Uit de van een De LETTERKUNDIG BIJBLAD HAAGSCHE COURANT geschiedenis groot scheepvaartbedrijf MEE$ legendarische roman van een figuur VAN DE w Vijftig jaar Paketvaart Letterkundige Kroniek Een mensch die dwaalt tusschen verleden heden en De rapiervechter als wrekende gerechtigheid Zaterdag 1 Maart 1941, No. 17814. b 4 p 3 mi de periode van den Egyptischen s. JOHAN KONING, Het eerste in Nederland gebouwde schip voor de K.P.M., de „Camphuys" (Foto-archief) De goede nieuwe e.a. buitengewoon „Portelet”, oorspronkelijke ro man door Johan van der Woude. L. J. Veen’s Uitgeversmaat schappij, Amsterdam De „Ruys”, een der drie nieuwe schepen (met de „Boissevain” en de „Tegel berg”) van de K.P.M. (Foto-archief) Jlrr. L. P. D. op ten Noort. (Foto-archief) Johan van der Woude. (Foto-archief) een enkel woord, met een enkele aan duiding, soms met een verrassende zins wending, die, om zoo te zeggen, histo risch verantwoord is. Technisch heeft hij op dit speciale gebied bijna het vol maakte bereikt, maar techniek alleen hoe volmaakt ook, kan den lezer niet geheel voldoen. Hij voelt zich aan het slot ietwat teleurgesteld en wanneer hij hierover gaat nadenken, dan zal hij tot de conclusie komen, dat de gaafheid van Johan van der Woude’s proza meer malen werd bereikt ten koste van „het vleesch en bloed” van de menschen. die hij in zijn historischq omgeving tot le al dwingen de fraaie, witte schepen bewondering af. De trotsche werkzaamheid van de K.P.M. verdient elke Nederlander te kennen, nu de gelegenheid geboden wordt. Vooral daar de beide samen stellers het den lezer tot een aange name ontspanning gemaakt hebben, want het gedenkboek is geen dorre opsomming van feiten en getallen, doch een prettig lezende beschrijving van de historie der scheepvaart in de Oost. Irf levendigen trant wordt verhaald van de kortzichtigheid van onze' re- geering in 1862, toen de bediening van de scheepvaartlijnen in Oost-Indië op nieuw zou worden uitbesteed. Het con tract werd gegund aan den Engelsch- man H. O. Robinson, omdat deze... 421.56 per jaar lager inschreef dan de Nederlanders Paul v. Vlissingen en Dudok van Heel. Terwille van dit luttele bedrag werden de Nederland- sche belangen ten achter gesteld. Deze wantoestand bleef bestaan tot 1891. Doch in de tachtiger jaren was de stem van de oppositie steeds krach tiger geworden, aan het hoofd waar van zich de latere stichters van de K.P.M., de heeren Ruys, Tegelberg en I Boissevain stelden. Na het wegnemen van veel wantrouwen, kleinzieligheid en feilen stryd, vooral in de Tweede Kamer, werd in 1888 de arbeid van het driemanschap beloond. In het na jaar kon de acte van oprichting der Paketvaart Maatschappij worden ge passeerd na gunning van het contract. Bergen werk wachtten den oprich ters, want het geheele bedrijf moest van den grond af worden opgebouwd, terwijl bovendien rekening diende te worden gehoyden met felle concurren tie van de Engelsche reederij, die zich wel niet zonder meer zou laten ver- drijven. Het laatste viel mee, daar het Boissevain gelukte, na moeizame on- derhandelingen met de Engelschen tot een vergelijk te komen. De K.P.M. verplichtte zich hierbij een aantal schepen over te nemen, waar tegen over de andere partij contractueel ge bonden werd, het terrein vrij te laten voor de nieuwe reederij. Dit was een groote stap in de goede richting, zoodat met vertrouwen de organisatie van het bedrijf ter hand legende van den onvermoeiden zwer ver, taai en onverzoenlijk, die macht en aanzien had versmaad om der wille van de vrijheid, die hij boven alles liefhad; een begenadigd vechter, nog steeds door geen sterveling verslagen, rond dolend, op zoek naar den tegenstander, die sterker was dan hij en die hem van zijn lot en zijn rapier verlossen zou. De tijd maakte zich meester van Portelet, verhief hem boven het men- schelijke, wischte zijn spoor uit. Chao tische jaren waarden als nevels over deze landen, een dansende mist, die zijn gestalte omhulde en verborg. Portelet was verdwenen in den wirwar van wegen op een uitgestrekt gebied Frankrijk, Bourgondië, strompelend, welgemoed, zooals hij zich in zijn jeugd bij de vagebonden had gevoegd, nie mand wist vanwaar of uit welke ouders geboren. Verhalen over hem werden oververteld door grijsaards, die hem nog hadden gekend, en daarna weer aan kinderen. Portelet behield de ge stalte van den man van middelbaren leeftijd: wat mank en mager, klein, maar van een bovenmenschelijke snel heid: van zijn rapier een wonder lijk wapen, driehoekig, met langen greep en dikken knop. Men rekende niet uit hoe oud hij reeds moest zijn. Hij zwierf nog altijd rond op zoek naar den tegenstander, die hem en zijn lot de baas zou zijn, en niemand zou ooit weten, dat Portelet in een maan lichten winteravond gevallen was door den kogel van een soldenier, die vér buiten zijn bereik stond Maar vóór de legende zich van Porte let had meester gemaakt, had hij een lang leven van strijd en avontuur ach ter den rug. Hiervan vertelt de schrij ver, boeiend en nauwgezet binnen het De K. P. M. bestaat een halve eeuw! De ernst der tijden gedoogde geen luisterrijke viering, maar niette min is deze mijlpaal in de geschiede nis van een onzer grootste scheep vaartmaatschappijen niet geheel en al onopgemerkt gepasseerd. Dit zou ook te betreuren zijn ge weest, omdat de viering van het 25- jarige bestaan er ook bij ingeschoten is, daar deze datum viel in den wereld oorlog. In dit opzicht is de Paketvaart Maatschappij niet onder een gelukkig gesternte geboren. Door den Raad van Bestuur werd besloten, dat in ieder geval getracht moest worden, de geschiedenis der maatschappij in de afgeloopen 50 jaren zoo goed mogelijk vast te leggen. De opdracht hiertoe werd in handen ge legd van dr. M. G. de Boer en dr. J. C. Westermann. Het resultaat van den arbeid van deze beide zoo ter zake deskundigen is vastgelegd in het gedenkboek der Paketvaart Maatschappij: „Een halve eeuw Paketvaart”. Het is een kloek, meer dan 400 pagina’s tellend boek geworden, waaruit Nederlandsche on dernemingsgeest en wilskracht den lezer als een frissche zeebries tege moet waaien. De wording en opbouw van de K.P.M. zijn geworteld in de beste tradities van ons volk: durf, arbeidzaamheid en nuchter inzicht. Daarom is het nuttig, dat deze ju bileumuitgave niet slechts in beperk ten kring bekendheid verwerft. Na tuurlijk zal, naast de K.P.M.-employés en oud-employés, de oud-Indischman warme interesse er voor voelen, want de K.P.M. is niet alleen de maatschap pij, die luxueuze zeekasteelen als de „Ruys”, „Tegelberg” en „Boissevain” de zeeën laat bevaren, maar evengoed de reederij welker schepen, soms o zoo klein van tonnenmaat, tot in alle hoeken van den Indischen Archipel doordringen. Vooral de Nederlander, die op een eenzamen post in een bui tengewest zijn werk heeft gedaan of nog doet, heeft leeren begrijpen, wat het is als de stoomer met den ver trouwden gelen schoorsteen aan de kim opduikt. Post van huis, het laat ste nieuws, voorraden, comfort, com municatie met de buitenwereld, dit alles brengt de K.P.M.-boot. Vaste lijnen bevaart de K.P.M. bui ten den Archipel naar China, Britsch- Indië, Australië en Zuid-Afrika en over- historische kader van het begin der 16de eeuw. Eerst is hij vergezeld door een vriend, den wapensmid Ambroise Jaghere, later is hij samen met Lute, een vrouw, die hem lief heeft. Op al zijn zwerftochten, op al zijn avonturen in verschillende streken, als vagebond en in dienst van Karei van Egmond, volgt de lezer hem tot het einde wan neer Portelet zich heeft verpersoonlijkt met de legende, die over hem onder het volk leeft. De lezer volgt dit alles met interesse, maar het verhaal van de avonturen en van de krijgsdaden van dezen rapier-vechter zal hem nooit tot geestdrift brengen, want het keurige en» gave proza van Johan van der Woude omringt hem van alle kanten en hoe begenadigd hij ook was in het hantee- ren van zijn rapier, op dit literair be- wonderenswaardige proza is zijn degen afgesprongen en hij heeft er zelfs geen schrammetje of scheurtje kunnen ach terlaten. Hoe ook, deze nieuwe roman van Johan van der Woude dwingt be wondering af voor zijn historische ken nis en zijn literair schrijftalent. De be zieling echter ontbreekt ofschoon men in verschillende passages voelt in welk een sterke mate de figuur van dezen zwervenden en vrijheidllevenden vechtjas den schrijver moet hebben ge ïnspireerd, hetgeen overigens ook te be grijpen is, want er zit diepte In dit legendarische type, dat zich beweegt tegen een achtergrond van wysgeerige gedachten. Daarom zijn wij den heet van der Woude toch dankbaar vooj dezen Portelet en voor dezen verdien stelijken roman, die in zoo menig op zicht lofwaardig afsteekt bij de massa productie van dezen tijd. In meer dan één roman van zijn hand heeft Johan van der Woude zich doen kennen als een stylist met ongemeene gaven, die het instrument der taal vol komen beheerscht, zoodat hij een gaaf Werk weet voort te brengen, dat door eiken taalgevoeligen lezer zal worden eens ais een secuur arbeidend schrijnwer- ker dan als een spontaan kunstenaar het object van de taal ter hand neemt en bewerkt, dit neemt niet weg, dat men van ’t resultaat van zijn arbeid ge nieten kan als van een knap werkstuk, dat aan alle wetten van schoonheid en harmonie voldoet. Hij behoort met Ar thur v. Schendel, tot de beste stylisten, die onze letterkunde op het oogenblik telt, maar in van Schendel’s proza zal men nooit iets van den schrijnwerker a an treffen. Met evenveel meesterschap als het materiaal van de taal, behandelt Johan van der Woude de geschiedkundige stof 'welke hij voor vele van zijn historische fomans heeft bijeengebracht. Hij is in dit opzicht een gewetensvol werkèr, die geen middel ongebruikt laat om het his torische milieu, waarbinnen hij den le- *er brengen wil, zoo nauwkeurig en sug gestief mcgelijk te schilderen. Zijn his torische romans zijn alle even sterk en nauwgezet van schildering, waarbij hij 2>ch niet in details verliest, integendeel 'waarbij hij sfeer weet te scheppen met ven heeft willen laten komen. Als pro zaschrijver heeft van der Woude ook ’n opvallend tekort aan dichterlijkheid. Van Schendel is prozaïst en dichter. Wanneer het zuiver historische figuren betreft, dan laat dit gebrek aan dichter lijkheid bij van der Woude zich niet zoo sterk gevoelen; in „Portelet” echter wordt de lezer er zich wel ter dege van bewust, omdat Portelet geen historische persoonlijkheid is, maar eerder, tot op zekere hoogte, een schepping der ver beelding en dan nog wel’een, die tot barstens toe vol zit met stof waarmede met dichterlijk vermogen wonderen ge wrocht zouden kunnen worden. Deze legendarische rapiervechter uit de mid deleeuwen, die door vele streken zwerft, plotseling verschijnt, om, als een wre kende gerechtigheid, het rapier te krui sen, om daarna weer even snel te ver dwijnen, is een figuur, die sterk spreekt tot de dichterlijke verbeelding, maar Johan van der Woude heeft hem in zijn, zooals gezegd, vaak meesterlijk proza, laten vastloopen, zoodat we hem niet volgen kunnen in een wonderlijke vlucht boven de aardsche stervelingen. In de be schrijving van zijn uiterlijk zet hij hem neer als een schilderachtige figuur in een dier boertige schilderijen van mid- deleeuwsche meesters, maar hij blijft binnen het kader van het proza en we zouden hem juist daaruit, omdat dit in zijn aard en wezen lag, zoo gaarne nu en dan hebben zien wegvluchten. Intussehen is Johan van der Woude, vooral in de laatste bladzijden van zijn boek, er wel in geslaagd de sfeer van de legende op te wekken en dit wel op een zeer gelukkige en bewonderens- waardige wijze: uit den versleten vage bond, die hij was geweest, ontstond de elken taalgevoeligen lezer zal gewaardeerd. Men moge dan al eens den indruk ontvangen, dat hij eerder als een secuur arbeidend schrijnwer- spoedig dringt de oude strijdbare geest weer baan en worden de zaken met vertrouwen in de toekomst aangepakt. Hoog waren de verwachtingen ge spannen na het sluiten van den vrede. Het kwam anders uit. De crisis van 1920 trof de maatschappij hard; gezond beheer deed er haar echter sterk uit I te vöorschijn treden. De zooveel ernsti ger depressie van 19291936 werd eveneens zonder rampen doorstaan. Zelfs ging de K.P.M. in de jaren van diepste pessimisme er toe over een nieuwe lijn op Zuid-Afrika te openen. Het initiatief werd beloond, de dienst was van het begin af een succes. Van 16 kleine oude schepen in 1891, bedienende 11 lijnen, tot een moderne vloot van 146 schepen met 320.000 b.r.t. in 1940, waarmede 71 vaste lij nen bevaren worden. Getallen, welke klaar den enormen bloei van de jubi- leerende reederij voor oogen stellen, een sprong uit on-Nederlandsch defai tisme naar gezonden ondernemings geest. De oorlog woedt voort en weinig nieuws bereikt ons van overzee, doch wij gelooven, afgaande op het fiere verleden van de K.P.M., ook thans weer vertrouwen te mogen stellen in de leiding van dit bedrijf en de plichtsbe trachting van personeel te land en ter zee. Zooals een landeigenaar omheiningen zet langs zijn land om vreemden aan zijn eigendomsrechten te herinneren, zet de bezitter van een boek gewoonlijk zijn naam daarin. Dat is een verstan dig gebruik, zoo oud als het boek zelf, hetgeen er op wijst, dat in het goede verleden een geleend boek ook wel eens te lang in de kast stond om nog te weten aan wien het moest worden teruggebracht Het „exlibris” of boekmerk is dus geboren uit zeer menschelijke beweeg redenen. Het diende en dient ter be scherming tegen nonchalance bij het uitleenen van boeken. In de middel eeuwen was daarop zelfs de z.g. boek- vloek geschreven, waarbij dengeen, die een geleend boek niet teruggaf, de pest of spoedige kreupelheid werd toe- gewenscht! Ex Libris is latijn en beteekent let terlijk: uit de boeken van, of: uit de boekerij van. Daarachter volgde naam in den tweeden naamval. Het eerste merk, dat men als den oud sten vorm van het exlibris beschou wen kan, dateert uit de regeerings- exlibris. De oertechniek was de hout snede, van nature het best by den boek druk aansluitend. Met messen sneed men in een glad plankje weg, hetgeen wit worden moest. Door de overblij vende lijnen van het gladde vlak met inkt in te smeren en dit op papier af te drukken, verkreeg men den afdruk. Naderhand maakte men ook van steen druk en fotografisch geclicheerde tee- keningen gebruik. De laatste halve eeuw, meer precies de laatste twintig jaren, is er een „hausse” gekomen in de belangstel ling voor exlibris. Ontwerpers ont kwamen niet aan den vernieuwenden invloed, die uitging van de beweging van tachtig én varieerden vrijer het formaat en techniek. De oudere generatie kent de Haag- sche namen als S. Moulijn, Theo van Hoytema en J. Franken Pzn. Wy repro- duceeren hierby de exlibris van Fokko Mees voor zichzelf en die voor den heer Kreyenberg naar ontwerp van W. J. Rozendaal. Deze laatste wydt zich tegenwoordig vooral aan de schilder kunst. Tot de jongere grafische kunste naars behooren onder anderen: Thys Mauve, een kleinzoon van den bekenden schilder Mauve, Hugh Jans, Fred. Reitman en vele anderen. Van Mettie Naëzer drukken wij eveneens een ont werp hierby af. De exemplaren zijn ons welwillend ter beschikking gesteld door Ir. Eug. Strens. Het is begrijpelijk, dat sommigen, die gevoel hadden voor de versiering van het boek, van de producten van deze exlibriskunst een verzameling gingen aanleggen en zich dientengevolge een levendig ruilverkeer ontwikkelde. Den Haag schynt voor het verzamelen een gunstige "plaats. Tenminste onze stad genoot, de heer ir. Eug. Strens, spant de kroon met een verzameling van om streeks 70.000 stuks! Hy is begonnen in 1929 en heeft door aankoop en yverig verzamelen dit enorme aantal by een gebracht. Eerlijkheidshalve dient te worden vermeld, dat hierby ook de z.g. gelegenheidsgrafiek (versierde aankon digingen van geboorten en huwelijk, nieuwjaarswenschen e.d.) zyn inbegre pen. De heer Joh. Schwencke, eveneens een stadgenoot, heeft zich speciaal toe gelegd op het verzamelen van Neder landsche exlibris en is in het bezit van een aantal, dat in de duizenden loopt Deze collectie is evenals de boven genoemde, geordend naar de ontwer pers. De laatste 15 jaar schreef de heer Schwencke op het gebied van de ex libriskunst tal van tijdschriftartikelen en deed eenige waar devolle publicaties het licht zien. Het publiek, dat in de uitingen van deze toegepaste grafische kunst belang stelt, raden wy tenslotte aan een kijkje te nemen in de omvang rijke verzameling van de Nationale Biblio theek, gerangschikt naar den tyd van binnenkomst. Wie voor het mooie en fyne voelt, kan daar zyn hart ophalen. werd genomen. Deze werd opgedragen aan den heer L. P. D. Op ten Noort en wel was deze keuze een gelukkige. Op ten Noort heeft ontzaggelijk veel voor de K.P.M. gedaan. Veel, heel veel is van hem gevergd, want het begin was moeilijk. Het was alles tegenslag en de toekomst liet zich som ber aanzien. De scheepswand van de „Ophir”, overgenomen van de Engelsche maat schappij, was zoo dun, dat men er met een hamer gaten in kon slaan, haventoestanden waren slecht; zeekaarten ontbraken. De '„Reynst” loopt op'haar eerste reis op een onbekend rif. De „Bawean” zit vijf dagen vast op de bank by Band- jermasin. De „Amboina” loopt twee maal op één reis vast. „Zoo voortgaan de zal de vloot weldra zijn opgedoekt,” verzucht Op ten Noort in zijn rapport van 20 Maart 1891 naar Amsterdam. Het eerste jaar was er geen sprake van dividend, het tweede jaar kon een magere 2 pCt. uitgekeerd worden. De oppositie begon zich weer te roeren: het kwam uit, zooals ze voorspeld had, het was een „opgevijzelde onderne ming”. Doch da> mannen van de K.P.M. zetten de tanden op elkaar en het der de jaar kon tot een dividenduitkeering van vyf percent worden overgegaan, ondanks drastische afschrijvingen. Met taaie volharding werd gewerkt aan den uitbouw van de maatschappy. Op ten Noort vond waardige mede werkers en opvolgers in W. v. Hasselt, J. H. Hummel, L. J. Lambach Laatstgenoemde heeft veel gedaan voor de positie en be staansvoorwaarden van het personeel. In 1891 begon de K.P.M. met 16 schepen, in 1909 zijn het er reeds 46 met een inhoud van 63.188 ton. Twee jaar later werd op het 66ste schip de maatschappijvlag geheschen- en dit al les, zware concurrentie varf de Engel sche reederij Holt en Duitsche maat schappijen ten spijt. Steeds verder breidde de K.P.M. haar werkzaamheden uit. Zij gaf den stoot tot het oprichten van de Java- China-Japan Lijn, werkte mede aan de totstandkoming van de Java—Bengalen Lijn en opende een dienst op Austra lië. De wereldoorlog bracht zware zorgen, even boog de trotsche K.P.M. onder het alom heerschende geweld, doch vorst Amenhotep III, 14 eeuwen voor Chris tus. Een klein stukje lichtblauw gegla zuurd aardewerk, dat gehecht werd aan de boeken van zijn boekery, gold als zyn eigendomsbewys. Men kwam er vele eeuwen later toe van deze woorden voorin het boek een sierlijk uitgevoerd eigendomsmerk te teekenen. Nog later in de 16de eeuw, toen de uitvinding van de boekdrukkunst wydere perspectie ven opende en het boekenbezit zich uit- breidde, liet men bUvoorbeeld een spe ciaal ontworpen ets of houtgravure af drukken op een afzonderlijk papiertje en plakte dat aan den binnenkant van de kaft. Het papiertje met den afdruk noemt men tegenwoordig het „exlibris”. Behalve een beschermende functie heeft het exlibris vooral een sterk per soonlijk karakter. Aanvankelijk zette men op het exlibris het familiewapen met een korte, maar krachtige spreuk. Toen in de gouden eeuw ook eenvoudi ger menschen een exlibris wilden heb ben, behielpen zy zich met een symbo lische voorstelling, betrekking hebben de op het boek in het algemeen, de wetenschap, of waar zy ook voorliefde voor mochten koesteren. Men kan ge rust zeggen dat van de meeste exlibris die heden ten dage worden gemaakt, de oorsprong ligt in deze laatste categorie. Het exlibris beteekent meer dan een simpele aanduiding van den trotschen 1 boekbezitter. Er komt een tikje ydel- heid bij, die spreekt uit de zorg, waar mee wordt verteld: Dit boek is uit myn bibliotheek afkomstig. Men stelt er een eer in het ontwerp aan een fijn gra fisch kunstenaar over te laten, wiens moeilijke, maar aan trekkelijke taak het is aan al de persoonlijke verlan gens een harmonischen en kunstzinni- gen vorm te geven. Groote kunstenaars over de wereld verspreid, wijdden door alle tijden hun beste krachten aan de kunst van deze kleine, maar subtiele >1A ...AA L. A I L,s.- -- ~~4A A. U- 4 uwv; 4 - 4 I n I A -f .—-ft-- -■

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 15