Duitsche vliegtuigen
van
IEDER VERLANGT EEN
- BEETJE GELUK
I
Een gymnastiekles in de open lucht - Rupsen-verdelging door schoolkinderen
Dr. Goedewaagen op de Jaarbeurs - Massa-productie
D
1
z z
r-
iTTA'AGSCHE COURANT WoensHag TO Maart TOTT TWEEDE BLAD
FEUILLETON
k*. fe
10**^ Hl
Cx UB In!
(Nadruk verboden.)
haar
ik
hebbes
helder
door
jurki
(Wordt vervolfjd.J)
ALS HET VOORJAARSZONNETJE SCHIJNT, kan de gymnastiekles beter
in de open lucht gegeven worden. De leerlingen doen een flinke
dosis gezondheid op (Polygoon)'
MIDDEN IN DE VERKEERSDRUKTE op den Dam te Amsterdam
gingen plotseling de doozen, welke op een handkar geladen waren, open.
De inhoud, zijnde blikjes van het een of ander, rolden over de straat
De verkeersagent begreep de moeilijkheden, zette zijn bordje op „neu
traal” en zette zich achter de handkar, waarmede de eerste moeilijk-
Hor rnn rfnrm'rv'r3
EEN GROOT AANDEEL in de verdediging van de langgerekte Italiaan-
sche kusten hebben de kleine snelle motorbooten. Zij voeren op het
achterdek afweergeschut en zijn meestal voorzien van
tor pedo-lanceer buizen. (Holland)
IN HET GELID. Als Pruisische Grenadiers staan hier de rompen van de
nieuwe Junckers Ju 88-bommenwerpers in rij en gelid
in de groote serie-fabricatie. (Hoffmann)
5)
Er waren geluksdagen en er waren
ook pechdagen Vanmorgen vroeg
had zij een zwarte kat gezien.
Belachelijk, had zij gedacht, ik ben
toch geen oude, bijgeloovige vrouw?
En toen was dat donkerblonde jong-
mensch met de bronzen huidskleur op
gedoken en had haar met een kano
vervolgd, totdat het haar eindelijk
gelukt was hem achter een stoom
boot te ontwijken en ongemerkt naar
het eiland te zwemmen. Ook dit had
haar moeten waarschuwen. Maar zij
had er niet op gelet. Niet op die kat
met zijn opgeheven staart, niet op
den donkeren man, die achter haar
aan was gekomen. Nu nam de engel
Vraak, nu gaf hy haar aan de ge
varen over, waarin zij zich had ge
stort.
Het verschil in het schoennummer
Was klein, desondanks had Ursula
het gevoel, dat de schoenen haar elk
oogenblik van de voeten konden vlie
gen. Haar gang, anders zoo flink,
kreeg iets besluiteloos en onzekers
Sn de vreemde omgeving werkte er
toe mede, haar haar zekerheid te
ontnemen. Zij had zich het verloop
>an de geschiedenis anders voorge-
DINSDAG HEEFT DE SECRETARIS-GENERAAL van het
departement van Volksvoorlichting en Kunsten, Dr. T. Goede
waagen, een bezoek aan de Jaarbeurs te Utrecht gebracht Dr. T.
Goedewaagen bewondert een der fraaie vazen van het zoo bekende
Leerdam-product. Van rechts naar linksbaron C. R. T. ’Krayen-
hoff. Dr. T. Goedewaagen en Ir. W. L. Z. v. d. Vegte. (Polygoon)
Nu, kijk eens aan.
Ellie zuchtte verlicht, toen zij Ur
sula Brinkmann’s groote oogen op
zich zag gevestigd.
Ik dacht werkelijk, dat u van
uw stokje zoudt vallen, maar nu
gaat het u al beter, nietwaar?
Ja, zei Ursula zacht en dan:
Ik werd plotseling zoo duizelig, ik
weet niet hoe dat kwam... als u mij
niet ondersteund had...
Dat deed mijn vader.
Ellie Wenkhusen wees vroolijk
naar den dikken heer met de hoor
nen bril op.
Ik heb u immers gezegd, hoe
hulpvaardig hij is. En dit hier vader,
is juffrouw Brinkmann. Men heeft
haar gemeen bestolen, al haar klee-
ren zijn weg en nu heb ik haar met
de mijne geholpen.
Ursula deed een poging om op te
staan, maar Andreas Wenkhusen
hield haar tegen.
Alstublieft, blijft u zitten. Rust
u toch eens uit, mag ik u een cognac
aanbieden?
Ursula bedankte.
Wenkhusen’s stem klonk een beetje
onzeker, toen hij voortging:
Ik betreur uw ongeluk zeer en
het verheugt mij, dat mijn dochter
dadelijk te hulp is geschoten.
Zijn woorden waren in directe te
genstelling met hetgeen hij dacht.
Hij voelde zich bedreigd en de kwel
lende angst voor een onbekeno ge
vaar steeg met de seconde. De ma
nier, waarop Lorenz over dit meisje
hao gesproken, wond hem op en het
kostte hem ontzaglijk veel moeite
VERDELG DE RUPSEN. In de maand Maart is het zaak de rupsennesten
van den bastaardsatijnvlinder te vernietigen dit jaar zijn de nesten talrijker
dan in vorige jaren. Een klas schoolkinderen krijgt van den onderwijzer
•'nstructies hoe de nesten moeten worden uitgeroeid. (Polyaoon)
MET DE LENTEZON verschijnt ook de poppenkast weer op
den Dam te Amsterdam. Zij was met nieuwe „décors” versierd.
Dat de poppenkast niets aan aantrekkelijkheid heeft verloren,
bewijzen de kindergezichtjes wel. (Polygoon)
ten haar hier te houden, totdat hij
wist, met wie hij te doen had.
Nog was hij bezig er diep over na
te denken, hoe dit kon, zonder dat
het meisje verdenking zou krijgen,
toen zijn dochter hem verzocht juf
frouw Brinkmann aan tafel te noo-
digen.
Ik heb haar daarstraks al ge
vraagd bij ons te blijven eten, maar
zij wil niet, toe vader, spreekt u toch
het machtwoord
Natuurlijk blijft u eten.
Wenkhusen werd plotseling leven
dig.
Wij laten u niet gaan, voordat
u versterkt bent. Later zal myn
chauffeur u naar Berlijn terug bren
gen. Waar woont u, als ik vragen
mag?
Ursula Brinkmann had haar even
wicht teruggevonden. Ellie had haar
vader hulpvaardig genoemd en Ursu
la vond, dat hij deze eigenschap in
overgroote mate bezat.
U bent zeer goed, zei zij,
maar ik heb niet het plan daar
misbruik van te maken.
U maakt volstrekt geen
brüik! riep Ellie. Hallo
wenkte zy haar
mis-
Frits,
zy haar binnenkomenden
broer toe, hier is iemand, die men
schandalig bestolen heeft. Dat daar,
zoo wendde zij zich weer naar Ursu
la, is myn broer, hy is een beetje
al te trotsch op zyn spieren, maar
overigens kan men goed met hem
opschieten.
De jonge Wenkhusen kwam nader
bij. Zijn gezicht drukte nieuwsgierig
heid uit en deze uitdrukking veran-
beleefde dingen te zeggen. Wie was
deze juffrouw? Alles in hem was in
oproer en zijn gemoedstoestand gaf
hem vermoedens in, waarop hij nooit
zóu zijn gekomen. Men had haar uit
gestuurd om hier te spionneeren,
ging het door zijn hoofd. Als zy wer
kelijk hulp noodig had, dan zou zy
verderop, bij de filmdiva hulp heb
ben kunnen vragen. Maar dat had zij
niet gedaan, zy was recht doorge
zwommen, de bocht door, precies
hierheen... juist, hierheen
Andreas Wenkhusen bekeek de
vreemde nauwkeurig. Zij was een
paar jaar ouder dan zijn dochter,
misschien was zij twee en twintig, en
zij was ook veel mooier dan Ellie.
De kleur van haar oogen kon hij niet
ontdekken, de ondertoon was blauw,
maar zij gingen in een grijsachtige
kleur over. De mond was klein en
hartvormig geteekend, en leek hem
beslist en eigenzinnig tegelijk. Alles
met alles kon zij gerust een wed
strijd beginnen met de nymphen, die
boven by hem aan de muren hingen,
maar Wenkhusen wist, dat juist de
mooiste vrouwen vaak de gevaarlijk
ste zyn en dus kon zijn eindoordeel
niets aan zyn oorspronkelijke ver
denking veranderen.
Ik moet weten, wie zij werkelijk
is.
Geen andere gedachte bezielde
hem. Ieder oogenblik kon de politie
komen, dat was een geruststelling.
In een eerste impuls had hij de
vreemde zoo gauw mogelyk uit zyn
huis willen hebben, nu was hy beslo-
verloor volstrekt haar be
zinning niet, o neen, maar zij wist
toch niet, dat men haar ondersteunde
en naar een diepen stoel bracht.
Angst zweepte haar bloed op en, was
zy meester over zichzelf geweest,
dan was zy onmiddellyk gevlucht.
Inplaats daarvan zat zy op veerende
lederen kussens en hoorde Ellie als
van verre zeggen:
Het is overspanning, de tocht
was te lang, achttien honderd meter.
Toen hield iemand haar een sterk
ruikende essence onder den neus, de
grijsgroene nevel verdween.
steld. Heel anders. Nu was het te
laat. Zij had A gezegd, nu moest zij
ook wel B zeggen.
De trap, belegd met een dikken
looper, eindigde in een wijde hal.
Aan den voet van de trap stond een
dikke, grijze heer, die een grooten
zwartgeranden bril droeg en onge
twijfeld van plan was naar boven te
komen.
Ursula had hem tevoren nooit ge
zien. Desondanks begon haar hart
als razend te kloppen.
Wenkhusen, dacht zy, dit is
Wenkhusen
Zij was gewoonlijk een buitenge
woon moedig mensch, er was nooit
een oogenblik in haar leven geweest,
dat zij bang of kleinmoedig was. Nu
echter voelde zij haar knieën beven.
Haar handen klemden zich letterlijk
om de leuning. Secondenlang zag zy
een grijsgroenen nevel, waarin alles
verdween en in haar hoofd was geen
andere gedachte dan: Dit is Wenk
husen
Zij
derde onmiddellyk in verbaasdheid.
Kennen wy elkaar niet?
Ursula keek verschrikt naar het
ietwat bleeke gezicht van den jongen
man. Zij was opgestaan en haar ge-
heele houding drukte afweer uit.
Natuurlijk kennen wij elkaar,
Berlyn is werkelyk een dorp, lachte
Frits Wenkhusen, men ontmoet el
kaar overal.
U... moet u vergissen.
Vergissen? Bent u dan niet de
jonge dame, die vaak om één uur in
Schuttes Restaurant op het Nollen*
dorferplein komt eten?
Ursula dwong zich tot een lachje*
Ik ken dat restaurant heelemaal
niet, mijnheer Wenkhusen.
Dat scheen de jongeman niet te
begrijpen.
Ik zou honderd eeden
gezworen, dat u het was.
De Wenkhusensche handelskantoren
bezaten een kleine cantine, maar
Frits ging dikwijls bij Schütte eten
en daar had hij een jongedame ont
moet, die sprekend op deze geleek*
Neen maar, hij. schudde het
hoofd. Deze gelijkenis. Ik zou zelfs
durven beweren, dat u dezelfde japon
droeg.
Heeft mjjn broer een bloeiende
fantasie of niet?
Ellie’s lachje klonk
het vertrek.
Het is namelijk myn
Frits, nu weet je het!
-
A/
-Ik.f
Si
■M3
Pi
I
J
i <- s
W
I
B
T 5 X'