VOOR DE JEUGD SA. RAADSELS VOOR DE PAASCHVACANT1E BW IpG Het verdwaalde elfj e OPLOSSINGEN DEK RAADSELS NIEUWE RAADSELS CORRESPONDENTIE Wel HAAGSCHE COURANT Zaterdag 12 Apri] 1941 3e W. pag. 2 zij het meisje zeggen, ik heb je verboden in den tuin te komen, moet de eieren zoeken, die Paaschhaas voor mjj tusschen gras gelegd heeft en, als jij zoo wild langs de paden draaft, is er kans, dat je ze stuk trapt. Een verhaal voor de kleintjes Jammer, aan wat LENTE-REGEN oor ’N ZELFGEMAAKT KLOKKENSPEL je MIJN LAMMETJE EEN GRAPJE nee, 1 Een schoen. 2 Ze zijn alle twee in water. 3 Redder. luisterden, probeerden zich zou de Als zij, die en het ze de de Grauwe, grauwe regenlucht. Wat hang jij te druilen! Druppels tikk’len op den weg, Vind je ’t niet vervelend zeg, z Om steeds zoo te pruilen? Vriend’lijk kindje, vraag me niet! Wil maar lustig stappen Met je cape’je in den wind, Met je laarsjes, dapper kind, Met die hooge kappen! een een om Hiervoor hebben we noodig8 fles- schen, touw, een hamertje en een stok of gordijnroede van 1 tot Ij meter leng te. Om den hals van iedere flesch bindt men een touw met een lus, zoodat de flesch aan de roede opgehangen kan worden. De flesschen moeten een onder- lingen afstand hebben van 15 tot 20 c.m., zoodat ze geheel vrijhangend met de lussen op de roede geschoven kunnen worden. De uiteinden van de roede legt men over de leuning van twee stoelen. In ’k Zou het dragen op mijn arm, Als een babykind. ’k Zou ermee uit wand’len gaan, Aan een lichtblauw lint. Lieve, kleine lammetjes Hupp’len in de wei, Maken kromme sprongetjes, Hollen wild en blij Over groene grasjes heen, Over bloempjes klein. Had ik maar zoo’n lammetje! ’t Zou mijn popje zijn. SPREEKWOORDRAADSEL. Jullie vinden hieronder afgedrukt ver schillende lettergrepen (51 in totaal) Er kunnen 5 spreekwoorden van gemaakt worden. Om de oplossin_, iets moeilijker te maken, hebben we de lettergrepen in alphabetische volgorde geplaatst. Probeer ze maar te vinden. De lettergrepen zijn: aan als als als de de de de de dé de den den feest gen gen gen goud heeft hem huis in is jes jon kat kat ke mau mond mor mui mui niet ou past pen pie ren schoen stond trek van vie wen wien ze zen zen zon zoo. HET VISITEKAARTJE. Een van mijn vrienden heet: H. MI ES DOF. Als je deze letters door elkaar gooit en in een andere volgorde plaatst kun je het beroep van dezen vriend te weten komen. En daartusschen, rank en fyn In hun hooge glazen Hyacinten, sterk van kleur, Roze ey wit, o wat een geur! Daar, in Moeders vazen Kijk, als ik niet pruilen kan, Valt er ook geen regen. En dat regentje voorspelt: Straks komt over wei en veld 3. Wie is vlugger dan een vlieg? ik ga Ik de het 2. Welk vierkant heeft vier rondjes? de flesch, die het meest links hangt, moet het meeste water worden gedaan, hij moet voor ongeveer l vol zijn, elke volgende flesch krijgt minder water. Met behulp van een muziekinstrument (piano, viool of wat men in huis heeft) wordt nu in de flesschen iets meer water gedaan, of er wat uitgeschonken, totdat men de zuivere tonen c, d, e, f, g, a, b, c heeft gekregen. Dit vereischt wel groote nauwkeurig heid, maar men kan van een dergelijk klokkenspel lang pleizier hebben en al leen als door verdamping het water in de flesschen verminderd is, moet men weer eens trachten de tonen op de zui vere hoogte te krijgen. Met een houten hamertje, een trommelstok of een hoe pelstok kan men, door tegen de fles schen te slaan, verschillende melodieën ten gehoore brengen. Vooral niet te hard slaan, omdat de flesschen dan te veel schommelen en men een ressoneerenden toon krijgt. Om de tonen niet in elkaar te laten vloeien kan men met de linkerhand dadelijk na den slag de flesch even vasthouden, waardoor de toon onmiddellijk ophoudt. vriendinnetjes op Voor het lootjesbusje Wel bedankt raadsels. De groeten aan opoe. „Blondje”. Niet weer je leeftijd ver geten hoor. Fijn zoo’n vacantie. Velegroet- Wat er in den nacht voor Paschen gebeurde Marjolijntje, het kleine maanelfje, keek angstig om zich heen. Of liever: ze probéérde om zich heen te kijken, maar och, het ging niet. Daar, onder die donkere denneboomen tusschen de hooge, dichte varens, die ver bo ven haar uitstaken, drong geen straal tje van het zilveren maanlicht door. Het was er zoo donker zoo donker als de nacht zelf en Marjolijntje werd bang. Wat was ze dom geweest om mee te gaan met Barrebas, het grap pige, roode kaboutertje. Zie je: eens in het jaar wierp Moeder Maan haar stralen tot op de aarde. Andere nach ten liet zij ze niet verder komen dan tot het topje van de hoogste boomen. Alleen in dien eenen wonderlijken len tenacht mochten de De portefeuille Mijnheer Knops heeft zijn porte feuille verloren. Alles zit erin: zijn geld, broodkaarten, vleeschkaarten, identiteitsbewijs enz. Mijnheer Knops zit te peinzen, waar hij dien dag zooals geweest is. Dan fietst hij naar de spaarbank en naar het postkantoor, naar den sigaren winkel, naar den bloemenwinkel, het café, den kapper. Maar tevergeefs: niemand heeft zijn portefeuille gevonden. Met vermoeide knieën sleept hij zich naar huis. Maar mevrouw Knops trekt een blij gezicht. Verbeeld je, zegt ze, ik heb het bureau voor gevonden voorwer pen opgebeld en je portefeuille is te recht! Maar mijnheer Knops schudt treu rig het hoofd. Dat kan niet! zegt hij, want op het bureau voor gevonden voor werpen ben ik heelemaal niet geweest! „Turnstertje". Neen, dat wist nog niet. Fijn hoor. Over een poosje je zeker weer dikwijls? „Tyl Uilenspiege 1”. Ja, dat was je vergeten. Maar zoo is het nu ook goed hè? Het is een aardige schuilnaam „Spring In ’t Veld”. Arme jij. Dat is niet prettig Verveel je je zoo? Dat be grijp ik heel goed, mooi schrijven gaat nu niet. Wat leuk is dat. Voor wie heb je het gemaakt? De groeten van Bep. Nu jullie vacantie hebben, zullen jul lie wel eens raadsels willen oplossen, die iets moeilijker zijn dan in onze gewone raadselrubriek geplaatst wor den. De -een houdt van rekenkundige op gaven en de ander vindt spreekwoor- denraadsels erg leuk. Daarom geven we hieronder enkele verschillende soorten, dan moet je maar eens rustig bekijken, welke je op wilt lossen. Misjlchien kun je ze wel allemaal op lossen. Jullie hebben er de geheele week den tijd voor, want de volgende week zullen we de oplossingen plaatsen. De oplossingen van deze rubriek be hoeven niet te worden ingestuurd. ZOEKEN EN VINDEN Vanzelfsprekend krijgen jullie van daag een leuk Paaschraadsel van me. Het is, zooals je ziet, een kruiswoord- puzzle. Moeilijk is de opgave ditmaal niet, zoodat alle kleintjes mee kunnen doen. Van boven naar beneden gelezen vormen de beginletters datgene wat iemand door het lot ten deel valt. huis. Ik moet naar binnen en dan langs 1. Welke fabrikant heeft de meeste af nemers? jes terug. „Rozenblaadje”. O, wat heb je je laten foppen Dat zal wel geen hard schopje geweest zijn. Je briefje kwam den vorigen keer te laat. „O r g a n 1 s t” Jouw briefje kwam ook te laat. Je schuilnaam is in het lootjes busje. Vele groetjes terug. Oplossingen en briefjes moeten uiterlijk Woensdagmorgen aan het Bureau Haag- sche Courant bezorgd zijn. Alles moet on- derteekend zijn met je ware namen voluit, schuilnaam leeftijd en adres. Op het cou vert vermelden Aan Tante Etty. TANTE ETTY. Neen, het was niet -ii er gedanst? Over „Clematis” Zal je je voornaam vol uit schrijven en nooit je leeftijd meer in je briefjes vergeten? Want dan gaat je schuilnaam niet het lootjesbusje in hoor. Ja, dan kom je wel eens tijd te kort. Wel fijn, moeder zoo te mogen helpen, vind je niet? Vele groetjes terug. R o t ter d a m m e r t j e" Wat was het? Fijn, nu zullen jullie gauw kunnen smullen. Was je rapport mooi? Dan moet je nog een poosje wachten. Bep is 27 Augustus en ik ben 19 Mei jarig. ,J o e Brow n”. Hoe heet het boek? Tot hoe lang heb ie vacantie? Wel fijn hè? Of ga je liever naar school? ,,Pietertje Swing”. Ik krijg altijd van die mooie briefjes van je. maar weet je wat zoo heel erg jammer is? Dat je nu steeds vergeet je leeftijd er in te schrij ven. Hoe is het met al de zieken? Al wat beter weer? Vele groeten terug. „Haantje de Voorste”. Ook al ziek? Arme jij. Ik kon het goed lezen hoor. Over een poosje wordt het geplaatst De groeten van Bep. „T r i x s j e" Wat heb je veel gehad. Fijn hoor. Houd je zooveel van lezen? Hoe heetten je boeken? Zal je in ieder briefje je leeftijd schrijven? Wat heb je een mooie naam zeg. „Jok e”. Was je rapport mooi? Ik zal goed schudden hoor, maar er zijn meer schuilnamen in ’t lootjesbusje. Hoe vond hij het? Erg prettig’ Over een poosje heeft hij er meer aan. De groeten van Bep. „S pee 1 s ter t j e” Zal je je leeftijd niet meer vergeten? Nog een keertje de raadsels goed. Fijn, dat hij niet gehuild heeft hè? Wat veel verjaardagen achter elkaar. ,,P i c c o 1 o”. Al staat je schuilnaam niet in de courant dan tellen de raadsels, als ze goed zijn, wel mee. Neen, het was goed. Wat was het? Zooveel? Wat zal je over een poos kunnen smullen. „Tee k e n a a r ti e”. Is het gezellig ge weest? Ja, dan blijft er niet veel tijd over. Vele groeten terug. „Sjors v. d. Rebellenclub”. Vond je het fijn zoo’n feest? Doe je nu weer LENTEBLOEMEN Voor mijn venster op een rij Staan mijn eigen potjes: Crocusjes mooi paars en geel, Blauwe druifjes, o zooveel! Zeg eens, zijn ‘t geen dotjes? Pronken dubble tulpen fier Op hun lange stelen. Als de zon op al die pracht In mijn lentekamer lacht, Zal ’k me nooit vervelen! Marie Michon. ’k Zou het voeren lekk’re melk Uit een fleschje klein. O, wat zou ik vrees’lijk blij Met zoo’n popje zijn! Maar mijn Moeder zegt: Laat die beestjes vrij! Lammetje hoort bij het schaap Net als jij bij mij.” HOE ZITTEN DE JONGENS? Een aardige puzzle is de volgende: Piet heeft vier vrienden, die in de Paaschvacantie een dagje bij hem mo gen komen spelen. Het is ’s morgens prachtig, zonnig weer en vanzelfspre kend gaan de vijf jongens naar buiten om zich te vermaken met het bekende rooverspel en andere soorten wedstrij den. Maar zie, een groote donkere wolk kwam aandrijven en binnen een half uur waren de vrienden genoodzaakt naar huis te gaan, omdat het begon te regenen. Nu moet jullie maa eens een spel letje spelen, waarbij je rustig om de tafel kunt zitten, zegt moeder. Maar hoe moestenze dan zitten, want de vier jongens waren wel vrienden van Piet, maar niet van elkaar, sommigen zagen elkaar dien dag pas voor het eerst Piet wilde daarom de vreemde jongens niet naast elkaar zetten. Jan zit niet links van Klaas, Wim zit niet rechts van Piet, terwijl Piet niet naast Klaas zit Wim is ook niet de buurman van Gerard, Jan is weer niet de buurman van Piet. Hoe zitten de vijf jongens om de tafel? Prijzen afhalen aan het Bureau Haag- sche Courant op Woensdagmiddag. Daarbij uitsluitend je ware namen op geven. Je ziet hier den Paaschhaas, die een mand met eieren op zijn rug draagt. Op dit mandje is een papier geplakt, waarop woorden van 7 letters moeten worden ingevuld. 1 het feest van de Verrijzenis des Heeren. 2 haring in een flesch met azijn en kruiderijen. 3 mooi-gekleurde vogel met grooten snavel. 4 gekweekte groente. Prijzen vielen ten deel aan „Sjors v. d, Rebellenclub”. „Joke”. „Bruinoogje”. J V L O V. U. XV C M V 1 1 C 44 V 1 U je het fijn zoo’n feest? Doe je trouw mee? „Bruinoogje”. Je schuilnaam is in het lootjesbusje Wel bedankt voor Raadselvriendjes en wordt uitdrukkelijk verzocht enveloppe te vermelden Kinderrubriek „B o s p r i n s e s”. Je schuilnaam is in het lootjesbusje. Ze komt fijn aan hè? Ik ben 19 Mei jarig Wat een feesten alle maal. „Bloemenprinses". Raadsels hoef je niet af u halen. Je bedoelt zeker als je een prijsje gewonnen hebt? Dat moet je aan het Bureau in de Wagenstraat af halen. Het staat iedere week in de Cor respondentie. Dat is naar. Ja, als het al zoo lang geleden is, zal het wel zoo zijn. Krijg je er een? -Duimelot je". K„..( te lang Fijn zeg, wat wordt ,,H amsterbloempje” Over een poosje wel. Het was erg aardig. Wat veeL Heb je zooveel vriendinnetjes’ Dat is een mooi rapport hoor. De groeten van Bep. „Tom pc e s” Dat hoop ik ook voor je, want je hebt er dan fijn den tijd voor. Ben je al eens geweest? „Lo u r i e n t j e". Fijn zoo’n reisje en te logeeren is ook prettig. Was het een groot feest? Vele groetjes terug. .Jople Link" Je schuilnaam is in het lootjesbusje Dat vindt je zeker wel jammer, dat ze nu niet met je spelen kan? Is de poes al wat aan je gewend? De groeten van Bep. „Pimpelmees”. Jammer, dat het voorloopig niet kan hè? Maar over een poos wel weer. Dat zal fijn staan hoor. Ik houd daar ook erg van. Alleen maar verhaaltjes. Het papier waar het verhaal tje op komt, mag maar aan een kant be schreven worden. Ook mag er niets an ders op staan dan het verhaaltje. Denk je er aan, anders kan het niet geplaatst wor den. ,A a p j e-A a p j e". Dus twee keer Aap je. Ik zal Let niet meer vergeten hoor. Maar zal je dan ook je naam en leeftijd niet meer in je briefjes vergeten? Want die moeten er altijd in staan. „Popey” Doe maar goed je best dan zal je schuilnaam ook wel eens bij de prijswinnaars komen te staan. „Zonnekind''. Niet meer je leeftijd vergeten hoor. Fijn zeg. Zijn ze er nog? Mooi geschreven is bet met dien vulpen houder. „Wildzang". Jullie komen allemaal aan de beurt hoor. Nog een keertje de raadsels goed. Wel gefeliciteerd. Is het een prettige dag geweest? ..Lichtmatroosje" Dat vind je heerlijk hè? Gelukkig maar niet hè’ Wat zal dat leuk zijn. Vele groetjes terug. „M o n k i m a m". Toch wel fijn, dat moeder eerst weer een poosje thuis ge weest is. Ik zal goed schudden hoor Heb je er al veel? De groetjes terug, ook aan moeder ..Meiregen" Dat is fijn Wat zal je er dan leuk uit zien. Ik ben 19 Mei jarig. Je moet vijf keer alle drie de raadsels goed hebben, dan komt je schuilnaam in het lootjesbusje Fijn, dat je dan wat lan ger op mag blijven. .«Lolly pop". Wat naar is dat. Doet het pijn? Ik kon het heel goed lezen wat je geschreven had. Vele groetjes van ons terug. «r”? w a r 1 ko P) e”. Dat Is even fijn. Wel gefeliciteerd hoor Is het al geweest? Echt op een Zondag hè? ..Blafck Bear". Dat zijn mooie plan ten. Fijn spel hoor. Heb je al heel wat gevonden? Wie is de beste speurder? ..Troeleke", Wel gefeliciteerd hoor, wat tien jij verwend geworden. Mooie cadeaux heb je gehad. ,.Dollie Dot" Met ons gaat het goed. Ken vader het zoo goed? Nu moet je eerst *eker. v*)f keer de raadsels goed hebben genad. »hüu^ar?e, Rultcr” Fijn, dat Jopie thuis komt. Hoe is het met hem? De groe ten aan allen. n5er e s 1 e". Schrijf eens naar het bureau hier of het kan Zoolang je niet bent kan lk i* niet in de raadsclclub opnemen. Dat is wel jammer U„',’S.C hJr o o g”. Je schuilnaam Is In net lootjesbusje. Zoo weinig nieuws? Zal ie je voornaam voluit schrijven? e 1,1 e c r m 1 n”. Ga je daar nu naar 1®C Ja, dat zijn mooie cijfers. En het r Y?°r schrijven is den volgenden keer natuurlijk ook goed hè? Dat is jammer. Vele groetjes terug ”D o k te r e s j e”. Wel bedankt voor je verhaaltje Maak er voorloopig nu maar niet meer, want ik heb er nog zooveel die geplaatst moeten worden. De groeten van Bep. H/Pr?ppue^ijntje” Fi*n- dle vacan- ue. Dan heb je nog heel wat te doen De groeten van Bep. ..Klein Vissertje”. Wat was het’ Heb je zooveel gewonnen? Fijn hoor. Hoe veel heb je er al? ..Sonja Henle” Die vlinder is erg is°j°amhmer Heb Cr VeeI verloren? Dat i la V e” schuilnaam is terhallli» j vSbiUsje WeI bedankt voor hct A «V»’ e Rrocten van ons terug. mietlHlr’‘m r arn rr> e r t j e”. Was het zoo hebben^ nNu je,kan 2e oo|t niet altijd goed «I SS. k“' l,eb )e 1 j Is moeder nu weer beter? dan noR maar een poosje wachten croetilri e er °°k wel een hè7 Vele groetjes terug noÖsi/Wat zal le over ecn van Jn ‘,}n kunnen smullen. De groeten vall OCp uismoedertj e". Dat was naar, 2at moeder ziek was. Wat hadden jullie h tMdrHk- Dat is niet zo° ver weK. j ..“I e i k e v e r t j e” Dat was niets dom. moeilijke moeten er ook eens zijn. Vele groetjes van ons terug ..Kaboutertje" Dat zal een gezel lige vacantie worden.’ Heb je veel pleizier gehad? De groeten van Bep ..M e i d o o r n t j e" Fijn, zoo uit logee ren te gaan Heb je veel pleizier gehad? Houd je veel van breien’ ..Ruitertje" Als het er nu ook maar weer gauw uitkomt. Ik zal goed het loot jesbusje schudden. De groeten aan alle maal. „Pruttelaarstertj e”. Fopte ze jou ook niet? Wat ga je in de vacantie allemaal dcen? Of weet je dat nog niet? De groeten van Bep. ..Klein G r a p j a s e” Hartelijk wel- kom in ons raadselclubje. Eer, Vroolijk Paaschfeest en prettigs vacantie De hartelijke groeten van jullie aller TANTE ETTY. zilveren stralen den grond bereiken daar op die heerlijke, open plek in het bosch, waar de hooge denneboomen als reu zenschildwachten in een grooten kring omheen stonden en de bodem bedekt was met een dik, fluweelen kleed van mos en dennenaaiden. Dan gleden langs de zilveren dra den de teere Maankindertjes naar beneden, met om hun hoof dj es den krans van glanzende stralen en hun schouders vleugeltjes van zui- vergesponnen goud. Ze vierden met dp elfjes van onze aarde en de boschkaboutertjes het groote Lente feest. Pas, als de haan voor den der den keer kraaide, liet moeder Maan haar stralen weer zakken, om haar kindertjes te halen. Wat genoten de Maanelfjes iederen keer weer van dit jaarlijksche feest. Ze dansten met de bloemen-feeën van ónze aarde. Ze speelden met de glimwormpjes sprinkhanen. Ze luisterden naar vioolspel van de kaboutertjes en dronken den dauw, dien de crocusjes voor hen bewaard hadden. En zelf zongen ze met hun zuivere stemme tjes wondere liedjes, die hier op aar de nooit gezongen worden. De lijsters in de kooien in de boerenhuisjes za ten dan doodstil en het liedje uit was, heel zacht voor zich heen, vreemde klanken na te fluiten. Maar altijd zorgden de Maan kindertjes ervoor, dicht bij elkaar te blijven en vooral niet te verdwalen op de groote aarde, die zoo gevaarlijk voor hen is. En nu was die kleine Marjolijntje zoo dom geweest: ze was mee gegaan met Barrebas heel, heel diep het bosch in. Zie je, het kabou tertje had haar verteld van de zee, de zee, die zóó groot is, dat ze ein deloos schijnt. Die soms golven heeft, als boomen zoo hoog en dan wer als een gladde zilveren spiegel in het maanlicht ligt te droomen. En altijd ruischt ze, die zee. Dat ruischen is zoo wonderlijk mooi, dat kun je je niet voorstellen, Marjolijntje, had Barrebas gezegd. Het is nog veel mooier dan jullie zingen of het zingen van den nachte gaal. Thuis heb ik een schelp, had hij verder verteld, en als je die tegen je oor legt, kun je het ruischen van de zee hooren. Marjolijntje wist niet, wat een schelp was. Schelpen hadden zij niet op de Maan, maar o, wat zou ze graag het ruischen van de zee hooren. Weet je wat, had Barrebas toen gezegd, ga dan even met mij mee, dan zal ik de schelp tegen je leggen. Ons huisje is niet zoo ver van hier. Toen was Marjolijntje met het ka boutertje meegegaan. Ze had wel even iets als angst gevoeld, toen ze uit het maanlicht op den open kring in de duisternis van het begroeide bosch kwam, maar Barrebas had haar stevig vastgegrepen en haar voorzichtig meegevoerd. Ze waren toen bij een ouden eikeboom gekomen en de kabouter had gezegd: Zie je, Marjolijntje, dat is ons door dit ronde gat een touw- Milde zomerregen! laddertje naar beneden zakken. Wacht jjj nu even hier, want voor jou is dat afdalen moeilijk en het is ook te donker. Ik haal gauw de schelp. Ik ben zóó terug. Maar pas was Barrebas weg, of Marjolijntje hoorde een akelig geroep „Hoe-oei! Hoe-oei!” en meteen streek iets langs haar gezichtje. Ze schrok verschrikkelijk en niets, niets kon ze in het donker zien! Ze liep een paar passen achteruit, maar weer ging het Hoe-oei! Hoe-oei!” en weer vloog iets langs haar heen. Toen was Mar jolijntje weggeloopen, zoo vlug, als ze dat kon in de duisternis. Wel strui kelde ze over de boomwortels, wel schramden de takken haar gezichtje en handjes, maar daar lette ze^niet op wég wilde ze van dat vreese- lijke geschreeuw. Ze kon ook niet weten, die kleine Marjolijntje, dat dit spookachtig gebeuren niets anders was dan de verschijning van Hoei, den boschuil, den trouwen wachter van de kabouters, die de dwergjes altijd waarschuwde, als er een vreemde in de buurt van hun woning kwam. En nu was Marjolijntje verdwaald. Ze had gezocht en gezocht, ze had geroepen, zoo hard ze kon met haar lieve stemmetje, maar er was niets dan duisternis en stilte om haar heen. Tot opeens, van heel uit de verte, het gekraai van een haan tot haar doordrong. O, dacht Marjolijntje wanhopig, nu straks nog een keer en dan dan komt moeder Maan de anderen halen en ik ik ben er niet. Ze zal nog wel even wachten, maar lang kan ze dat niet doen. Ze moet weg zijn,- vóór de zon komt, anders smelt ze. En als moeder Maan weg is, komt ze niet terug vóór het volgen de jaar en moet ik twaalf maanden alleen blijven hier op die akelige, vreemde aarde. O, o! En Marjolijntje snikte het uit. En toen ineens, verbeeld je, ver scheen er een groote, roode bal aan den horizon, de lucht kreeg allerlei prachtige tinten, de nevels trokken op boven de velden en alles begon te stralen en te tintelen. Het arme kleine elfje begreep, dat de zon was opgegaan en dat het op aarde mor gen geworden was. Wanhopig liep het Maankindje door, al verder en verder dwalend over die groote, on bekende wereld, die haar alleen maar vrees inboezemde. Langzamerhand werd Marjolijntje echter kalmer. Het was zulk een prachtige voorjaarsdag, dat je on mogelijk neerslachtig of verdrietig kon blijven: de zon schitterde op de grassprietjes an aan de struiken langs den weg ontdekte je reeds het doorschijnende, frissche lentegroen. Voor het eerst in haar leven zag het Maanelfje menschenhuizen met roode daken en tuinen, waarin sneeuw klokjes en bottende rozenboompjes stonden. Marjolijntje keek haar oog jes uit! Het was wonderlijk, maar zij was ineens heelemaal niet bang meer, het was alles zoo vredig en stil daar op den verlaten landweg, er liepen nog geen menschen en niets stoorde den vrede van den heerlijken voorjaarsdag. Toen kwam Marjolijntje bij een an der gedeelte van het dorp. Ze zag mooie, groote a villa’s, waaromheen statige boomen stonden. En in een groot park met uitge^strekte grasper ken en groene boschjes draafde aardig klein meisje, dat met grappigen teddybeer blijkbaar het hardst aan het loopen was. Ver rast bleef Marjolijntje staan. Sta stil, stoute Teddy, hoorde Het Beertje keek zijn meesteresje verlegen aan en draaide zich op zijn hielen om. Met hangenden kop liep hy de serre-deuren, die openstonden, binnen. Toen zag Marjolijntje, dat het meisje zich bukte en ijverig tusschen het gras ging zoeken. En daar haalde zij plotseling twee prachtig- gekleurde eieren, één rood en één he melsblauw met gouden stippen voor den dag. O, fluisterde zij, wat is de Paaschhaas dezen keer goed op mij! Nog nooit heeft hij mij zulke mooie eieren gegeven. En toen riep zy: Mama, mama, .;om toch eens kijken! Nu durfde Marjolijntje niet langer op haar plaatsje blijven. Met een ruk keerde zij zich om en liep zoo hard haar kleine beentjes haar dragen konden, weg, in de richting, vanwaar ze gekomen was. Den heelen dag dwaalde zij langs de straten en wegen, steeds zich ver schuilende achter schuren en heggen, tot zij weer in het bosch met de don kere denneboomen kwam. Vermoeid legde zij zich eindelijk op het mos neer en sliep in. Zij droomde van groote Paascheieren en van een Haas je, dat met een mand vol lekkernijen rondliep. Toen zij ontwaakte, was het weer nacht. Het was heel stil om haar heen en zij werd vreeselijk bang. Maar opeens: hoor! Marjolijntje! Marjolijntje! Ja! Ja! Hier ben ik! En ever later streek iets vlak bij haar neer. O, Marjolijntje, wat een geluk, dat ik je vind. Ik ben het Winterko ninkje. Barrebas kwam aanhollen om te zeggen, dat je weg was en we zijn je allemaal al vier-en-twintig uur lang aan het zoeken. Ik ben zoo blij, dat ik je vind, «vant ik heb van jou en je zusjes zoo veel gehoord. Zoo da delijk breekt de morgen aan. We moe ten verdwijnen. Hoor, daar kraait de haan al voor den tweeden keer. Gauw, ga op mijn rug zitten, dan komen we nog wel op tijd. Houd je stevig vast, Marjolijntje! En de kleine vogel vloog weg in de richting van de Maan, die hoog aan den hemel stond. O, wat was die domme Marjolijntje blij, toen zij weer by haar lief moe dertje terug was. Je begrijpt, ze kreeg heel wat te hooren over haar ongehoorzaamheid, want Moeder Maan was vreeselijk, vreeselijk onge rust geweest. En alle Maanelfjes had den heete tranen om hun verloren- gewaand zusje geschreid. Maar nu was alles weer goed. Het Winterkoninkje werd onthaald op al lerlei heerlijkheden, zooals Maan-wor- teltjes en zilveren bloemblaadjes en Marjolijntje moest al haar avonturen uitvoerig vertellen. Vooral over het meisje met de Paascheieren raakte zij niet uitgepraat; telkens weer be gon zijn aan het verhaal van den on deugenden Teddybeer en de prachtige gekleurde eieren. Al de Maankindertjes raakten zoo opgewonden door al dat vreemde en nieuwe, waarvan zij nooit gehoord hadden, dat Moeder Maan wel moest beloven, hen allen eens op Paschen mee naar de aarde te nemen, om ze de wonderen, waarvan Marjolijntje sprak, te laten zien. Het volgend jaar, zei Moeder Maan en zij dacht: Misschien zijn jullie dan het heele voorval vergeten. Maar de kleine ondeugende Maan elfjes fluisterden elkaar in het oor: Goed, het volgend jaar. Wij zullen Moeder wel aan haar belofte herinne ren. Zoo was iedereen nu tevreden en gelukkig. Het Winterkoninkje vertrok en Marjolijntje keek met een glim lach naar de verre aarde, die zij, voorloopig althans, niet weer zou zien.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 10