Van bol tot koffiesurrogaat - Athleten trainen op het Scheveningsche strand
De hoepelmakerij nog handwerk - Restauratie Scheveningsche kerktoren
iW
IEDER VERLANGT EEN
BEETJE GELUK
M.
te
e
'S k
i «t
I
o
Ij3|
HAAGSCHE COURANT Vrijdag 14 Maarï 1941 TWEEDE BLAD
FEUILLETON
9
I
I
.1
I
J
- 'w
r
-
few
Ui
4
1b
j
maar..
DE DUITSCHE TROEPEN WORDEN OVERAL IN BOELGARIJE HARTE-
Holland)
LIJK DOOR DE BEVOLKING BEGROET
GENERAAL-VELDMAARSCHALK
(Nadruk verboden.)
da
mijn
van
gezicht
(Wordt vervolgd!
DE HOEPELMAKERU IN HET LAND VAN MAAS EN WAAL IS NOG
STEEDS UITSLUITEND HANDWERK. Nadat in de wintermaanden
het griendhout gesneden en gedroogd is, wordt het hout gepeld, daarna
gesplitst en vervolgens met zgn. handschaafbeitels op de vereischte
dikte gebracht (voorgrond). (Polygoon)
Roman van Bert Oehlmann
Nederlandsche bewerking door E. Kok
HET ATHLETIEK-SEIZOEN NADERT. Eenige athleten zijn op het Sche-
veninesche strand aan het trainen, om zoo goed mogelijk voor den dag
kunnen komer '’-ï./Grwrn
gen uit, die aan chirurgische instru
menten deden denken.
Daarmee kan men staal snijden
als boter.
Waar heb je dat gevonden, Lo
renz?
In den tuin, mijnheer Wenkhusen*
In onzen tuin?
Tusschen het bootenhuis en de
garage. Lorenz zette den rugzak op
den grond. De zon brandde onbarm
hartig en hier was geen schaduw.
Toen ik daarstraks voorbij kwam
zag ik iets liggen. Eerst dacht ik, dat
het een jutezak was of zoo iet?, maar
dan... hjj schopte tegen den rugzak*
het rinkelde zachtjes.
Nu ja, besloot hij en trok
schouders op.
Men heeft bij ons willen inbre
ken, vader.
Ellie, anders reeds een jongedame,
zag er nu plotseling uit als een bang,
klein meisje.
Lieve help!
Wenkhusen voelde zich een beetje
duizelig. Ondanks de windstilte was
de atmosfeer verzadigd van brand
lucht. Van verre hoorde men de bijP
slagen van de brandweermannen, die
aan het opruimen waren.
Er is ook iemand in den tuin ge
weest. Lorenz wees naar den straat
kant. Tenminste, dat zegt
vrouw.
Heeft zij iemand gezien,
nacht gezien?
Lorenz knikte, maar zijn
drukte twijfel uit.
NIET VAN BOL TOT BLOEM, maarvan bol tot koffie
surrogaat De bloembollen uit de trekkassen, welke vroeger in den
regel waardeloos waren, blijken nu waarde te hebben, daar zij ver
werkt kunnen worden tot koffiesurrogaat. De bollen worden
gereinigd en uitgezocht P^’vaoon)
1)
De geschiedenis van het meisje, dat
met niets anders dan een donkergroen
badcostuum aan uit het water stapte,
begon op dien buitengewonen heeten
Augustusdag, dien u zich allen zeker
nog wel zult herinneren.
Den dag tevoren, op Zaterdag, was
het ondraaglijk zwoel geweest. En
heel Berlijn verwachtte dien nacht
een onweer, maar het onweer bleef
weg en de hitte steeg gelijk met den
nieuwen dag.
Op dezen merkwaardigen Zondag in
Augustus wees de thermometer, om
eh uur in den morgen, reeds vijf en
dertig graden in de schaduw aan. Uit
de stad begon een wedloop naar de
rivier- en meerstranden in de omge
ving van de stad. Wannsee boekte om
twaalf uur zijn negentigduizendsten
bezoeker. Zelfs de oudste menschen,
met en zonder baard, konden zich niet
herinneren ooit zulk een heeten dag
beleefd te hebben.
Degenen, die naar Wannsee vlucht
ten om de hitte der stad te ontloopen,
DE FÜHRER WENSCH1 GENERAAL-VELDMAARSCHALK WIL.
HELM KEITEL GELUK MET ZIJN VEERTIG-JAR1G
MILITAIR-DIENSTJUBILEUM Hndmn^-
je toe. Het eerst zag hjj Ellie; zy
droeg nog altijd haar badcostuum, dat
de slankheid van haar achttien jaren
voordeelig deed uitkomen. Vlak naast
haar stond Frits, hij was een jaar
ouder dan Ellie, een jonge athleet met
breede schouders, die er in het ge
makkelijke huisjasje een beetje hoe
kig uitzagen. De man, die ernstig met
de twee praatte en daarbij telkens
naar een geopenden rugzak aan zijn
voeten wees, was de tuinman en
chauffeur Lorenz, een gewoonlijk
kalm man, dien men anders ieder
woord uit den mond moest halen.
Toen Wenkhusen plotseling achter
het boschje tevoorschijn kwam, hield
Lorenz midden in zijn woorden stil en
keek verlegen naar zijn rugzak. Er
was iets niet in orde, Wenkhusen
merkte het dadelijk. Toen Ellie zich
verschrikt naar hem omkeerde, zag
hij de ontroering in haar oogen. Hij
kwam onzeker naderbij.
Wat is er aan de hand?
Ellie kwam haastig een paar stap
pen naar haar vader toe.
Lorenz heeft iets zeer merkwaar
digs gevonden... de rugzak daar...
Ja. De chauffeur kuchte. Hij nam
den rugzak op en kwam naar Wenk
husen.
Een vreemd zaakje zit er in,
breekijzers, loopers en een bos sleu
tels.
Wenkhusen wierp een blik in den
zak en de schrik deed hem verblee-
ken.
Inbrekerswerktuigen!
En wat voor. Frits haalde er din-
ONDER DE TORENS, WELKE IN EN OM DEN HAAG GERESTAU
REERD ZULLEN WORDEN, BEHOORT OOK DE TOREN VAN DH
OUDE KERK TE SCHEVENINGEN. (Polygoon)
komt het noodlot en verbrandt zijn
villa. Het was om te huilen.
Wenkhusen draaide zich met een
ruk om en verwijderde zich. Het droe
vige einde van de Stöbersche villa
ging hem aan het hart. Geheel in te
genstelling met zijn kinderen. Die
hadden vannacht wel naar den brand
gekeken en ook vanmorgen nog had
den zij hier gestaan om naar de roo-
kende puinhoopen te kijken, maar dat
was ook alles. Daarstraks toen hij
langs hen ging, Ellie lag in de hang
mat en Frits maakte aanstalten om
haar te fotografeeren, hadden zij
over het Indische restaurant gespro
ken, dat in het Westen van Berlijn
was geopend. De jeugd nam alles
luchtig op, vooral als zij zelf niet hard
door het leven werd aangepakt.
Wenkhusen liep haastig over de gras
velden naar zijn huis, een vroolijke
witte villa, opgetrokken in landhuis
stijl. Achter het huis daalde de tuin
glooiend af naar het meer. Hier was
Ellie’s en Frits’ paradijs, beginnend
bij het gele strand en eindigend bij
een motorboot, die goed vastgemaakt
aan een steiger lag.
Toen Wenkhusen om het huis heen
liep, zag hij, dat de hangmat leeg
was; hij hoorde echter Ellie’s hooge
stem achter de struiken, die aan het
einde van het strand verrezen en
waarachter het tuinmanshuisje was
gebouwd. Hoewel hij naar de koelte
van zijn studeerkamer verlangde, wil
de hij even met de kinderen spreken.
Hij ging dus, zijn gezicht bettend met
zijn zakdoek, naar het seringenbosch-
hebben zeker ook van den brand ge
hoord, die daar woedde en hij, die
dien morgen langs de plaats van het
ongeluk kwam, heeft zeker de resten
van het totaal, verbrande landhuis ge
zien, doch dan heeft hij stellig ook den
man met den grooten, hoornen bril
gezien, die in den buurtuin stond. De
ze mijnheer was klaarblijkelijk erg
onrustig, toen hij daar over de heg
met een brandweerman sprak.
De brandweer blijft toch beslist
hier? vroeg hij. In zijn stem klonk
bezorgdheid en dat is heel goed te be
grijpen, want het is heel vaak voorge
komen, dat overvliegende vonken een
tweede catastrofe tevoorschijn hebben
geroepen.
Maar de brandweerman kalmeerde
hem.
De brandwacht blijft, bovendien
behoeft u niet zoo bezorgd te zijn,
want er is geen wind.
Zeker, zeker. Andreas Wenkhusen
knikte zenuwachtig. Zijn huis was
niet meer in gevaar, hij keerde er
zich onwillekeurig heen, maar strui
ken en boomen benamen hem het uit
zicht. Het leek of hij in een zwart
niets keek, doch na zulk een nacht
was men nerveus en de verschrikke
lijke hitte deed het hare om iemand
kapot te maken. Wenkhusen haalde
zijn lederen sigarenkoker te voor
schijn en hield haar over de heg,
maar de man aan den anderen kant
bedankte. Wenkhusen bleef nog een
oogenblik staan en staarde naar de
plek, waar gisteren professor Stöber’s
landhuis had gestaan en nu nog maar
rookende puinhoopen lagen. Wenk-
husen’s blik rustte op de rookende
balken, maar zijn, vandaag zoo ver
strooide geest, was allang weer er
gens anders. In een fractie van een
seconde dacht hij aan de meest ver
schillende dingen, aan den merkwaar
digen brief, dien hij een paar dagen
geleden had ontvangen, aan de post
zegels, die hij nog in de brandkast
moest wegsluiten en aan het telegram
dat professor Stöber zeker aan zijn
Italiaansch ontbijt moest hebben ont
vangen... Toen op de plaats van de
ramp een muurtje met dof gerommel
in elkaar viel, vlogen Wenkhusen’s ge
dachten uiteen als een schaar mus-
schen en zijn afwezige blik zag eens
klaps weer het schouwspel van de
nachtelijke catastrofe. Hij ging weer
een stap dichter naar de heg.
Weet men al iets? Ik bedoel...
zooiets is toch eigenaardig, niet
waar? Vind u ook niet? Niemand in
huis... hoe kon er dan brand ont
staan
De man aan den anderen kant van
de heg nam zijn helm van het hoofd
en veegde met den rug van zijn hand
zijn nat voorhoofd af.
Weet niet. Dan zette hij den helm
weer op, tikte met den wijsvinger te
gen den rand en ging weg.
Wenkhusen zuchtte. Professor Stö
ber zou beslist zijn vacantie in Capri
afbreken en dadelijk met zijn gezin
terugkeeren. Daar reist iemand zor
geloos de wereld in en nauwelijks
heeft hij zijn hielen gelicht, of daar
9
r
v.
---
4
f
'■v'