemeente, in stad en dorp ook reeds in enkele provinciën als Drente, ten nje' Groningen en Gelderland, was de eerste j sfaan groote stap naar deze nieuwe onderlinge binding reeds gedaan. Duidelijk was de tendenz naar verdieping en verbreeding van dit alles, noodzakelijk omdat in ons zoo welvarend land nog zco onzegbaar velen verstoken waren van hetgeen juist in dit welvaren aan ieder behoorde toe te komen. Ik heb het voorrecht genoten, aan een en ander eenigszins te hebben mogen medewerken. Welnu, wat zagen wij hier bij? Wij zagen gewoonlijk groot enthou siasme en eerlijk idealisme bij velen, doch evengroot wantrouwen en even groote afzijdigheid bij vele anderen. Wat dat toeval? Welneen, dat beeld vertoon de door de eeuwen heen de geschiedenis van ieder volk, en het zal door de eeuwen heen steeds hetzelfde blijven: iedere meer of minder ingrijpende verandering zal steeds haar voorvechters en haar bestrij ders en vele afzijdigen hebben. Rond ieder nieuw plan, ieder nieuw initiatief, iedere verandering, zal zich steeds een strijd voltrekken, omdat het volksleven nu eenmaal niet zoo geleidelijk en onop vallend j. doch ongelijkmatig, met horten en stoo- j ten, dikwijls met feilen strijd. Maar wij zien tegelijkertijd, dat men kort na de felste schermutselingen, ook op het sociale gebied, de veranderingen aanvaardt en zelfs binnen vrij korten tijd daarna deze veranderingen beschouwt en behandelt, alsof zij de gewoonste zaak van de wereld zijn. Datgene, waaromheen onze grootvaders streden, is nu voor ons allen heel normaal en zelfs reeds weer ouderwetsch geworden. Datgene, dat vroeger hoogst modern en in sommiger oogen gevaarlijk scheen, is nu uitgangs punt voor nieuwen vernieuwingsstrijd van dikwijls dezelfde menschen. Neen, men zegge niet dat veranderingen in het volksleven kunnen uitblijven. Ook het volksleven is leven en reeds daardoor immers verandering. Ook in beproevin gen leeft een gezin, juist in beproevingen sterkt zich zijn band, wanneer het gezin als gezin goed is. Zoo smeedt een tegen slag een volk tot nieuwe eenheid, wan neer het een waar volk is. Moeten wij nu op het sociale gebied, waarop de drang naar meer nationale binding reeds zoo sterk aanwezig was, niet verder werken zoodra in onze han den een apparaat wordt gelegd, dat wij nog niet kenden? Ja, misschien, wanneer dat apparaat niet door onze handen zou kunnen worden bediend. Doch zeer stel lig niet, nu immers voor ons allen de weg openligt, met dat apparaat goed Ne derlandsch werk te doen. Zeker, de nor- mate ontwikkeling zou wellicht niet reeds duZe centralisatie hebben gebracht, zij wh..h„aua,r 'J'aarschiinliik anders hebben lat Maar wat doet nu een volk, gelegenheid in tijden als deze “et grijpt dit apparaat, het gaat snopriio vn^,ei?ni8 mee om, maar reeds ren het werktuig in zijn erva- onwenn?oh"jals een eigen vinding, de sche leven^heeft’e*’ het °“de vaderla,nd- gaan welke .ve’-nie4W*ng onder verbetering kan zijn, ons Nederland zijn ge- OOK - Voor 't eirst in 'n lange tèid ben ik met onze Jocheme weer s 'n kuiertje gaen doen. Sins datte we die groate zoo wijting eve voorbij de Groene Tent op de kop etikt ebbe, aane we saeme nog gien bien verzet. As me freer bezig- eedes an z’n oafd eb, waer die 'n bag- getel bij verdiene ken, dan is 't alder- beste-n-om maar l slagarm te blèive. Komt dan iet bèi dem an board voor 'n kuier-endje of ies van dergelike-n-aerd, want ij zou nae je geloaf vraege Zoa is de man 'n paer weke lang over de Winterhulp den' mfsschiAn *aa.tstej maanden honder- zen er? blhhandPmU1ZendeJn brieven eele- Bijna ndel? over de Winterhulp. jna alle spraken van bezorgdheid om volk verlangen naar eigen ons volk, behoefte .aan arbeid Ik heb in verschillende ontelbare besprekingen en ge- WiniL ?eYoerd en meegemaakt over uo^rhulP' waarbij ieder repte over erlangen veel voor den naaste te vroeger sommigen in ons volk 't nieuwen wij nu alles Brieven in de laatste behandeld dl. het eigen werk voor V01i sprekken de zjjn

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 9