SPOKERIJ
LETTERKUNDIG BIJBLAD
HAAGSCHE COURANT
VAN DE
DE AFSPRAAK
Letterkundige Kroniek
Diepe overtuigingen
een
Geschriften van wijlen professor
R. N. Roland Holst
van
kunstzinnigen geest
TOEGEZONDEN BOEKEN
Professor R. N. Roland Holst
Zaterdag 5 April 1941, No. 17844. b 4 p 2
b?ekT~NA?W" UttJviSbeA
Assen.
Pierewiet",
Montaigne, Tolstoi,
deze
JOHAN KONINA
- Het
de
nu
en
zen
Kasper
Maat-
Amster-
op hij de geschriften heeft
en gerangschikt. Met inzicht
bied heeft hij dezen arbeid
door
Uitg.
(Foto-archief)
dient opge-
15 April
is afgesproken, hoor,
dat Floris een fijnen
ben.
schept zich in dit
er volkomen r
dig, lenig, rijk r*
sten en treffende beelden,
gratie
van een innerlijk
een nooit verzwak-
hoogste waarden:
korte inleiding, waarin hij,
zorg wij deze uitgave danken,
yaardiging geeft voor de wijze'
-i verzameld
en eer-
verricht,
befaamde roman-
geen aanbeveling.
de afval eener geestelijke middelma
tigheid naar alle richtingen ver
spreidt!
In zijn laatste indrukwekkende rede
voor de architecten in November ’38
zei prof. Roland Holst: „De vloedgoïr
van leed, die na den grooten oorlog
over de wereld is geslagen, die vloed
golf, die nog steeds wast en onze
levensvastheid bedreigt, zal, dit kan
niet anders, de kunst weer terug doen
vloeien naar diepe sociale en reli-
gieuse beddingen.” En verder: „De
groep kunstenaars van ’90 hebben dat
geheimzinnig geestelijk tij niet ge
kend, maar neemt dit van mij aan, zij
waren van hetzelfde water, al hebben
zij het tij gemist. De geschiedenis zal
dit eenmaal erkennen, daar ben ik van
overtuigd.”
Hier behoeft geen woord aan toege
voegd te worden om duidelijk te ma
ken, dat meer dan ooit zijn overtuiging
van een monumentale eenheid der
kunsten en de daarmee verband hou
dende vraagstukken, die hem een
leven lang aangrepen en bezielden, in
den moeilijken tijd van nu aan de orde
zijn, anders wellicht van gedaante dan
hij het zich voorstelde, maar niet an
ders van wezen. Met deze opmerking
besluit de heer A. M. Hammacher zijn
aan wiens
een recht-
waar
in de serie
van dezen tijd'
haus het werk van den kunstenaar W
Schumacher. Dit werk heeft een milder
en zachter karakter dan het werk der
met hem in deze eerste serie behandelde
in den volgepropten rugzak en diepte
wat reepen en gevulde koeken op.
De volgende week mag «mee.
middag zal heb-
heeft hij deze taak volbracht, die verre
van gemakkelijk was, hoe vertrouwd
hij ook was met de gedachten en met
het werk van hem, die door zijn beide
bundels over „Kunst en Kunstenaars”
reeds had bewezen een der fijnzinnig-
ste essayisten van ons land te zijn.
De heer Hammacher heeft den lezer
zijn moeilijkheden voorgelegd. „Mij
verdiepende in tal van vroege uitin
gen, jong en vurig, meegesleept door
den gedragen stroom der doorgloeien
de gedachten uit rijper jaren; door de
hoogheid van het oordeel en de ruim
te van het uitzicht getroffen; vertee-
derd door den milden glimlach en den
humor, die telkens weer de gestreng
heid en macht van dit kunstenaarschap
nader brengen tot het hart, verloor ik
mij gemakkelijk in het volgen van den
groei mijner overtuiging en in het her
beleven van den stijl zijner persoon
lijkheid. Doch in deze verlorenheid
komt geen ordening tot stand. Altijd
weer moest ik mij herinneren, dat het
essentieele van zijn wezen het sterkst
- 1 componeeren.
ordenen
„In en buiten het tij”, nage
laten beschouwingen en her
denkingen van prof. R. N.
Roland Holst. J. M. Meu-
lenhoff, Amsterdam.
Met vreugde zullen velen de ver
schijning van deze nagelaten essays
van wijlen Roland Holst begroeten;
voor ieder kunstzinnig mensch zal dit
boek een kostbaar bezit vertegenwoor
digen. Deze heldere beschouwingen van
een fijnzinnigen geest verdienden in
elk opzicht voor het nageslacht be
waard te blijven. Uren van schoon
heid en bezinning, van geestelijke ver
dieping en van wassend geloof in de
hoogste waarden van het leven brengt
men met dit werkje door. Tijdens zijn
leven was het reeds duidelijk, dat zijn
geest op vele generaties van invloed
zou zijn. Welk een voorrecht is het zich
in de voortbrengselen van zoo een
geest te mogen vermeien, terwijl zich
tot uiting kwam in het c“
„Componeeren kan bezield
zijn, maar het blijft, hoe ook, in de
eerste plaats ordenen." „Ordening
zonder begrenzing is ondenkbaar want
begrenzing ligt in elke ordening aan
vaard en wordt door haar verheerlijkt
Begrenzing aanvaarden en tegelijk er
kennen. Hoeveel vrijheid binnen die
begrenzing mogelijk blijft, hierin ligt
juist het hooge doel van alle composi-
tair ordenen.» Men kan uit deze en-
type is geworden. Het boek is origineel
en pakkend méér dan belangwekkend
van inhoud.
„Fabia’g eigen weg”, door Olive
Higgings Prouty. Uitg. Mij. J.
PhilipKruseman. alhier.
Deze roman is een doodgewone geschie-
vertrouwde menschen, menschen, die
dekjongere generatie heeft afgedaan.
w-« w 9 a 1* a. a s V*a 4
geitje, haar aan traditie hech-
lie trotseert, haar persoonlijk-
ik verovert,
boeiende
denis van doodgewone, maarjuistdaarom
te«kampen” hebben met begrippen, waar
mee de jongere generatie heeft afgedaan.
Hoe dapper Fabia Vale, het uit het^ nejt
gevallen voj
tende familu-
heid handhaaft en haar gelul,
wordt op eenvoudige, maar
wijze verhaald. De jonge dokter Regan
komt uit heel andere kringen en moet vele
slagboomen omverhalen eer deze twee
menschen hun eigen weg kunnen gaan in
een nieuwe omgeving, ver van alle voor-
oordeelen van traditie en stand.
„Huis aan de Singel", door Els
van Buren. Uitg. Mij Ned.
Keurboekerij N.V., Amster
dam.
Het „huis aan de Singel” is een meis-
jespension, waar het vroolijk en gezellig
toegaat en waar vrouwelijke studenten
van uiteenloopenden aard en karakter
een pied terre hebben gevonden. Met
ieder van de meisjes leeft men meeer
wordt gedebatteerd, gelachen, geflirt, ge
werkt en gefuifd en toch heerscht er een
zuivere sfeer in de kuikenren, zooals het
„sterke geslacht” deze behuizing betitelt
Men zegt er elkaar precies vaar het op
aan komt en daardoor ervaren zij, de
een voor de ander, van hoeveel waarde
echte vriendschap is en hoe saamhoorig-
heid een steun in je leven kai\ zijn
Een mooi boek voor oudere meisjes.
Omslag en illustraties «jn van de
schrijfster.
„Galgenaas”, Stone Cody. J.
Philip Kruseman, alhier.
De vijf Mavericks hebben zich vereenigd
tot een vriendenclub van avonturen, doch
komen tot de ontdekking, dat anderen op
hun naam moorden en schandd/.den ple
gen, waarmede zij zich niet v-reenigen
kunnen. Zij nemen den strijd voor het
recht op, en deze strijd is niet vonder
moeilijkheden, want de sheriff laat hen
gevangen nemen.
Volgens een beproefd Wild-West recept
ontsnappen zij weer, vechten, worden weer
gevangen enz. Vanzelfsprekend is er nog
de vrouw, die alle harten regeert. Kort
om, van alles om het verhaal spannend te
maken De vertaling is van J. 4» H. van
den Bovenkamp jr.
„De moord in de apenfcamer”, Helen
Reilly. J. Philip Kruseman, al
hier.
_.Het geen gemakkelljkv mak, welke
Christopher Mc Keen van de New-
yorksche moordbrigade op zich genomen
heeft. Want de moordzaak Gilbert Pierce
Stannon is niet zoo simpel. Is eerst deze
schrijver van Wild-West verhalen om het
leven gekomen, de zaak breidt zich uit.
Nog twee andere moorden volgen, hetgeen
een bewijs is, dat de dader voor niets
terugdeinst. Huwelijksverwikkelingen,
chantage en andere intrigues maken dit
verhaal met zijn zonderlingen titel wel
zeer spannend.
De vertaling is van Frans van Over-
voorde.
ten bedrag haar geld te gebruiken.
Inmiddels is haar oudste zuster Dulcie
thuisgekomen, die al spoedig den knap
pen Gavin in haar netten weet te ver
strikken Jane trekt zich terug en ver
breekt haar verloving, hoewel Gavin zich
inmiddels wel van zijn dwaling bewust
is geworden. Natuurlijk heeft het boek
een happy end en vinden de gelieven el
kander weer.
„jan d°°r Piet
Marée- Zuid-Holl. Uitg. Mij.,
alhier.
Een alleraardigst boek voor onze kleu
ters. Een meisje, Tineke Jar‘g
veel cadeautjes en er is dien d g teebt.
Ze krijgt ook een lei en daarop teekent
ze een poppetje. Zij doet dat voor haar
grooten beer, die naast haar ut. Als het
poppetje kant en klaar is, valt zij over
haar lei in slaap en dan geschiedt er een
wonder: het poppetje stapt uit het leitje
en beleeft de meest merkwaardige avon
turen in de kamer, in het geheele huis,
buiten in den tuin en nog veel verder
't Boek is zeer geschikt om vopr te
lezen. De mooie foto’s en de buitengewoon
aardige teekeningen zijn van den schrij
ver.
Het geheele boek ziet er vroolijk en wel
verzorgd uit en zal bij de jeugdige lezers
wel zeer in den smaak vallen
„Debby kwam, zag en overwon'*,
door E W. Savi. Uitg, Mij.
J. Philip Kruseman, alhier.
Bovengenoemde schrijfster is beroemd
om haar Indische romans. Ook deze laat
ste roman, die vlot en boeiend geschreven
is, speelt zich in hoofdzaak in Indië af.
Het onderwerp is zoo oorspronkelijk,
dat het ons verrast en vermaakt Hoofd
personen in dit interessante verhaal zijn
een overgrootmoeder, mevr. Pinkerton,
en haar achterkleindochter, Debby, kers-
versch uit Europa in Indië aangekomen.
Jong en vroolijk als ze is, heeft Debby
al spoedig velen voor zich ingenomen,
doch eer het zoover is, dat zij den man
harer droomen kan trouwen, zijn er heel
wat moeilijkheden te overwinnen. Een
grooten steun heeft zij aan „Grootje»,
die in de kleine wereld harer Indische
bezitting, in alle opzichten een prachtig
den, een. kies gelukkig zoo welwillend
geweest iet of wat te ontstexen en kon
Fientje fatsoenshalve de laatste week
thuisblijven, door haar later tot enkele
weken herleid, waardoor zij teveel had
moeten missen aan lesuren, ja zelfs tot
een operatie aangedikt
In het benedenhuis onder de weduwe
Staar woonde ook reeds sedert een
reeks van jaren de familie van Maaren,
vader, moeder en hun zoon Kees. Bij
de groote gehoorigheid van het perceel,
hoorde de familie altijd de weinig stich
telijke scènes, welke dat malle schaap
maakte.
Vader van Maaren had jaren geleden
weleens den wensch geuitWat zou
ik die meid beven graag eens over de
knie nemen Maar nu ze volwassen was,
paste zoo’n opmerking natuurlijk niet
Zoeken met elkander, boven de ver
splintering uit, naar deze waarden, dit
dient besloten te liggen binnen het be
sef van onze persoonlijkheid. Bij dit
zoeken geven deze gebundelde geschrif
ten welkome richtlijnen aan. Opstellen
over Vincent van Gogh, over Charles
Ricketts, over Jan Veth, over Dante.
Gabriël Rosetti vallen binnen de jaren
van 1889 tot 1898. Nog altijd ten volle
lezenswaard zijn de brieven over de
tentoonstelling van den Duilschen
„Werkbund”, evenals zoovele andere
brieven, waarvan men fragmenten op
genomen vindt. Talrijk zijn de opstel
len over schilders, beeldhouwers en
bouwmeesters, over Puvis de Chavan-
nes, over Breitner en Thorn Prikker,
over Tholen, Berlage, Mendes da Coa-
ta, Cuypers en Corot Over werk-
beginselen en kunstprocessen heeft tij
geschreven en het is altijd een wel
daad voor het hart kennis te nemen
van de ideeën van hem. wiens geest
altijd verhevener was garicht dan die
van zijn tijd. Zijn orde van gedachten
was de orde van zijn wezen zelf. En
bij weinigen siert de klaarheid de die
pe gedachten zoo zeer als bjj hem.
Roland Holst's kritische bezinning zal
voor velen tot een openbaring worden
van wijsheid en kracht, die in de ver-
nuchtering van het modernisme een
nieuwe bron openlegt van harmonie
en vergeestelijking, een bron, waarin
zich het beeld der Eeuwigheid weer
spiegelt.
Ik had dien ochtend vlug voortge
maakt om vóór twaalven klaar te zijn
met mijn werk. Direct na de koffie
verwachtte ik mijn neefje Henk, met
wien ik dien middag zou gaan visschen.
De jongen had mij al wekenlang aan
het hoofd gezanikt, totdat ik eindelijk
beloofd had, hem dien Woensdagmid
dag achter op mijn fiets mede te ne
men. Hij was dolgelukkig geweest en
hij had mij den eerenaam „Moord-
oom» toegekend. Het zou een prettige
dag worden, had ik mijzelf voorgeno
men, en ik had mijn rugzak volgepropt
met reepen chocolade, gevulde koeken,
kogelfleschjes en andere dingen, waar
’n twaalfjarige gezonde jongen veel van
houdt. Eerlijk gezegd verheugde ik mij
zelf ook op het vooruitzicht van het
onschuldige uitstapje, daar mijn neef
je een leuk jog was en ik mij in zijn
gezelschap zeker niet zou behoeven te
vervelen.
Ik was eenigszins verwonderd, toen
er om kwart over twaalf gebeld werd
en Henkie, natuurlijk zonder zijn voe
ten te vegen, mijn kamer binnenstorm
de, zijn tasch in een hoek keilde en
zich met een plof in een van mijn fau
teuils liet vallen, zoodat een klagelijk
gepiep ten hemel steeg.
Dag oompje, zei mijn familielid
opgewekt.
Zet eerst eens je pet af en vertel
mij dan, waarom je niet direct naar
huis bent gegaan om te koffiedrinken.
Je zoudt mij toch om één uur komen
halen?
Da’s te zeggenvond Henkie
aarzelend, kijk U eensweet U
Zanik niet, zei ik streng. Wat
is er aan de hand? Vertel op.
Ben verhinderd, antwoordde mijn
neefje resoluut, terwijl hij mij van ter
zijde aankeek. Het spijt mij reus
achtig oompje, maar ik kan niet mee.
Aha, mag jé rjiet van je moeder?
Mag je niet van je moeder, smaal
de Henkie. Mag je niet van je moe
der stel je voor. Niks hoor; ik
ben verhinderd.
Luister jij eens even, vriendje,
zei ik kwaad. Om jou te plezieren
heb ik mij vanochtend gehaast, ik heb
een heeleboel lekkere dingen gekocht en
nu komt meneer me heel eigenwijs ver
tellen, dat hij verhinderd is. Zit nu
eens even niet meer aan mijn schrijf
machine te frunneken’ en vertel mij
de reden.
Ga met een meisje uit.
In de stilte, die op deze woorden
volgde, overwoog ik koortsachtig of ik
lachen dan wel een kwaad gezicht
trekken moest. Ik koos voorloopig het
laatste.
Wel, wel, wel, m’n neef Henk
gaat met een dame uit en laat daarom
zijn oom in de steek. Het staat je
mooi, dat moet ik zeggen.
Maak je niet kwaad, oom, zei
Henkie op heel anderen toon dan zoo-
eve». Hij keek mij met z’n bruine
oogen smeekend aan. zoodat ik alweer
verzoend was. Al ga ik dan niet
met u mee, Floris wel.
Floris wat? Floris wie? vroeg ik
verbaasd.
Een schoolvriendje. Ik heb gezegd,
dat hij precies één uur bij u moet zijn.
Wel allemenschen. bracht ik met
moeite uit.
Wacht u nog eens even, oompje,
zei Henk. Luister nou eens. Het is
een zielig jog, die Floris, en hij komt
er nooit eens uit. Hij heeft geen vader
meer en z’n moeder gaat uit werken.
Als u eens wist hoe blij hij was, dat
hij met u mee mochtMoet u van
middag eens zien wat een bleek en
mager ventje het is
Het was even stil. Henkie plukte aan
het tafelkleed en ik stak omslachtig
een sigaar op.
Hij was zoo blijals u er bij
geweest wasEn als jullie nu een
heeleboel visch vangen dan hebben ze
dagenlang lekker eten.
Ik keek Henkie aan en kreeg een
warm gevoel. Verdraaid nog-an toe, dat
was fideel van het jog. Offerde zijn
fijnen middag voor een misdeeld
vriendje op. Ik wist hoe dol hij er zich
op verheugd had. Jammer genoeg kon
ik er niet twee achter op mijn fiets
meenemen, anders
Je bent een kerel. Henkie, zei ik
vriendelijk. Ik vind je een reuze-
neef. Hier, pak eens aan. Ik grabbelde
paste zoo’n opmerking natuurlijk niet
meer en zei hij Je moet toch den man
beklagen, die daar eens in mocht tip
pelen, je zou je verplicht achten om
hem te waarschuwen. Waarop Kees met
zijn twintigjarige levenswijsheid zei
Zal niet noodig zijn, daar loopt geen
jongen in
Intusschen zat Fientje nu thuis te
wachten op een Jacob. Bij de vele on
hebbelijkheden, welke het Staarschaap
zooals Kees en zijn vrienden haar
noemden bezat, behoorde ook, dat ze
allerlei van het balcon in den tuin der
benedenburen mikte Mevrouw van Maa
ren had daarover al eenige malen haar
beklag gedaan en vader van Maaren
had eens gezegd, dat Fientje een bril
noodig had. want dat ze blijkbaar den
vuilnisemmer niet goed kon zien staan.
Op een morgen had Kees verklaard te
weten, dat mevrouw de wed Staar veel
blikken groenten had gehamsterd en op
de lachende vraag van zijn moeder of
Fientje hem dat bij een apartje had
medegedeeld, had Kees geantwoord
Moeder. bederf mijn dag niet, een
apartje met dat spookNeen, maar er
ligt zoowat iederen dag een leeg groen-
teblik in den tuin, dus behoef ik heusch
geen detective-neigingen te hebben om
te weten, waar dat vandaan moet komen.
Het Staarschaap was van alles bang, als
de dood voor muizen, als de dooie dood
voor onweer Dat was volgens Kees van
het kwade geweten. Wat had Kees dik
wijls een plezier gehad als het 's nachts
onweerde en bij iederen donderslag Fien
tje een langgerekt Hoeiiiliet hooren.
Dan riep hij den volgenden morgen, als
ze op het balcon stond naar boven
Zeg Fien, vannacht hebben zeker alle
buren hun schoorsteen laten vegen, want
ik hoorde telkens Hoeiii 11 roepen Een
opmerking, welke de verstandhouding
tusschen de buren intusschen niet had
verbeterd.
Toen is er een nacht aangebroken, een
der donkerste van de verduistering. Al
van den vroegen avond af woei boven
dien een krachtige windDe familie
werd wakker, zooals de malle boven te
keer ging er was iemand in huis, er
was onraad, ze hoorde wat. het was aan
de voordeur, kortom de benedenburen
konden het gansche drama volgen. Plot
seling zei mevrouwNu hoor ik toch
ook iéts, het is in het voortuintje geloof
ikNonsens, zei mijnheer. Maar even
later scheen hij toch ook te twijfelen en
stond op. Kees, ben je ^wakker
Ja vader, wat is er Hoor jij ook
iets Kees had ernstig verklaard, dat hij
inderdaad ook iets hoorde. Het lijkt
wel spokerij had mevrouw geroepen.
Kan uitkomen, moeder, boven spookt
het spook geduchten grinnekend had
hij zich weer op een oor gelegd.
Den volgenden morgen belde al vroeg
de melkman. Toen mevrouw van Maaren
de deur open deed, stond de melkman
hoofdschuddend naar de deur van het
bovenhuis te kijken. Het is toch
kasueel, mevrouw, wat de straatjeugd
soms verzintKijkt u nu toch eens»!
Mevrouw keek naar de deur van de we
duwe en zag drie leege groentenblikken,
waar gaatjes ingeboord waren en een
touwtje doorliep, keurig opgehangen aan
den deurknop. Door den sterken wind
waren ze steeds tegen elkaar geschud en
hiermede was de spokerij verklaard.
Toen mevrouw de huiskamer binnen
kwam, zat Kees heel aandachtig zijn
boterham te smeren met een ondeugen
den grijns om zijn mond. Kees, zei
moeder, als het spook van boven weer
eens leege blikken in onzen tuin gooit,
zal ik ze in het vervolg wel even
terugbrengen, dat is beter voor onze
nachtrust 1
Mevrouw de wed. Staar bewoonde reeds
sedert verscheidene jaren een klein do-
venhuisje in een der buitenwijken van de
stad. lederen morgen en middag kon men
haar een zeer oud en even piepend rij
wiel zien en hooren bestijgen, .waarmede
zij zich naar de school begaf, waar zij
als onderwijzeres werkzaam was en waar
Mevrouw de Weduwe dan in „de Juf
frouw" veranderde
Behalve in die beide betitelingen mocht
Mevrouw de Wed. Staar zich verheugen in
het bezit van een dochter, die even dom als
lui was, en het de gewoonste zaak van de
wereld scheen te vinden, dat de Moeder
voor beiden het brood verdiende, terwijl zij
luierde en de dame uithing! Ja, nu mocht
de Weduwe Staar daarover wel niet kla
gen verondersteld dat zij zooiets ooit
zou willen en durven doen want zij
zelf was schuldig ik bedoel aan de glad
verkeerde opvoeding, die haar dochter
had ontvangen. Het kind was maar vier
jaar oud geweest, toen haar vader stierf
eh van dat oogenblik af was zij een ware
huistyran voor haar moeder geworden,
die haar in alles haar zin gaf. Het schaap
regeerde haar met allerlei ondeugendhe
den en kunsten, liegerijtjes, trappen en
stampen. Maar de weduwe zag geen
kwaad in haar dochter of veinsde dit niet
te zien én had de gewoonte haar kind
tegen wie het maar hooren wilde, te
prijzen, er was geen knapper, geen lie
ver, geen goediger, geen aardiger, geen
intelligenter kind denkbaar dan Fientje!
Overal werd de loftrompet over haar op
gestoken, altijd werd Fientje naar voren
geschoven, gelukkig hoorde de dwaze moe
der niet, hoe achter haar rug werd ge
sproken over dat onmogelijke wicht! Hoe
de moeder werd beklaagd, die altijd haar
kind naar de oogen keekMoest men
zich er nu eigenlijk nog over verwonde
ren, dat Fientje tot een waren draak op
groeide?
Toen Fientje op de H.B.S. kwam na
eerst een keer te zijn gebakt voor haar
toelatingsexamen, wat volgens Fientje -
en natuurlijk door Ma heftig beaamd
de schuld was van een der examinatoren,
werd de opschepperij nog een beetje er
ger! Altijd had Fientje de mooiste cijfers,
werd tot voorbeeld aan de klasse gesteld,
was steeds nummer één van de klas en
was op het H.B.S.-bal natuurlijk de Ko
ningin van het bal geweest. In werkelijk
heid had Fientje de grootste moeite om
mede te komen, plunderde de weduwe
Staar haar spaarboekje om allerlei bijles
sen te betalen!
Hoe ouder Fientje werd, hoe minder
er met haar viel huis te houden en als
moeder een hoogst enkele maal eens een
zwak protest liet hooren, simuleerde ze
onmiddellijk een flauwte, ja eenmaal op
een laten avond had ze zelfs beweerd een
hartkramp te hebben en had de moeder
bij' buren de dokter opgebeld. Toen Zijn
WelEdelZeer Geleerde laat in den avond,
door voetenhooge sneeuw, zijn auto naar
de buitenwijk reed, had hij inwendig
zitten foeteren, dat hét wel weer zoo’n
malle vertooning van dat malle schaap
zou zijn, waarvoor hij uit zijn warme
huiskamer werd gehaald. De dokter, die
al zooveel met Fientje en haar moeder
had beleefd, had Ook nu de situatie on
middellijk door en de zoogenaamde
hartpatiënte, die scheef over haar bed
gezakt lag dat stond nog mooier
stevig aangepakt, naast haar bed op
haar beenen gezet en verklaard, dat er
veel sneeuw lag en het beste geneesmid
del tegen den aanval wasMorgen
vroeg op en eens flink de sneeuw van
het balcon vegen
En toen de dokter daarna met moeite
zijn wagen uit de sneeuwhoop voor het
trottoir reed, had hij iets gemompeld van
„naar den bliksem loopen” wat kennelijk
niet op zijn auto sloeg Maar mevrouw
de wed. Staar had den volgenden mor
gen zonder mankeeren aan de admini
stratie van het Ziekenfonds geschreven,
dat zij van medicus wenschte te ver
anderen.
Moeder Staar mocht de voldoening
smaken, dat Fientje eindexamen deed
Als nummer 2 zei de moeder, wijl
Fientje dit zeiOch vergissingen zijn
nu eenmaal menschelijk en zullen er
worden begaan, zoolang er menschen op
aarde leven, dus was het ook alweer
begrijpelijk, dat moeder en Fientje een
vergissing begingen en vergaten, dat
voor die 2 nog een 2 moest staan Toen
iemand het waagde op te' merken dat
Fientje wel laat was met het eind
examen, ze was ruim 21, zet moeder
pr >mptFientje had ook tweemaal een
klas over moeten doen, door langdurige
ziekte.
Beitje malen was n.l. vlak voor het
over gaan, ais, niettegenstaande alle bij-
le-sen en het minderende saldo, dien
tengevolge op moeders spaarbankboekje,
de kansen voor Fientje hopeloos ston-
Moord-oom. glundert Henkie;
- Maarehoe laat bent u vanmid
dag terug? Toch niet zoo vroeg.
Floris zal best
best tevreden, let maar
Welnee, zei ik.
tevreden zijn, L
eens op.
Vanmiddag tenminste wel, ze
mijn neefje geheimzinnig, terwtfl hij
opstond. Maar of hij morgen zoo tevre
den zal zijn
Hoezoo? vroeg ik verbaasd.
Dat zal ik u zeggen, zei Henkie
met vollen mond, hij was aan zijn
derde reep bezig. - U weet wel, Mijn
tje, dat meisje waarmee ik vanmiddag
uitga, heeft zooveel prachtige post
zegels... geweldig gewoonweg. Ze is
met haar ouders uit Indië gekomen,
weet u? Enne, nu gaat ze die post
zegels vanmiddag verdeelen. begrijpt
u? Tusschen mij en nog een jongen,
maar dien moet ik nog een boodschap
geven. Prachtpostzegels zijn het.
Zoo, zoo. Ik voelde twijfel bij mij
opkomen .Henkie hapte in een reep
en aarzelde bij de deur. Hij had nog
iets op zijn hart. Zoo. zoo, zei ik
nog eens. En nu ga jij dien anderen
jongen zeker waarschuwen? Dat van
middag die ehmoordpostzegels van
Mientje verdeeld worden?
Oopi, vroeg Henkie op dringenden
toon, wilt u mij een plezier doen?
Hmm
Zegt u het hem danmaar
vooral niet te vroeg. Als jullie zitten
te visschen. Wilt u?
schildersWillink, Hynckes en Pyke
Koch. Toch is het begrijpelijk, dat Schu
macher met de drie anderen tezamen is
uitgegeven, zijn werk heeft dezeitne
klaarheid en helderheid, denzelfden afkeer
van valsche romantiek en sentimental!-
teit. Doeken als „Peniscola”, „Het lam
het ontroerende, tragisch beklemmende
Eendje”, de „Reekoppen” en de twee
grandite schilderijen „Blinde” bezitten
een grooter deernis, dan Willink in zijn
glasharde en objectieve ondergangsanaly-
seering geeft. Maar in zijn portretten
Koroikt hil ook een realisme en nuchtere
zakelijkheid, welke d°Pr beheergchte
techniek tot een enorme hoogte van kun-
J^n wordt opgevoerd. De bijdrage van
Niehaus i» zeer lezenswaardig en
^eft eeVi bijna volmaakte formuleering
geeft een W» De reproducties
van Het Schumacher-num.
prachtige serie
Bij de uitgeverij Born te Assjnzal v®®"
reeks populaire hls‘“^^elnaam „Neer-
schijnen onder de"„ve”®7sCleen greep uit
lands Fundamenten HeM» ^tifde^van
het verleden de vee bewog
ons voorgeslacht Veie zun u de
daden geweest. Men kent zen g
schooljaren, maar weet niet.meer de n
ses ervan Dit in de herinnering terug
roepen is het doel, dat deD’
Wijnbeek zich voor oogen heeft Ses7‘d-
De serie opent met „Het *«rfsch*P .'?90
Breda”, de verovering van Breda in 1590
door de mannen van Prin» Maurits, on<1
leiding van de Herangiére, waar^*|
turfschipper van Bergen, zulk
rijke rol heeft gespeeld. Het b°e^e: dat
ondanks het kleine bestek goed gedocu-
menteerd en van verscheidene illustraties
voorzien is, zal zich ongetwijfeld in de
belangstelling van vele lezers verheugen.
Mlchaël, haar held, door Grace
Livingston Hill. Uitg. Mij. J. Philip
Kruseman, alhier.
Deze roman is een boeiend geschreven
verhaal van een moedigen strijd tegen
onrecht en wantoestanden, zich afspelend
tegen den achtergrond van het moderne
groote stadsleven, met zijn schrijnende
tegenstellingen. Michaël, een klein kran-
tenverkoopertje, redt bij een «traatrelletje
de kleine Starr Endicott, een dochtertje
van zeer gefortuneerde ouders. Michaël,
door zijn vriendje Mikky genoemd, wordt
gewond het groote huis binnengedragen
en verpleegd tot hij weer geheel genezen
is. Dan zendt Starr’s vader hem naar een
goede school en laat hem studeeren. Hij is
een goede en dankbare leerling en brengt
het ver, doch ondanks zijn luxe-leventje
vergeet hij zijn vroegere makkers niet en
de sloppen, waar hij vandaan gekomen is.
Buiten zijn studie geeft hij veel van zijn
tijd aan maatschappelijk werk en bereikt
hij veel voor zijn medemenschen.
’t Is een boek vol romantiek en avon
turen, scherp geteekende karakters en een
aantrekkelijke liefdes-idylle met een blij
besluit.
De vertaling is van J. A. W. van Hacht
„De Schimmel van IV c", door
N. van SillevoldtHaasse.
Uitg. Mij. V. A. Kramers, Rijs
wijk (Z.H.>.
Voor oudere meisjes is dit een zeer
vroolijk en gezellig verhaal, dat vlot en
geestig geschreven is.
Uit het voorwoord van de schrijfster
ontleenen wij het volgende: Op een kleine
rustige plaats, waar zij zich heeft terug
getrokken, woont een oude dame, vroe
ger rectrice van een meisjes-lyceum. Zij
heeft de Schimmel van IV c gekend en
bewaart aan hem de levendigste herin-,
neringen. Zoo is er ook nog een rector,
die de Schimmel ook van nabij heeft
gekend en zoo zijn er nog meer jonge
menschenkinderen, overal in den lande,
die nog in een schaterlach kunnen uitbar
sten als ze terugdenken aan een Sinter
klaasmorgen, nog niet zoo heel lang ge
leden, toen een deinend, grijnzend schim-
meldier een schoollokaal binnenhobbelde
en zich met diepe neigingen voorstelde
aan een daverende klasse.
En die ons schimmeltje niet gekend
hebbenochmisschien lachen ze
wel eens hartelijk mee met de meisjes
van IV c, misschien schokschateren ze wel
eens met Lindeman, die in onbedaarlijken
lach zijn handen sloeg voor ’t glimmend
„Raapje”. Dit boek zal bij ’t lezen een
lach brengen op veler gezicht.
De bandteekening is van Funke
Küpper en de illustraties van Jos.
Schönfeld.
„Als Ik één en twintig ben",
door Ruby M. Ayres. Uitg.
Mij. J. Philip Kruseman, al
hier.
Boeken van
schrijfster behoeven
Ze boeien van begin tot eind en worden
daarom graag gelezen. Van den inhoud
van dit laatste boek vertellen we u het
volgende: Jane, het jongste en uiterlijk
minst aantrekkelijke van de drie zusjes
Brookes, krijgt op een goeden dag een
erfenis van drie duizend pond, over welk
geld zij echter pas zal kunnen beschikken
als zij één en twintig is. Voor het zoover
is, ontmoet zij Gavin Montford, een
jongeman, die zich van den ernst van
het leven niet veel heeft aangetrokken.
Hij vraagt haar ten huwelijk, waarin zij
toestemt. Als Gavin de kans heeft deel
genoot te worden in een firma, weet Jane
hem te bewegen voor het daarin te stor-
kele aanhalingen zien met hoeveel
nauwgezetheid en innerlijk overleg de
samensteller van dezen bunde) e«says
is te werk gegaan. Henriëtte Roland
Holst heeft het boek een „Ten geleide"
meegegeven. Zij wijst er op, dat haar
man zelf de eerste keuze heeft gedaan
en dat hij de verdere schifting en ver
zorging aan zijn vriend, den heer
Hammacher, heeft overgelaten. Er is
dus geen sprake van, dat deze bundel
zou zijn ontstaan uit het bijeenharken
van aren, overgebleven op een akker,
welks oogst feitelijk was binnenge
haald. Integendeel: alle opstellen, in
dezen bundel verzameld, maken deel
uit van een literairen levensoogst, die
hiermee pas in zijn geheel in schuren
wordt geborgen, waar hij tjjdgenooten
en lateren ter beschikking staat. Het
hier bijeengebrachte proza omvat een
tijdruimte van bijna veertig jaar. Des
niettemin zal het eiken aandachtigen
lezer treffen door zijn Innerlijke een
heid en niet minder door zijn eenheid
yan stül. De originaliteit van denken
Proza een vorm, die
mee harmonieert: leven-
1 aan verrassende vond-
-- speelsch in
zijn sprankelende gratie en daarbij
steeds doorgloeid
vuur, gevoed door
kend geloof aan
schoonheid, waarheid en goedheid. -
u gZ10>°f’ dat in het sPel en de
scherts der luchtigste oogenblikken als
heilige ernst aanwezig is
De levende Gedachten van Pas
cal belicht door Francois
Mauriac. Uitg. N.V. Servire,
alhier.
In de serie Levende Gedachten, waarin
reeds Schopenhauer, Montaigne, Tolstoi,
Spinoza, Nietsche, Darwin, Rousseau en
Voltaire zijn verschenen is thans een
deeltje gewijd aan Pascal, een der groot
ste Christelijke moralisten. Francois Mau-
riac geeft een beknopte maar niettemin
de kern rakende kenschetsing van den
grooten wiskundige, die na zijn mystieke
bekeering in 1654 zijn geloof beleed, zoo
als hij hetzelf uitdrukte, in den God van
Abraham, Izaak en Jacob, den God van
Jezus Christus bovenal, maar niet van de
philosofen en de geleerden. Pascal’s be-
teekenis, aldus Mauriac, gaat ver uit bo
ven zijn secte (die der Jansenisten), gaat
ondergronds door in den tijd van Voltaire
en Condorcet, om in onze eeuw des te
krachtiger weer aan de oppervlakte te
treden. Niet Jansenius, maar Montaigne
leerde hem de geheimen van het men
schelijk hart kennen. Hij doet over den
mensch van Montaigne het onweer van
een oneindige liefde losbarsten. Hij negeert
niets in den mensch en heeft den gehee-
len mensch doorvorscht om tot God te
komen. In zijn hartstochtelijk pogen om
de menschen tot God te brengen is hij
een inconsequente Jansenist, daar de Jan
senisten immers de uitverkiezing tot leer,
stuk hadden. Groot is zijn geloof aan de
liefde, die uit God is. Niet zijn rijke geest
en zelfs niet zijn menschenkennis is het,
wat hem heeft geholpen dat was zijn
hart. De geringste uiting van liefde had
voor hem meer waarde dan alle weten
schap en wijsbegeerte.
Op de inleiding volgen fragmenten uit
Pascal’s werken, bijeengelezen uit „Ge
dachten” en „Brieven".
De vertaling is weer verzorgd door Rob
Limburg.
Het Groote Puzzleboek, door
A. P. van Leeuwen. Uitgave
H. J. W. Becht, Amsterdam.
Er zijn tal van puzzelaars, die nog niet
genoeg hebben aan de puzzles, welke in
de dagbladen en tijdschriften worden
voorgezet. Diegenen vooral zullen de ver
schijning van „Het Groote Puzzleboek”
van harte toejuichen, want dit werk
biedt stof voor verscheidene dagen. Men
vindt er 50 kruiswoordraadsels in, bene
vens een aantal woord- en cijferraadsels
van allerlei aard, paardesprongen. scherp-
zinnigheidsproeven, etc., buiten de kruis
woordraadsels, een 168 stuks. En vele
daarvan zijn heusch niet gemakkelijk
Men kan werkelijk getuigen, dat de sa
mensteller aan de puzzlende gemeente
een grooten dienst heeft bewezen. De uit
gever heeft aan de verschijning van dit
boek als attractie nog een prijsvraag ver-
bonden. Eén puzzle, no. 50, dient opge
lost te worden ingezonden vóór 15 April
voor de oplossers staan diverse prij-
ter beschikking.
W. Schumacher,
Niehaus. (N.V.
schappij „Elsevier”,
dam).
„Nederlandsche schilders
behandelt Kasper Nie-
Schumacher. Dit werk heeft
en zachter karakter dan het
u - wWM