Hoe hebben de
Christus
eeuwen
Wanneer de klokken luiden....
LETTERKUNDIG BIJBLAD
HAAGSCHE COURANT
gezien
J
VAN DE
I
Zaterdag 12 April 1941, No. 17850.
HET PAASCH-
BEZOEK
Letterkundige Kroniek
Een sterk Godsvertrouwen en een onverwoestbaar
idealisme
b.5.p,2.
TOEGEZONDEN BOEKEN
Een boek met een hooge
innerlijke waarde
PASCHEN
l’
/•'"l
was
niet
J. H. SCHOUTEN
Geen
makingen en draaierijen.
Zij
kan
hem
Dat kon een
zullen
Omslag teekening van „De mensch en
de klokken".
De Goede Herder.
(3de of 4de eeuw)
(UitJesus im Urteil der Jahrhunderte”,
von Gustav Pfannmüller)
ze
ze
je
en
„De mensch en de klokken”,
door Elisabeth Bergstrand—
Poulsen. Uit het Zweedsch
door N. Basenau-Goemans.
J M Meulenhoff, Amsterdam.
Elisabeth Bergstrand-Poulsen.
(Foto-archief)
Later gingen die lichten weer branden
en de aarde verrees weer uit de puinhoo-
pen. Zij werd weer rotsvast zeker om te
bewonen
Geen angst geen dreiging hoort Emma
Lena meer in den gang der machtig wel
vende klokken.
Al het andere aardsche wordt klein, nie
tig oneindig onbeduidend alleen het
roepen der klokken door het menschen-
leven heen is groot, werkelijk, vol betee-
kenis
Hier boven te midden van het zware
dreunen schijnt het haar toe, dat zij de
hooge en diepe golvingen der klanken
óver de wereld kan volgen ze kan vol
gen tot het geluid van nieuwe sterke klok
ken jubelend ingrijpt en de klanken op
vangt als de andere moe worden.
Zoodat elke verlangende ziel, die de aar
de verlaat, liefdevol wordt gedragen door
een onafgebroken, rustige deining van
toongolven.
Door vleugels!
Bronszwaar, dreunend, die de verloste
zielen rustig dragen weg van de ver
gankelijkheid regelrecht de onvatbare
’b'trheid van het nieuwe leven in
Zoo is het einde van dit innerlijk sterke
en aangrijpende boek, een boek van
schoonheid en wijsheid en van symbolische
kracht Een boek van veel lijden en van
veel strijd, maar doortrokken van God’s
liefde en met een altijd weer opnieuw le-
ven-wekkende gehoorzaamheid aan God’s
wil.
„De mensch en de klokken” van Elisa
beth Bergstrand-Poulsen vormt een zelf
standig geheel, aansluitend op haar beide
vorige romans „Het groote weefsel” en
„De Kroon” welke tezamen de geschie-
denis van het land Dunkehaller omvatten
In onze bespreking van „De Kroon” heb
ben wij reeds gewezen on het sterke Gods-
1) Gustav Pfannmüller: Jesus im Ur
teil der Jahrhunderte. Uitg. Alfred Tö-
pelmann Berlin
2) Friedrich Gerke: Das heilige Antlitz
Uitg. Florian Kupferberg. Berlin.
Het roepen der kerkklokken door het
menschenleven heen is vol beteekenis.
.Eerst begon het leven met zachte
klanken van verre.
Later sloeg in het leven van Emma-Lena.
het eenvoudige boerenmeisje van het
Zweedsche land, de groote klok een paar
slagen zóó hard en zóó nabij, dat zij een
oogenblik op de knieën was gezonken als
bij een aardbeving.
Andere slagen dreunden in den loop der
jaren. afwisselend plechtig, woest of harts
tochtelijk.
Op een zomernacht Dij het noodgelui der
groote klok schenen hemel en aarde ineen
te storten om haar heen en het licht van
zon. maan en sterren doofde uit
van Emma-Lena, een leven vol strijd en
bewogenheid, diep menschelijk en toch
uiteindelijk overstraald door een oprecht
geloof
Gehuwd tegen den raad van haar familie
in met haar jeugdvriend Matthis, moet zij
in dezen man een geheel anderen mensch
ervaren dan dèn Matthis, die haar in haar
jeugd was lief geworden. Matthis wordt
zelfs een moordenaar en wordt tot levens
lange gevangenisstraf veroordeeld.
Grootsch Is de beschrijving van Elisa
beth Bergstrand-Poulsen, waar zij dezen
slechten mensch na zijn afgrijselijke daad
toch ook de redder van Emma-Lena’s le
ven laat worden Wanneer Emma-Lena zoo
diep geschokt is door den moord van Mat
this, en zij op het punt staat zich te ve--
drinken, dan wordt zij daarvan terug.
karakter van dezen Adriaan, die zich ;.l
gemakkelijk weet te introduceeren bij een
would-be bohèmienkliek niet. Trouwens
dit kan ook van de compositie van dezen
roman gezegd worden. Een uitvoerig ver
slag, goed geschreven, doorspekt met Pas-
quino’s bekende grappigheden, die som
tijds zoo goed in den smaak van den
schrijver vallen, dat hij er niet tegen op
ziet te bisseeren. De beschrijving van h>-t
stadje Langredam, zooals Vreemdelinge
verkeer dit zou doen, alsmede de feeste
lijkheden ter plaatse, vergeven wij de 1
heer Luger van ganscher harte. Dit lijvi e
boekwerk is het eerste deel van een tri
logie, waarvan wij met belangstelling de
volgende tegemoet zien
vertrouwen, het onverwoestbare idealisme
en de krachtige liefde voor het leven,
welke het werk van deze begaafde Zweed
sche schrijfster kenmerken. Haar prach
tige humor behoedt haar voor zwaarwich
tigheid; neen, haar boeken zijn niet „zwaar
op de hand” zooals men dit vaak getuigen
moet van zoogenaamde Christelijke ro
mans. Elisabeth Bergstrand-Poulsen is ook
schilderes en aan deze omstandigheid dan
ken we de vele indrukwekkende natuur
beschrijvingen in haar romans; zij heeft
de natuur lief en zij voelt verwonderlijk
scherp het onnaspeurbare verband aan tus-
schen de natuur en het leven der men-
schen. Zij kent ook door-en-door het boe
renleven op ’t Zweedsche land; haar boe-
renmenschen leven voor ons, zij zijn tot
scheppingen geworden, die psychologisch
in alles verantwoord zijn en die sterk en
scherp omlijnd staan te midden van het
land, dat zij voor ons schildert in de klare
kleuren van een waarlijk edel palet Zij
doet ons ten volle beseffen de taak, die
haar menschen te vervullen hebben.
In „Het groote weefsel” wordt het trot-
sche gemoed van een opstandige gebroken,
in „De Kroon” vinden wij de geschiedenis
van een boerenmeisje, dat zich tot taak
heeft gesteld een onvergetelijk schoone
lichtkroon, de „Kroon der zaligheid”
die aan de dorpskerk ontnomen was. er
weer in terug te brengen
Ook in „De menschen en de klokken”
volbrengt het boerenmeisje Emma-Lena
een zware taak. Een oogenblik wordt de
taak haar te zwaar, maar ook in die zwak
ste uren wordt zij behouden door de
kracht van het geloof; tegenover tip myste.
rie van leven en dood staat deze schrijf
ster niet aarzelend of onzeker. Het leven
overwint den dood; het is het alles beheer-
schende motief zoowel van haar symboliek
als van haar eenvoudig relaas der simpele
alledaagsche gebeurtenissen.
„De mensch en de klokken" geeft, zooals
reeds gezegd, het prachtige levensverhaal
weestIk heb duidelijk voor oogen ge
had, aan welk groot gevaar ik ontsnapt
benIk zal ’t je nu maar bekennen,
vrouwIk heb die Jo niet bij de Ver
meulens ontmoet. Dat was maar een uit
vlucht. Ik ben vroeger ze woonde in
Leidschendam. Daardoor zeker ben
haar nooit tegengekomen half
halfverloofd met haar geweest. Ja,
ja. verloofd. Nog wel niet heelemaal offi
cieel. maar 't scheelde maar een haar.
Door een ruzie raakte 't af. Ze deed nog
moeite 't goed te maken, maar
zijn vrouw Ik ben in mijn sas, Sofie,
verduiveld in mijn sas
Blij in zijn handen wrijvend, stond Her
man haastig op, vergat zijn derde boter
hammetje en ging naar boven voor zijn
brief naar Enschedé. Sofie, alleen aan de
ontbijttafel, schudde eens het hoofd. Ja.
als Herman maar een afwisselingetje had!
Wat was hij toch ongedurig Daar had
den ze dikwijls verschil van meening
over. Zij was volkomen tevreden met haar
leventje. Maar hij haakte naar verande
ringetjes en dus gaf ze hem daar maar
zooveel mogelijk in toe. O, nu maakte hij
zich natuurlijk weer een illusie over dat
vrouwtje van Daenders Ze kénde haar
echtvriend. Hij was gauw gecharmeerd.
Even stak haar ’t angeltje van jaloezie.
Doch dan rukte ze dat moedig uit. Juist
omdat ze hem zoo goed kende Hij mocht
dan zeer ontvankelijk zijn voor vrouwe
lijk schoon, ze wist ook. dat dit nooit te
ver bij hem ging. Laat hij af en toe daar
om maar een beetje „schwörmen
Ziezoozei Herman, toen hij weer
beneden kwam. Ik heb er maar een brief
van gemaakt. Een kaart staat zoo onhar
telijk, hè En gauw naar de post, en ik
heb gedaan wat ik kon
Wat ben je opgewonden! spotte
Sofie, die toch niet na kon laten, hem
even te plagen. Net een kleine jongen!
Maar dat prikkelde den heer gemaal.
Dadelijk vatte hij vuur en vlam, zei kor
zelig:
Ja, dat jij met die eeuwige eentonig
heid hier genoegen neemt. Ik ben uit
ander hout gesneden. Jij wou zeker, dat
we met Paschen precies zoo tegenover
elkaar gingen zitten als nu! Mensch, je
zou er bij in slaap vallen. Die Dick is
een uitkomst!
En weg was hij. Een tikje geïndigneerd
en meer gepijnd, dan ze zichzelf beken
nen wou, bleef Sofie achter
,,Het heilige Aangezicht”,
Friedrich Gerke 2).
Hoe heeft Christus er uit gezien? Wij
weten het niet. Geboren uit een volk, dat
in zijn wet het gebod had, „geen gesne
den beeld noch eenige gelijkenis te ma
ken”, hebben wij geen schilderij, geen
beeldhouwwerk, dat ons Zijn trekken
weergeeft. Ik geloof dat het goed is zoo.
Nu kan«jedere tijd zijn eigen Christus’-
voorstelling maken. Of het Matthias Grü
newald doet in zijn wrange realiteit,
van het Isenheimer altaar, Albrecht Dü
rer, Rembrandt of in lateren tijd Thor-
waldsen, Max Liebermann, Fritz von
Uhde (de bergrede, laat de kinderkens
tot Mij komen) of Eduard von Gebhardt
steeds is Hij de Onbekende, en toch
onze Broeder. Maar van bijzonder belang
schijnt het mij toch te weten, hoe in de
eerste eeuwen men zich Christus heeft
voorgesteld, vóór Zijn beeld was bedekt
door een dikke laag van dogmatische en
theologische traditie.
Ii» de derde eeuw, na het vreeselijke
pestjaar 250, bij de wreede Christenver
volging onder keizer Decius, ontwaakt
heimelijk en vreesachtig de Christelijke
kunst. In de zwoele onweersstemming in
de sfeer van ondergang, van een ineen
storten der wereld, komt zij met een bood
schap van heldhaftigheid, die niet haar
oorsprong vindt in den mensch. maar in
Jezus Christus, Die den dood heeft ge
maakt tot een doorgang naar het eeuwige
leven. Twee motieven komen telkens te
rug: de reddende Herder en de biddende
vrouw. In het hierbij gereproduceerde
beeld van omstreeks 300 zien we Christus
als den jeugdigen schaapherder, die het
lam op Zijn armen draagt. Deze Christe
nen, die dagelijks den dood vlak voor
oogen hebben, staan rechtop op de puin-
hoopen en wachten op den roep van den
herder. Als de heidenen hen als „wolken
tellers” bespotten, dan is dit scheldwoord
niet onjuist, ze zien op naar Hem die uit
de wolken komt om hun ziel te halen naar
het Paradijs, hun ware vaderland
Geen wonder, dat we de meeste voor
stellingen vinden op sarcophagen, immers,
uist in den dood, als iedere aardsche
vriend ons verlaat, reikt Christus ons de
hand om ons veilig door het donkerste
heen te brengen.
Friedrich Gerke heeft ons een prachtige
verzameling foto’s geschonken, waarop
Christus en zijn apostelen zijn afgebeeld
op sarcophagen uit de eerste eeuwen van
onze jaartelling. Het boek eindigt met het
eerste borstbeeld van een Evangelist in
de Europeesche kunst.
Hij staat op een keerpunt in de geschie
denis: vanuit de stervende oude wereld
predikt hij de boodschap van zijn Zender,
van Hem die den dood heeft overwonnen
en het Leven heeft doen triomfeeren
op.
fx:.
Enfin, dat gaat ons niet
nieuwe woord ons spreekt 'van Hem, Die
het Licht der Wereld is.
S.
I te maken, maar toen
leerde ik jou kennen en mijn keuze was
bepaald. O, beste meid,wat een zalig
PaschenIk kan mijn geluk
Heerlijk^ dat wje weer samen zijnDie
arme
aan
in, kindDit moeten we befuiven En
morgen zitten we den heelen dag in de
tweetjes, met ons
gevoel, of ik weer
pas met je verloofd ben
Onstuimig omhelsde hij zijn vrouw, wat
ze gewillig toeliet En na weken hadden
ze ’t nog over 't heerlijkste Paaschfeest,
dat ze ooit samen vierden.
Dick
We gaan nog een uurtje de stad
1) Titel van een bundel bijbelfragmen-
ten met verklaringen van onzen stadge
noot dr. J. C A. Fetter. (Uitg. van Loghum
Slaterus’ U.M Arnhem).
bioscoopMet ons
tweetjesIk heb 't
door
JOH. W. BROEDELET
Dót is nog eens een aardige verras
sing riep Herman van Tol opgewekt uit,
terwijl hij zijn gevoelens met een stevi-
gen klap op de ontbijttafel bezegelde, zoo
dat zijn ega er lichtelijk van schrok.
Weet je, wie ons met de Paschen komen
bezoeken
Sofie keek eenigszins schichtig op. Ze
had het juist wel eens een beetje makke
lijk willen hebben en gasten, hoe je het
ook aanlegde, brachten altijd extra zorg
mee. En misschien nog wel logé’sEn
fin, als Herman er plezier in hadHij
was nu eenmaal dol op gezelschap
Nee, stelde hij haar gerust
logé’s. Ze gaan naar familie, waar ze pas
's avonds terecht kunnen. Ze komen na
de koffie bij ons en blijven alleen maar
eten. Jammer genoeg
Wie dan vroeg Sofie nieuwsgierig
en nog een tikje op haar hoede.
Dick Daenders deelde Herman en
thousiast mee. Wat zeg je me daarvan
Met zijn vrouw natuurlijk Als we ten
minste geen bezwaren hebben, schrijft hij
er bij Lees maar Die beste Dick Hij
heeft eeuwig last van zijn bescheiden
heid.
Herman schoof Sofie den brief toe. wel
ken hij' zoo juist ontvangen had. Ze vloog
hem door, zei dan peinzend
Ja. Dick is heel gezellig. En nu we
hem in geen jaar gezien hebben Dan
maken we meteen kennis met zijn vrouw
't Is niet te vroeg 't Blijft mij een raad
sel 't zal nu wel een maand of tien
geleden zijn, niet waarom hij ons in
dertijd geen communicatie heeft toege
stuurd Zoo’n oude vriend van je
Dat heeft hij ons toch geschreven
weerde Herman ongeduldig af. ’t Is zoo
gauw in zijn werk gegaan en in de druk
te dacht hij, dat hij ons al een mededee-
ling had gezonden Mijn hemel als je
verliefd bent, heb je wel iets anders aan
je hoofd Denk maar aan óns vroeger
haha Echt, echt prettig, hoor We zul
len geen saaie Paschen hebben Een be
proefde vriend en dan zoo’n jong vrouw
tje er bij Ik stel me er heel wat van
voor. Ik zal hem dadelijk antwoorden.
Dat we elkaar zoo lang niet gezien heb
ben Wat heeft hij ook heelemaal in En-
tvnnpn Prafï*’ -»•
houden door het gebeier der klokken, d a
door Matthis, die in den kerktoren is ge
vangen gezet, in razernij worden géluu'.
De klanken der- klokken worden haar t
een lied, dat haar moed en vertrouw' i
geeft om voort te gaan op den moeilijk» .1
levensweg. In het lied der klokken heeft
zij den roep vernomen, die haar van dat
oogenblik af in vrede met het leven kan
doen voortgaan. Zoo is deze goed gecom
poneerde boeiende roman tot een „stem”
geworden voor een zuiver en hooggestemd
leven, ondanks de ellende waar dit leven
doorheen is gegaan.
De klanken der klokken doen Emma-
Lena het geloof in haar taak hervinden.
Zij krijgt weer moed en vertrouwen om
voort te gaan.
Misschien verwondert men zich er
een oogenblik over, dat men zich zoo sterk
geïnteresseerd voelt in den zwaren levens-
gang van dit eenvoudige boerenmeisje, ia
den regel houdt men zich met gecompli
ceerder gevallen bezig.
.Ach, wij onbegrijpelijke menschen,
die nu letterlijk aan alles gewend raken!
Die bijvoorbeeld kunnen leven temidden
van hooge bergen zonder er de grootsch-
heid van te zien en zonder dat onze longen
zich uitzetten in verrukking om. gevuld
met de zuivere berglucht, jubelkreten '6
slaken. Misschien hebben wij eiken d'g
het prachtigste uitzicht voor oogen mr r
onze harten en oogen gaan niet open bij
dat gezicht.
Zoo wennen wij ook aan de menschen
uit onze omgeving. Wij merken noch hun
schoonheid, noch hun leelijkheid meer op,
nauwelijks hun ■'dheid of hun boos
heid.
Maar dan opeens zien wij den mensch,
den mensch in zijn moeilijkheden, in zijn
innerlijken strijd, den geteisterden, maar
ook den zegevierenden mensch. die zooals
Emma-Lena in dit gezegende boek, uit do
bronzen stem der klokken de hemelsein»
boodschap verneemt.
JOHAN KONING.
man
een
Plots liep hij op haar toe. kuste haar
wild
Wat heb je vroeg Sofie, in de
war. Ben je zóó blij, dat ie ze kwijt
bent
Dat is 't nietschreeuwde Herman
haast. O, lieve Sofie, ik zegen dezen
dag Ik ben nog nooit zoo gelukkig ge-
oogc-n dof. Hij heeft een verduivelde
lastige tante getroffen, schijnt 't.
Dit werd Herman meer en meer ge
waar, want ook hij kwam aan de beurt.
In ongeveer niets was ze het met hem
eens en haar misprijzend oordeel over
mannen in 't algemeen stak ze niet on
der stoelen of banken. Herman kreeg
gaandeweg 't gevoel, of hij voortdurend
met spelden geprikt werd. Telkens dan
oek haperde 't gesprek en later begrepen
de van Tols niet goed, hoe ze door den
dag heen waren gekomen. Zelfs het eten
bleek maar half naar den smaak van de
veeleischende Jo te zijn. Ja, Sofie kon
toch met weten, dat de gaste vegetarisch
was, waarbij Dick zich had aangesloten.
Zooiets, vond ze. schreef je vooruit
Doch 't wérd tenslotte toch negen uur
en de Daenders gingen de familie ver
blijden bij wie ze logeerden. Ieder
z’n beurt, ging het Herman door ’t hoofd.
- Wat zullen ze daar vanavond en mor
gen een pret hebbenDesniettemin
drukte hij zijn gasten met daverende
hartelijkheid de hand. Misschien juist wel
daarom
Oef. zei hij, toen ze weg waren.
Sofie keek lachend voor zich uit. Her-
met zijn veranderingetjes Dat
goed lesje voor hem geweest.
Nu in deze dagen om Goeden Vrijdag en
Paschen onze blikken meer nog dan anders
zich richten op den Man van Smarten, die
in de diepste diepte van menschelijke
ellende is afgedaald, maar ook den Levens-
vorst, die onzen machtigsten vijand, den
dood, heeft overwonnen, is het wellicht de
geschiktste tijd, ons een oogenblik te ver
diepen in de voorstelling, die de verschil
lende eeuwen van Christus hebben gehad.
Het boek van Gustav Pfannmüller„Jezus
im Urteil der Jahrhunderte” (Christus in
het oordeel der eeuwen) 1) geeft ons daar
voor uitgebreid materiaal. Wij hebben er
over gedacht den titel om te keerenDe
eeuwen in het oordeel van Christus, om
dat de vraag hoe Jezus over óns denkt,
oneindig gewichtiger is dan het oordeel,
dat wij over Hèm vormen. Een vraag,
- die wij alleen met deemoed en groote be
schaming kunnen overdenken.
Jezus in het oordeel der eeuwen het
onderwerp is te uitgebreid, dan dat we
hier meer zouden kunnen geven dan enkele
grepen. De auteur beschrijft ons Jezus in
het cordeel van de evangelisten (onder
wie Johannes een afzonderlijke plaats in
neemt', van Paulus, van de Openbaring,
daarna dat der Apologeten (o.a. Justinus
de Martelaar). We zien in deze eerste
eeuwen van onze tijdrekening reeds het
conflict tusschen kerk en staat. Een van
de meest voorkomende titels van den
Romeinschen keizer was Kyrios Heer),
een echt Oostersche titel, die strikt ge
nomen alleen aan God toekomt. Hij is de
Heer, de geloovigen zijn Zijn slaven. Maar
ook de Romeinsche keizers eischen
goddelijkheid voor zich op. Wie weigert,
voor het beeld van den keizer te offeren,
weigert om hem „Kyrios” te noemen, is
dus niet alleen „goddeloos”, maar tegelijk
een vijand van den staat. De Christenen
ontnamen door hun belijdenis „We heb
ben één Heer, n.l. Jezus Christus, Hij heeft
een naam die boven alle namen is”, aan
het Romeinsche keizerrijk zijn goddelijke
wijding en aan den keizer zijn goddelijke
waardigheid, om alleen Christus daarmee
te bekleeden. Zulke staatsgevaarlijke in
dividuen moesten uitgeroeid worden en
de vlam der Christenvervolging laait hoog
op.
Langzamerhand kristalliseert zich een
theologie, wanneer de kerkvaders zich
rekenschap moeten geven wat ze gelooven.
We hooren van Celsus, de gnostici, Tertul
lianus, Clemens van Alexandrië, Origenes,
Athanasius en Arius (concilie van Nicea)
en vooral van Augustinus, wiens invloed
op het denken der volgende eeuwen ont
zaglijk groot is geweest.
Minder bekend wellicht is de eerste aan
raking van onze heidensche voorouders
met het Christendom. Hoe zullen de voor
hen vreemde gedachten zich in hun voor
stellingswereld projecteeren Zeker, ze
konden den raad van bisschop Remigius
opvolgente verbranden wat ze vroeger
hadden aangebeden, en te aanbidden wat
ze eerst hadden verbrand, maar was dat
genoeg Wat dachten zij b.v. als zij de
belijdenis uitsprakenik geloof aan den
heiligen Geest
Gelooven is: vertrouwen hebben, heilig
beteekent onkwetsbaar, een geest is een
schrikaanjagend spook, dus: Ik geloof in
het onkwetsbaar schrikspook. Hoe zullen
deze menschen, voor wie de oorlog alles
is. den Vredevorst zien?
Leerrijk is in dit opzicht het oud-Sak-
sische gedicht: de Heliand Hei
land), dat in allitereerende regels den
hoofdinhoud van het Nieuwe Testament
weergeeft 840). De sterkste zedelijke
macht in het sociale leven van de Ger
manen, de vazallentrouw, eischt de on
bekende dichter ook op voor den Christe-
lijken godsdienst. Christus is de machtige,
beroemde heerscher. de vorst van ko
ninklijken bloede. Waar zijn voorvader
David getroond heeft, in Bethlehem
wordt hij geboren en door Zijn Moeder
in prachtige gewaden gewikkeld, waar
bij de kribbe wel wonderlijk afsteekt
Volwassen geworden kiest Hij Zijn va
zallen uit. door hun kracht beroemde
mannen van adellijken stam. Hun een
voudig beroep wordt zorgvuldig verzwe
gen Het bruiloftsmaal in Kana. het ver
jaarsfeest van Herodes worden onder zijn
handen tot het vroolijk drinkgelag in de
hal van een Germaansch vorst. Prachtig
is de beschrijving van den storm op het
meer van Genesareth en van Jezus Die
met Zijn machtwoord den opstand van
wind en water doet bedaren.
Dat de discipelen hun Heer bij de ge
vangenneming in den steek laten, dat
Petrus Hem verloochent, is voor den Sak-
ser een laffe vazallenontrouw. Maar hij
weet een oplossing: dit alles is gebeurd
omdat het vroeger geprofeteerd was -
hagen pas, dat hij niet een meid heeft
gehuurd, doch dat hij een liefhebbende
vrouw heeft gekregen. Met den jongen
Bart trekt Poeske weg van het dorp.
Psychologisch is deze roman volkomen
verantwoord. Alle personen leven. Poes
ke, Rokus, Drieka, de herbergier, Non
kel Nol, een zwierig Fiierefluitertype
Zij. die zich af zouden laten schrikken
door het feit, dat de Jong zoo kort na
den laatste al weer een roman heeft
geschreven, zouden zich stellig te kort
doen, door dit boek niet te lezen.
„Landing op Capri", Piero Gadda-
Conti. A. J. O. Strengholt’s Uit-
geversmij., Amsterdam.
„Landing op Capri” kenmerkt zich door
de levendige schildering van het tijdsbeeld
van het uiteengerafelde Italië in het Begin
der 19de eeuw. Het Is een veelkleurig en
warm verhaal, dat culmineert in de liefde
van den jongen edelman graaf Cusam-V e-
lasco, voor een Napolitaansche van Engel-
schen bloede, de nog jonge Cagliarda
Cusani. ruiterofficier in diplomatieken
dienst bij Eugene de Beauharnais. u be
last met een zending voor Joachim Murat,
den zwager van Napoleon, als hij Cagliar
da, stammende uit een officiersfamilie,
leert kennen. Om haar, die voor alles den
krijgsman in den kring harer bewonde
ring trekt, te behagen en te winnen, neemt
hij deel aan een expeditie naar Caprv
Hier is het, waar hij bij zijn doortastend
optreden gewond Wordt, doch ook het ge
luk deelachtig zich door Cagliarda ver
pleegd te weten. Zij smeden huwelijks
plannen. die echter bij zulk een groot
standsverschil door zijn ouders gedwars
boomd worden. Zij toch zien in dit huwe
lijk het einde van een veelbelovende car
rière. Cagliarda offert haar leven voor
de toekomst van dén man, die in haar
zijn eenige ware liefde gevonden had.
De vertaling is van mr. Herman van den
Bergh
„Naar wij vernemen", Johan Luger.
A. J. G. Strengholt’s Uitgevers-
mij., Amsterdam.
Voor insiders is deze roman uit de kran
tenwereld, waarin de bekende journalist
Luger de lezers leidt, belangwekkender
dan voor anderen, die hij gelukkig maakt
met „terzijde schuiven van de gordijnen",
zij het dan. dat het voornamelijk de rol
luiken zijn van het dagblad ..De Tele
graaf’, die hier omhoog gedraaid worden.
Luger moge den lezer al waarschuwen
voor zijn personen: „de jassen, de hoeden,
haarkleur, deugden en ondeugden, zeden
en gewoonten, ja zelfs de karakters (voor
zoover aanwezig)” vermengd te hebben en
daarom geen klachten te willen aannemen,
noch de geleverde personen te willen rui
len, dit alles is een maskerade, waarbij
velen voor het demasqué het al benauwd
gekregen, en zoo doende ontijdig hun ano-
nymiteit prijs gegeven hebben Wat doet
het er ook toe wie of wat deze personen
zijn, die hier gehekeld of geprezen worden,
waar de schrijver steeds binnen de per
ken van wat geboden is. blijft.
Luger schrijft een buitengewone vlotte
pen. Zijn verhaal hoe Adriaan van Hoorn,
via een provinciale journalistiek in Am
sterdam carrière weet te maken, is onder-
te beelden,
de opvoeding
pleegouders brui-
afkomst en bloed,
dualistische oa-
Het is een felle strijd, welke nu
tot uiting komt door de bewonde
ring voor Soeur Ursula, godsdienstige
dweeperijtjes. dan weer door
Herman komt dadelijk, zei Sofie
druk tegen Daenders, nadat ze hartelijk
met zijn vrouw Jo had kennis gemaakt
Hij is nog wat goeie sigaren gaan
halen geloof ik, omdat jij daar zooveel
van houdt. Hij weet wel een winkel, die
Zondags open doet. Nu jullie er zijn, zal
hij heusch geen minuut langer weg blij
ven dan noodig is!
Dick rookt anders zooveel niet
meer, kwam 1 er een beetje strak bij
Jo uit.
Nee? informeerde Sofie belangstel
lend en ze keek Dick eens aan. Wat was
die in zijn gezicht veranderd! Dat stond
zoo ernstig! Hoe kwam dat? 't Klopte
heelemaal niet met de herinnering, welke
ze aan hem had.
Ach, als je getrouwd bent, hè? ant
woordde Dick eenigszins aarzelend. De
gordijnen ruiken er zoo naar en 't is
eigenlijk een verkeerde gewoonte. Daarbij
als je eens optelt, wat het je in een jaar
kost!
Nu, maar Herman paft er nog onge
geneerd op los, hoor! zei Sofie vroolijk
Die kan *t niet laten!
Ik vind sigarenlucht verschrikkelijk,
kwam Jo nu uit den hoek en haar stem
klonk bijzonder scherp. Daar houdt
Dick vanzelfsprekend rekening mee.
Juist, viel Dick haar bij dat heeft
bij mij ook een duit in ’t zakje gedaan 1
Ach, zoo! zei Sofie losjesweg en
begon gauw over iets anders. Maar
dacht er het hare van.
De deur ging open en Herman kwam
met groote stappen de kamer in. Hij
bonsde heeft tegen Daenders aan.
Kerel, hoe maak jij ’tl riep hij wild
uit en ’t scheelde weinig of hij drukte
zijn ouden vriend aan ’t hart. Die stond
eenigszins plechtig op en stak met gepaste
hartelijkheid de hand toe. Eenig vuur
was in zijn oogen echter niet te bespeu
ren.
En nu ga ik met je vrouw kennis
maken! stentorde Herman. Hij keek, waar
Jo zat en-stond verstard. Die richtte
zich langzaam op en zei met een ietwat
zurig lachje: Wij hebben elkaar aleens
ontmoet, niet?
Wat zeg je? vroeg Sofie verbaasd
Ja, ja, ik geloof 't wel. hield Jo vol.
Maar waar?
Toen herstelde Herman zich, hoeveel
moeite het hem ook scheen te kosten
ach, hij heeft zich natuurlijk weer te druk
gemaakt, dacht Sofie. Werkelijk, net
een kleine jongen! ging op Jo toe. zei
hoe prettig hij ’t vond, dat Dick zijn
vrouwtje eindelijk eens aan hem ver
toonde en voegde er dan terloops aan toe
Ik heb u ontmoet bij de Vermeulens,
meen ik, een paar jaar terug, op die
trouwpartij van hun dochter in Arnhent
We moésten er naar toe, maar Sofie hier
was ziek en ik ben alleen gegaan
Ach ja, herinnerde zich nu ook Jo.
Nu, dan zullen we de kennismaking
maar hernieuwen
Graag 1 deed Herman enthousiast.
Hier, Dick Dat is precies een sigaar
voor jou Die zal je bevallen
Ik rook nog niet weigerde Dick
met een beslist gebaar.
Watriep Herman uit. Een eer
ste damper als jij
Dick rookt alleen buiten en dan nog
maar een enkele maal, deelde Jo
mee.
Zijn vrouw Jo, herstelde Sofie
zich, kan niet tegen sigarenlucht.
O, is ’t hem datspj-ak Herman
en hij stak óók niet op
gezellige boel worden
En ’t werd een gezellige boel. Dick
bleek heelemaal onder de plak van zijn
lieve wederhelft te zitten. Ze sprak hem
vrijwel in alles tegen, wat overigens niet
veel te beduiden had want een eigen
meening hield hij er niet meer op na.
Ja. de kerel is heelemaal veranderd,
constateerde Herman met spijt. Er is
niefc -neer aan hem En wat staan zijn
Ursula.
weer door heersch-
zuchtigheden en leugenachtige verdacht- houdend geschreven. Gecompliceerd is hot
makingen en draaierijen. Zij kan met «a-i—„-„v, ,.i
felle hartstocht liefhebben en haten. Is
het wonder, dat zij voor Bart Verhagen
een groote liefde opvat nu er juist zulke
geheimzinnige verhalen over hem de
ronde doen; Zij houdt van haar pleeg
ouders, maar Verhagen heeft zij lief
zooals een vrouw van een man kan hou
den Het is onf hem, dat zij een betrek
king aanneemt in de herberg „De laatste
stuiver” waar hij een trouw bezoeker is.
En als zij kant ziet om bij Bart Ver
hagen als meid te worden aangenomen
laat zij die kans niet voorbij gaan. In
zijn laatste levensuren, dien wij ook ken
nen uit „Dé vreemde broeders” ziet Ver-
waarmee de in het noodlot geloovende
Germaan over een moeilijk punt wordt
heengeholpen. Met voorliefde weidt hij
uit over bewijzen van trouw, b.v. de be
reidheid van Thomas, zijn Heer in den
dood te volgen. Hoog laait zijn geestdrift
op, als hij kan vertellen van Petrus, den
strijdbaren held, die in woede ontbrandt
dat men zijn Heer wil binden, zich voor
zijn Vorst plaatst, het zwaard trekt en
den voorste der
„Poeske". A M de Jong. A
J. G Strengholt’s Uitgevers Mij
Amsterdam
A. M. de Jong is een vruchtbaar schrij
ver. Hij schrijft zijn romans met een ge-
makkelijke hand en het kan niet uitblij
ven, dat de invloed daarvan onmerkbaar
zou zijn. Dit kan van zijn allernieuwste boek
Poeske niet gezegd worden Integendeel
De Jong heeft het zichzelf niet gemakke
lijk gemaakt En „Poeske" is wel een van
zijn beste boeken geworden.
Het dorpje waar Poeske wordt groot
gebracht kennen wij reeds uit „De
vreemde broeders”, trouwens alle hoofd
personen zijn dezelfde. Wie waren de
vreemde broeders? Dat waren de boer
Bart Verhagen, de rijke eigenaar van de
Hagenhorst, de stee waarom een legende
geweven was. waarvan het gerucht liep,
dat er een vloek op rustte en Bart Mo-
lijn, de notaris met zijn mooie vrouw. Aan
het einde van dezen roman, als Bartje de
notaris een einde aan zijn leven heeft
gemaakt en Bart Verhagen volkomen ge
ruïneerd is, sterft Bart Verhagen, na nog
troost gevóhden te hebben bij de nieuwe
meid Koos Kar. Dit slot is letterlijk het
zelfde als van den roman „Poeske”, want
Poeske is Koos Kar. Deze figuur heeft A
M. de Jong zoo vastgehouden, dat hij er
niet aan kon ontkomen haar levensloop te
beschrijven.
Poeske dan was het kind van een trek
kend zigeunerpaar, geboren uit een vreem-
de moeder, dié aan de geboorte van haar
dochter het leven offerde
Bi.’ het kinderlooze echtpaar Rokus en
Drieka de Wilde wordt de kleine Jacoba
van de Karre, zooals de burgemeester
haar vernoemde, opgevoed. Poeske noem
den de pleegou,ders haar. Koos Kar de
dorpelingen Hoe prachtig weet de Jong
dit bijzondere meisje uit «-“I'’»-
Vroom en ingetogen door
van haar geloovige
send en fel door
heerscht in haar een
tuur.
eens
met machtigen slag
vijanden treft.
Niet alleen in 840, ook elf eeuwen later
dan de dichter van de Heliand net deed
wordt een in menig opzicht gegermani
seerde Christus gepredikt.
Pfannmüller spreekt ook over Rosen
berg en zijn Mythus des zwanzigsten
Jahrhunderts. Rosenberg wil uit het
beeld van Christus alles wegnemen, wat
contrasteert met het beeld van den „nor-
dischen”, den Germaanschen mensch Het
crucifix als het symbool van de leer van
het geofferde Lam moet daarom verdwij
nen. In plaats daarvan komt hef oorlogs-
gedenkteeken, het graf van den Onbe
kenden Soldaat: dat moet de bedevaart
plaats worden voor het komende geslacht.
Uit het Nieuwe Testament moeten de
foutieve d.w.z. niet-„nordische" ele
menten worden verwijderd, omdat Jezus
als geweldig prediker, als toornend reini
ger van den tempel de Christus der evan
geliën moet zijn, niet de gekruisigde
Naast deze .gezuiverde” evangeliën moet
er een vijfde evangelie worden geschre
ven, waarin een „juist” Jezusbeeld wordt
gegeven. Tot zoover Rosenberg, die dus
belangrijk verder gaat dan de naieve
Sakser, die den „Heliand” schreef en zoo
den kern van het Evangelie wegneemt. Het
is mij helaas niet mogelijk, uit den rij
ken inhoud van Pfanmülïers boek meer
over te nemen. U te vertellen van de
Christusvoorstelling van Meister Eckart,
Franciscus van Assisi, die wonderheeriij-
ke figuur uit de Middeleeuwen, van Igna
tius de Loyola. Luther Spinoza en de
Rationalisten (Reimarus Lessing)
Liever eindig ik met een woord van
Albert Schweitzer, een man die als wei
nig anderen de „Geschichte der Leben-
Jesu-Forschung” heeft bestudeerd: „Als
een onbekende en naamlooze komt Hij
tot ons. zooals aan den oever van het
meer tot die mannen, die niet .wisten wie
Hij was. Hij zegt hetzelfde woord' ,Gij
echter volgt gij Mij na” en stelt ons voor
de vragen die Hij in onzen tijd moet op
lossen En dengenen die Hem gehoorza
men. verstandigen en dwazen zal Hij zich
Openbaren in datgene, wat zij in Zijn ge
meenschap aan vrede, werk, strijd en
leed mogen beleven, en als een onuit
sprekelijk geheim zullen zii ervaren,
wie Hij is.
Deze wereld is boordevol van den dood.
De dood die ons tegenkomt in ouderdom
en ziekte, die ons overal belaagt en een
schaduw werpt over onze zonnigste dagen.
Nu komt Jezus Christus op deze wereld.
Hij duikt onder in de grootste diepte van
menschelijke ellende, hij gaat zelfs den
dood in, maar om dien te overwinnen.
Paschen predikt ons, dat het donkere graf
niet het einde is, maar dat daarover glanst
het stralende licht van den opstandings-
morgen. Daardoor is ook voor ons de dood
van karakter veranderd 't Is niet meer
alleen de zwarte kuil, die onverbiddelijk
het einde is van alle menschelijk streven,
maar de scherpe bocht in den weg. Als
we hen nastaren, die ons zijn voorgegaan,
zien we hen niet meer, maar wij weten,
dat zij geleid worden van verrassing tot
verrassing, van heerlijkheid tot heerlijk
heid Wij zijn hier onderworpen aan alle
menschelijke beperktheid, geboeid binnen
ruimte en tijd; we zien van de werkelijke
dingen slechts den kleurigen weerschijn
dan zullen wij kennen in den diepsten
zin van het woord. Want oneindig
perspectief dat voor ons opengaatwij
zullen Hem zien gelijk Hijis. Ja, nog
meer: Wij zullen Hem gelijk wezen. Dat
is de boodschap van Paschen. Zoo putten
we „Nieuwe Kracht uit het Oude
Woord” 1) omdat dit oude, maar eeuwig
het Licht der Wereld is.