Een
nieuw
de Wieringermeer
Het drogen
van
uien
m
IEDER VERLANGT EEN
BEETJE GELUK
belastingkantoor te Rotterdam - Blijde gebeurtenis in het circus
Mikkenie-Strassburger
i
ij
9 7 :i
■i
JLft
fkw
i
i
FEUILLETON
.w
HA’AGSCRE COURANT Dinsdag IS Maarf 1941’ TWEEDE BLAD
MM
DUITSCH—ITALIAANSCHE WAPENBROEDERSCHAP.
SOLDATEN VAN HET DUITSCHE LUCHTWAPEN TE GAST BIJ DE
(Holland)
ITALIAANSCHE OORLOGSMARINE.
(Nadruk verboden.)
maar
over
„IJSPRET OP ROLSCHAATSEN”. De ijspret is nauwelijks
afgeloopen, of zij is reeds weer begonnen. Rolschaatsers,
die van het ijs profiteeren. (Polygoon)
HONDERD EN DERTIG METER LANG wordt de gevel van
het nieuwe belastingkantoor, dat nabij de Parksluizen te Rotter
dam in aanbouw is. Het groote representatieve gebouw zal alle
belastingdiensten herbergen, welke nu nog op verschillende pun
ten in de stad zijn verspreid. Het betonnen skelet in wording,
waarvoor niet minder dan 15.500 M3 beton en millioen kilo
betonijzer worden verwerkt. (Polygoon)
OP EEN SICILIAANSCH VLIEGVELD.
GENERAAL GEISLER BIJ ZIJN GEVECHTSVLIEGERS.
(Holland)
boschje was gekomen.
Gek, mompelde hij en stak pein
zend een sigaret op.
Prachtig. Ellie klapte kinderlijk
jn haar handep, Het zit als gcgo-
kennen.
immers
er
ga
den
DE DUITSCHE PATROUILLEDIENST OP HET EILAND JERSEY.
DAG EN NACHT HOUDEN DUITSCHE SOLDATEN OP DEZEN VOORUIT
GESCHOVEN POST TROUW DE WACHT. (Holland)
Van juffrouw Brinkmann.
Het bleek, dat Wenkhusen niets van
de gast wist, die zoo verrassend was
opgedoken. Dit was Lorenz niet onaan
genaam, nu kon hij, wat hij te zeg
gen had, zoo terloops tusschen zijn
mededeelingen vlechten.
Het is zoo mijnheer, ik had den
rugzak weer op haar plaats terugge
legd, waar ik haar gevonden had, toen
er iemand op het meer kwam aan
zwemmen. Onze juffrouw stond naast
mij en wij konden zien, dat het een
jong meisje was, dat regelrecht naar
hier zwom, precies naar de plek,
waar de dieven hun werktuigen had
den laten liggen. Onze juffrouw ont
ving haar en toen vertelde zij, dat
haar kleeren waren gestolen. En ik
had al gedacht, eindigde hij met een
breeden grijns, dat iemand van de
inbrekers was teruggekomen om den
rugzak te halen.
Wenkhusen keek zenuwachtig rond.
Een vreemd meisje, en Ellie, de
juffrouw, nam haar mee in huis?
Ja, mijnheer Wenkhusen.
Wenkhusen keek naar den rugzak,
dan naar zijn chauffeur. Lorenz,
zeide hij zacht, u meent toch niet...
De chauffeur gaf niet dadelijk ant
woord. Hij trok de schouders op en
liet ze langzaam zakken.
Gek was het in ieder geval, waar de jonge Wenkhusen
mijnheer, maar aan den anderen kant
ziet de jongedame er niet zoo uit als...
Hij brak af en hield de rest van den
zin voor zich.
Wenkhusen kreeg het benaw xi. Hij
wreef met zijn zakdoek tusschen zijn
boord. Was Ellie dwaas? Hoe kon men
blindelings een vreemd mensch in huis
halen? En nog wel iemand, die on
der zulke verdachte omstandigheden
was gekomen.
Hij hield het niet langer uit.
Waarschuw mij als er iemand
van de politie is gekomen, zeide hij
en keerde zich om teneinde naar huis
te gpan.
Toen hij verdwenen was, verscheen
plotseling Frits Wenkhusen van achter
het boschje. Hij stond er zoo plotse
ling, dat Lorenz schrok.
Goeie genade, wat doet u mij
schrikken.
De chauffeur keek hem nijdig aan.
Hebt u daar al lang gestaan?
Neen, antwoordde de jonge Wenk
husen, ik ben net gekomen.
Hij staarde naar den rugzak en van
den rugzak naar het meer.
Er is hiernaast niemand van de
politie. Ik heb echter al opgebeld
Over een half uur zal er iemand ko
men. Dan bemoeide hij zich niet meer
met den chauffeur. Hij had het ge
sprek tusschen zijn vader en Lorenz
gehoord en verlangde er naar het
meisje te zien. Met groote stappen
ging hij weg. Lorenz keek hem na,
dan keerde hij zijn blik naar de plek,
uit het
het niet,
dadelijk
DE GEDURENDE DE WINTERMAANDEN IN DE ZGN. UIENHOKKEN VORSTVRIJ BEWAARDE UIEN
worden thans te voorschijn gehaald. Het leeghalen van een dezer uienhokken. De uien worden direct gesor-
‘perd en ih manden gedaan om in de zon te drogen. Dit werk doet men alléén bij zonnig weer,
daar de uien anders niet drogen kunnen (Polygoon)
HET CIRCUS MIKKENIE-STRASSBURGER, op het oogenblik gehuis
vest in Theater Carré te Amsterdam, heeft bezoek gehad van den ooievaar
de Shetlandsche pony „Chaplin” is moeder geworden van een pikzwarte
baby. Hans Strassburger besteedt alle goede zorgen
aan moeder en dochter (Polygoon)
De politie?
Onrustig ging Ursula weg van den
spiegel.
U bedoelt vanwege myn klee
ren, daarmee is de dief al lang ver
weg. De politie kan bij die duizenden,
die hier vandaag zjjn, ook niets doen.
Zegt u dat niet, ik zal er met
vader over spreken. Hy weet het
beste, wat er in zulke gevallen ge
daan kan worden. Bovendien hebt u
geluk, de politie is al in huis of zal
dadelijk komen.
Ursula verbleekte.
Hoe moet ik dat opvatten?
Men heeft vannacht by ons wil
len inbreken, tenminste het ziet
naar uit. De dieven zijn echter
stoord. Waarschynlyk door
brand hiernaast.
Was dat hiernaast? Ik heb over
den brand hooren praten, maar ik
gebeurd.
Alles is verbrand, zei Ellie.
De arme Stöbersl De vorige week
zyn zij naar Italië gereisd. Maar la
ten wij nu naar beneden gaan ver
anderde zy haastig van onderwerp
Ursula’s hart klopte De pob>*e
was in huis of zou weldra koitm,
Plotseling werd zij bang Zy tag
zich tegenover gebeurtenissen ge
plaatst, waarmede zy geen rekening
had gehouden. Maar voor het oogen
blik was het niet mogelijk zich te
rug te trekken. Zy berouwde het
hartelijk, zich hiermede te hebben
£Wordt veruaioi^
Dat Andreas Wenkhusen een fa
briek bezat, wist zy, maar dat een
wimpeltje zijn fabrieksmerk was,
was nieuw voor haar.
Uw vader zal niet erg blij met
mijn komst zijn, zei zjj en stapte in
de wit linnen schoenen van Ellie.
Dan kent u mijn vader niet. U
zult zien, hij helpt u zelfs met geld,
Neen, neen, dat zou te ver gaan.
Ursula Brinkmann werd tegen wil
en dank rood.
Maar hoe wilt u naar huis ko
men, als u zonder geld bent? U hebt
toch een tramkaartje noodig en bo
vendien een paar mark voor allerlei
onvoorziene dingen. Men kan immers
nooit weten, in welke situatie men
komt.
Ellie hield plotseling een vijfmark
biljet in de hand.
Het valt u moeilijk geld van
mijn vader te leenen, dat begrijp ik. wist niet, dat dit vlak naast u was
Maar van mjj moet u het nemen, ja?
U kunt het mjj terug sturen, niet
waar?
Ik heb een paar kennissen, die
vandaag ook naar Wannsee zijn ge
komen. Deze of gene zal ik wel ont
moeten. U bent werkelijk erg vrién
delijk, maar...
En als u hen niet ontmoet, dan
wilt u zeker te voet naar Berlijn te
rug? Kom vooruit, weest u niet kin
derachtig. Neemt u die paar centen.
Ik leen u ook nog een wit taschje.
Niemand mag merken wat er met u
gebeurd is. En u waarschuwt boven-
|dien de politie, ^ingelaten,
Twee beslissingen streden by Lorenz
om de overhand. De voorzichtigheid
raadde hem aan zich niet met dingen
te bemoeien, die hem niet aangingen,
maar de plicht daarentegen eischte
van hem, dat hij zijn gedachten niet
voor zich hield. Tenslotte was zijn
strijd ten einde. Hij kuchte en keerde
zich naar Wenkhusen, die peinzend
haar het meer staarde en wiens ge
dachten ver weg schenen te zijn.
De dame kan schitterend zwem
men, begon hij diplomatiek. Onze
juffrouw was verrukt.
Hij zweeg, want Wenkhusen scheen
biet te luisteren. Dan vermande hij
zich nog eens.
Eigenlijk moesten wij toch naar
den overkant varen en naar de klee
ren zoeken.
Wenkhusen hield zijn bril in de
hand. Nu zette hij hem op en keek
Lorenz verwonderd aan.
Waar hebt u het eigenlijk over?
Over de kleeren, die de juffrouw
ontstolen zijn, mijnheer Wenkhusen.
Van welke juffrouw zijn kleeren
(«stolen?,
ten, zelfs aan de lengte behoeft niets
te worden gedaan. En bovendien staat
het u buitengewoon, zoo goed heeft
het mij nooit gekleed.
Ursula Brinkmann bekeek lachend
haar spiegelbeeld. Ellie’s witte lin
nen japonnetje zat haar werkelijk als
gegoten. Ik ben u hartelijk dank
baar.
Maar daar wilde Ellie Wenkhusen
niets van weten.
U had mjj stellig net zoo gehol
pen, weerde zij af. Wat zullen wij
met de schoenen doen, de mijne zijn
u een nummer te groot.
Ik ga dadelijk naar huis, juf
frouw Wenkhusen, zoo erg is het dus
niet. En morgen stuur ik u alles te
rug.
Zoo’n haast heeft l
meende Ellie, en dat
naar huis gaan, gebeurt ook niet, u
blijft onze gast aan tafel, juffrouw
Brinkmann. Hoe denkt u wel over de
vreugde van Frits? En u moet myn
vader toch ook leeren kennen. Hij
heeft uw badcostuum immers ge
maakt.
Myn...?
Hy zelf natuurlijk niet,
zyn fabriek in Chemnitz.
Ellie lachte en wees naar het natte
badcostuum, dat als een vlag
het balcon hing.
Het wimpeltje daar is namelijk
het fabrieksmerk, ik heb het dade
lijk gezien.
Ursula Brinkmann lachte.
Neen maar, wat een toéval.
i
I
«TL
i g
ld
I
WA'
3 ra