het Tooneel
Haagsche Courant van Donderdag 27 Maart 1941
Reorganisatie van
it
Rijksarbeidsleider Hier!
land
ons
(I
Ja a
STADSNIEUWS
BINNENLAND
in
op
Een Staats-tooneel
komst
Dr. Goedewaagen spreekt tot de
tooneelspelers
De
de
nieuwe president van
Nederlandsche Bank
A
L d
af-
voor
den
GERAFFINEERDE OPLICHTERS-
PRACT1JKEN
VAKSCHOOL VOOR KLEERMAKERS
De Nederlandsche Arbeids
dienst
PROF. Mr. P. J. M. AALBERSE
70 JAAR
Op uitnoodiging van den Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandsche gebieden Rijksminister dr. Seyss-
Inquart brengt de Duitsche Rijksarbeidsleider Hier] een bezoek van eenige dagen aan ons land. Rijks
arbeidsleider Hierl zal in deze dagen eenige kampen van den Nederlandschen Arbeidsdienst, welke thans
worden ingericht, bezoeken. Door een eerewacht van leden van den Nederlandschen Arbeidsdienst (in de
nieuwe uniform) verlaat Rijksarbeidsleider Hierl het Kasteel Oud Wassenaar (Polygoon)
DERDE BLAD, PAGINA 1
Va.i> links naar rechts Johan de Meester (geheel links op den achter
grond), 'dr. T. Goedewaagen, Ank van der Moer, Josephine van
Gasteren en Adriaan van Hees (Polygoon)
Kleeding en schoeisel
vloeiend personeel van
Opbouwdienst
De heropening van de Technische
Hoogeschool
H.T.M.-BUSLIJNEN R EN T
i
De
op-
Zondags-
hij
tooneel-
tooneel
werkzaam
dag zult u tot de
van
traditie komen. Wij moeten
stijl vinden. Een tooneel, dat
eigen
ten
het
Neder-
worden
daartoe thans beperken.
Een belangrijke tak van zorg voor de
Aalberse
Hooge-
de
uw
zul-
De stabiliteit van ons betaal
middel
deze algemeene taak, waarovei
in de toekomst nog het een en
De schuldenlast
De krachtsinspanning van het geheele
volk is zooveel te meer noodig, waar wij
een
de
een
Europeesch betaalmiddel te ontwikkelen.
bekleedde
te aan-
wordt de laatste bus van Spoorwijk 22.15
uur, van Kalvermarkt 22.40 uur.
Op de overige dagen blijft de dienst
ongewijzigd.
was immers de toestand op den lüden
Mei? De vlottende schuld bedroeg op dat
oogenblik rond een half milliard. De ge
consolideerde schuld 3 6/10. De totale
staatsschuld dus 41/10 milliard. Hierbij
komt de door ons gegarandeerde schuld
van Indië ten bedrage van 11/10 milliard
en de netto schuld van Provinciën en ge
meente van 21 milliard. In totaal een be
drag dat de 8 milliard begon te naderen.
Onze staatsuitgaven begonnen reeds voor
den lOen Mei het enorme bedrag van 2
milliard te benaderen, waarbij ik de on
zakelijke onderscheiding tusschen gewone
en buitengewone uitgaven terzijde stel. De
economie van het land schrompelde ineen,
want ook toentertijd waren de overzee-
sche verbindingen grootendeels afgesne
den. Onvermoeid heb ik in het Parlement
en in woord en geschrift daarbuiten tegen
de methoden der ontreddering van staats-
en volkshuishouding gestreden. Het is
merkwaardig, dat degenen, die daarvoor
verantwoordelijk zijn, die verantwoorde
lijk zijn voor de devaluatie van den gul
den in 1936, zich op het oogenblik pogen
uit te geven als de vijanden der inflatie,
die zij zelf hebben bedreven. Als men mij
de inflatiemethode dezer leiders thans in
de schoenen wil schuiven, dan kan ik een
dergelijken laster van mij afschudden.
Mijn geheele ervaring is gebouwd op de
onverbiddelijke handhaving van de be
hoorlijke huishouding in de openbare fi
nanciën en in de banken. Het zijn waarlijk
niet diegenen, die aan de moeilijkheden
van het verleden op het gebied van de
geld- en kapitaalmarkt schuld zijn, die
thans aanspTaak kunnen maken op de
wijsheid, welke aan het beleid van een be
hoorlijke Staats- en Volkshuishouding
moet ten grondslag liggen.
Zooals reeds geruimen tijd geleden
werd medegedeeld, werden plannen uit
gewerkt om den Opbouwdienst om te
zetten in een Nederlandschen Arbeids
dienst. Dit is intusschen een feit ge
worden. Van de zijde van den Arbeids
dienst werd ons het volgende communi
qué verstrekt
Door de opheffing van den Opbouw
dienst zal men onder het afvloeiend per
soneel veelvuldig de behoefte aan burger -
kleeding gevoelen. Voor zoover de ont
slagenen niet meer de beschikking hebben
over werkkleeding of schoeisel en niet in
staat zijn voor eigen rekening voor een
en ander te zorgen, kan vanwege een voor
dit doel in het leven geroepen organisatie,
de „Stamil”, Weteringsschans 96. Amster-
dam-C een tegemoetkoming worden ver
strekt in de kosten van aanschaffing. De
hulpverleening zal evenwel slechts in zeer
dringende gevallen en op beperkte schaal
kunnen plaats hebben. De ontslagenen, die
in aanmerking wenschen te komen voor
een tegemoetkoming als bovenbedoeld,
kunnen zich rechtstreeks doch uitsluitend
schriftelijk tot „Stamil” wenden. De be
trokkenen zullen goed doen bij hun ver
zoek een advies over te leggen van den
burgemeester van hun woonplaats. Daar
toe dienen zij zich te vervoegen bij de
afdeeling Militaire Zaken ter gemeente
secretarie.
Tentoonstelling van het overgangs- en
eindexamenwerk der leerlingen
Vandaag en morgen wordt in de Vak
school voor Kleermakers aan de Kazerne
straat een tentoonstelling gehouden van
leerlingenwerk ter gelegenheid van over-
gang en eindexamen. De gelukkigen, die
de kleermakersvakschool met een eind
diploma verlieten, waren de heeren G.
Kuppens, H. Sandmann, B. Schrieck, Th.
de Rijke, D. van Maarseveen. B. Creutz-
berg, L. Monhemius, A. van der Mast,
A. Weimar, J. Pronk, G. Bizot en J.
Rauws. Toen de uitslagen bekend waren
gemaakt, hield oudergewoonte de heer
G. L. Domhoff senior, mede-oprichter
van de school en voorzitter der ver-
eeniging van Kleermakerspatroons ter
Bevordering van Vakonderwijs te ’s Gra-
venhage, een korte toespraak tot leera
ren en leerlingen in tegenwoordigheid
van de heeren Blokpoel, inspecteur van
het Onderwijs, Muze, gedelegeerde van
de Gemeente en Grootehaar, inspecteur
van het Nijverheidsonderwijs. Spr. wees
met genoegen op de verheugende resul
taten van het onderwijs in dezen cursus
en op het maatschappelijk belang, ge
legen in goed verrichten arbeid, die ge
schraagd door kennis, bekwaamheid en
ijver, zijn loon waard is. Degene, die met
liefde en overgave werkt, oogst eerbied
en waardeering van anderen en werkt
opgewekt. Het kleermakersvak is moei
lijk en vol afwisseling De materialen in
de toekomst zullen wellicht van de tegen
woordig gebruikelijke verschillen, aldus
spr., beschouwt u daarom na het verlaten
Naast
wellicht
ander te zeggen zal zijn, is het de be
stemming van de Nederlandsche Bank,
om zich in dienst te stellen van het ar
beidende volk en de knechtschap onder
een steriele goudbegoocheling af te wij
zen.
In tegenstelling tot de wisselende op
vattingen der kapitalistische volkshuis-
houdelijke leiders ben ik van meening,
dat de dienstvervulling aan het volk, zoo
ver het de Nederlandsche Bank betreft,
in de eerste plaats moet gericht zijn op
de onverwrikbare handhaving van de
stabiliteit van ons betaalmiddel. Elke
aanslag op den gulden bedreigt de koop
kracht daarvan en derhalve de koop
kracht van de loonen en het bestaan der
arbeiders of arbeidsters in industrie,
landbouw, handel en andere takken van
bedrijf. De stabiliteit van het betaalmid
del kan slechts worden behouden door
den vollen inzet van den scheppenden
en werkenden mensch. De koopkracht
van het geld is inderdaad met gegrond
vest op de hoeveelheid van het beschik
bare goud, maar op den omvang der goe
derenproductie, die een volk te zijner
zelfverzorging kan voortbrengen.
Het spreekt vanzelf, dat juist nu, in den
oorlog, een goed deel van de arbeidskracht
van de Europeesche volken voor de pro
ductie van voor de krijgshandelingen on
ontbeerlijke goederen is gebonden Maar
daarom is toch de verhooging van de goe
derenproductie, die voor het verbruik van
ons volk onontbeerlijk is ten volle moge
lijk, vooral in ons land, waar nog vele
werkloozen naar werk snakken. Juist de
zer dagen heeft een commissie van voor
aanstaande landbouwdeskundigen haar ar
beid aangevangen om een z.g. slag voor
snelle productieverhooging te strijden. Dit
enkele voorbeeld moge verduidelijken, op
welke wijze wij opbouwend
kunnen zijn.
Het is verbazingwekkend in dezen te
moeten vaststellen, hoe door een gewel
dige inspanning der Duitsche arbeiders
de Mark, welke in het jaar 1933 nog het
meest bedreigde betaalmiddel van Europa
was, thans muurvast is gegrondvest en
den steun voor verschillende Europeesche
valuta’s vormt.
De Nederlandsche Bank een
der belangrijkste werkplaat,
sen van het geheele volk
Het Nederlandsche volk, dat zoo vaak
bewijzen heeft afgelegd, in moeilijke
tijden tot uiterste krachtsinspanning be
reid te zijn, zal thans de moeilijkheden
weten te overwinnen, als wij eiken ar
beider en elke arbeidster met het geloof
aan den nieuwen tijd weten te ver-
vullen. In dezen dienst aan het eigen
volk is de Nederlandsche Bank een der
vele arbeidsgemeenschappen. Zij behoort
echter een gesloten gemeenschap te zijn
in de plichtsvervulling en in de aanvaar
ding van de taak welke aan haar staf,
dus aan het geheele arbeidende perso
neel, door ons volk is toevertrouwd.
In deze plichtvervulling zal elkeen, die
bezield is met den wil tot dienen, onge
acht zijn politieke opvattingen, den dank
van zijn volk oogsten. De Nederlandsche
Bank is inderdaad geen plaats voor poli
tieke krachtmetingen. Zij is een van de
belangrijkste verkplaatsen van het ge
heele volk. Diegenen echter, die zich aan
de dienstvervulling aan ons volk willen
onttrekken en daarvoor hun politieke op
vattingen als verontschuldiging willen ge
bruiken, stellen zich buiten de gemeen
schap van ons volk en zullen daarvan zelf
de gevolgen hebben te dragen. De verant
woordelijkheid tegenover ons volk ver-
eischt ook een loyale samenwerking met
de Duitsche bezettingsautoriteiten.
De toestand van bezetting van een land
is een internationaal erkende status. Wij
zijn dus verplicht, ook onzerzijds loyaal
met de bezettingsautoriteiten samen te
werken. Diegenen, die nog steeds gelooven
aan een terugkeer der verzonken kapita
listische wereld, zullen met rust worden
gelaten, zoolang zij hun plicht loyaal ver
vullen. Het Nederlandsche volk verkeert
in een groote zielscrisis. Ieder moet den
weg in de toekomst zelf vinden. Wij kun
nen voor diegenen, die in hun gemoed het
meest geschokt zijn, goede kameraden zijn.
Wij kunnen met geduld en begrip voor
innerlijke moeilijkheden hen tegemoettre-
den, in de hoop, dat ook eenmaal door
hen de grootheid van dezen tijd herkend
moge worden en dat de levensvreugde
wederom hun deel moge zijn.
Niemand kan echter verlangen, dat in
de plichtsvervulling tegenover ons volk
de tegemoetkomendheid zoover zou moeten
reiken, dat deze plichtsvervulling geschon
den of vernietigd zou kunnen worden. Het
is mijn warme wensch, dat de staf der
Nederlandsche Bank, dat alle arbeiders en
arbeidsters in dit bedrijf ook in de toe
komst door hun plichtsvervulling voor ons
volk een prachtig voorbeeld zullen zijn en
dat eens ook in deze eerwaardige werk
plaats uit de huidige tegenstelling van vele
meeningen een vast aaneengesloten ge
meenschap ten bate van het welzijn van
ons volk moge opbloeien.
Het zal mijn ernstig streven zijn, in
dezen geest zelf in de Bank te arbeiden.
Want tenslotte is elke Nederlander, die
zijn volk lief heeft, van het verlangen ver
vuld, om dit volk weer gelukkig te zien.
Met den wensch, dat dit spoedig weer
het geval zal zijn, besloot spr. zijn rede.
welke tot hiertoe van goed tooneel ver- me^ een zware erfenis belast zijn. Hoe
stoken bleven.
Ik zou u ook willen spreken over de
opera, welke een Ned. Staatsopera zal
moeten worden en over een Ned. Staats-
ballet, maar moet mij wegens den tijd
leiding van den tooneelspeler, den ope-
ra-zanger en den kunstdanser. De scho
len voor dramatische kunst (tooneel en
opera) en voor den kunstdans zullen
Rijksinstituten moeten worden, welke
we hopen onder ons toezicht te kunnen
brengen.
Hiermede heb ik in groote trekken
geschetst de plannen van het departe
ment t.a.v. het theater. Het is een groot
en veelomvattend, maar dankbaar
werk, waarvoor wij op uw aller mede
werking en toewijding een beroep doen,
opdat het tooneel zich opnieuw naar
volksche behoeften zou kunnen richten
en een plaats in het hart van ons volk
zou kunnen heroveren.
Daarom zullen wij in de toekomst
moeten waken tegen hopelooze verbrok
keling en decentralisatie. Het zal daar
om ook uit moeten zijn met het vertoo-
nen van zulke stukken, welke ons volk
vervreemden van zijn natuurlijken aard,
van zijn bloed en zijn bodem en daar
door ondermijnen onze eigen Ned.-Ger-
maansche kultuurtraditie.
Een volk als het onze, met een glans
rijk verleden en een langen roemvollen
staat van zelfstandigheid, kan die zelf
standigheid niet ongestraft laten onder
mijnen door een ontaardend internatio
nalisme, ook niet op het tooneel.
Daarom zal ons volk ook op het ge
bied van het tooneel tot zich zelf moe
ten terugkeeren en dan zal blijken, dat
alle scheppende krachten, eenmaal ge
zond gemaakt, zich zullen verheffen en
opnieuw in duidelijke en eenvoudige taal
tot het volk zullen spreken. Dat zul\ji
ook onze dramaturgen van heden en
morgen en gij zult in staat moeten zijn
hun heroïsch woord tot het volk te
brengen, dat het in de volksziel als le
vend zaad ontkiemt tot grooter glorie
van ons schoon en groot Ned.Ger-
maansch kultuurbezit.
Tenslotte werden ververschingen aan
geboden, terwijl de tooneelkunstenaars
nader kennis maakten met den secreta-
ris-generaal van het departement
Vervolg van het le blad.
terugkeer tot het opoloeiende vas
teland van Europa, waarop thans niet
minder dan 85.000.000 Duitschers leven en
werken, is geen nieuwe ontwikkeling,
maar beduidt slechts de wederopleving
van een lotsverbondenheid, die ons voor
de scheiding van 1648 gedurende 1000
jaren met het Duitsche volk had samen
geklonken. Wij zijn juist in de laatste
weken getuige van de snelle uitbreiding,
die de Europeesche herordening in de
Donaugebieden en den Balkan ondergaat.
De opbouw van een Europeesche Groot-
ruimte-economie wil geenszins zeggen,
dat wij duurzaam van de andere groot-
ruimten van deze wereld zijn afgesneden;
integendeel, de ontwikkeling, die de wa
ren- en dienstenuitwisseling na dezen oor
log tusschen de Grootruimxen dezer we
reld zal nemen, zal des te krachtiger
zijn, haar vlucht zal des te hooger zijn,
naarmate reeds in vollen oorlogstijd de
ordening van het Europeesche vasteland
is voltooid. Aan deze taak behoort zich
elke organisatie in het land en daarom
ook de met den huidigen dag aan mij
toevertrouwde Nederlandsche Bank te
wijden
Ik kan diegenen, die in den Haag en
Amsterdam in het verleden land en volk
door hun methoden in gevaar hebben
gebracht, de verzekering geven, dat ik
onverbiddelijk aan de stabiliteit van ons
betaalmiddel zal vasthouden, hoe diep ik
ook het mes in de uitwassen zou moeten
zetten. Het zou anderzijds echter dwaas
zijn te willen loochenen, dat door den
oorlogstoestand de staatsfinanciën aan
een sterkere belasting zijn blootgesteld
dan in vredestijd. Doch hier komt ons
de hiervoren geschetste ontwikkeling van
de Europeesche ruimte-economie te hulp.
De aanleuning van den Nederlandschen
gulden aan de Duitsche Mark is
nieuw element van kracht, daar
Duitsche Mark bezig is, zich tot
Op Zaterdag- en Zondagavonden zal de
dienst op de buslijnen R en T wat vroe
ger geëindigd worden.
De laatste ritten worden dan:
Buslijn R: van Hofweg 21.00 u.,
Waalsdorperweg 21.20 u.
Buslijn T: van Spoorwijk 20.55 u., van
Van Aikemadelaan 21.35 uur.
Op het traject Spoorwijk—Kalvermarkt
Op uitnoodiging van den secretaris
generaal van het departement van
volksvoorlichting en kunsten, zijn giste-,
ren een groot aantal vooraanstaande
tooneelspelers en -speelsters op het de
partement gekomen, teneinde uit den
mond van dr. T. Goedewaagen te ver
nemen, welke plannen de overheid ten
aanzien van het tooneel koestert.
Uit de redevoeringen van den secreta-
ris-generaal en het hoofd van de afdee
ling theater en dans aan het departe
ment, den heer F. Primo, is als een der
belangrijkste feiten naar voren geko
men, dat de overheid’ zich voorstelt een
óf meer staatsgezelschappen te stichten,
waarbij tevens de bemoeienis van de ge
meentebesturen op den staat zal over
gaan.
Met groote belangstelling namen de
tooneelkunstenaars kennis van de be
langwekkende uiteenzetting van den se-
cretaris-generaal, welke een omwente
ling in de Nederlandsche tooneelspeel-
kunst inluidde. Met voldoening verna
men zij tevens, dat de overheid eindelijk
zich de zorgen van den tooneelspeler zal
gaan aantrekken en dat deze zich in de
toekomst, vrij van aardsche zorgen,
zich aan de kunst zal kunnen gaan wij
den.
Het is mij een voorrecht en een
vreugde, aldus Dr. Goedewaagen, nader
met u tooneelspelers en -speelsters ken
nis te mogen maken, want ik stel mij
voor, dat wij in de naaste toekomst
veel met elkander hebben te doen.
Tusschen tooneel en publiek heeft tot
nu toe een diepe kloof bestaan en het
departement zal, koste wat het kost,
deze kloof overbruggen. Vervolgens ging
Dr. Goedewaagen na, hoe deze kloof
tusschen publiek en tooneel is ontstaan
en hoe deze steeds wijder werd.
Vervolgens zette de secretaris-gene-
raal uiteen, waarom hij zoo bijzondere
belangstelling voor het tooneel had. De
nationaal-socialist is niet alleen staats-
politicus, doch ook cultuur-politicus.
Voor hem geldt dus niet alleen de poli
tieke reorganisatiën, doch ook de
stuwing van het cultureele leven.
Ik heb mij tot taak gesteld, aldus de
secretaris-generaal, met gezamenlijke
krachten aan het heerschende gebrek
aan tooneelcultuur een einde te maken.
Tot 1940 leefde, zoo zei kort geleden de
Rijkscommissaris, het Nederlandsche
volk in een idylle. Er ging in ons land
niets om, er was geen dramatische
spanning. Na 1940 zijn wij uit den slaap
geschud. Ons volk is van een lyrische en
beschouwende in een epische en drama
tische periode gekomen. Het wachten is
thans op de tooneelspelers en -schrij
vers, die de huidige dramatische span
ning zullen uitbeelden. Er, zal een ty
pisch Nederlandsche tooneelschrijfkunst
moeten komen.
Tenslotte zette Dr. Goedewaagen in
groote trekken zijn plannen uiteen. Er
kunnen groote spelen komen op volksche
feestdagen, zooals tot nu toe slechts de
studenten op touw hebben gezet. Er
komt een gilde, evenals dit bij de beel
dende kunstenaars het geval zal zijn,
met een vijfvoudige taak.
Het dilettantentooneel zal daarbij niet
worden verwaarloosd. De studentenspe
len en de dilettantenvereenigingen zullen
onder toezicht worden geplaatst. Hoe
vol van fouten het ook moge zijn, het
is een element van de volkscultuur.
De tooneelspeler zal worden ingescha
keld in het volksleven, waarbij een trits
van begrippen naar voren komt: schrij
ven, spelen en publiek. Op deze drie be
grippen zal de Nederlandsche tooneel
cultuur worden gegrondvest.
Er moet in ons vaderland een tooneel-
een i
zich
doel stelt alleen maar stukken uit
buitenland te spelen, mag geen
landsch tooneel genoemd
(applaus).
Waarschijnlijk op 15 April
Door verschillende bladen is gemeld,
dat de Technische Hoogeschool op 15
April, den Dinsdag na Paschen. zal wor
den heropend. Wij vernemen hieromtrent,
dat deze datum nog geenszins vaststaat,
maar dat wel met de waarschijnlijkheid
rekening mag worden gehouden, dat de
college’s op dien dag worden hervat.
De heropening van de Technische Hooge
school houdt niet in. dat het Delftsche
Studentencorps en de andere destijds
ontbonden studentenorganisaties zullen
I herrijzen.
Door meewarige verhalen geld
afgetroggeld
De 34-jarige vertegenwoordiger C. C.
van de P., die van behoorlijke familie is,
een goede schoolopleiding heeft gehad en
zich alzoo goed wist voor te doen, was
door de omstandigheden in geldverlegen
heid geraakt. Hij vond een middel om
toch over de noodige financiën te kun
nen beschikken.
Met behulp van den telefoongids en
het adresboek wist hij tal van adressen
op te sporen van families, waarvan ver
wacht kon worden, dat er wel geld van
te halen was. Vooral had van de P. het
voorzien op officieren van het voorma
lige Nederlandsche leger en van het In
dische leger.
Hij deed zich bij deze menschen voor
als een goed vaderlander, die in geld-
moeilijkheden zat, doch een Rijksbetrek-
king kon krijgen. Hij had evenwel niet de
middelen om zich behoorlijk te kunnnen
kleeden. Van de P. deed zijn praatje zóó
goed, dat hij in vijf gevallen erin ge
slaagd is, geld af te troggelen.
Natuurlijk vertelde hij erbij, het geld
terug te zullen betalen. In twee gevallen
gaf men hem 25, in één 40, in ’t derde
geval 50 en een vijfde familie gaf hem
zelfs 62.50.
Toen men niets meer van hem hoorde,
werd de politie gewaarschuwd, die erin
slaagde van de P. aan te houden. Zijn
slachtoffers had hij nog weten wjjs te
maken, dat ook zijn vrouw van uitste
kende familie was; hij noemde dan een
klinkenden naam. In feite was de situa
tie echter zóó, dat hij zijn vrouw met
drie kinderen verlaten had, die nu door
Maatschappelijk Hulpbetoon moesten
worden onderhouden.
Zijn Rijksbetrekking heeft hij inder
daad ook nog weten te krijgen, doch na
enkele weken verveelde het baantje hem
en hij nam de beenen, na eerst 100 als
voorschot op zijn salaris te hebben ge
kregen. Hij werkte ook met de visite
kaartjes van zijn slachtoffers en gebruik
te die ter introductie bij de volgende
adressen, die hij zich voorstelde te gaan
bezoeken.
Voorloopig is aan de duistere prac-
tijken van van de P. een einde gemaakt.
Rede van den heer Primo
Hierna sprak de heer F. Primo, hoofd
van de afdeeling theater en dans van
het departement van volksvoorlichting
en kunsten, over de organisatie van het
tooneelgilde.
Voor de Ned. tooneelkunstenaars en
voor het tooneel in het algemeen is dit
een dag van beteekenis, aldus de heer
Primo.
Wanneer wij u, hedenmiddag hier
hebben genoodigd, dan is het zeker niet,
omdat wij u een of andere platonische
liefdesverklaring hebben te doen.
Want wat is het geval? De overheid
riep u en u is tot die overheid gekomen.
Overheid en kunstenaars ontmoeten hier
elkander op het gemeenschappelijk ar
beidsveld der kunst. Is dit reeds voor
gekomen in het verleden? Kwam de
overheid ooit tot u als groep? Was u
ooit in de gelegenheid als groep tot de
overheid te komen?
Ik aarzel niet deze vraag in uw plaats
ontkennend te beantwoorden. Daarom
beteekent deze middag een keerpunt in
de geschiedenis van het tooneel. In het
verleden kon de overheid u niet tot zich
roepen. Zij vroeg integendeel niets lie
ver, dan dat u zoo ver mogelijk van
haar wegbleef, dat u haar niet kwam
lastig vallen met al uw zorgen.
Steeds werd het parool uitgegeven,
dat kunst geen staatszorg was. Vanmid-,
dag zult u tot de overtuiging komen,1 overheid zal ook zijn de toekomstige op-
dat van heden af gebroken is met de
liberale opvattingen inzake kunst en too
neel en dat voor ons kunst juist 100 pCt.
regeeringszorg is, van nu af aan zal
ook het tooneel nooit meer van onze zorg
kunnen loskomen. De overheid bemoeit
zich voortaan met het tooneel en zeer
zeker in de eerste jaren dezer revolu-
tionnaire periode uitsluitend en in hoofd
zaak dit departement, omdat deze ar
beid voorloopig aan geen particulieren
en aan geen decentraliseerende-instan-
ties kan overgelaten worden, ook niet
aan gemeentebesturen. Datgene, wat bij
u allen tientallen jaren heeft geleefd als
het hoogste verlangen, dat gaat thans
in vervulling: de kunstenaar heeft recht
op erkenning, zal worden erkend als on
misbaar element in de volksgemeen
schap, waarvoor hij voortaan uitsluitend
zal te arbeiden hebben, en welke hij
door zijn arbeid geestelijk, artistiek en
cultureel zal verrijken en verheffen.
Voor den inzet van zijn 100 pCt. aan
artistieke scheppingskracht te haren be
hoeve, zal de gemeenschap den acteur
(en trouwens iederen kunstenaar) als so
ciaal volwaardig wezen behandelen en
verzorgen.
Ons departement zal er voor zorg dra
gen, dat u in de toekomst een vol jaar
loon en een behoorlijke salarieering
wordt gegarandeerd. Dat gij materieel
dus vrij van zorgen en onder geregle
menteerde arbeidsvoorwaarden u in uw
kunst ten bate der cultuurgemeenschap
volledig, rustig en evenwichtig kunt ont
plooien, dat gij na een jaar ingespannen
arbeid kunt genieten van een verdiende
vacantie, zonder dat gij u, om den
broode, hoeft te vernederen door op
jacht te gaan naar eenige bijverdienste
in werk, dat uw talent soms verlaagt en
uw kunstenaarschap geweld aandoet.
Gij moet er gerust op kunnen zijn, dat
gij bij invaliditeit of in uw ouden dag
tegen de gevolgen van ongeschiktheid
tot werken sociaal verzekerd zijt, ook in
het belang van uw naastbestaanden.
Kortom, de heele sociale zorg der na-
tionaal-socialistische gemeenschap voor
allen die arbeiden, zal ook den acteur
gewaarborgd zijn.
Maar daartoe zal hij zich zoo spoedig
mogelijk hebben te oriënteeren op die
nieuwe gemeenschap en zich onder haar
instellingen moeten scharen. Voor den
acteur zal dat zijn de binnen enkele da
gen op te richten Ned. kultuurkamer
met voor ,u, dames en heeren, het thea-
tergilde, waarin gij opgenomen zult wor
den in de vakgroep tooneelspelers.
Alleen beroepstooneelspelers of zij, die
vanwege hun vastgestelde artistieke
capaciteiten door deskundigen uit
midden daartoe geautoriseerd zijn,
len in uw vakgroep opgenomen kunnen
worden en alleen ook dezen zullen bij het
beroepstooneel mogen optreden.
Het theatergilde is een der onderdee-
len van de Ned. kultuurkamer.
Elk gilde bestaat uit een aantal vak
groepen en afdeelingen; hun aantal
wordt door den president der kultuurka
mer bepaald. Ieder die op kultureel ge
bied werkzaam is, zal lid moeten zijn
van de kultuurkamer en wordt dan, al
naar gelang van het gebied, waarop hij
werkzaam is, ingedeeld in de betreffen
de vakgroep of afdeeling. Zoo zal het
theatergilde o.m. omvatten: een vak
groep toonelspelers, een vakgroep ope
ra- en operette-artisten, een vakgroep
kunstdans (ballet enz.), een vakgroep
dansleeraren voor den gezelschapsdans,
een vakgroep kleinkunst (cabaret, re
vue, Variété), een vakgroep theater
directeuren, een afdeeling amateur-too-
neel en een afdeeling volksdans.
Alles wat dus met de levende kunst
van het tooneel te maken heeft, zal on
dergebracht worden in het theatergilde
en zal daarin moeten zijn, omdat hij an
ders niet langer als beoefenaar van dien
tak van kunst toegelaten kan worden.
Dit is ter bescherming van de kunst en
den kunstenaar, ideeël en sociaal.
Het amateur-tooneel, als belangrijke
factor in de volkscultuur, evenals trou
wens de volksdans, kan de overheid niet
aan zijn lot overlaten. De 3000 en meer
dilettantenvereenigingen zullen, wanneer
ze zich als kultuurvereeniging beschou
wen en als zoodanig werkzaam zijn, als
vereeniging bij de Ned. kultuurkamer
moeten aansluiten. Anders behooren ze,
als amusementsvereeniging, tot een
groep volksvermaak of ontspanning.
Over de plannen van de overheid
t.a.v. het tooneel, deelde spr. in groote
lijnen mede, dat het in de bedoeling ligt
één of meer Staatsgezelschappen op te
richten van groot formaat, teneinde
daarmee groote monteeringen van klas
sieke en andere werken te kunnen doen.
Het kleinere tooneelwerk zal als afwis
seling ook ter hand genomen worden.
Zooveel mogelijk zal voor de groote
gezelschappen een vaste standplaats
worden gekozen, teneinde overtollige
reizen te voorkomen, hoewel het in ons
kleine land niet geheel te vermijden is.
Naast die z.g. vaste groepen, die toch
niet te talrijk kunnen zijn, gezien de be
perktheid van de beschikbare goede
trachten, zullen een paar reizende groe
pen gevormd worden, speciaal daartoe
uitgerust, die tooneelkunst in die steden
en kleinere plaatsen moeten brengen,
Heden wordt prof. mr. P. J. M. Aal
berse, minister van Staat en lid van den
Raad van State, 70 jaar.
Hij werd 27 Maart 1871 te Leiden ge
boren en na het gymnasium te Katwijk
te hebben doorloopen, keerde hij naar
zijn geboortestad terug om daar eerst
letteren en later rechten te studeeren.
In 1897 promoveerde hij op een proef
schrift over „De oneerlijke concurrentie",
waarna hij zich als advocaat in de Sleu
telstad vestigde. Twee jaar daarna werd
hij tot gemeenteraadslid gekozen, welke
functie hij van 1899 tot 1903
om toen het wethoudersambt
vaarden.
In 1903, als opvolger van dr. Schaep-
man, deed hij zijn intrede in de Tweede
Kamer, in welk college hij van den be
ginne af aan groota activiteit toonde. In
die jaren van zijn Kamerlidmaatschap
kwam hij op voor tal van sociale verbe
teringen, zooals die van den
arbeid en van den nachtarbeid in bak
kerijen.
Van 1916 tot 1918 was
de
maar
mr.
professor aan de Technische
school te Delft, maar toen Ruys
Beerenbrouck hem als minister van Ar
beid riep, kwam hij terug naar d?n
Haag.
Ook in het tweede kabinet-Ruys (1922
1925) was Aalberse wederom minister
van Arbeid, Handel en Nijverheid
Vooral als minister heeft prof. Aal
berse veel gedaan voor de verbetering
van de sociale toestanden in ons land.
Van hem zijn o.m. afkomstig de instel
ling van den Hoogen Raad van Arbeirj.
waarvan hij in 1920 voorzitter werd, de
Arbeidswet, de Ouderdomswet, de Ge
zondheidswet, de Warenwet, de Vleesch-
keuringswet, een wet op de Drinkwater
leiding, de Werkloosheidsverzekeringswer,
de Arbeidsgeschillenwet, de Landbouw-
ongevallenwet en een ingrijpende wijzk
ging van de Invaliditeitswet.
Na het aftreden van het ministerie,
in 1925, werd prof. Aalberse opnieuw Lid
van de Tweede Kamer. In 1931 volgae
hij mgr. Nolens op als voorzitter van de
R. K. fractie en in 19361937 bekleedde
hij het voorzitterschap van de Kamer.
Intusschen was hij in 1935 benoemd tot
minister van Staat. In 1937 verliet hij de
Kamer na zijn benoeming (op 10 Novem
ber) tot lid van den Raad van State.
Prof. Aalberse ontving vandaag zeer
vele gelukwenschen. Dr. L. G. Korten
horst bood den jarige vanochtend namens
de Alg. R. K. Werkgeversvereeniging,
het R. K. Werkliedenverbond in Neder
land, den Ned. R. K. Middenstandsbond
en den Kath. Ned. Boeren- en Tuinders-
bond het uit 22 deelen bestaand boek
werk „De Nederlandsche Historische Bi
bliotheek” aan. Tal van bloemstukken
werden ten huize van prof. Aalberse
aangeboden o.a. van den Raad van State,
de Centrale Commissie voor de Statistiek,
den Mijnraad, de centrale commissie voor
de Drinkwatervoorziening, het comité
van actie De Nieuwe Gemeenschap, de
Staatsmijnen, het centrale college voor
medisch tuchtrecht en van verschillende
organisaties en bonden en particulieren.
Vanmiddag hield prof. Aalberse te
zijnen huize een receptie.