VOOR DE JEUGD
SA.
RAADSELS VOOR DE PAASCHVACANT1E
BW
IpG
Het verdwaalde elfj
e
OPLOSSINGEN DEK RAADSELS
NIEUWE RAADSELS
CORRESPONDENTIE
Wel
HAAGSCHE COURANT Zaterdag 12 Apri] 1941 3e W. pag. 2
zij het meisje zeggen, ik heb je
verboden in den tuin te komen,
moet de eieren zoeken, die
Paaschhaas voor mjj tusschen
gras gelegd heeft en, als jij zoo wild
langs de paden draaft, is er kans,
dat je ze stuk trapt.
Een verhaal voor de kleintjes
Jammer,
aan
wat
LENTE-REGEN
oor
’N ZELFGEMAAKT KLOKKENSPEL
je
MIJN LAMMETJE
EEN GRAPJE
nee,
1 Een schoen.
2 Ze zijn alle twee in water.
3 Redder.
luisterden,
probeerden
zich
zou
de
Als
zij,
die
en
het
ze
de
de
Grauwe, grauwe regenlucht.
Wat hang jij te druilen!
Druppels tikk’len op den weg,
Vind je ’t niet vervelend zeg, z
Om steeds zoo te pruilen?
Vriend’lijk kindje, vraag me niet!
Wil maar lustig stappen
Met je cape’je in den wind,
Met je laarsjes, dapper kind,
Met die hooge kappen!
een
een
om
Hiervoor hebben we noodig8 fles-
schen, touw, een hamertje en een stok
of gordijnroede van 1 tot Ij meter leng
te. Om den hals van iedere flesch bindt
men een touw met een lus, zoodat de
flesch aan de roede opgehangen kan
worden. De flesschen moeten een onder-
lingen afstand hebben van 15 tot 20 c.m.,
zoodat ze geheel vrijhangend met de
lussen op de roede geschoven kunnen
worden.
De uiteinden van de roede legt men
over de leuning van twee stoelen. In
’k Zou het dragen op mijn arm,
Als een babykind.
’k Zou ermee uit wand’len gaan,
Aan een lichtblauw lint.
Lieve, kleine lammetjes
Hupp’len in de wei,
Maken kromme sprongetjes,
Hollen wild en blij
Over groene grasjes heen,
Over bloempjes klein.
Had ik maar zoo’n lammetje!
’t Zou mijn popje zijn.
SPREEKWOORDRAADSEL.
Jullie vinden hieronder afgedrukt ver
schillende lettergrepen (51 in totaal) Er
kunnen 5 spreekwoorden van gemaakt
worden. Om de oplossin_, iets moeilijker
te maken, hebben we de lettergrepen in
alphabetische volgorde geplaatst.
Probeer ze maar te vinden.
De lettergrepen zijn:
aan als als als de de
de de de dé de den den
feest gen gen gen goud
heeft hem huis in is jes
jon kat kat ke mau
mond mor mui mui niet
ou past pen pie ren
schoen stond trek van vie
wen wien ze zen zen
zon zoo.
HET VISITEKAARTJE.
Een van mijn vrienden heet:
H. MI ES DOF.
Als je deze letters door elkaar gooit
en in een andere volgorde plaatst kun
je het beroep van dezen vriend te weten
komen.
En daartusschen, rank en fyn
In hun hooge glazen
Hyacinten, sterk van kleur,
Roze ey wit, o wat een geur!
Daar, in Moeders vazen
Kijk, als ik niet pruilen kan,
Valt er ook geen regen.
En dat regentje voorspelt:
Straks komt over wei en veld
3.
Wie is vlugger dan een vlieg?
ik
ga
Ik
de
het
2.
Welk vierkant heeft vier rondjes?
de flesch, die het meest links hangt,
moet het meeste water worden gedaan,
hij moet voor ongeveer l vol zijn, elke
volgende flesch krijgt minder water.
Met behulp van een muziekinstrument
(piano, viool of wat men in huis heeft)
wordt nu in de flesschen iets meer
water gedaan, of er wat uitgeschonken,
totdat men de zuivere tonen c, d, e, f,
g, a, b, c heeft gekregen.
Dit vereischt wel groote nauwkeurig
heid, maar men kan van een dergelijk
klokkenspel lang pleizier hebben en al
leen als door verdamping het water in
de flesschen verminderd is, moet men
weer eens trachten de tonen op de zui
vere hoogte te krijgen. Met een houten
hamertje, een trommelstok of een hoe
pelstok kan men, door tegen de fles
schen te slaan, verschillende melodieën
ten gehoore brengen.
Vooral niet te hard slaan, omdat de
flesschen dan te veel schommelen en
men een ressoneerenden toon krijgt. Om
de tonen niet in elkaar te laten vloeien
kan men met de linkerhand dadelijk na
den slag de flesch even vasthouden,
waardoor de toon onmiddellijk ophoudt.
vriendinnetjes
op
Voor
het lootjesbusje Wel bedankt
raadsels. De groeten aan opoe.
„Blondje”. Niet weer je leeftijd ver
geten hoor. Fijn zoo’n vacantie. Velegroet-
Wat er in den nacht voor Paschen
gebeurde
Marjolijntje, het kleine maanelfje,
keek angstig om zich heen. Of liever:
ze probéérde om zich heen te kijken,
maar och, het ging niet. Daar, onder
die donkere denneboomen tusschen
de hooge, dichte varens, die ver bo
ven haar uitstaken, drong geen straal
tje van het zilveren maanlicht door.
Het was er zoo donker zoo donker
als de nacht zelf en Marjolijntje werd
bang. Wat was ze dom geweest om
mee te gaan met Barrebas, het grap
pige, roode kaboutertje. Zie je: eens
in het jaar wierp Moeder Maan haar
stralen tot op de aarde. Andere nach
ten liet zij ze niet verder komen dan
tot het topje van de hoogste boomen.
Alleen in dien eenen wonderlijken len
tenacht mochten de
De portefeuille
Mijnheer Knops heeft zijn porte
feuille verloren. Alles zit erin: zijn
geld, broodkaarten, vleeschkaarten,
identiteitsbewijs enz.
Mijnheer Knops zit te peinzen, waar
hij dien dag zooals geweest is. Dan
fietst hij naar de spaarbank en naar
het postkantoor, naar den sigaren
winkel, naar den bloemenwinkel, het
café, den kapper.
Maar tevergeefs: niemand heeft zijn
portefeuille gevonden. Met vermoeide
knieën sleept hij zich naar huis. Maar
mevrouw Knops trekt een blij gezicht.
Verbeeld je, zegt ze, ik heb
het bureau voor gevonden voorwer
pen opgebeld en je portefeuille is te
recht!
Maar mijnheer Knops schudt treu
rig het hoofd.
Dat kan niet! zegt hij, want
op het bureau voor gevonden voor
werpen ben ik heelemaal niet geweest!
„Turnstertje". Neen, dat wist
nog niet. Fijn hoor. Over een poosje
je zeker weer dikwijls?
„Tyl Uilenspiege 1”. Ja, dat was
je vergeten. Maar zoo is het nu ook goed
hè? Het is een aardige schuilnaam
„Spring In ’t Veld”. Arme jij. Dat
is niet prettig Verveel je je zoo? Dat be
grijp ik heel goed, mooi schrijven gaat
nu niet. Wat leuk is dat. Voor wie heb
je het gemaakt? De groeten van Bep.
Nu jullie vacantie hebben, zullen jul
lie wel eens raadsels willen oplossen,
die iets moeilijker zijn dan in onze
gewone raadselrubriek geplaatst wor
den.
De -een houdt van rekenkundige op
gaven en de ander vindt spreekwoor-
denraadsels erg leuk. Daarom geven we
hieronder enkele verschillende soorten,
dan moet je maar eens rustig bekijken,
welke je op wilt lossen.
Misjlchien kun je ze wel allemaal op
lossen. Jullie hebben er de geheele week
den tijd voor, want de volgende week
zullen we de oplossingen plaatsen.
De oplossingen van deze rubriek be
hoeven niet te worden ingestuurd.
ZOEKEN EN VINDEN
Vanzelfsprekend krijgen jullie van
daag een leuk Paaschraadsel van me.
Het is, zooals je ziet, een kruiswoord-
puzzle. Moeilijk is de opgave ditmaal
niet, zoodat alle kleintjes mee kunnen
doen.
Van boven naar beneden gelezen
vormen de beginletters datgene wat
iemand door het lot ten deel valt.
huis. Ik moet
naar binnen en dan langs
1.
Welke fabrikant heeft de meeste af
nemers?
jes terug.
„Rozenblaadje”. O, wat heb je je
laten foppen Dat zal wel geen hard
schopje geweest zijn. Je briefje kwam den
vorigen keer te laat.
„O r g a n 1 s t” Jouw briefje kwam ook
te laat. Je schuilnaam is in het lootjes
busje. Vele groetjes terug.
Oplossingen en briefjes moeten uiterlijk
Woensdagmorgen aan het Bureau Haag-
sche Courant bezorgd zijn. Alles moet on-
derteekend zijn met je ware namen voluit,
schuilnaam leeftijd en adres. Op het cou
vert vermelden Aan Tante Etty.
TANTE ETTY.
Neen, het was niet
-ii er gedanst?
Over
„Clematis” Zal je je voornaam vol
uit schrijven en nooit je leeftijd meer in
je briefjes vergeten? Want dan gaat je
schuilnaam niet het lootjesbusje in hoor.
Ja, dan kom je wel eens tijd te kort. Wel
fijn, moeder zoo te mogen helpen, vind je
niet? Vele groetjes terug.
R o t ter d a m m e r t j e" Wat was
het? Fijn, nu zullen jullie gauw kunnen
smullen. Was je rapport mooi? Dan moet
je nog een poosje wachten. Bep is
27 Augustus en ik ben 19 Mei jarig.
,J o e Brow n”. Hoe heet het boek?
Tot hoe lang heb ie vacantie? Wel fijn hè?
Of ga je liever naar school?
,,Pietertje Swing”. Ik krijg altijd
van die mooie briefjes van je. maar weet
je wat zoo heel erg jammer is? Dat je nu
steeds vergeet je leeftijd er in te schrij
ven. Hoe is het met al de zieken? Al wat
beter weer? Vele groeten terug.
„Haantje de Voorste”. Ook al
ziek? Arme jij. Ik kon het goed lezen
hoor. Over een poosje wordt het geplaatst
De groeten van Bep.
„T r i x s j e" Wat heb je veel gehad.
Fijn hoor. Houd je zooveel van lezen? Hoe
heetten je boeken? Zal je in ieder briefje je
leeftijd schrijven? Wat heb je een mooie
naam zeg.
„Jok e”. Was je rapport mooi? Ik zal
goed schudden hoor, maar er zijn meer
schuilnamen in ’t lootjesbusje. Hoe vond hij
het? Erg prettig’ Over een poosje heeft
hij er meer aan. De groeten van Bep.
„S pee 1 s ter t j e” Zal je je leeftijd
niet meer vergeten? Nog een keertje de
raadsels goed. Fijn, dat hij niet gehuild
heeft hè? Wat veel verjaardagen achter
elkaar.
,,P i c c o 1 o”. Al staat je schuilnaam niet
in de courant dan tellen de raadsels, als
ze goed zijn, wel mee. Neen, het was goed.
Wat was het? Zooveel? Wat zal je over
een poos kunnen smullen.
„Tee k e n a a r ti e”. Is het gezellig ge
weest? Ja, dan blijft er niet veel tijd over.
Vele groeten terug.
„Sjors v. d. Rebellenclub”. Vond
je het fijn zoo’n feest? Doe je nu weer
LENTEBLOEMEN
Voor mijn venster op een rij
Staan mijn eigen potjes:
Crocusjes mooi paars en geel,
Blauwe druifjes, o zooveel!
Zeg eens, zijn ‘t geen dotjes?
Pronken dubble tulpen fier
Op hun lange stelen.
Als de zon op al die pracht
In mijn lentekamer lacht,
Zal ’k me nooit vervelen!
Marie Michon.
’k Zou het voeren lekk’re melk
Uit een fleschje klein.
O, wat zou ik vrees’lijk blij
Met zoo’n popje zijn!
Maar mijn Moeder zegt:
Laat die beestjes vrij!
Lammetje hoort bij het schaap
Net als jij bij mij.”
HOE ZITTEN DE JONGENS?
Een aardige puzzle is de volgende:
Piet heeft vier vrienden, die in de
Paaschvacantie een dagje bij hem mo
gen komen spelen. Het is ’s morgens
prachtig, zonnig weer en vanzelfspre
kend gaan de vijf jongens naar buiten
om zich te vermaken met het bekende
rooverspel en andere soorten wedstrij
den. Maar zie, een groote donkere wolk
kwam aandrijven en binnen een half
uur waren de vrienden genoodzaakt
naar huis te gaan, omdat het begon te
regenen.
Nu moet jullie maa eens een spel
letje spelen, waarbij je rustig om de
tafel kunt zitten, zegt moeder. Maar hoe
moestenze dan zitten, want de vier
jongens waren wel vrienden van Piet,
maar niet van elkaar, sommigen zagen
elkaar dien dag pas voor het eerst Piet
wilde daarom de vreemde jongens niet
naast elkaar zetten.
Jan zit niet links van Klaas, Wim zit
niet rechts van Piet, terwijl Piet niet
naast Klaas zit Wim is ook niet de
buurman van Gerard, Jan is weer niet
de buurman van Piet.
Hoe zitten de vijf jongens om de
tafel?
Prijzen afhalen aan het Bureau Haag-
sche Courant op Woensdagmiddag.
Daarbij uitsluitend je ware namen op
geven.
Je ziet hier den Paaschhaas, die een
mand met eieren op zijn rug draagt.
Op dit mandje is een papier geplakt,
waarop woorden van 7 letters moeten
worden ingevuld.
1 het feest van de Verrijzenis des
Heeren.
2 haring in een flesch met azijn
en kruiderijen.
3 mooi-gekleurde vogel met grooten
snavel.
4 gekweekte groente.
Prijzen vielen ten deel aan
„Sjors v. d, Rebellenclub”.
„Joke”.
„Bruinoogje”.
J V L O V. U. XV C M V 1 1 C 44 V 1 U
je het fijn zoo’n feest? Doe je
trouw mee?
„Bruinoogje”. Je schuilnaam is in
het lootjesbusje Wel bedankt voor
Raadselvriendjes en
wordt uitdrukkelijk verzocht
enveloppe te vermelden
Kinderrubriek
„B o s p r i n s e s”. Je schuilnaam is in
het lootjesbusje. Ze komt fijn aan hè? Ik
ben 19 Mei jarig Wat een feesten alle
maal.
„Bloemenprinses". Raadsels hoef
je niet af u halen. Je bedoelt zeker als
je een prijsje gewonnen hebt? Dat moet
je aan het Bureau in de Wagenstraat af
halen. Het staat iedere week in de Cor
respondentie. Dat is naar. Ja, als het al
zoo lang geleden is, zal het wel zoo zijn.
Krijg je er een?
-Duimelot je". K„..(
te lang Fijn zeg, wat wordt
,,H amsterbloempje” Over een
poosje wel. Het was erg aardig. Wat veeL
Heb je zooveel vriendinnetjes’ Dat is een
mooi rapport hoor. De groeten van Bep.
„Tom pc e s” Dat hoop ik ook voor je,
want je hebt er dan fijn den tijd voor. Ben
je al eens geweest?
„Lo u r i e n t j e". Fijn zoo’n reisje en
te logeeren is ook prettig. Was het een
groot feest? Vele groetjes terug.
.Jople Link" Je schuilnaam is in
het lootjesbusje Dat vindt je zeker wel
jammer, dat ze nu niet met je spelen kan?
Is de poes al wat aan je gewend? De
groeten van Bep.
„Pimpelmees”. Jammer, dat het
voorloopig niet kan hè? Maar over een
poos wel weer. Dat zal fijn staan hoor.
Ik houd daar ook erg van. Alleen maar
verhaaltjes. Het papier waar het verhaal
tje op komt, mag maar aan een kant be
schreven worden. Ook mag er niets an
ders op staan dan het verhaaltje. Denk je
er aan, anders kan het niet geplaatst wor
den.
,A a p j e-A a p j e". Dus twee keer Aap
je. Ik zal Let niet meer vergeten hoor.
Maar zal je dan ook je naam en leeftijd
niet meer in je briefjes vergeten? Want
die moeten er altijd in staan.
„Popey” Doe maar goed je best dan
zal je schuilnaam ook wel eens bij de
prijswinnaars komen te staan.
„Zonnekind''. Niet meer je leeftijd
vergeten hoor. Fijn zeg. Zijn ze er nog?
Mooi geschreven is bet met dien vulpen
houder.
„Wildzang". Jullie komen allemaal
aan de beurt hoor. Nog een keertje de
raadsels goed. Wel gefeliciteerd. Is het een
prettige dag geweest?
..Lichtmatroosje" Dat vind je
heerlijk hè? Gelukkig maar niet hè’ Wat
zal dat leuk zijn. Vele groetjes terug.
„M o n k i m a m". Toch wel fijn, dat
moeder eerst weer een poosje thuis ge
weest is. Ik zal goed schudden hoor Heb
je er al veel? De groetjes terug, ook aan
moeder
..Meiregen" Dat is fijn Wat zal je
er dan leuk uit zien. Ik ben 19 Mei jarig.
Je moet vijf keer alle drie de raadsels
goed hebben, dan komt je schuilnaam in
het lootjesbusje Fijn, dat je dan wat lan
ger op mag blijven.
.«Lolly pop". Wat naar is dat. Doet
het pijn? Ik kon het heel goed lezen wat
je geschreven had. Vele groetjes van ons
terug.
«r”? w a r 1 ko P) e”. Dat Is even fijn.
Wel gefeliciteerd hoor Is het al geweest?
Echt op een Zondag hè?
..Blafck Bear". Dat zijn mooie plan
ten. Fijn spel hoor. Heb je al heel wat
gevonden? Wie is de beste speurder?
..Troeleke", Wel gefeliciteerd hoor,
wat tien jij verwend geworden. Mooie
cadeaux heb je gehad.
,.Dollie Dot" Met ons gaat het goed.
Ken vader het zoo goed? Nu moet je eerst
*eker. v*)f keer de raadsels goed hebben
genad.
»hüu^ar?e, Rultcr” Fijn, dat Jopie
thuis komt. Hoe is het met hem? De groe
ten aan allen.
n5er e s 1 e". Schrijf eens naar het
bureau hier of het kan Zoolang je niet
bent kan lk i* niet in de
raadsclclub opnemen. Dat is wel jammer
U„',’S.C hJr o o g”. Je schuilnaam Is In
net lootjesbusje. Zoo weinig nieuws? Zal
ie je voornaam voluit schrijven?
e 1,1 e c r m 1 n”. Ga je daar nu naar
1®C Ja, dat zijn mooie cijfers. En het
r Y?°r schrijven is den volgenden keer
natuurlijk ook goed hè? Dat is jammer.
Vele groetjes terug
”D o k te r e s j e”. Wel bedankt voor je
verhaaltje Maak er voorloopig nu maar
niet meer, want ik heb er nog zooveel die
geplaatst moeten worden. De groeten van
Bep.
H/Pr?ppue^ijntje” Fi*n- dle vacan-
ue. Dan heb je nog heel wat te doen De
groeten van Bep.
..Klein Vissertje”. Wat was het’
Heb je zooveel gewonnen? Fijn hoor. Hoe
veel heb je er al?
..Sonja Henle” Die vlinder is erg
is°j°amhmer Heb Cr VeeI verloren? Dat
i la V e” schuilnaam is
terhallli» j vSbiUsje WeI bedankt voor hct
A «V»’ e Rrocten van ons terug.
mietlHlr’‘m r arn rr> e r t j e”. Was het zoo
hebben^ nNu je,kan 2e oo|t niet altijd goed
«I SS. k“' l,eb )e
1 j Is moeder nu weer beter?
dan noR maar een poosje wachten
croetilri e er °°k wel een hè7 Vele
groetjes terug
noÖsi/Wat zal le over ecn
van Jn ‘,}n kunnen smullen. De groeten
vall OCp
uismoedertj e". Dat was naar,
2at moeder ziek was. Wat hadden jullie
h tMdrHk- Dat is niet zo° ver weK. j
..“I e i k e v e r t j e” Dat was niets dom.
moeilijke moeten er ook eens zijn.
Vele groetjes van ons terug
..Kaboutertje" Dat zal een gezel
lige vacantie worden.’ Heb je veel pleizier
gehad? De groeten van Bep
..M e i d o o r n t j e" Fijn, zoo uit logee
ren te gaan Heb je veel pleizier gehad?
Houd je veel van breien’
..Ruitertje" Als het er nu ook maar
weer gauw uitkomt. Ik zal goed het loot
jesbusje schudden. De groeten aan alle
maal.
„Pruttelaarstertj e”. Fopte ze
jou ook niet? Wat ga je in de vacantie
allemaal dcen? Of weet je dat nog niet?
De groeten van Bep.
..Klein G r a p j a s e” Hartelijk wel-
kom in ons raadselclubje.
Eer, Vroolijk Paaschfeest en prettigs
vacantie
De hartelijke groeten van jullie aller
TANTE ETTY.
zilveren stralen
den grond bereiken daar op die
heerlijke, open plek in het bosch,
waar de hooge denneboomen als reu
zenschildwachten in een grooten kring
omheen stonden en de bodem bedekt
was met een dik, fluweelen kleed van
mos en dennenaaiden.
Dan gleden langs de zilveren dra
den de teere Maankindertjes naar
beneden, met om hun hoof dj es den
krans van glanzende stralen en
hun schouders vleugeltjes van zui-
vergesponnen goud. Ze vierden met
dp elfjes van onze aarde en de
boschkaboutertjes het groote Lente
feest. Pas, als de haan voor den der
den keer kraaide, liet moeder Maan
haar stralen weer zakken, om haar
kindertjes te halen. Wat genoten de
Maanelfjes iederen keer weer van
dit jaarlijksche feest. Ze dansten met
de bloemen-feeën van ónze aarde. Ze
speelden met de glimwormpjes
sprinkhanen. Ze luisterden naar
vioolspel van de kaboutertjes en
dronken den dauw, dien de crocusjes
voor hen bewaard hadden. En zelf
zongen ze met hun zuivere stemme
tjes wondere liedjes, die hier op aar
de nooit gezongen worden. De lijsters
in de kooien in de boerenhuisjes za
ten dan doodstil en
het liedje uit was,
heel zacht voor zich heen,
vreemde klanken na te fluiten.
Maar altijd zorgden de Maan
kindertjes ervoor, dicht bij elkaar te
blijven en vooral niet te verdwalen op
de groote aarde, die zoo gevaarlijk
voor hen is.
En nu was die kleine Marjolijntje
zoo dom geweest: ze was mee
gegaan met Barrebas heel, heel
diep het bosch in. Zie je, het kabou
tertje had haar verteld van de zee,
de zee, die zóó groot is, dat ze ein
deloos schijnt. Die soms golven
heeft, als boomen zoo hoog en dan
wer als een gladde zilveren spiegel
in het maanlicht ligt te droomen. En
altijd ruischt ze, die zee.
Dat ruischen is zoo wonderlijk
mooi, dat kun je je niet voorstellen,
Marjolijntje, had Barrebas gezegd.
Het is nog veel mooier dan jullie
zingen of het zingen van den nachte
gaal. Thuis heb ik een schelp, had
hij verder verteld, en als je die
tegen je oor legt, kun je het ruischen
van de zee hooren.
Marjolijntje wist niet, wat een
schelp was. Schelpen hadden zij niet
op de Maan, maar o, wat zou ze
graag het ruischen van de zee
hooren.
Weet je wat, had Barrebas toen
gezegd, ga dan even met mij mee,
dan zal ik de schelp tegen je
leggen. Ons huisje is niet zoo ver van
hier.
Toen was Marjolijntje met het ka
boutertje meegegaan. Ze had wel
even iets als angst gevoeld, toen ze
uit het maanlicht op den open kring
in de duisternis van het begroeide
bosch kwam, maar Barrebas had
haar stevig vastgegrepen en haar
voorzichtig meegevoerd. Ze waren
toen bij een ouden eikeboom gekomen
en de kabouter had gezegd:
Zie je, Marjolijntje, dat is ons
door dit ronde gat
een touw- Milde zomerregen!
laddertje naar beneden zakken.
Wacht jjj nu even hier, want voor jou
is dat afdalen moeilijk en het is ook
te donker. Ik haal gauw de schelp.
Ik ben zóó terug.
Maar pas was Barrebas weg, of
Marjolijntje hoorde een akelig geroep
„Hoe-oei! Hoe-oei!” en meteen streek
iets langs haar gezichtje. Ze schrok
verschrikkelijk en niets, niets kon ze
in het donker zien! Ze liep een paar
passen achteruit, maar weer ging het
Hoe-oei! Hoe-oei!” en weer vloog
iets langs haar heen. Toen was Mar
jolijntje weggeloopen, zoo vlug, als ze
dat kon in de duisternis. Wel strui
kelde ze over de boomwortels, wel
schramden de takken haar gezichtje
en handjes, maar daar lette ze^niet
op wég wilde ze van dat vreese-
lijke geschreeuw. Ze kon ook niet
weten, die kleine Marjolijntje, dat dit
spookachtig gebeuren niets anders
was dan de verschijning van Hoei,
den boschuil, den trouwen wachter
van de kabouters, die de dwergjes
altijd waarschuwde, als er een
vreemde in de buurt van hun woning
kwam.
En nu was Marjolijntje verdwaald.
Ze had gezocht en gezocht, ze had
geroepen, zoo hard ze kon met haar
lieve stemmetje, maar er was niets
dan duisternis en stilte om haar
heen. Tot opeens, van heel uit de
verte, het gekraai van een haan tot
haar doordrong.
O, dacht Marjolijntje wanhopig,
nu straks nog een keer en dan
dan komt moeder Maan de anderen
halen en ik ik ben er niet. Ze zal
nog wel even wachten, maar lang
kan ze dat niet doen. Ze moet weg
zijn,- vóór de zon komt, anders smelt
ze. En als moeder Maan weg is,
komt ze niet terug vóór het volgen
de jaar en moet ik twaalf maanden
alleen blijven hier op die akelige,
vreemde aarde. O, o!
En Marjolijntje snikte het uit.
En toen ineens, verbeeld je, ver
scheen er een groote, roode bal aan
den horizon, de lucht kreeg allerlei
prachtige tinten, de nevels trokken
op boven de velden en alles begon te
stralen en te tintelen. Het arme
kleine elfje begreep, dat de zon was
opgegaan en dat het op aarde mor
gen geworden was. Wanhopig liep
het Maankindje door, al verder en
verder dwalend over die groote, on
bekende wereld, die haar alleen
maar vrees inboezemde.
Langzamerhand werd Marjolijntje
echter kalmer. Het was zulk een
prachtige voorjaarsdag, dat je on
mogelijk neerslachtig of verdrietig
kon blijven: de zon schitterde op de
grassprietjes an aan de struiken
langs den weg ontdekte je reeds het
doorschijnende, frissche lentegroen.
Voor het eerst in haar leven zag het
Maanelfje menschenhuizen met roode
daken en tuinen, waarin sneeuw
klokjes en bottende rozenboompjes
stonden. Marjolijntje keek haar oog
jes uit! Het was wonderlijk, maar zij
was ineens heelemaal niet bang
meer, het was alles zoo vredig en
stil daar op den verlaten landweg, er
liepen nog geen menschen en niets
stoorde den vrede van den heerlijken
voorjaarsdag.
Toen kwam Marjolijntje bij een an
der gedeelte van het dorp. Ze zag
mooie, groote a villa’s, waaromheen
statige boomen stonden. En in een
groot park met uitge^strekte grasper
ken en groene boschjes draafde
aardig klein meisje, dat met
grappigen teddybeer blijkbaar
het hardst aan het loopen was. Ver
rast bleef Marjolijntje staan.
Sta stil, stoute Teddy, hoorde
Het Beertje keek zijn meesteresje
verlegen aan en draaide zich op zijn
hielen om. Met hangenden kop liep
hy de serre-deuren, die openstonden,
binnen.
Toen zag Marjolijntje, dat het
meisje zich bukte en ijverig tusschen
het gras ging zoeken. En daar
haalde zij plotseling twee prachtig-
gekleurde eieren, één rood en één he
melsblauw met gouden stippen voor
den dag.
O, fluisterde zij, wat is de
Paaschhaas dezen keer goed op mij!
Nog nooit heeft hij mij zulke mooie
eieren gegeven.
En toen riep zy: Mama, mama,
.;om toch eens kijken!
Nu durfde Marjolijntje niet langer
op haar plaatsje blijven. Met een ruk
keerde zij zich om en liep zoo hard
haar kleine beentjes haar dragen
konden, weg, in de richting, vanwaar
ze gekomen was.
Den heelen dag dwaalde zij langs
de straten en wegen, steeds zich ver
schuilende achter schuren en heggen,
tot zij weer in het bosch met de don
kere denneboomen kwam. Vermoeid
legde zij zich eindelijk op het mos
neer en sliep in. Zij droomde van
groote Paascheieren en van een Haas
je, dat met een mand vol lekkernijen
rondliep.
Toen zij ontwaakte, was het weer
nacht.
Het was heel stil om haar heen en
zij werd vreeselijk bang.
Maar opeens: hoor! Marjolijntje!
Marjolijntje!
Ja! Ja! Hier ben ik!
En ever later streek iets vlak bij
haar neer.
O, Marjolijntje, wat een geluk,
dat ik je vind. Ik ben het Winterko
ninkje. Barrebas kwam aanhollen om
te zeggen, dat je weg was en we zijn
je allemaal al vier-en-twintig uur
lang aan het zoeken. Ik ben zoo blij,
dat ik je vind, «vant ik heb van jou
en je zusjes zoo veel gehoord. Zoo da
delijk breekt de morgen aan. We moe
ten verdwijnen. Hoor, daar kraait de
haan al voor den tweeden keer. Gauw,
ga op mijn rug zitten, dan komen we
nog wel op tijd. Houd je stevig vast,
Marjolijntje!
En de kleine vogel vloog weg in de
richting van de Maan, die hoog aan
den hemel stond.
O, wat was die domme Marjolijntje
blij, toen zij weer by haar lief moe
dertje terug was. Je begrijpt, ze
kreeg heel wat te hooren over haar
ongehoorzaamheid, want Moeder
Maan was vreeselijk, vreeselijk onge
rust geweest. En alle Maanelfjes had
den heete tranen om hun verloren-
gewaand zusje geschreid.
Maar nu was alles weer goed. Het
Winterkoninkje werd onthaald op al
lerlei heerlijkheden, zooals Maan-wor-
teltjes en zilveren bloemblaadjes en
Marjolijntje moest al haar avonturen
uitvoerig vertellen. Vooral over het
meisje met de Paascheieren raakte
zij niet uitgepraat; telkens weer be
gon zijn aan het verhaal van den on
deugenden Teddybeer en de prachtige
gekleurde eieren.
Al de Maankindertjes raakten zoo
opgewonden door al dat vreemde en
nieuwe, waarvan zij nooit gehoord
hadden, dat Moeder Maan wel moest
beloven, hen allen eens op Paschen
mee naar de aarde te nemen, om ze
de wonderen, waarvan Marjolijntje
sprak, te laten zien.
Het volgend jaar, zei Moeder
Maan en zij dacht: Misschien zijn
jullie dan het heele voorval vergeten.
Maar de kleine ondeugende Maan
elfjes fluisterden elkaar in het oor:
Goed, het volgend jaar. Wij zullen
Moeder wel aan haar belofte herinne
ren.
Zoo was iedereen nu tevreden en
gelukkig. Het Winterkoninkje vertrok
en Marjolijntje keek met een glim
lach naar de verre aarde, die zij,
voorloopig althans, niet weer zou zien.