SPOKERIJ LETTERKUNDIG BIJBLAD HAAGSCHE COURANT VAN DE DE AFSPRAAK Letterkundige Kroniek Diepe overtuigingen een Geschriften van wijlen professor R. N. Roland Holst van kunstzinnigen geest TOEGEZONDEN BOEKEN Professor R. N. Roland Holst Zaterdag 5 April 1941, No. 17844. b 4 p 2 b?ekT~NA?W" UttJviSbeA Assen. Pierewiet", Montaigne, Tolstoi, deze JOHAN KONINA - Het de nu en zen Kasper Maat- Amster- op hij de geschriften heeft en gerangschikt. Met inzicht bied heeft hij dezen arbeid door Uitg. (Foto-archief) dient opge- 15 April is afgesproken, hoor, dat Floris een fijnen ben. schept zich in dit er volkomen r dig, lenig, rijk r* sten en treffende beelden, gratie van een innerlijk een nooit verzwak- hoogste waarden: korte inleiding, waarin hij, zorg wij deze uitgave danken, yaardiging geeft voor de wijze' -i verzameld en eer- verricht, befaamde roman- geen aanbeveling. de afval eener geestelijke middelma tigheid naar alle richtingen ver spreidt! In zijn laatste indrukwekkende rede voor de architecten in November ’38 zei prof. Roland Holst: „De vloedgoïr van leed, die na den grooten oorlog over de wereld is geslagen, die vloed golf, die nog steeds wast en onze levensvastheid bedreigt, zal, dit kan niet anders, de kunst weer terug doen vloeien naar diepe sociale en reli- gieuse beddingen.” En verder: „De groep kunstenaars van ’90 hebben dat geheimzinnig geestelijk tij niet ge kend, maar neemt dit van mij aan, zij waren van hetzelfde water, al hebben zij het tij gemist. De geschiedenis zal dit eenmaal erkennen, daar ben ik van overtuigd.” Hier behoeft geen woord aan toege voegd te worden om duidelijk te ma ken, dat meer dan ooit zijn overtuiging van een monumentale eenheid der kunsten en de daarmee verband hou dende vraagstukken, die hem een leven lang aangrepen en bezielden, in den moeilijken tijd van nu aan de orde zijn, anders wellicht van gedaante dan hij het zich voorstelde, maar niet an ders van wezen. Met deze opmerking besluit de heer A. M. Hammacher zijn aan wiens een recht- waar in de serie van dezen tijd' haus het werk van den kunstenaar W Schumacher. Dit werk heeft een milder en zachter karakter dan het werk der met hem in deze eerste serie behandelde in den volgepropten rugzak en diepte wat reepen en gevulde koeken op. De volgende week mag «mee. middag zal heb- heeft hij deze taak volbracht, die verre van gemakkelijk was, hoe vertrouwd hij ook was met de gedachten en met het werk van hem, die door zijn beide bundels over „Kunst en Kunstenaars” reeds had bewezen een der fijnzinnig- ste essayisten van ons land te zijn. De heer Hammacher heeft den lezer zijn moeilijkheden voorgelegd. „Mij verdiepende in tal van vroege uitin gen, jong en vurig, meegesleept door den gedragen stroom der doorgloeien de gedachten uit rijper jaren; door de hoogheid van het oordeel en de ruim te van het uitzicht getroffen; vertee- derd door den milden glimlach en den humor, die telkens weer de gestreng heid en macht van dit kunstenaarschap nader brengen tot het hart, verloor ik mij gemakkelijk in het volgen van den groei mijner overtuiging en in het her beleven van den stijl zijner persoon lijkheid. Doch in deze verlorenheid komt geen ordening tot stand. Altijd weer moest ik mij herinneren, dat het essentieele van zijn wezen het sterkst - 1 componeeren. ordenen „In en buiten het tij”, nage laten beschouwingen en her denkingen van prof. R. N. Roland Holst. J. M. Meu- lenhoff, Amsterdam. Met vreugde zullen velen de ver schijning van deze nagelaten essays van wijlen Roland Holst begroeten; voor ieder kunstzinnig mensch zal dit boek een kostbaar bezit vertegenwoor digen. Deze heldere beschouwingen van een fijnzinnigen geest verdienden in elk opzicht voor het nageslacht be waard te blijven. Uren van schoon heid en bezinning, van geestelijke ver dieping en van wassend geloof in de hoogste waarden van het leven brengt men met dit werkje door. Tijdens zijn leven was het reeds duidelijk, dat zijn geest op vele generaties van invloed zou zijn. Welk een voorrecht is het zich in de voortbrengselen van zoo een geest te mogen vermeien, terwijl zich tot uiting kwam in het c“ „Componeeren kan bezield zijn, maar het blijft, hoe ook, in de eerste plaats ordenen." „Ordening zonder begrenzing is ondenkbaar want begrenzing ligt in elke ordening aan vaard en wordt door haar verheerlijkt Begrenzing aanvaarden en tegelijk er kennen. Hoeveel vrijheid binnen die begrenzing mogelijk blijft, hierin ligt juist het hooge doel van alle composi- tair ordenen.» Men kan uit deze en- type is geworden. Het boek is origineel en pakkend méér dan belangwekkend van inhoud. „Fabia’g eigen weg”, door Olive Higgings Prouty. Uitg. Mij. J. PhilipKruseman. alhier. Deze roman is een doodgewone geschie- vertrouwde menschen, menschen, die dekjongere generatie heeft afgedaan. w-« w 9 a 1* a. a s V*a 4 geitje, haar aan traditie hech- lie trotseert, haar persoonlijk- ik verovert, boeiende denis van doodgewone, maarjuistdaarom te«kampen” hebben met begrippen, waar mee de jongere generatie heeft afgedaan. Hoe dapper Fabia Vale, het uit het^ nejt gevallen voj tende familu- heid handhaaft en haar gelul, wordt op eenvoudige, maar wijze verhaald. De jonge dokter Regan komt uit heel andere kringen en moet vele slagboomen omverhalen eer deze twee menschen hun eigen weg kunnen gaan in een nieuwe omgeving, ver van alle voor- oordeelen van traditie en stand. „Huis aan de Singel", door Els van Buren. Uitg. Mij Ned. Keurboekerij N.V., Amster dam. Het „huis aan de Singel” is een meis- jespension, waar het vroolijk en gezellig toegaat en waar vrouwelijke studenten van uiteenloopenden aard en karakter een pied terre hebben gevonden. Met ieder van de meisjes leeft men meeer wordt gedebatteerd, gelachen, geflirt, ge werkt en gefuifd en toch heerscht er een zuivere sfeer in de kuikenren, zooals het „sterke geslacht” deze behuizing betitelt Men zegt er elkaar precies vaar het op aan komt en daardoor ervaren zij, de een voor de ander, van hoeveel waarde echte vriendschap is en hoe saamhoorig- heid een steun in je leven kai\ zijn Een mooi boek voor oudere meisjes. Omslag en illustraties «jn van de schrijfster. „Galgenaas”, Stone Cody. J. Philip Kruseman, alhier. De vijf Mavericks hebben zich vereenigd tot een vriendenclub van avonturen, doch komen tot de ontdekking, dat anderen op hun naam moorden en schandd/.den ple gen, waarmede zij zich niet v-reenigen kunnen. Zij nemen den strijd voor het recht op, en deze strijd is niet vonder moeilijkheden, want de sheriff laat hen gevangen nemen. Volgens een beproefd Wild-West recept ontsnappen zij weer, vechten, worden weer gevangen enz. Vanzelfsprekend is er nog de vrouw, die alle harten regeert. Kort om, van alles om het verhaal spannend te maken De vertaling is van J. 4» H. van den Bovenkamp jr. „De moord in de apenfcamer”, Helen Reilly. J. Philip Kruseman, al hier. _.Het geen gemakkelljkv mak, welke Christopher Mc Keen van de New- yorksche moordbrigade op zich genomen heeft. Want de moordzaak Gilbert Pierce Stannon is niet zoo simpel. Is eerst deze schrijver van Wild-West verhalen om het leven gekomen, de zaak breidt zich uit. Nog twee andere moorden volgen, hetgeen een bewijs is, dat de dader voor niets terugdeinst. Huwelijksverwikkelingen, chantage en andere intrigues maken dit verhaal met zijn zonderlingen titel wel zeer spannend. De vertaling is van Frans van Over- voorde. ten bedrag haar geld te gebruiken. Inmiddels is haar oudste zuster Dulcie thuisgekomen, die al spoedig den knap pen Gavin in haar netten weet te ver strikken Jane trekt zich terug en ver breekt haar verloving, hoewel Gavin zich inmiddels wel van zijn dwaling bewust is geworden. Natuurlijk heeft het boek een happy end en vinden de gelieven el kander weer. „jan d°°r Piet Marée- Zuid-Holl. Uitg. Mij., alhier. Een alleraardigst boek voor onze kleu ters. Een meisje, Tineke Jar‘g veel cadeautjes en er is dien d g teebt. Ze krijgt ook een lei en daarop teekent ze een poppetje. Zij doet dat voor haar grooten beer, die naast haar ut. Als het poppetje kant en klaar is, valt zij over haar lei in slaap en dan geschiedt er een wonder: het poppetje stapt uit het leitje en beleeft de meest merkwaardige avon turen in de kamer, in het geheele huis, buiten in den tuin en nog veel verder 't Boek is zeer geschikt om vopr te lezen. De mooie foto’s en de buitengewoon aardige teekeningen zijn van den schrij ver. Het geheele boek ziet er vroolijk en wel verzorgd uit en zal bij de jeugdige lezers wel zeer in den smaak vallen „Debby kwam, zag en overwon'*, door E W. Savi. Uitg, Mij. J. Philip Kruseman, alhier. Bovengenoemde schrijfster is beroemd om haar Indische romans. Ook deze laat ste roman, die vlot en boeiend geschreven is, speelt zich in hoofdzaak in Indië af. Het onderwerp is zoo oorspronkelijk, dat het ons verrast en vermaakt Hoofd personen in dit interessante verhaal zijn een overgrootmoeder, mevr. Pinkerton, en haar achterkleindochter, Debby, kers- versch uit Europa in Indië aangekomen. Jong en vroolijk als ze is, heeft Debby al spoedig velen voor zich ingenomen, doch eer het zoover is, dat zij den man harer droomen kan trouwen, zijn er heel wat moeilijkheden te overwinnen. Een grooten steun heeft zij aan „Grootje», die in de kleine wereld harer Indische bezitting, in alle opzichten een prachtig den, een. kies gelukkig zoo welwillend geweest iet of wat te ontstexen en kon Fientje fatsoenshalve de laatste week thuisblijven, door haar later tot enkele weken herleid, waardoor zij teveel had moeten missen aan lesuren, ja zelfs tot een operatie aangedikt In het benedenhuis onder de weduwe Staar woonde ook reeds sedert een reeks van jaren de familie van Maaren, vader, moeder en hun zoon Kees. Bij de groote gehoorigheid van het perceel, hoorde de familie altijd de weinig stich telijke scènes, welke dat malle schaap maakte. Vader van Maaren had jaren geleden weleens den wensch geuitWat zou ik die meid beven graag eens over de knie nemen Maar nu ze volwassen was, paste zoo’n opmerking natuurlijk niet Zoeken met elkander, boven de ver splintering uit, naar deze waarden, dit dient besloten te liggen binnen het be sef van onze persoonlijkheid. Bij dit zoeken geven deze gebundelde geschrif ten welkome richtlijnen aan. Opstellen over Vincent van Gogh, over Charles Ricketts, over Jan Veth, over Dante. Gabriël Rosetti vallen binnen de jaren van 1889 tot 1898. Nog altijd ten volle lezenswaard zijn de brieven over de tentoonstelling van den Duilschen „Werkbund”, evenals zoovele andere brieven, waarvan men fragmenten op genomen vindt. Talrijk zijn de opstel len over schilders, beeldhouwers en bouwmeesters, over Puvis de Chavan- nes, over Breitner en Thorn Prikker, over Tholen, Berlage, Mendes da Coa- ta, Cuypers en Corot Over werk- beginselen en kunstprocessen heeft tij geschreven en het is altijd een wel daad voor het hart kennis te nemen van de ideeën van hem. wiens geest altijd verhevener was garicht dan die van zijn tijd. Zijn orde van gedachten was de orde van zijn wezen zelf. En bij weinigen siert de klaarheid de die pe gedachten zoo zeer als bjj hem. Roland Holst's kritische bezinning zal voor velen tot een openbaring worden van wijsheid en kracht, die in de ver- nuchtering van het modernisme een nieuwe bron openlegt van harmonie en vergeestelijking, een bron, waarin zich het beeld der Eeuwigheid weer spiegelt. Ik had dien ochtend vlug voortge maakt om vóór twaalven klaar te zijn met mijn werk. Direct na de koffie verwachtte ik mijn neefje Henk, met wien ik dien middag zou gaan visschen. De jongen had mij al wekenlang aan het hoofd gezanikt, totdat ik eindelijk beloofd had, hem dien Woensdagmid dag achter op mijn fiets mede te ne men. Hij was dolgelukkig geweest en hij had mij den eerenaam „Moord- oom» toegekend. Het zou een prettige dag worden, had ik mijzelf voorgeno men, en ik had mijn rugzak volgepropt met reepen chocolade, gevulde koeken, kogelfleschjes en andere dingen, waar ’n twaalfjarige gezonde jongen veel van houdt. Eerlijk gezegd verheugde ik mij zelf ook op het vooruitzicht van het onschuldige uitstapje, daar mijn neef je een leuk jog was en ik mij in zijn gezelschap zeker niet zou behoeven te vervelen. Ik was eenigszins verwonderd, toen er om kwart over twaalf gebeld werd en Henkie, natuurlijk zonder zijn voe ten te vegen, mijn kamer binnenstorm de, zijn tasch in een hoek keilde en zich met een plof in een van mijn fau teuils liet vallen, zoodat een klagelijk gepiep ten hemel steeg. Dag oompje, zei mijn familielid opgewekt. Zet eerst eens je pet af en vertel mij dan, waarom je niet direct naar huis bent gegaan om te koffiedrinken. Je zoudt mij toch om één uur komen halen? Da’s te zeggenvond Henkie aarzelend, kijk U eensweet U Zanik niet, zei ik streng. Wat is er aan de hand? Vertel op. Ben verhinderd, antwoordde mijn neefje resoluut, terwijl hij mij van ter zijde aankeek. Het spijt mij reus achtig oompje, maar ik kan niet mee. Aha, mag jé rjiet van je moeder? Mag je niet van je moeder, smaal de Henkie. Mag je niet van je moe der stel je voor. Niks hoor; ik ben verhinderd. Luister jij eens even, vriendje, zei ik kwaad. Om jou te plezieren heb ik mij vanochtend gehaast, ik heb een heeleboel lekkere dingen gekocht en nu komt meneer me heel eigenwijs ver tellen, dat hij verhinderd is. Zit nu eens even niet meer aan mijn schrijf machine te frunneken’ en vertel mij de reden. Ga met een meisje uit. In de stilte, die op deze woorden volgde, overwoog ik koortsachtig of ik lachen dan wel een kwaad gezicht trekken moest. Ik koos voorloopig het laatste. Wel, wel, wel, m’n neef Henk gaat met een dame uit en laat daarom zijn oom in de steek. Het staat je mooi, dat moet ik zeggen. Maak je niet kwaad, oom, zei Henkie op heel anderen toon dan zoo- eve». Hij keek mij met z’n bruine oogen smeekend aan. zoodat ik alweer verzoend was. Al ga ik dan niet met u mee, Floris wel. Floris wat? Floris wie? vroeg ik verbaasd. Een schoolvriendje. Ik heb gezegd, dat hij precies één uur bij u moet zijn. Wel allemenschen. bracht ik met moeite uit. Wacht u nog eens even, oompje, zei Henk. Luister nou eens. Het is een zielig jog, die Floris, en hij komt er nooit eens uit. Hij heeft geen vader meer en z’n moeder gaat uit werken. Als u eens wist hoe blij hij was, dat hij met u mee mochtMoet u van middag eens zien wat een bleek en mager ventje het is Het was even stil. Henkie plukte aan het tafelkleed en ik stak omslachtig een sigaar op. Hij was zoo blijals u er bij geweest wasEn als jullie nu een heeleboel visch vangen dan hebben ze dagenlang lekker eten. Ik keek Henkie aan en kreeg een warm gevoel. Verdraaid nog-an toe, dat was fideel van het jog. Offerde zijn fijnen middag voor een misdeeld vriendje op. Ik wist hoe dol hij er zich op verheugd had. Jammer genoeg kon ik er niet twee achter op mijn fiets meenemen, anders Je bent een kerel. Henkie, zei ik vriendelijk. Ik vind je een reuze- neef. Hier, pak eens aan. Ik grabbelde paste zoo’n opmerking natuurlijk niet meer en zei hij Je moet toch den man beklagen, die daar eens in mocht tip pelen, je zou je verplicht achten om hem te waarschuwen. Waarop Kees met zijn twintigjarige levenswijsheid zei Zal niet noodig zijn, daar loopt geen jongen in Intusschen zat Fientje nu thuis te wachten op een Jacob. Bij de vele on hebbelijkheden, welke het Staarschaap zooals Kees en zijn vrienden haar noemden bezat, behoorde ook, dat ze allerlei van het balcon in den tuin der benedenburen mikte Mevrouw van Maa ren had daarover al eenige malen haar beklag gedaan en vader van Maaren had eens gezegd, dat Fientje een bril noodig had. want dat ze blijkbaar den vuilnisemmer niet goed kon zien staan. Op een morgen had Kees verklaard te weten, dat mevrouw de wed Staar veel blikken groenten had gehamsterd en op de lachende vraag van zijn moeder of Fientje hem dat bij een apartje had medegedeeld, had Kees geantwoord Moeder. bederf mijn dag niet, een apartje met dat spookNeen, maar er ligt zoowat iederen dag een leeg groen- teblik in den tuin, dus behoef ik heusch geen detective-neigingen te hebben om te weten, waar dat vandaan moet komen. Het Staarschaap was van alles bang, als de dood voor muizen, als de dooie dood voor onweer Dat was volgens Kees van het kwade geweten. Wat had Kees dik wijls een plezier gehad als het 's nachts onweerde en bij iederen donderslag Fien tje een langgerekt Hoeiiiliet hooren. Dan riep hij den volgenden morgen, als ze op het balcon stond naar boven Zeg Fien, vannacht hebben zeker alle buren hun schoorsteen laten vegen, want ik hoorde telkens Hoeiii 11 roepen Een opmerking, welke de verstandhouding tusschen de buren intusschen niet had verbeterd. Toen is er een nacht aangebroken, een der donkerste van de verduistering. Al van den vroegen avond af woei boven dien een krachtige windDe familie werd wakker, zooals de malle boven te keer ging er was iemand in huis, er was onraad, ze hoorde wat. het was aan de voordeur, kortom de benedenburen konden het gansche drama volgen. Plot seling zei mevrouwNu hoor ik toch ook iéts, het is in het voortuintje geloof ikNonsens, zei mijnheer. Maar even later scheen hij toch ook te twijfelen en stond op. Kees, ben je ^wakker Ja vader, wat is er Hoor jij ook iets Kees had ernstig verklaard, dat hij inderdaad ook iets hoorde. Het lijkt wel spokerij had mevrouw geroepen. Kan uitkomen, moeder, boven spookt het spook geduchten grinnekend had hij zich weer op een oor gelegd. Den volgenden morgen belde al vroeg de melkman. Toen mevrouw van Maaren de deur open deed, stond de melkman hoofdschuddend naar de deur van het bovenhuis te kijken. Het is toch kasueel, mevrouw, wat de straatjeugd soms verzintKijkt u nu toch eens»! Mevrouw keek naar de deur van de we duwe en zag drie leege groentenblikken, waar gaatjes ingeboord waren en een touwtje doorliep, keurig opgehangen aan den deurknop. Door den sterken wind waren ze steeds tegen elkaar geschud en hiermede was de spokerij verklaard. Toen mevrouw de huiskamer binnen kwam, zat Kees heel aandachtig zijn boterham te smeren met een ondeugen den grijns om zijn mond. Kees, zei moeder, als het spook van boven weer eens leege blikken in onzen tuin gooit, zal ik ze in het vervolg wel even terugbrengen, dat is beter voor onze nachtrust 1 Mevrouw de wed. Staar bewoonde reeds sedert verscheidene jaren een klein do- venhuisje in een der buitenwijken van de stad. lederen morgen en middag kon men haar een zeer oud en even piepend rij wiel zien en hooren bestijgen, .waarmede zij zich naar de school begaf, waar zij als onderwijzeres werkzaam was en waar Mevrouw de Weduwe dan in „de Juf frouw" veranderde Behalve in die beide betitelingen mocht Mevrouw de Wed. Staar zich verheugen in het bezit van een dochter, die even dom als lui was, en het de gewoonste zaak van de wereld scheen te vinden, dat de Moeder voor beiden het brood verdiende, terwijl zij luierde en de dame uithing! Ja, nu mocht de Weduwe Staar daarover wel niet kla gen verondersteld dat zij zooiets ooit zou willen en durven doen want zij zelf was schuldig ik bedoel aan de glad verkeerde opvoeding, die haar dochter had ontvangen. Het kind was maar vier jaar oud geweest, toen haar vader stierf eh van dat oogenblik af was zij een ware huistyran voor haar moeder geworden, die haar in alles haar zin gaf. Het schaap regeerde haar met allerlei ondeugendhe den en kunsten, liegerijtjes, trappen en stampen. Maar de weduwe zag geen kwaad in haar dochter of veinsde dit niet te zien én had de gewoonte haar kind tegen wie het maar hooren wilde, te prijzen, er was geen knapper, geen lie ver, geen goediger, geen aardiger, geen intelligenter kind denkbaar dan Fientje! Overal werd de loftrompet over haar op gestoken, altijd werd Fientje naar voren geschoven, gelukkig hoorde de dwaze moe der niet, hoe achter haar rug werd ge sproken over dat onmogelijke wicht! Hoe de moeder werd beklaagd, die altijd haar kind naar de oogen keekMoest men zich er nu eigenlijk nog over verwonde ren, dat Fientje tot een waren draak op groeide? Toen Fientje op de H.B.S. kwam na eerst een keer te zijn gebakt voor haar toelatingsexamen, wat volgens Fientje - en natuurlijk door Ma heftig beaamd de schuld was van een der examinatoren, werd de opschepperij nog een beetje er ger! Altijd had Fientje de mooiste cijfers, werd tot voorbeeld aan de klasse gesteld, was steeds nummer één van de klas en was op het H.B.S.-bal natuurlijk de Ko ningin van het bal geweest. In werkelijk heid had Fientje de grootste moeite om mede te komen, plunderde de weduwe Staar haar spaarboekje om allerlei bijles sen te betalen! Hoe ouder Fientje werd, hoe minder er met haar viel huis te houden en als moeder een hoogst enkele maal eens een zwak protest liet hooren, simuleerde ze onmiddellijk een flauwte, ja eenmaal op een laten avond had ze zelfs beweerd een hartkramp te hebben en had de moeder bij' buren de dokter opgebeld. Toen Zijn WelEdelZeer Geleerde laat in den avond, door voetenhooge sneeuw, zijn auto naar de buitenwijk reed, had hij inwendig zitten foeteren, dat hét wel weer zoo’n malle vertooning van dat malle schaap zou zijn, waarvoor hij uit zijn warme huiskamer werd gehaald. De dokter, die al zooveel met Fientje en haar moeder had beleefd, had Ook nu de situatie on middellijk door en de zoogenaamde hartpatiënte, die scheef over haar bed gezakt lag dat stond nog mooier stevig aangepakt, naast haar bed op haar beenen gezet en verklaard, dat er veel sneeuw lag en het beste geneesmid del tegen den aanval wasMorgen vroeg op en eens flink de sneeuw van het balcon vegen En toen de dokter daarna met moeite zijn wagen uit de sneeuwhoop voor het trottoir reed, had hij iets gemompeld van „naar den bliksem loopen” wat kennelijk niet op zijn auto sloeg Maar mevrouw de wed. Staar had den volgenden mor gen zonder mankeeren aan de admini stratie van het Ziekenfonds geschreven, dat zij van medicus wenschte te ver anderen. Moeder Staar mocht de voldoening smaken, dat Fientje eindexamen deed Als nummer 2 zei de moeder, wijl Fientje dit zeiOch vergissingen zijn nu eenmaal menschelijk en zullen er worden begaan, zoolang er menschen op aarde leven, dus was het ook alweer begrijpelijk, dat moeder en Fientje een vergissing begingen en vergaten, dat voor die 2 nog een 2 moest staan Toen iemand het waagde op te' merken dat Fientje wel laat was met het eind examen, ze was ruim 21, zet moeder pr >mptFientje had ook tweemaal een klas over moeten doen, door langdurige ziekte. Beitje malen was n.l. vlak voor het over gaan, ais, niettegenstaande alle bij- le-sen en het minderende saldo, dien tengevolge op moeders spaarbankboekje, de kansen voor Fientje hopeloos ston- Moord-oom. glundert Henkie; - Maarehoe laat bent u vanmid dag terug? Toch niet zoo vroeg. Floris zal best best tevreden, let maar Welnee, zei ik. tevreden zijn, L eens op. Vanmiddag tenminste wel, ze mijn neefje geheimzinnig, terwtfl hij opstond. Maar of hij morgen zoo tevre den zal zijn Hoezoo? vroeg ik verbaasd. Dat zal ik u zeggen, zei Henkie met vollen mond, hij was aan zijn derde reep bezig. - U weet wel, Mijn tje, dat meisje waarmee ik vanmiddag uitga, heeft zooveel prachtige post zegels... geweldig gewoonweg. Ze is met haar ouders uit Indië gekomen, weet u? Enne, nu gaat ze die post zegels vanmiddag verdeelen. begrijpt u? Tusschen mij en nog een jongen, maar dien moet ik nog een boodschap geven. Prachtpostzegels zijn het. Zoo, zoo. Ik voelde twijfel bij mij opkomen .Henkie hapte in een reep en aarzelde bij de deur. Hij had nog iets op zijn hart. Zoo. zoo, zei ik nog eens. En nu ga jij dien anderen jongen zeker waarschuwen? Dat van middag die ehmoordpostzegels van Mientje verdeeld worden? Oopi, vroeg Henkie op dringenden toon, wilt u mij een plezier doen? Hmm Zegt u het hem danmaar vooral niet te vroeg. Als jullie zitten te visschen. Wilt u? schildersWillink, Hynckes en Pyke Koch. Toch is het begrijpelijk, dat Schu macher met de drie anderen tezamen is uitgegeven, zijn werk heeft dezeitne klaarheid en helderheid, denzelfden afkeer van valsche romantiek en sentimental!- teit. Doeken als „Peniscola”, „Het lam het ontroerende, tragisch beklemmende Eendje”, de „Reekoppen” en de twee grandite schilderijen „Blinde” bezitten een grooter deernis, dan Willink in zijn glasharde en objectieve ondergangsanaly- seering geeft. Maar in zijn portretten Koroikt hil ook een realisme en nuchtere zakelijkheid, welke d°Pr beheergchte techniek tot een enorme hoogte van kun- J^n wordt opgevoerd. De bijdrage van Niehaus i» zeer lezenswaardig en ^eft eeVi bijna volmaakte formuleering geeft een W» De reproducties van Het Schumacher-num. prachtige serie Bij de uitgeverij Born te Assjnzal v®®" reeks populaire hls‘“^^elnaam „Neer- schijnen onder de"„ve”®7sCleen greep uit lands Fundamenten HeM» ^tifde^van het verleden de vee bewog ons voorgeslacht Veie zun u de daden geweest. Men kent zen g schooljaren, maar weet niet.meer de n ses ervan Dit in de herinnering terug roepen is het doel, dat deD’ Wijnbeek zich voor oogen heeft Ses7‘d- De serie opent met „Het *«rfsch*P .'?90 Breda”, de verovering van Breda in 1590 door de mannen van Prin» Maurits, on<1 leiding van de Herangiére, waar^*| turfschipper van Bergen, zulk rijke rol heeft gespeeld. Het b°e^e: dat ondanks het kleine bestek goed gedocu- menteerd en van verscheidene illustraties voorzien is, zal zich ongetwijfeld in de belangstelling van vele lezers verheugen. Mlchaël, haar held, door Grace Livingston Hill. Uitg. Mij. J. Philip Kruseman, alhier. Deze roman is een boeiend geschreven verhaal van een moedigen strijd tegen onrecht en wantoestanden, zich afspelend tegen den achtergrond van het moderne groote stadsleven, met zijn schrijnende tegenstellingen. Michaël, een klein kran- tenverkoopertje, redt bij een «traatrelletje de kleine Starr Endicott, een dochtertje van zeer gefortuneerde ouders. Michaël, door zijn vriendje Mikky genoemd, wordt gewond het groote huis binnengedragen en verpleegd tot hij weer geheel genezen is. Dan zendt Starr’s vader hem naar een goede school en laat hem studeeren. Hij is een goede en dankbare leerling en brengt het ver, doch ondanks zijn luxe-leventje vergeet hij zijn vroegere makkers niet en de sloppen, waar hij vandaan gekomen is. Buiten zijn studie geeft hij veel van zijn tijd aan maatschappelijk werk en bereikt hij veel voor zijn medemenschen. ’t Is een boek vol romantiek en avon turen, scherp geteekende karakters en een aantrekkelijke liefdes-idylle met een blij besluit. De vertaling is van J. A. W. van Hacht „De Schimmel van IV c", door N. van SillevoldtHaasse. Uitg. Mij. V. A. Kramers, Rijs wijk (Z.H.>. Voor oudere meisjes is dit een zeer vroolijk en gezellig verhaal, dat vlot en geestig geschreven is. Uit het voorwoord van de schrijfster ontleenen wij het volgende: Op een kleine rustige plaats, waar zij zich heeft terug getrokken, woont een oude dame, vroe ger rectrice van een meisjes-lyceum. Zij heeft de Schimmel van IV c gekend en bewaart aan hem de levendigste herin-, neringen. Zoo is er ook nog een rector, die de Schimmel ook van nabij heeft gekend en zoo zijn er nog meer jonge menschenkinderen, overal in den lande, die nog in een schaterlach kunnen uitbar sten als ze terugdenken aan een Sinter klaasmorgen, nog niet zoo heel lang ge leden, toen een deinend, grijnzend schim- meldier een schoollokaal binnenhobbelde en zich met diepe neigingen voorstelde aan een daverende klasse. En die ons schimmeltje niet gekend hebbenochmisschien lachen ze wel eens hartelijk mee met de meisjes van IV c, misschien schokschateren ze wel eens met Lindeman, die in onbedaarlijken lach zijn handen sloeg voor ’t glimmend „Raapje”. Dit boek zal bij ’t lezen een lach brengen op veler gezicht. De bandteekening is van Funke Küpper en de illustraties van Jos. Schönfeld. „Als Ik één en twintig ben", door Ruby M. Ayres. Uitg. Mij. J. Philip Kruseman, al hier. Boeken van schrijfster behoeven Ze boeien van begin tot eind en worden daarom graag gelezen. Van den inhoud van dit laatste boek vertellen we u het volgende: Jane, het jongste en uiterlijk minst aantrekkelijke van de drie zusjes Brookes, krijgt op een goeden dag een erfenis van drie duizend pond, over welk geld zij echter pas zal kunnen beschikken als zij één en twintig is. Voor het zoover is, ontmoet zij Gavin Montford, een jongeman, die zich van den ernst van het leven niet veel heeft aangetrokken. Hij vraagt haar ten huwelijk, waarin zij toestemt. Als Gavin de kans heeft deel genoot te worden in een firma, weet Jane hem te bewegen voor het daarin te stor- kele aanhalingen zien met hoeveel nauwgezetheid en innerlijk overleg de samensteller van dezen bunde) e«says is te werk gegaan. Henriëtte Roland Holst heeft het boek een „Ten geleide" meegegeven. Zij wijst er op, dat haar man zelf de eerste keuze heeft gedaan en dat hij de verdere schifting en ver zorging aan zijn vriend, den heer Hammacher, heeft overgelaten. Er is dus geen sprake van, dat deze bundel zou zijn ontstaan uit het bijeenharken van aren, overgebleven op een akker, welks oogst feitelijk was binnenge haald. Integendeel: alle opstellen, in dezen bundel verzameld, maken deel uit van een literairen levensoogst, die hiermee pas in zijn geheel in schuren wordt geborgen, waar hij tjjdgenooten en lateren ter beschikking staat. Het hier bijeengebrachte proza omvat een tijdruimte van bijna veertig jaar. Des niettemin zal het eiken aandachtigen lezer treffen door zijn Innerlijke een heid en niet minder door zijn eenheid yan stül. De originaliteit van denken Proza een vorm, die mee harmonieert: leven- 1 aan verrassende vond- -- speelsch in zijn sprankelende gratie en daarbij steeds doorgloeid vuur, gevoed door kend geloof aan schoonheid, waarheid en goedheid. - u gZ10>°f’ dat in het sPel en de scherts der luchtigste oogenblikken als heilige ernst aanwezig is De levende Gedachten van Pas cal belicht door Francois Mauriac. Uitg. N.V. Servire, alhier. In de serie Levende Gedachten, waarin reeds Schopenhauer, Montaigne, Tolstoi, Spinoza, Nietsche, Darwin, Rousseau en Voltaire zijn verschenen is thans een deeltje gewijd aan Pascal, een der groot ste Christelijke moralisten. Francois Mau- riac geeft een beknopte maar niettemin de kern rakende kenschetsing van den grooten wiskundige, die na zijn mystieke bekeering in 1654 zijn geloof beleed, zoo als hij hetzelf uitdrukte, in den God van Abraham, Izaak en Jacob, den God van Jezus Christus bovenal, maar niet van de philosofen en de geleerden. Pascal’s be- teekenis, aldus Mauriac, gaat ver uit bo ven zijn secte (die der Jansenisten), gaat ondergronds door in den tijd van Voltaire en Condorcet, om in onze eeuw des te krachtiger weer aan de oppervlakte te treden. Niet Jansenius, maar Montaigne leerde hem de geheimen van het men schelijk hart kennen. Hij doet over den mensch van Montaigne het onweer van een oneindige liefde losbarsten. Hij negeert niets in den mensch en heeft den gehee- len mensch doorvorscht om tot God te komen. In zijn hartstochtelijk pogen om de menschen tot God te brengen is hij een inconsequente Jansenist, daar de Jan senisten immers de uitverkiezing tot leer, stuk hadden. Groot is zijn geloof aan de liefde, die uit God is. Niet zijn rijke geest en zelfs niet zijn menschenkennis is het, wat hem heeft geholpen dat was zijn hart. De geringste uiting van liefde had voor hem meer waarde dan alle weten schap en wijsbegeerte. Op de inleiding volgen fragmenten uit Pascal’s werken, bijeengelezen uit „Ge dachten” en „Brieven". De vertaling is weer verzorgd door Rob Limburg. Het Groote Puzzleboek, door A. P. van Leeuwen. Uitgave H. J. W. Becht, Amsterdam. Er zijn tal van puzzelaars, die nog niet genoeg hebben aan de puzzles, welke in de dagbladen en tijdschriften worden voorgezet. Diegenen vooral zullen de ver schijning van „Het Groote Puzzleboek” van harte toejuichen, want dit werk biedt stof voor verscheidene dagen. Men vindt er 50 kruiswoordraadsels in, bene vens een aantal woord- en cijferraadsels van allerlei aard, paardesprongen. scherp- zinnigheidsproeven, etc., buiten de kruis woordraadsels, een 168 stuks. En vele daarvan zijn heusch niet gemakkelijk Men kan werkelijk getuigen, dat de sa mensteller aan de puzzlende gemeente een grooten dienst heeft bewezen. De uit gever heeft aan de verschijning van dit boek als attractie nog een prijsvraag ver- bonden. Eén puzzle, no. 50, dient opge lost te worden ingezonden vóór 15 April voor de oplossers staan diverse prij- ter beschikking. W. Schumacher, Niehaus. (N.V. schappij „Elsevier”, dam). „Nederlandsche schilders behandelt Kasper Nie- Schumacher. Dit werk heeft en zachter karakter dan het u - wWM

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 14