Gedeputeerde Staten onthouden
hun goedkeuring
het Haagsche
aan
uitbreidingsplan
Haagsche Courant van Zaterdag 15 Februari 1941
goed Nederlandsch werk
„Er
te doen”
BINNENLAND
Èk
is
Woningcapaciteit voorloopig nog voldoende geacht
Scheveningsche klanken
»?SS3SS
Radiotoespraak van mr. J. Linthorst Homan voor de
Winterhulp Nederland
DAG VAN DE DUITSCHE POLITIE
DERDE BLAD, PAGINA 1
Gedetailleerde bestemming
praematuur
Vijf inspecties voor de
brandweer
)e vervanging der bestaande
inkomstenbelastingen
Het brandstoffengebrek ten
plattelande
Naar nationale binding in het
sociale leven
Regeling van gevolgen voor het jaar
1941 voor de provinciën
en de gemeenten
heeft
werkers
van
Niet leven op geruchten
en
CL.
zoa’n beetje uièt z’n
opbrengst
teit zou zijn benoodigd dan
er eerst
stellig tot medewerking bereid
bij krachtigen eigen
je
weg an
gemeentefonds
is?”
Ik heb
J .D. Backer inspecteur voor Zuid-
Holland en Zeeland
Centrale kookgelegenheden en onderlinge
hulpverleening
De kwestie der ontworpen
hoofdwegen
Gedeputeerde Staten hebben daarbij
ambtshalve o.m. overwogen:
Dat tegen het plan verschillende be
langrijke bezwaren bestaan; dat uit de
adviezen vooreerst blijkt, dat de toe
komstige woningbehoefte der gemeente
tot het jaar 1970 ongeveer gedekt wordt
door de woningcapaciteit der in onder
deden uitgewerkte gemeentelijke uit
breidingsplannen, zoodat de woning
capaciteit, welke onder meer in het
onderhavige plan, voor zoover dit de
bestemming in hoofdzaak bepaalt, ver
vat is, tot genoemd jaar voor de Volks
huisvesting niet noodzakelijk is.
Ne-
lereid
het
van
Bezwaren uit een aesthetisch
en historisch oogpunt
We ziene teugewoordig veul verbindings-
wege tussche Den Aèg en Scheveling,
maar azze der gien groate netuurrampe
plaes ebbe, zei de Ouwe Schevelingsche
Wegt deur al de tije-n-één de kroan blèi-
ve spanne.
Dat derhalve nog een geheele reeks
van jaren zal verloopen, alvorens er be
hoefte zal bestaan aan detailleering van
het gedeelte van het plan, bepalende de
bestemming in hoofdzaakdat het daar
enboven niet zeker is, dat die detaillee
ring, behoudens wellicht op eenige on
derdeden, in een verdere toekomst noo-
dig zal blijken, doch rekening gehouden
gien proffeet, maar om me op onbekend
terrèin an voorspellinge te gaen waege,
dat lap ik ’m iet 1”
Tot zoa vord onze Jochem, 't Was
of de man der ’n vóórgevoel van aa, dat
’t met de vangst van die kléine visschies
weer gaauw ovveloape zou weze. De aare.
dag was 't al mis. En dat is de èile vo
rige week zoa ebleve. Der wier van waer-
de gien sardijn meir annevoerd.
behandelen .opdat alles gezamenlijk hier
versterking en verbetering kan zijn van
het vele goede, dat hier is. Dat zal voor
velen medebrengen het terugtreden naar
een teruggelegen rij, maar het resultaat
van het werk, innerlijk en practisch. voor
medewerker en voor geholpene, kan bij
ieders inzet stijgen. Er zijn reeds plaatsen,
waar bestaand werk, prachtig geconcen
treerd, zich als geheel in het Winterhulp-
werk heeft ingeschakeld Die voorbeelden
toonen én de bedoelingen van de Winter-
hulpleiding èn de praktische mogelijkheid
aan. Hopenlijk zal dit voorbeeld hier en
daar provinciaal, misschien ook nationaal
gevolgd worden. Dan groeit een steeds
sterker geheel voor geheel het volk.
O. het zit nog zoo vast in ons volk, dat
wij vooral in eigen kring, maar ook voor
al niet te ver buiten eigen gemeente of
provincie, anderen behulpzaam zijn Wel
is bij groote rampen steeds goed gehol
pen. doch ook dan veelal had betere en
krachtiger samenbundeling nog héél wat
meer kunnen doen. Wil hebben zoo menig
maal, ook nog in dezen oorlogstijd, het
bezwaar ondervonden, dat al dat geschei-
Voorts bestaat er blijkens de genoem
de adviezen bezwaar tegen het tracé
van bij het plan ontworpen hoofdver
keerswegen en de plaats, waar zij
elkander zullen kruisen of ontmoeten,
De vraag op welke wijze aan dit be
zwaar kan worden tegemoetgekomen
behoort nader onder het oog te worden
gezien, in samenhang met de streek-
belangen, welke bij het plan betrokken
zijn.
Gedeputeerde Staten overwegen dan
verderDat hun college van oordeel is,
dat aan het plan, voor zoover dit de be
stemming in hoofdzaak bepaalt, geen
goedkeuring behoort te worden verleend.
Aangezien het plan één geheel vormt
en aan een belangrijk gedeelte kwalijk
goedkeuring kan worden onthouden, heb
ben Gedeputeerde Staten het geheele
plan niet goedgekeurd.
het laatst
van het
Gedeputeerde Staten van Zuid-
Holland hebben hun goedkeuring
onthouden aan het door den Ge
meenteraad van ’s-Gravenhage op
11 December 1939 vastgestelde uit
breidingsplan c.a. voor het Zuid-
westelük gedeelte dier gemeente
(plan Ockenburg, Mae- en Es-
camppolder).
dan nog wel er is ’n romannetje in me
kaar zette. Daer ebbe we ons èile leve
lang ervaering bij oppedaen. Dan kenne
we nog rekening ouwe, vooral in de nae-
teelt, met de komst van de nieuwe maen
of met 't irtgaen van 't goeie stream.
Maar de sardijnvisscherij is voor ons
wat nieuws. Neen Kees, ik ben toch al
gebezigd
dan het
aan v.l’
lief is?
Dus, non der oak van de week zoa
wéinig van dat goedje an de mart kwam,
aa onze Jochem gelegen-èid maar zat, om
saeme met z’n freer Kees ’t plannetje
uièt te voere, dat al tije van tevore be
decht was. Der wazze-n-al zoaveul woor-
de de nek over ebroke en non zou der
dan toch èindelik van komme, datte we
saeme de tocht zoue-n-anvaerde nae ’t
Panorama Mesdag in de Zèistraet.
Eirst nog eveties ’n bakje koffie
doen, waer Jaeneke zoa echt de slag van
eb. ’t Was ’n moaie dag weer, ’t Zonnetje
lachte-n-ons tegemoet en van al de snouw
van de vorige week was gien vlokje meir
te bekenne. Op zoa’n oagenblik ken onze
Jochem zoa echt in z’n sas weze. De wür-
reld valt dan van dem óf. En al ken die
tussche-beie wel er is ’n beetje èigenaer-
dig weze, maar met zoa’n gelegen-èid laet
iet z’n èige mèistal van de beste kant
zien.
Wat is en wat blèift die Ouwe Sche
velingsche Wegt van Constantijn Huij-
gens toch altèid ’n bezondere antrekke-
lik-èid. In 1965 zal ’t drie onderd jaer
eleeje weze, dat die wegt annelege wier.
As je 't book van Vermaas leest, dan èit
’t èil wat voete-n-in de aerde-n-aad, vóór
dat die wegt z’n beslag kreeg. En as ’n
man as de bekende Huijgens z’n schoere
der iet onder ezet aa. geloaf dan maar
gerust, datte der nog tije-n-overéén egaen
zoue-n-ebbe, eir dat er van ’n goeie ver
bindingsweg! tusschen Den Aèg en Sche
veling spraeke-n-eweest aa.
As je de tèid in anmerking neemt,
zegt onze Jochem, dat die wegt emaekt
is, wat motte de mensche dat toe dan
iet voor 'n wonderbaerlik stik werk an-
nezien ebbe Rekent zelf maar 's uièt.
Die wegt was al zeuve jaer oud in de
tèid van de Vierdaegsche Zèislag voor
Solebay. En elk geslacht, dat sins die
tèid oppekome-n-en weer één-egaen is.
èit die èige wegt dag an dag kenne be-
wondere. Die wegt zei moai blèive, oak
as Jochém en Kees der iet meir benne.
;ZoueeNnedSd
worden als niet
Nederland
s willen
Gedeputeerde Staten hebben even
eens goedkeuring onthouden aan
het door den gemeenteraad
Ten aanzien hiervan is ambtshalve
overwogen, dat blijkens de adviezen be
zwaar bestaat tegen het stelsel van
hoofdverkeerswegen in het plandat
er fceen behoefte bestaat aan den daar
in opgenomen hoofdweg langs de
Schenk, aangezien de aan dien weg bij
het plan toegedachte functie in de toe
komst reeds zal worden vervuld door
twee rijks- en twee provinciale wegen;
dat daarentegen wel behoefte zal wor
den gevoeld aan een directe verbinding
met de verlengde Beguinlaan met Was
senaar, welke verbinding in het plan
echter niet voorkomt.
Dat het stelsel van hoofdverkeerswegen
derhalve, met inachtneming van het
vorenstaande, opnieuw onder het oog
behoort te worden gezien in samenhang
met de streekbelangen, welke bij het
plan betrokken zijn.
Het verordeningenblad bevat een be
sluit van de secretarissen-generaal van de
departementen van Financiën en van
Binnenlandsche Zaken tot regeling voor
het jaar 1941 van de gevolgen voor de
provinciën, het Gemeentefonds en de ge
meenten van de vervanging van de tot
dusver bestaande belastingen naar het
inkomen door één enkele inkomstenbe
lasting.
Gedeputeerde Staten ontwikkelen even
eens bezwaren tegen twee gedeelten van
het plan, waarbij de bestemming van
den grond in onderdeden is bepaald,
namelijk het geprojecteerde scholencom
plex tusschen de spoorbaan den Haag—
Schevenihgen (Kurhaus) en den weg,
ontworpen in het verlengde van den
Ijsclubweg, alsmede het aan den Be-
zuidenhoutscheweg grenzende, hoofdzake
lijk voor bebouwing bestemde gedeelte.
Deze bezwaren zijn gegrond op de
wenschelijkheid van een groene strook,
die in de toekomst Rotterdam, Delft,
Voorburg en ’s-Gravenhage zal verbin
den, welke strook zonder onderbreking
of insnoering door bebouwing behoort
dooi- te loopen van genoemde spoor
baan tot den Bezuidenhoutscheweg ter
breedte van het langs de Molensloot
gelegen, in het plan voor sport- en
speelterreinen bestemde ijsclubterrein
dat in het bijzonder tegenover het uit
historisch en aesthetisch opzicht zoo
waardevolle Huis ten Bosch een bree-
dere groenpartij behoort te worden
opengehouden.
’s-Gravenhage op 11 December
1939 vastgestelde uitbreidingsplan
„Mariahoeve’ c.a. en tot beschik
king op de daartegen ingediende
bezwaren.
teit aanwezig zijn, dan zou de burge
meester zich, met inschakeling van den
betrokken districtsadviseur van het
rijkskolenbureau, tot den leider van het
centraal distributiekantoor te ’s-Graven
hage kunnen wenden voor een extra
toewijzing van vaste brandstoffen voor
dit bijzondere doel. Ook voor het ver
krijgen van een voorschot resp. extra
toewijzing voor levensmiddelen zal men
zich tot den leider van het centraal
distributiekantoor kunnen wenden
2. zoowel voor het bereiden van
warm eten als voor verwarming onder
leiding van den burgemeester een on
derlinge hulpverleening door de bevol
king te bevorderen. In eventueel hieruit
voortvloeiende grootere individueele be
hoeften aan gas, electriciteit of vaste
brandstoffen (de laatste uiteraard tot
zeer beperkte hoeveelheden) zou dan op
dezelfde wijze als hierboven omschreven
kunnen worden voorzien.
moet worden met de mogelijkheid, dat
de toekomstige stadsuitbreiding in be
langrijke mate op elders gelegen gebied
zal plaats hebben. Dat daarom de in het
plan vervatte bestemmingen in hoofd
zaak tot stedelijke bebouwing in het
onderhavige geval praematuur en onge-
wenscht moet worden geacht, aangezien
zij een gedetailleerde bestemming aan
kondigen, welke thans nog niet, althans
niet met voldoende waarschijinlijkheid,
te verwachten is en welke in elk geval
nog zeer geruimen tijd zal uitblijven.
druk bezig eweest in de sprot. Dat ie
oait van z’n leve nog er is in de sprot-
negosie terecht zou komme, dat aa die
toch zeker noait kenne denke. Wonder-
eedes zei die der wel iet bij uièt-aeld
ebbe. Maar allicht is er nog wel ’n kléin
boterammetje voor dem óver-eschote.
En dat wul in de teugewoordige tèid
al eil wat zegge. „Kees”, zèit ie van de
week nog togge me, ,,’t is erg jammer,
dat die beweging maar zoa kort duurt.
As daer non er is ’n paer maende-n-
achter mekaar geregelde anvoer van
was, dan zou je je èige der nog ’n
beetje an vast kenne klampe. Maar oe
Onder het parool„De politie uw vriend
en helper” houdt heden het Duitsche
politiecorps den dag der Duitsche
politie. BOVEN de Schupo als vriend
der kinderen. MIDDENde politie als
beschermer der dieren. ONDERde
Schupo brengt de kinderen veilig
over den drukken en gevaarlijken
verkeersweg.
(Foto Stapf)
kunnen doen. Veel is daarbij geopperd,
dat aanvankelijk den indruk wekte als
bezwaardheid ernstig te moeten gelden,
en steeds is dat dan daarna besproken
met den directeur van de Winterhulp,
die laat ons dat steeds voor oogen
houden op uiterst korten termijn zich
hiervoor heeft ingezet en die zelf steeds
de eerste is, die voor samenwerking be
reid staat en die reeds menigmaal toonde,
de wortels van zijn werk in ons gezamen
lijke, sociale leven te willen vinden.
Welnu dan, hier ligt de weg duidelijk
voor ons. Is onze bezorgdheid, onze be
kommernis om het volk zoo groot, dan
kunnen en dan moeten wij offers bren
gen. Een offer is ook dikwijls een offer
van eigen plannen, eigen initiatief, eigen
voornemens. Invoegen van eigen werk
in dat van anderen is wellicht het groot
ste offer, dat wij als werkers kunnen
brengen.
Wij moeten dat doen, wanneer wij de
eigen idealen daardoor niet schaden. Ik
aarzel niet te verklaren, dat ik de over
tuiging heb, dat wij door invoeging van
ons aller werk in een nationaal winter
hulp geheel, ten behoeve van goede hulp
aan de maatschappelijk minder gelukki
gen, hier op deze wijze een groote ver
meerdering van gezamenlijk resultaat zal
zijn te bereiken. Neen, zoo zeggen dan
sommigen, want de Winterhulp behoort
aan deze of gene groep. Neen, zoo zeg
gen weer anderen, want de Winterhulp
geeft niet genoeg. Neen, zoo zeggen der
den, de Winterhulp zal toch niet slagen.
Deze menschen doen mij, bij
de verkeerscollecte, waaraan onze
politie en onze branweer medewerken,
denken aan een fietser, die woedend is
op zijn fiets omdat het ding zonder trap
pen niet rijden wil, of aan een toeschou
wer, die boos is dat de brandweer den
brand niet beter bluscht, terwijl hij zelf
de watertoevoer dichtdrukt.
En het ergste is dan nog, dat de fietser
juist moet rijden voor hulp aan gezinnen,
waar men hem met smarte wacht, en dat
de brandweer een huis moet blusschen,
waar kinderen zijn.
tijd? Zou er
zijn gegroeid, waar-
geven, dat ons
den werk, hoe goed ook voor de eigen
groepen, zeer velen tekort deed komen
en zeer veel dubbel werk meebracht. Ook
voor de medewerkers en de gevers kan
een grootsche actie beter overzichtelijk
en meer welkom worden dan het vele
kleinere. Laat ons dankbaar zijn voor wat
men in ons land aan organisatie en ini
tiatief reeds volbracht, doch laat ons
voor oogen houden, dat deze tijden om
nationale en om praktische redenen sa
menbinding van ons vragen. Kortom,
laat iedere organisatie eens ernstig over
wegen, wat haar stap in dezen nu moet
zijn. Dan kan er zeer veel goeds gaan
komen. Niet ten bate van de Winterhulp
zelf, doch voor de Winterhulp ten bate
van ons vólk zelf.
Wij weten allen wel. dat de inspanning
voor eigen omgeving bij waarlijk geheel
zich gevende menschen reeds groote of
fers vraagt. Toch moeten ook zij zich be
wust zijn, dat het volk als volk zich
zijn’ innige samenhang dagelijks bewust
moet zijn, wil het niet in de stroomingen
der tijden uiteen slaan. Oudtijds bouwde
langs onze kusten en stroomen ieder zijn
eigen dijk, maar reeds vroeg kwam het
inzicht, dat juist de verbinding van dat
alles voor allen beslissend was. Of, om
een ander beeld te gebruiken, ook vroe
ger bloeide het prachtig in Neerlands
tuin, maar er waren veel vergeten hoek
jes. Velen hebben in eenzaamheid geleden.
En de oorlog deed in menig anderen hoek
nieuwe moeilijkheden ontstaan. Laat ons
nu gezamenlijk met Gods hulp weer wer
ken voor nieuwen bloei en laat ons el
kaar dan beloven, dat geheel de tuin zal
worden verzorgd en er geen vergeten
hoekjes meer zullen zijn. Wij zullen erva
ren, hoezeer dat ons zal binden in een
nieuw plichtsbesef en in gezamenlijke ar
beidsvreugde
Er zijn in ons land ruim duizend ge
meenten. In. die gemeenten wacht overal
een zeer groot aantal gezinnen nu op on
ze daden. Ik weet het uit vroegere erva
ring en ook uit berichten van dezen tijd.
Laat ons als Nederlandsch volk het aan
onze duizend burgemeesters mogelijk ma-
ken, onopvallend veel goed werk te doen.
Er liggen vele, zeer vele aanvragen. Dat
mogen wij niet vergeten. En daarom of
feren wij.
Volgens een circulaire van het depar
tement van Binnenlandsche Zaken aan
de burgemeesters zijn, als onderdeel van
de „rijksinspectie van het brandweer-
wezen” (deze inspectie dateert van Oc
tober j.l.) vijf districten ingesteld. Voor
elk dezer districten wordt een „inspec
teur van het brandweerwezen” aange
steld. Inmiddels zijn In functie getreden
voor district 1 (Zeeland en Zuid-Hol-
land) (in afwachting van zijn definitieve
benoeming) J. D. Backer, 's-Gravenhage
district 2 (Noord-Holland en Utreeht)
W. A. Couzy, Heemstede; district 3 (Gel
derland en Overijssel) ir. J. W. A. Rens-
sen, Arnhemdistrict 4 (Limburg
Noord-Brabant) ir. D. A. Budde, Eind
hoven district 5 (Drente, Friesland en
Groningen) J. de Roos, Groningen.
Van alle branden moet voortaan uiter
lijk binnen 3 dagen een schriftelijk rap
port worden gezonden aan den betrok
ken districtsinspecteur. Het is de bedoe
ling, dat door den onderbrandmeester
van elke uitgerukte spuit een- dergelijk
rapport wordt opgemaakt. Van de bran
den, welke het gevolg zijn van luchtaan
vallen, wordt bovendien mededeeling ge
daan aan de rijksinspectie voor de be
scherming van de bevolking tegen lucht
aanvallen. Alle belangrijke branden, niet
het gevolg van luchtaanvallen, moeten
bovendien onverwijld telefonisch worden
gemeld aan den districtsinspecteur.
Voor de gemeenten Amsterdam, Rot
terdam, ’s-Gravenhage, Utrecht, Gro
ningen en Eindhoven moeten de rappor
ten rechtstreeks bij de rijksinspectie te
's-Gravenhage worden ingediend, terwijl
de telefonische melding eveneens recht
streeks aan genoemde inspectie moet ge
schieden.
We zoue der nog veul meir van
zegge kenne, maar we motte 'n beetje
opschiete, want Mesdag is 't doel van ons
uiètstapje. We benne de Prommenaede
al lang voorbij en passeere de Tol. Daer
is allienig de naem nog maar van óver-
ebleve. De èigelike Tol-zelf is al jaere-n-
eleeje verplaest nae de Graflaen. Der zou
van de geschiedenis van die Tol nog èil
wat te zegge weze, maar dat doene we
met 'n aare gelegen-èid wel der is. We
benne Mesdag al binne-n-estapt voor 'n
onnoazel dubbeltje intreegeld en we
krèige weer dat gevoel over ons. net owe
we in 'n aare würreld terecht ekomme
benne.
We komme
oagenblikje brom
Nooit is een nieuw werk ineens vol
maakt. Alle instellingen, die wij kennen,
hebben een tijd van kinderziekten gehad.
De Winterhulp, welke zich hier moet vor
men en aanpassen, ondergaat dit ook. Er
zijn bezwaren, er zijn fouten gemaakt,
maar de leiding waarborgt ons, dat het
in órde zal komen. Wij mogen niet over
drijven. Wij mogen niet, zooals mij dezer
dagen iemand schreef, „leven op geruch
ten”. Wie leeft op geruchten, maakt voor
zijn omgeving het leven ondragelijk. Er
is heusch wel zooveel concreet werk in
ons volk te doen, dat wij aan de geruch
ten niet behoeven toe te komen, laat
.erop te leven”. Vergeet ook niet,
dat een werk als dit juist in tijden als
deze zooveel geruchten aantrekt, dat nor
maal verder werken uiterst moeilijk zou
kunnen zijn, terwijl toch voortgewerkt
moet worden. Leest eens in oude boeken
en oude stukken van al hetgeen destijds
rond vernieuwingen te doen is geweest,
zelfs buiten oorlogs- en bezettingstijd, en
wat bleef van die geruchten over?
Hoe wanhopig is bijvoorbeeld niet op
het verkeersgebied de achterdocht en de
strijd geweest bij iedere moderniseering.
Is de spoorweg niet door hoogstaande
doktoren als levensgevaarlijk voor de ze
nuwen afgewezen? Zijn de grootste plan
nen op waterstaatsgebied, juist in ons
waterstaatsland. niet met smaad het eer
ste begroet? Is niet de ontwikkeling van
het wegverkeer een tijdlang stelselmatig
tegengègaan? Zeker, ik weet het. dit alles
ligt op het sociale gebied dieper, veel
dieper dan op technisch of economisch
terrein. Hier komen overwegingen van
geestelijken en godsdienst!gen aard het
vraagstuk veel moeilijker maken, doch
ook dat kwam in ons verleden bij menig
groeit als het leven in de natuur. vraagstuk voor. waar nu nauwelijks
ui iemand meer een vraagstuk ziet
Het is van het grootste belang, dat wij
allen, zonder een uitzondering, de Win
terhulp als onze eigen Winterhulp zien en
Naar aanleiding van de moeilijkheden,
welke de brandstoffenvoorziening be
paaldelijk ten plattelande ondervindt,
heeft de secretaris-generaal van het de
partement, van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart zich beraden, hoe daaraan
zooveel mogelijk kan worden tegemoet
gekomen. In verband hiermede is aan
de burgemeesters het volgende in over
weging gegeven
1. voor zoover de bevolking door ge
brek aan vaste brandstoffen geen of on
voldoende warm eten kan bereiden, ware
uwerzijds te bevorderen, dat een of meer
centrale kookgelegenheden worden geor
ganiseerd, b.v. door het beschikbaar
stellen van keukens van restaurants,
van café’s e.d.
Indien daarvoor meer gas of electrici
teit zou zijn benoodigd dan de toége-
stane 100 pCt. van 1939/1940, zullen de
betrokken gas- en electriciteitsbedrijven
.e ueur iua, stellig tot medewerking bereid worden
Boerewaeges bevonden. Mocht geen gas of electrici-
non weêr 's voor 'n
in 't würreldje van
onze kinderjaere. Toe der van de Sèin-
post en oak van t’ ouwe Bad-uiès, dat
laeter in 1886 owebrand is. nog gien
spraeke was. Wat was dat toe in onze
jonge jaere 'n druk en gezellig vertier
op dat èige strang!
Bomschuities lande-n-en èfvaere.
Ankerzetters druk in de weer. Ier 'n
schuitje optrekke, daer weer 'n aare neer-
laete. En dat ging alles stikje voor stikje
over de rolle. Voort-etrokke deur zus,
nege-n-of twaelf paerdes. T
met 3 knolle der voor zag je rije-n-en
rosse. Kanties aèring van boord óf nae
't durp toe rije. Leege tonne, zout, wae-
ter en viktaelie weer an boord doen.
'tWas soms de èile strang over, echt wat
je noemt: 'n levend draedje!
De plaes ontbreekt ons om der nog
veul van te zegge. Maar we zoue der,
as 't weze mos, 'n book van vól kenne
schrèive. „Weet je nog wel, Jochem, azze
der schuities in zicht kwamme, oe we
dan as de rikketik nae de flèider en de
vrouw van de stierman toe liepe-n-om
„bombroad" te winne?”
Al de tèid. datte we in Mesdag rond-
liepe, aa onze Jochem nog gien woord
esproke. Je kon goed an dem zien, dat ie
erg annedaen was En toe-e we weg-
ginge, kwam 't oage woord er uièt:
„Kees, Kees, we ebbe non moaie staele
schepe, moderne motors en prachtvleete,
maar geef mèin me ouwerwesse strenge
tje maar weer brom!”
KEES DE KLINKER
gaet dat allemael zoa Der schiet van-
daeg 'n grèipstuièver van over en mürge
misschie oak nog wel, maar dan ken 't
oak voor 't èile jaer weer ovveloape
weze.”
„En”, vroeg ik zoa langs me neus
weg an onze Jocheme, „zou je dan
denke. dat er dut voorjaer gien sprot, of
liever gie« sardijn meir te verwachte-n-
is „Wat zei ik daer van zegge Kees
ik mot je eirlik zegge, dat ik op die
vraeg gien antwoord geve ken, omdat ik
daer eenvoudigweg niks van weet. Van
de aèringvisscherij kenne we zoa non en
Artikel 2.
Uit de opbrengst van de nieuwe in
komstenbelasting over het dienstjaar 1941
wordt ten bate van het begrootingsjaar
1 Mei 1940 tot en met 30 April 1941 van
het gemeentefonds gebracht een bedrag,
gelijk aan 1/3 gedeelte van de zuivere
opbrengst, die als hoofdsom van de ge
meentefondsbelasting over het boekings
tijdvak 1940/1941 zou zijn verkregen, in
dien de gemeentefondsbelasting over het
geheele belastingjaar 1940/1941 was ge
heven dit bedrag wordt voor de toepas
sing van de wet van 15 Juli 1929 (Staats
blad no. 388) beschouwd als
der gemeentefondsbelasting.
Artikel 3.
Het begrootingsjaar van het gemeente
fonds, dat aanvangt op 1 Mei 1940, loopt
tot en met 31 December 1941. De begroo-
ting voor dit begrootingsjaar wordt ge
splitst in twee afdeelingen.
Artikel 4.
Voor het begrootingsjaar 1 Mei 1941
tot en met 31 December 1941 zullen als
inkomsten van het Gemeentefonds (eer
ste afdeeling) gelden:
1) een gedeelte van de opbrengst van
de inkomstenbelasting, over het dienst
jaar 1941 tot een bedrag, gelijk aan 2/3
gedeelte van de in artikel 2 bedoelde
zuivere opbrengst:
2) 2/3 gedeelte van de zuivere op
brengst van vijftig opcenten op de
hoofdsom der vermogensbelasting, gehe
ven op de aanslagen van hen, die belas
tingplichtig zijn volgens artikel 1 der wet
op de vermogensbelasting 1892 over het
boekingstijdvak 1941/1942.
Het voordeeiig saldo van het
laatstafgesloten dienstjaar
Artikel 5
(1) De gemeenten ontvangen uit het
gemeentefonds (eerste afdeeling) over
het tijdvak van 1 Mei 1941 tot en met
31 December 1941 een uitkeering, welke
is samengesteld uit de volgende bestand-
deelen:
1) een bedrag, gelijk aan 2/3 gedeelte
van de uitkeering, welke de gemeente
over het tijdvak van 1 Mei 1940 tot en
met 30 April 1941 per in de gemeente
fondsbelasting aangeslagen inwoner uit
het gemeentefonds heeft ontvangen;
2) een bedrag, gelijk aan vijftig pro
cent van de jaarwedde van den burge
meester en den secretaris, volgens de
regeling, geldende op 1 Januari 1941,
Voorzieningen voor de provinciën
Artikel 1.
<1) Van de bevoegdheid der provin
ciën tot heffing van opcenten op de
hoofdsom der tot dusver bestaande in
komstenbelasting wordt voor
gebruik gemaakt ten aanzien
belastingjaar 1940/1941.
(2) Uit de opbrengst van de nieuwe
inkomstenbelasting over het dienstjaar
1941 wordt aan elke provincie uitgekeerd:
1) Een bedrag, gelijk aan 1/3 gedeelte
van de zuivere opbrengst, die wegens de
te haren behoeve geheven opcenten op
de hoofdsom der inkomstenbelasting over
het boekingstijdvak 1940/1941 zou zijn
verkregen, indien de inkomstenbelasting
over het geheele belastingjaar 1940/1941
was geheven
2) een bedrag, gelijk aan 2/3 gedeelte
van bedoelde zuivere opbrengst, verme
nigvuldigd met een breuk, waarvan de
teller gelijk is aan het aantal opcenten,
dat de provincie blijkens de goedgekeur
de provinciale begrootinggvoor het dienst
jaar 1941 voornemens was te heffen op
de hoofdsom der inkomstenbelasting over
het belastingjaar 1941/1942, en waarvan
de noemer gelijk is aan het op die hoofd
som over het belastingjaar 1940/1941 ge
heven aantal opcenten.
3) De data, waarop deze bedragen aan
de provinciën zullen worden uitgekeerd,
worden door de secretarissen-generaal
van de departementen van Financiën en
van Binnenlandsche Zaken bepaald.
Voorzieningen voor het
gemeentefonds en voor
de gemeenten
Gisteravond heeft mr. J. Linthorst
Homan de volgende radiorede gehouden.
Toen de leiding van Winterhulp
derland mij destijds vroeg, of ik bi
was in haar serie radiotoespraken het
woord te voeren, heb ik dat gaarne aan
vaard, omdat ik ervan overtuigd was, en
dat ben ik nog, dat wij door gezamen-
lijken arbeid de Winterhulpactie kun
nen maken tot iets van groote beteekenis
voor ons volk.
Dat er zeer veel voor ons volk gedaan
moet worden, weten wij allen Dat ieder
Volk, ook wij, dit het liefste zelf doet,
weten wij allen evenzeer. Maar helaas
weten wij allen ook wel, dat het moei
lijk is, gezamenlijk den weg te vinden,
waarlangs wij zullen gaan. Ik zou eraan
willen toevoegen, dat wij in ieder geval
'moeten bedenken, dat wij den weg zeker
niet zullen vinden door te blijven staan.
Want het gaat in de geschiedenis der
volkeren niet om het inslaan van ge
baande paden, doch om het zelf uitzetten
eh zelf bouwen van den toekomstweg in
he moeilijke terrein der omstandigheden.
Onjuist is dan ook de houding van hen,
die nu niets nieuws willen. Ieder leven,
zoowel in de natuur als ook in het be
staan der volkeren, is groei, is ontwik
keling, ook in de moeilijkste- uren. Ook
in een storm groeit het natuurlijke leven,
ook in tijden van oorlog en bezetting
ontwikkelt zich een volk. Ja, de ontwik
keling in een volk is dikwijls in tijden
van oorlog en moeilijkheden nog meer
beslissend dan in tijden van geleidelijk
heid. Zware, moeilijke jaren hebben ook
in het verleden ons volkskarakter ge
vormd en gesterkt. Het latere Nederland
zal ook naar deze tijden terugzien als
mede-beslissend in zijn ontwikkeling.
In het sociale leven in Nederland is
dikwijls prachtig werk verricht. In alle
deelen des lands, in alle volksgroepen
heeft men zich op dit terrein krachtig
ingespannen. Veel is voor den naaste
gedaan en menig werk zal lang blijven
getuigen van goeden broederzin. Maar ook
hierin stond de tijd niet stil. Ook hierin
openbaarde zich in Nederland reeds dui
delijk de behoefte aan meer nationale
samenwerking en aan meer aaneenvoe
ging van het zoo verscheiden beeld. Zou
de oorlog niet zijn gekomen, dan zou
stellig ook op dit sociale gebied de na
tionale saamhoorigheid zich steeds krach
tiger hebben doen gelden en dan zou ook
hier de aaneenvoeging zijn tot standge-
bracht, waarnaar op ieder terrein ontel
baar velen alom reeds streefden. In me
nige gemeente, in stad en dorp ook
reeds in enkele provinciën als Drente, ten nje'
Groningen en Gelderland, was de eerste j sfaan
groote stap naar deze nieuwe onderlinge
binding reeds gedaan. Duidelijk was de
tendenz naar verdieping en verbreeding
van dit alles, noodzakelijk omdat in ons
zoo welvarend land nog zco onzegbaar
velen verstoken waren van hetgeen juist
in dit welvaren aan ieder behoorde toe
te komen.
Ik heb het voorrecht genoten, aan een
en ander eenigszins te hebben mogen
medewerken. Welnu, wat zagen wij hier
bij? Wij zagen gewoonlijk groot enthou
siasme en eerlijk idealisme bij velen,
doch evengroot wantrouwen en even
groote afzijdigheid bij vele anderen. Wat
dat toeval? Welneen, dat beeld vertoon
de door de eeuwen heen de geschiedenis
van ieder volk, en het zal door de eeuwen
heen steeds hetzelfde blijven: iedere meer
of minder ingrijpende verandering zal
steeds haar voorvechters en haar bestrij
ders en vele afzijdigen hebben. Rond
ieder nieuw plan, ieder nieuw initiatief,
iedere verandering, zal zich steeds een
strijd voltrekken, omdat het volksleven
nu eenmaal niet zoo geleidelijk en onop
vallend j.
doch ongelijkmatig, met horten en stoo- j
ten, dikwijls met feilen strijd.
Maar wij zien tegelijkertijd, dat men
kort na de felste schermutselingen, ook
op het sociale gebied, de veranderingen
aanvaardt en zelfs binnen vrij korten
tijd daarna deze veranderingen beschouwt
en behandelt, alsof zij de gewoonste zaak
van de wereld zijn. Datgene, waaromheen
onze grootvaders streden, is nu voor ons
allen heel normaal en zelfs reeds weer
ouderwetsch geworden. Datgene, dat
vroeger hoogst modern en in sommiger
oogen gevaarlijk scheen, is nu uitgangs
punt voor nieuwen vernieuwingsstrijd
van dikwijls dezelfde menschen. Neen,
men zegge niet dat veranderingen in het
volksleven kunnen uitblijven. Ook het
volksleven is leven en reeds daardoor
immers verandering. Ook in beproevin
gen leeft een gezin, juist in beproevingen
sterkt zich zijn band, wanneer het gezin
als gezin goed is. Zoo smeedt een tegen
slag een volk tot nieuwe eenheid, wan
neer het een waar volk is.
Moeten wij nu op het sociale gebied,
waarop de drang naar meer nationale
binding reeds zoo sterk aanwezig was,
niet verder werken zoodra in onze han
den een apparaat wordt gelegd, dat wij
nog niet kenden? Ja, misschien, wanneer
dat apparaat niet door onze handen zou
kunnen worden bediend. Doch zeer stel
lig niet, nu immers voor ons allen de
weg openligt, met dat apparaat goed Ne
derlandsch werk te doen. Zeker, de nor-
mate ontwikkeling zou wellicht niet reeds
duZe centralisatie hebben gebracht, zij
wh..h„aua,r 'J'aarschiinliik anders hebben
lat Maar wat doet nu een volk,
gelegenheid in tijden als deze
“et grijpt dit apparaat, het gaat
snopriio vn^,ei?ni8 mee om, maar reeds
ren het werktuig in zijn erva-
onwenn?oh"jals een eigen vinding, de
sche leven^heeft’e*’ het °“de vaderla,nd-
gaan welke .ve’-nie4W*ng onder
verbetering kan zijn,
ons Nederland zijn ge-
OOK -
Voor 't eirst in 'n lange tèid ben
ik met onze Jocheme weer s 'n kuiertje
gaen doen. Sins datte we die groate
zoo wijting eve voorbij de Groene Tent
op de kop etikt ebbe, aane we saeme nog
gien bien verzet. As me freer bezig-
eedes an z’n oafd eb, waer die 'n bag-
getel bij verdiene ken, dan is 't alder-
beste-n-om maar l
slagarm te blèive. Komt dan iet bèi dem
an board voor 'n kuier-endje of ies van
dergelike-n-aerd, want ij zou nae je
geloaf vraege
Zoa is de man 'n paer weke lang
over de Winterhulp
den' mfsschiAn *aa.tstej maanden honder-
zen er? blhhandPmU1ZendeJn brieven eele-
Bijna ndel? over de Winterhulp.
jna alle spraken van bezorgdheid om
volk verlangen naar eigen
ons volk, behoefte .aan arbeid
Ik heb in verschillende
ontelbare besprekingen en ge-
WiniL ?eYoerd en meegemaakt over
uo^rhulP' waarbij ieder repte over
erlangen veel voor den naaste te
vroeger sommigen in
ons volk 't
nieuwen
wij nu alles
Brieven
in de laatste
behandeld
dl.
het eigen
werk voor
V01i
sprekken
de
zjjn