Hoe hebben de Christus eeuwen Wanneer de klokken luiden.... LETTERKUNDIG BIJBLAD HAAGSCHE COURANT gezien J VAN DE I Zaterdag 12 April 1941, No. 17850. HET PAASCH- BEZOEK Letterkundige Kroniek Een sterk Godsvertrouwen en een onverwoestbaar idealisme b.5.p,2. TOEGEZONDEN BOEKEN Een boek met een hooge innerlijke waarde PASCHEN l’ /•'"l was niet J. H. SCHOUTEN Geen makingen en draaierijen. Zij kan hem Dat kon een zullen Omslag teekening van „De mensch en de klokken". De Goede Herder. (3de of 4de eeuw) (UitJesus im Urteil der Jahrhunderte”, von Gustav Pfannmüller) ze ze je en „De mensch en de klokken”, door Elisabeth Bergstrand— Poulsen. Uit het Zweedsch door N. Basenau-Goemans. J M Meulenhoff, Amsterdam. Elisabeth Bergstrand-Poulsen. (Foto-archief) Later gingen die lichten weer branden en de aarde verrees weer uit de puinhoo- pen. Zij werd weer rotsvast zeker om te bewonen Geen angst geen dreiging hoort Emma Lena meer in den gang der machtig wel vende klokken. Al het andere aardsche wordt klein, nie tig oneindig onbeduidend alleen het roepen der klokken door het menschen- leven heen is groot, werkelijk, vol betee- kenis Hier boven te midden van het zware dreunen schijnt het haar toe, dat zij de hooge en diepe golvingen der klanken óver de wereld kan volgen ze kan vol gen tot het geluid van nieuwe sterke klok ken jubelend ingrijpt en de klanken op vangt als de andere moe worden. Zoodat elke verlangende ziel, die de aar de verlaat, liefdevol wordt gedragen door een onafgebroken, rustige deining van toongolven. Door vleugels! Bronszwaar, dreunend, die de verloste zielen rustig dragen weg van de ver gankelijkheid regelrecht de onvatbare ’b'trheid van het nieuwe leven in Zoo is het einde van dit innerlijk sterke en aangrijpende boek, een boek van schoonheid en wijsheid en van symbolische kracht Een boek van veel lijden en van veel strijd, maar doortrokken van God’s liefde en met een altijd weer opnieuw le- ven-wekkende gehoorzaamheid aan God’s wil. „De mensch en de klokken” van Elisa beth Bergstrand-Poulsen vormt een zelf standig geheel, aansluitend op haar beide vorige romans „Het groote weefsel” en „De Kroon” welke tezamen de geschie- denis van het land Dunkehaller omvatten In onze bespreking van „De Kroon” heb ben wij reeds gewezen on het sterke Gods- 1) Gustav Pfannmüller: Jesus im Ur teil der Jahrhunderte. Uitg. Alfred Tö- pelmann Berlin 2) Friedrich Gerke: Das heilige Antlitz Uitg. Florian Kupferberg. Berlin. Het roepen der kerkklokken door het menschenleven heen is vol beteekenis. .Eerst begon het leven met zachte klanken van verre. Later sloeg in het leven van Emma-Lena. het eenvoudige boerenmeisje van het Zweedsche land, de groote klok een paar slagen zóó hard en zóó nabij, dat zij een oogenblik op de knieën was gezonken als bij een aardbeving. Andere slagen dreunden in den loop der jaren. afwisselend plechtig, woest of harts tochtelijk. Op een zomernacht Dij het noodgelui der groote klok schenen hemel en aarde ineen te storten om haar heen en het licht van zon. maan en sterren doofde uit van Emma-Lena, een leven vol strijd en bewogenheid, diep menschelijk en toch uiteindelijk overstraald door een oprecht geloof Gehuwd tegen den raad van haar familie in met haar jeugdvriend Matthis, moet zij in dezen man een geheel anderen mensch ervaren dan dèn Matthis, die haar in haar jeugd was lief geworden. Matthis wordt zelfs een moordenaar en wordt tot levens lange gevangenisstraf veroordeeld. Grootsch Is de beschrijving van Elisa beth Bergstrand-Poulsen, waar zij dezen slechten mensch na zijn afgrijselijke daad toch ook de redder van Emma-Lena’s le ven laat worden Wanneer Emma-Lena zoo diep geschokt is door den moord van Mat this, en zij op het punt staat zich te ve-- drinken, dan wordt zij daarvan terug. karakter van dezen Adriaan, die zich ;.l gemakkelijk weet te introduceeren bij een would-be bohèmienkliek niet. Trouwens dit kan ook van de compositie van dezen roman gezegd worden. Een uitvoerig ver slag, goed geschreven, doorspekt met Pas- quino’s bekende grappigheden, die som tijds zoo goed in den smaak van den schrijver vallen, dat hij er niet tegen op ziet te bisseeren. De beschrijving van h>-t stadje Langredam, zooals Vreemdelinge verkeer dit zou doen, alsmede de feeste lijkheden ter plaatse, vergeven wij de 1 heer Luger van ganscher harte. Dit lijvi e boekwerk is het eerste deel van een tri logie, waarvan wij met belangstelling de volgende tegemoet zien vertrouwen, het onverwoestbare idealisme en de krachtige liefde voor het leven, welke het werk van deze begaafde Zweed sche schrijfster kenmerken. Haar prach tige humor behoedt haar voor zwaarwich tigheid; neen, haar boeken zijn niet „zwaar op de hand” zooals men dit vaak getuigen moet van zoogenaamde Christelijke ro mans. Elisabeth Bergstrand-Poulsen is ook schilderes en aan deze omstandigheid dan ken we de vele indrukwekkende natuur beschrijvingen in haar romans; zij heeft de natuur lief en zij voelt verwonderlijk scherp het onnaspeurbare verband aan tus- schen de natuur en het leven der men- schen. Zij kent ook door-en-door het boe renleven op ’t Zweedsche land; haar boe- renmenschen leven voor ons, zij zijn tot scheppingen geworden, die psychologisch in alles verantwoord zijn en die sterk en scherp omlijnd staan te midden van het land, dat zij voor ons schildert in de klare kleuren van een waarlijk edel palet Zij doet ons ten volle beseffen de taak, die haar menschen te vervullen hebben. In „Het groote weefsel” wordt het trot- sche gemoed van een opstandige gebroken, in „De Kroon” vinden wij de geschiedenis van een boerenmeisje, dat zich tot taak heeft gesteld een onvergetelijk schoone lichtkroon, de „Kroon der zaligheid” die aan de dorpskerk ontnomen was. er weer in terug te brengen Ook in „De menschen en de klokken” volbrengt het boerenmeisje Emma-Lena een zware taak. Een oogenblik wordt de taak haar te zwaar, maar ook in die zwak ste uren wordt zij behouden door de kracht van het geloof; tegenover tip myste. rie van leven en dood staat deze schrijf ster niet aarzelend of onzeker. Het leven overwint den dood; het is het alles beheer- schende motief zoowel van haar symboliek als van haar eenvoudig relaas der simpele alledaagsche gebeurtenissen. „De mensch en de klokken" geeft, zooals reeds gezegd, het prachtige levensverhaal weestIk heb duidelijk voor oogen ge had, aan welk groot gevaar ik ontsnapt benIk zal ’t je nu maar bekennen, vrouwIk heb die Jo niet bij de Ver meulens ontmoet. Dat was maar een uit vlucht. Ik ben vroeger ze woonde in Leidschendam. Daardoor zeker ben haar nooit tegengekomen half halfverloofd met haar geweest. Ja, ja. verloofd. Nog wel niet heelemaal offi cieel. maar 't scheelde maar een haar. Door een ruzie raakte 't af. Ze deed nog moeite 't goed te maken, maar zijn vrouw Ik ben in mijn sas, Sofie, verduiveld in mijn sas Blij in zijn handen wrijvend, stond Her man haastig op, vergat zijn derde boter hammetje en ging naar boven voor zijn brief naar Enschedé. Sofie, alleen aan de ontbijttafel, schudde eens het hoofd. Ja. als Herman maar een afwisselingetje had! Wat was hij toch ongedurig Daar had den ze dikwijls verschil van meening over. Zij was volkomen tevreden met haar leventje. Maar hij haakte naar verande ringetjes en dus gaf ze hem daar maar zooveel mogelijk in toe. O, nu maakte hij zich natuurlijk weer een illusie over dat vrouwtje van Daenders Ze kénde haar echtvriend. Hij was gauw gecharmeerd. Even stak haar ’t angeltje van jaloezie. Doch dan rukte ze dat moedig uit. Juist omdat ze hem zoo goed kende Hij mocht dan zeer ontvankelijk zijn voor vrouwe lijk schoon, ze wist ook. dat dit nooit te ver bij hem ging. Laat hij af en toe daar om maar een beetje „schwörmen Ziezoozei Herman, toen hij weer beneden kwam. Ik heb er maar een brief van gemaakt. Een kaart staat zoo onhar telijk, hè En gauw naar de post, en ik heb gedaan wat ik kon Wat ben je opgewonden! spotte Sofie, die toch niet na kon laten, hem even te plagen. Net een kleine jongen! Maar dat prikkelde den heer gemaal. Dadelijk vatte hij vuur en vlam, zei kor zelig: Ja, dat jij met die eeuwige eentonig heid hier genoegen neemt. Ik ben uit ander hout gesneden. Jij wou zeker, dat we met Paschen precies zoo tegenover elkaar gingen zitten als nu! Mensch, je zou er bij in slaap vallen. Die Dick is een uitkomst! En weg was hij. Een tikje geïndigneerd en meer gepijnd, dan ze zichzelf beken nen wou, bleef Sofie achter ,,Het heilige Aangezicht”, Friedrich Gerke 2). Hoe heeft Christus er uit gezien? Wij weten het niet. Geboren uit een volk, dat in zijn wet het gebod had, „geen gesne den beeld noch eenige gelijkenis te ma ken”, hebben wij geen schilderij, geen beeldhouwwerk, dat ons Zijn trekken weergeeft. Ik geloof dat het goed is zoo. Nu kan«jedere tijd zijn eigen Christus’- voorstelling maken. Of het Matthias Grü newald doet in zijn wrange realiteit, van het Isenheimer altaar, Albrecht Dü rer, Rembrandt of in lateren tijd Thor- waldsen, Max Liebermann, Fritz von Uhde (de bergrede, laat de kinderkens tot Mij komen) of Eduard von Gebhardt steeds is Hij de Onbekende, en toch onze Broeder. Maar van bijzonder belang schijnt het mij toch te weten, hoe in de eerste eeuwen men zich Christus heeft voorgesteld, vóór Zijn beeld was bedekt door een dikke laag van dogmatische en theologische traditie. Ii» de derde eeuw, na het vreeselijke pestjaar 250, bij de wreede Christenver volging onder keizer Decius, ontwaakt heimelijk en vreesachtig de Christelijke kunst. In de zwoele onweersstemming in de sfeer van ondergang, van een ineen storten der wereld, komt zij met een bood schap van heldhaftigheid, die niet haar oorsprong vindt in den mensch. maar in Jezus Christus, Die den dood heeft ge maakt tot een doorgang naar het eeuwige leven. Twee motieven komen telkens te rug: de reddende Herder en de biddende vrouw. In het hierbij gereproduceerde beeld van omstreeks 300 zien we Christus als den jeugdigen schaapherder, die het lam op Zijn armen draagt. Deze Christe nen, die dagelijks den dood vlak voor oogen hebben, staan rechtop op de puin- hoopen en wachten op den roep van den herder. Als de heidenen hen als „wolken tellers” bespotten, dan is dit scheldwoord niet onjuist, ze zien op naar Hem die uit de wolken komt om hun ziel te halen naar het Paradijs, hun ware vaderland Geen wonder, dat we de meeste voor stellingen vinden op sarcophagen, immers, uist in den dood, als iedere aardsche vriend ons verlaat, reikt Christus ons de hand om ons veilig door het donkerste heen te brengen. Friedrich Gerke heeft ons een prachtige verzameling foto’s geschonken, waarop Christus en zijn apostelen zijn afgebeeld op sarcophagen uit de eerste eeuwen van onze jaartelling. Het boek eindigt met het eerste borstbeeld van een Evangelist in de Europeesche kunst. Hij staat op een keerpunt in de geschie denis: vanuit de stervende oude wereld predikt hij de boodschap van zijn Zender, van Hem die den dood heeft overwonnen en het Leven heeft doen triomfeeren op. fx:. Enfin, dat gaat ons niet nieuwe woord ons spreekt 'van Hem, Die het Licht der Wereld is. S. I te maken, maar toen leerde ik jou kennen en mijn keuze was bepaald. O, beste meid,wat een zalig PaschenIk kan mijn geluk Heerlijk^ dat wje weer samen zijnDie arme aan in, kindDit moeten we befuiven En morgen zitten we den heelen dag in de tweetjes, met ons gevoel, of ik weer pas met je verloofd ben Onstuimig omhelsde hij zijn vrouw, wat ze gewillig toeliet En na weken hadden ze ’t nog over 't heerlijkste Paaschfeest, dat ze ooit samen vierden. Dick We gaan nog een uurtje de stad 1) Titel van een bundel bijbelfragmen- ten met verklaringen van onzen stadge noot dr. J. C A. Fetter. (Uitg. van Loghum Slaterus’ U.M Arnhem). bioscoopMet ons tweetjesIk heb 't door JOH. W. BROEDELET Dót is nog eens een aardige verras sing riep Herman van Tol opgewekt uit, terwijl hij zijn gevoelens met een stevi- gen klap op de ontbijttafel bezegelde, zoo dat zijn ega er lichtelijk van schrok. Weet je, wie ons met de Paschen komen bezoeken Sofie keek eenigszins schichtig op. Ze had het juist wel eens een beetje makke lijk willen hebben en gasten, hoe je het ook aanlegde, brachten altijd extra zorg mee. En misschien nog wel logé’sEn fin, als Herman er plezier in hadHij was nu eenmaal dol op gezelschap Nee, stelde hij haar gerust logé’s. Ze gaan naar familie, waar ze pas 's avonds terecht kunnen. Ze komen na de koffie bij ons en blijven alleen maar eten. Jammer genoeg Wie dan vroeg Sofie nieuwsgierig en nog een tikje op haar hoede. Dick Daenders deelde Herman en thousiast mee. Wat zeg je me daarvan Met zijn vrouw natuurlijk Als we ten minste geen bezwaren hebben, schrijft hij er bij Lees maar Die beste Dick Hij heeft eeuwig last van zijn bescheiden heid. Herman schoof Sofie den brief toe. wel ken hij' zoo juist ontvangen had. Ze vloog hem door, zei dan peinzend Ja. Dick is heel gezellig. En nu we hem in geen jaar gezien hebben Dan maken we meteen kennis met zijn vrouw 't Is niet te vroeg 't Blijft mij een raad sel 't zal nu wel een maand of tien geleden zijn, niet waarom hij ons in dertijd geen communicatie heeft toege stuurd Zoo’n oude vriend van je Dat heeft hij ons toch geschreven weerde Herman ongeduldig af. ’t Is zoo gauw in zijn werk gegaan en in de druk te dacht hij, dat hij ons al een mededee- ling had gezonden Mijn hemel als je verliefd bent, heb je wel iets anders aan je hoofd Denk maar aan óns vroeger haha Echt, echt prettig, hoor We zul len geen saaie Paschen hebben Een be proefde vriend en dan zoo’n jong vrouw tje er bij Ik stel me er heel wat van voor. Ik zal hem dadelijk antwoorden. Dat we elkaar zoo lang niet gezien heb ben Wat heeft hij ook heelemaal in En- tvnnpn Prafï*’ -»• houden door het gebeier der klokken, d a door Matthis, die in den kerktoren is ge vangen gezet, in razernij worden géluu'. De klanken der- klokken worden haar t een lied, dat haar moed en vertrouw' i geeft om voort te gaan op den moeilijk» .1 levensweg. In het lied der klokken heeft zij den roep vernomen, die haar van dat oogenblik af in vrede met het leven kan doen voortgaan. Zoo is deze goed gecom poneerde boeiende roman tot een „stem” geworden voor een zuiver en hooggestemd leven, ondanks de ellende waar dit leven doorheen is gegaan. De klanken der klokken doen Emma- Lena het geloof in haar taak hervinden. Zij krijgt weer moed en vertrouwen om voort te gaan. Misschien verwondert men zich er een oogenblik over, dat men zich zoo sterk geïnteresseerd voelt in den zwaren levens- gang van dit eenvoudige boerenmeisje, ia den regel houdt men zich met gecompli ceerder gevallen bezig. .Ach, wij onbegrijpelijke menschen, die nu letterlijk aan alles gewend raken! Die bijvoorbeeld kunnen leven temidden van hooge bergen zonder er de grootsch- heid van te zien en zonder dat onze longen zich uitzetten in verrukking om. gevuld met de zuivere berglucht, jubelkreten '6 slaken. Misschien hebben wij eiken d'g het prachtigste uitzicht voor oogen mr r onze harten en oogen gaan niet open bij dat gezicht. Zoo wennen wij ook aan de menschen uit onze omgeving. Wij merken noch hun schoonheid, noch hun leelijkheid meer op, nauwelijks hun ■'dheid of hun boos heid. Maar dan opeens zien wij den mensch, den mensch in zijn moeilijkheden, in zijn innerlijken strijd, den geteisterden, maar ook den zegevierenden mensch. die zooals Emma-Lena in dit gezegende boek, uit do bronzen stem der klokken de hemelsein» boodschap verneemt. JOHAN KONING. man een Plots liep hij op haar toe. kuste haar wild Wat heb je vroeg Sofie, in de war. Ben je zóó blij, dat ie ze kwijt bent Dat is 't nietschreeuwde Herman haast. O, lieve Sofie, ik zegen dezen dag Ik ben nog nooit zoo gelukkig ge- oogc-n dof. Hij heeft een verduivelde lastige tante getroffen, schijnt 't. Dit werd Herman meer en meer ge waar, want ook hij kwam aan de beurt. In ongeveer niets was ze het met hem eens en haar misprijzend oordeel over mannen in 't algemeen stak ze niet on der stoelen of banken. Herman kreeg gaandeweg 't gevoel, of hij voortdurend met spelden geprikt werd. Telkens dan oek haperde 't gesprek en later begrepen de van Tols niet goed, hoe ze door den dag heen waren gekomen. Zelfs het eten bleek maar half naar den smaak van de veeleischende Jo te zijn. Ja, Sofie kon toch met weten, dat de gaste vegetarisch was, waarbij Dick zich had aangesloten. Zooiets, vond ze. schreef je vooruit Doch 't wérd tenslotte toch negen uur en de Daenders gingen de familie ver blijden bij wie ze logeerden. Ieder z’n beurt, ging het Herman door ’t hoofd. - Wat zullen ze daar vanavond en mor gen een pret hebbenDesniettemin drukte hij zijn gasten met daverende hartelijkheid de hand. Misschien juist wel daarom Oef. zei hij, toen ze weg waren. Sofie keek lachend voor zich uit. Her- met zijn veranderingetjes Dat goed lesje voor hem geweest. Nu in deze dagen om Goeden Vrijdag en Paschen onze blikken meer nog dan anders zich richten op den Man van Smarten, die in de diepste diepte van menschelijke ellende is afgedaald, maar ook den Levens- vorst, die onzen machtigsten vijand, den dood, heeft overwonnen, is het wellicht de geschiktste tijd, ons een oogenblik te ver diepen in de voorstelling, die de verschil lende eeuwen van Christus hebben gehad. Het boek van Gustav Pfannmüller„Jezus im Urteil der Jahrhunderte” (Christus in het oordeel der eeuwen) 1) geeft ons daar voor uitgebreid materiaal. Wij hebben er over gedacht den titel om te keerenDe eeuwen in het oordeel van Christus, om dat de vraag hoe Jezus over óns denkt, oneindig gewichtiger is dan het oordeel, dat wij over Hèm vormen. Een vraag, - die wij alleen met deemoed en groote be schaming kunnen overdenken. Jezus in het oordeel der eeuwen het onderwerp is te uitgebreid, dan dat we hier meer zouden kunnen geven dan enkele grepen. De auteur beschrijft ons Jezus in het cordeel van de evangelisten (onder wie Johannes een afzonderlijke plaats in neemt', van Paulus, van de Openbaring, daarna dat der Apologeten (o.a. Justinus de Martelaar). We zien in deze eerste eeuwen van onze tijdrekening reeds het conflict tusschen kerk en staat. Een van de meest voorkomende titels van den Romeinschen keizer was Kyrios Heer), een echt Oostersche titel, die strikt ge nomen alleen aan God toekomt. Hij is de Heer, de geloovigen zijn Zijn slaven. Maar ook de Romeinsche keizers eischen goddelijkheid voor zich op. Wie weigert, voor het beeld van den keizer te offeren, weigert om hem „Kyrios” te noemen, is dus niet alleen „goddeloos”, maar tegelijk een vijand van den staat. De Christenen ontnamen door hun belijdenis „We heb ben één Heer, n.l. Jezus Christus, Hij heeft een naam die boven alle namen is”, aan het Romeinsche keizerrijk zijn goddelijke wijding en aan den keizer zijn goddelijke waardigheid, om alleen Christus daarmee te bekleeden. Zulke staatsgevaarlijke in dividuen moesten uitgeroeid worden en de vlam der Christenvervolging laait hoog op. Langzamerhand kristalliseert zich een theologie, wanneer de kerkvaders zich rekenschap moeten geven wat ze gelooven. We hooren van Celsus, de gnostici, Tertul lianus, Clemens van Alexandrië, Origenes, Athanasius en Arius (concilie van Nicea) en vooral van Augustinus, wiens invloed op het denken der volgende eeuwen ont zaglijk groot is geweest. Minder bekend wellicht is de eerste aan raking van onze heidensche voorouders met het Christendom. Hoe zullen de voor hen vreemde gedachten zich in hun voor stellingswereld projecteeren Zeker, ze konden den raad van bisschop Remigius opvolgente verbranden wat ze vroeger hadden aangebeden, en te aanbidden wat ze eerst hadden verbrand, maar was dat genoeg Wat dachten zij b.v. als zij de belijdenis uitsprakenik geloof aan den heiligen Geest Gelooven is: vertrouwen hebben, heilig beteekent onkwetsbaar, een geest is een schrikaanjagend spook, dus: Ik geloof in het onkwetsbaar schrikspook. Hoe zullen deze menschen, voor wie de oorlog alles is. den Vredevorst zien? Leerrijk is in dit opzicht het oud-Sak- sische gedicht: de Heliand Hei land), dat in allitereerende regels den hoofdinhoud van het Nieuwe Testament weergeeft 840). De sterkste zedelijke macht in het sociale leven van de Ger manen, de vazallentrouw, eischt de on bekende dichter ook op voor den Christe- lijken godsdienst. Christus is de machtige, beroemde heerscher. de vorst van ko ninklijken bloede. Waar zijn voorvader David getroond heeft, in Bethlehem wordt hij geboren en door Zijn Moeder in prachtige gewaden gewikkeld, waar bij de kribbe wel wonderlijk afsteekt Volwassen geworden kiest Hij Zijn va zallen uit. door hun kracht beroemde mannen van adellijken stam. Hun een voudig beroep wordt zorgvuldig verzwe gen Het bruiloftsmaal in Kana. het ver jaarsfeest van Herodes worden onder zijn handen tot het vroolijk drinkgelag in de hal van een Germaansch vorst. Prachtig is de beschrijving van den storm op het meer van Genesareth en van Jezus Die met Zijn machtwoord den opstand van wind en water doet bedaren. Dat de discipelen hun Heer bij de ge vangenneming in den steek laten, dat Petrus Hem verloochent, is voor den Sak- ser een laffe vazallenontrouw. Maar hij weet een oplossing: dit alles is gebeurd omdat het vroeger geprofeteerd was - hagen pas, dat hij niet een meid heeft gehuurd, doch dat hij een liefhebbende vrouw heeft gekregen. Met den jongen Bart trekt Poeske weg van het dorp. Psychologisch is deze roman volkomen verantwoord. Alle personen leven. Poes ke, Rokus, Drieka, de herbergier, Non kel Nol, een zwierig Fiierefluitertype Zij. die zich af zouden laten schrikken door het feit, dat de Jong zoo kort na den laatste al weer een roman heeft geschreven, zouden zich stellig te kort doen, door dit boek niet te lezen. „Landing op Capri", Piero Gadda- Conti. A. J. O. Strengholt’s Uit- geversmij., Amsterdam. „Landing op Capri” kenmerkt zich door de levendige schildering van het tijdsbeeld van het uiteengerafelde Italië in het Begin der 19de eeuw. Het Is een veelkleurig en warm verhaal, dat culmineert in de liefde van den jongen edelman graaf Cusam-V e- lasco, voor een Napolitaansche van Engel- schen bloede, de nog jonge Cagliarda Cusani. ruiterofficier in diplomatieken dienst bij Eugene de Beauharnais. u be last met een zending voor Joachim Murat, den zwager van Napoleon, als hij Cagliar da, stammende uit een officiersfamilie, leert kennen. Om haar, die voor alles den krijgsman in den kring harer bewonde ring trekt, te behagen en te winnen, neemt hij deel aan een expeditie naar Caprv Hier is het, waar hij bij zijn doortastend optreden gewond Wordt, doch ook het ge luk deelachtig zich door Cagliarda ver pleegd te weten. Zij smeden huwelijks plannen. die echter bij zulk een groot standsverschil door zijn ouders gedwars boomd worden. Zij toch zien in dit huwe lijk het einde van een veelbelovende car rière. Cagliarda offert haar leven voor de toekomst van dén man, die in haar zijn eenige ware liefde gevonden had. De vertaling is van mr. Herman van den Bergh „Naar wij vernemen", Johan Luger. A. J. G. Strengholt’s Uitgevers- mij., Amsterdam. Voor insiders is deze roman uit de kran tenwereld, waarin de bekende journalist Luger de lezers leidt, belangwekkender dan voor anderen, die hij gelukkig maakt met „terzijde schuiven van de gordijnen", zij het dan. dat het voornamelijk de rol luiken zijn van het dagblad ..De Tele graaf’, die hier omhoog gedraaid worden. Luger moge den lezer al waarschuwen voor zijn personen: „de jassen, de hoeden, haarkleur, deugden en ondeugden, zeden en gewoonten, ja zelfs de karakters (voor zoover aanwezig)” vermengd te hebben en daarom geen klachten te willen aannemen, noch de geleverde personen te willen rui len, dit alles is een maskerade, waarbij velen voor het demasqué het al benauwd gekregen, en zoo doende ontijdig hun ano- nymiteit prijs gegeven hebben Wat doet het er ook toe wie of wat deze personen zijn, die hier gehekeld of geprezen worden, waar de schrijver steeds binnen de per ken van wat geboden is. blijft. Luger schrijft een buitengewone vlotte pen. Zijn verhaal hoe Adriaan van Hoorn, via een provinciale journalistiek in Am sterdam carrière weet te maken, is onder- te beelden, de opvoeding pleegouders brui- afkomst en bloed, dualistische oa- Het is een felle strijd, welke nu tot uiting komt door de bewonde ring voor Soeur Ursula, godsdienstige dweeperijtjes. dan weer door Herman komt dadelijk, zei Sofie druk tegen Daenders, nadat ze hartelijk met zijn vrouw Jo had kennis gemaakt Hij is nog wat goeie sigaren gaan halen geloof ik, omdat jij daar zooveel van houdt. Hij weet wel een winkel, die Zondags open doet. Nu jullie er zijn, zal hij heusch geen minuut langer weg blij ven dan noodig is! Dick rookt anders zooveel niet meer, kwam 1 er een beetje strak bij Jo uit. Nee? informeerde Sofie belangstel lend en ze keek Dick eens aan. Wat was die in zijn gezicht veranderd! Dat stond zoo ernstig! Hoe kwam dat? 't Klopte heelemaal niet met de herinnering, welke ze aan hem had. Ach, als je getrouwd bent, hè? ant woordde Dick eenigszins aarzelend. De gordijnen ruiken er zoo naar en 't is eigenlijk een verkeerde gewoonte. Daarbij als je eens optelt, wat het je in een jaar kost! Nu, maar Herman paft er nog onge geneerd op los, hoor! zei Sofie vroolijk Die kan *t niet laten! Ik vind sigarenlucht verschrikkelijk, kwam Jo nu uit den hoek en haar stem klonk bijzonder scherp. Daar houdt Dick vanzelfsprekend rekening mee. Juist, viel Dick haar bij dat heeft bij mij ook een duit in ’t zakje gedaan 1 Ach, zoo! zei Sofie losjesweg en begon gauw over iets anders. Maar dacht er het hare van. De deur ging open en Herman kwam met groote stappen de kamer in. Hij bonsde heeft tegen Daenders aan. Kerel, hoe maak jij ’tl riep hij wild uit en ’t scheelde weinig of hij drukte zijn ouden vriend aan ’t hart. Die stond eenigszins plechtig op en stak met gepaste hartelijkheid de hand toe. Eenig vuur was in zijn oogen echter niet te bespeu ren. En nu ga ik met je vrouw kennis maken! stentorde Herman. Hij keek, waar Jo zat en-stond verstard. Die richtte zich langzaam op en zei met een ietwat zurig lachje: Wij hebben elkaar aleens ontmoet, niet? Wat zeg je? vroeg Sofie verbaasd Ja, ja, ik geloof 't wel. hield Jo vol. Maar waar? Toen herstelde Herman zich, hoeveel moeite het hem ook scheen te kosten ach, hij heeft zich natuurlijk weer te druk gemaakt, dacht Sofie. Werkelijk, net een kleine jongen! ging op Jo toe. zei hoe prettig hij ’t vond, dat Dick zijn vrouwtje eindelijk eens aan hem ver toonde en voegde er dan terloops aan toe Ik heb u ontmoet bij de Vermeulens, meen ik, een paar jaar terug, op die trouwpartij van hun dochter in Arnhent We moésten er naar toe, maar Sofie hier was ziek en ik ben alleen gegaan Ach ja, herinnerde zich nu ook Jo. Nu, dan zullen we de kennismaking maar hernieuwen Graag 1 deed Herman enthousiast. Hier, Dick Dat is precies een sigaar voor jou Die zal je bevallen Ik rook nog niet weigerde Dick met een beslist gebaar. Watriep Herman uit. Een eer ste damper als jij Dick rookt alleen buiten en dan nog maar een enkele maal, deelde Jo mee. Zijn vrouw Jo, herstelde Sofie zich, kan niet tegen sigarenlucht. O, is ’t hem datspj-ak Herman en hij stak óók niet op gezellige boel worden En ’t werd een gezellige boel. Dick bleek heelemaal onder de plak van zijn lieve wederhelft te zitten. Ze sprak hem vrijwel in alles tegen, wat overigens niet veel te beduiden had want een eigen meening hield hij er niet meer op na. Ja. de kerel is heelemaal veranderd, constateerde Herman met spijt. Er is niefc -neer aan hem En wat staan zijn Ursula. weer door heersch- zuchtigheden en leugenachtige verdacht- houdend geschreven. Gecompliceerd is hot makingen en draaierijen. Zij kan met «a-i—„-„v, ,.i felle hartstocht liefhebben en haten. Is het wonder, dat zij voor Bart Verhagen een groote liefde opvat nu er juist zulke geheimzinnige verhalen over hem de ronde doen; Zij houdt van haar pleeg ouders, maar Verhagen heeft zij lief zooals een vrouw van een man kan hou den Het is onf hem, dat zij een betrek king aanneemt in de herberg „De laatste stuiver” waar hij een trouw bezoeker is. En als zij kant ziet om bij Bart Ver hagen als meid te worden aangenomen laat zij die kans niet voorbij gaan. In zijn laatste levensuren, dien wij ook ken nen uit „Dé vreemde broeders” ziet Ver- waarmee de in het noodlot geloovende Germaan over een moeilijk punt wordt heengeholpen. Met voorliefde weidt hij uit over bewijzen van trouw, b.v. de be reidheid van Thomas, zijn Heer in den dood te volgen. Hoog laait zijn geestdrift op, als hij kan vertellen van Petrus, den strijdbaren held, die in woede ontbrandt dat men zijn Heer wil binden, zich voor zijn Vorst plaatst, het zwaard trekt en den voorste der „Poeske". A M de Jong. A J. G Strengholt’s Uitgevers Mij Amsterdam A. M. de Jong is een vruchtbaar schrij ver. Hij schrijft zijn romans met een ge- makkelijke hand en het kan niet uitblij ven, dat de invloed daarvan onmerkbaar zou zijn. Dit kan van zijn allernieuwste boek Poeske niet gezegd worden Integendeel De Jong heeft het zichzelf niet gemakke lijk gemaakt En „Poeske" is wel een van zijn beste boeken geworden. Het dorpje waar Poeske wordt groot gebracht kennen wij reeds uit „De vreemde broeders”, trouwens alle hoofd personen zijn dezelfde. Wie waren de vreemde broeders? Dat waren de boer Bart Verhagen, de rijke eigenaar van de Hagenhorst, de stee waarom een legende geweven was. waarvan het gerucht liep, dat er een vloek op rustte en Bart Mo- lijn, de notaris met zijn mooie vrouw. Aan het einde van dezen roman, als Bartje de notaris een einde aan zijn leven heeft gemaakt en Bart Verhagen volkomen ge ruïneerd is, sterft Bart Verhagen, na nog troost gevóhden te hebben bij de nieuwe meid Koos Kar. Dit slot is letterlijk het zelfde als van den roman „Poeske”, want Poeske is Koos Kar. Deze figuur heeft A M. de Jong zoo vastgehouden, dat hij er niet aan kon ontkomen haar levensloop te beschrijven. Poeske dan was het kind van een trek kend zigeunerpaar, geboren uit een vreem- de moeder, dié aan de geboorte van haar dochter het leven offerde Bi.’ het kinderlooze echtpaar Rokus en Drieka de Wilde wordt de kleine Jacoba van de Karre, zooals de burgemeester haar vernoemde, opgevoed. Poeske noem den de pleegou,ders haar. Koos Kar de dorpelingen Hoe prachtig weet de Jong dit bijzondere meisje uit «-“I'’»- Vroom en ingetogen door van haar geloovige send en fel door heerscht in haar een tuur. eens met machtigen slag vijanden treft. Niet alleen in 840, ook elf eeuwen later dan de dichter van de Heliand net deed wordt een in menig opzicht gegermani seerde Christus gepredikt. Pfannmüller spreekt ook over Rosen berg en zijn Mythus des zwanzigsten Jahrhunderts. Rosenberg wil uit het beeld van Christus alles wegnemen, wat contrasteert met het beeld van den „nor- dischen”, den Germaanschen mensch Het crucifix als het symbool van de leer van het geofferde Lam moet daarom verdwij nen. In plaats daarvan komt hef oorlogs- gedenkteeken, het graf van den Onbe kenden Soldaat: dat moet de bedevaart plaats worden voor het komende geslacht. Uit het Nieuwe Testament moeten de foutieve d.w.z. niet-„nordische" ele menten worden verwijderd, omdat Jezus als geweldig prediker, als toornend reini ger van den tempel de Christus der evan geliën moet zijn, niet de gekruisigde Naast deze .gezuiverde” evangeliën moet er een vijfde evangelie worden geschre ven, waarin een „juist” Jezusbeeld wordt gegeven. Tot zoover Rosenberg, die dus belangrijk verder gaat dan de naieve Sakser, die den „Heliand” schreef en zoo den kern van het Evangelie wegneemt. Het is mij helaas niet mogelijk, uit den rij ken inhoud van Pfanmülïers boek meer over te nemen. U te vertellen van de Christusvoorstelling van Meister Eckart, Franciscus van Assisi, die wonderheeriij- ke figuur uit de Middeleeuwen, van Igna tius de Loyola. Luther Spinoza en de Rationalisten (Reimarus Lessing) Liever eindig ik met een woord van Albert Schweitzer, een man die als wei nig anderen de „Geschichte der Leben- Jesu-Forschung” heeft bestudeerd: „Als een onbekende en naamlooze komt Hij tot ons. zooals aan den oever van het meer tot die mannen, die niet .wisten wie Hij was. Hij zegt hetzelfde woord' ,Gij echter volgt gij Mij na” en stelt ons voor de vragen die Hij in onzen tijd moet op lossen En dengenen die Hem gehoorza men. verstandigen en dwazen zal Hij zich Openbaren in datgene, wat zij in Zijn ge meenschap aan vrede, werk, strijd en leed mogen beleven, en als een onuit sprekelijk geheim zullen zii ervaren, wie Hij is. Deze wereld is boordevol van den dood. De dood die ons tegenkomt in ouderdom en ziekte, die ons overal belaagt en een schaduw werpt over onze zonnigste dagen. Nu komt Jezus Christus op deze wereld. Hij duikt onder in de grootste diepte van menschelijke ellende, hij gaat zelfs den dood in, maar om dien te overwinnen. Paschen predikt ons, dat het donkere graf niet het einde is, maar dat daarover glanst het stralende licht van den opstandings- morgen. Daardoor is ook voor ons de dood van karakter veranderd 't Is niet meer alleen de zwarte kuil, die onverbiddelijk het einde is van alle menschelijk streven, maar de scherpe bocht in den weg. Als we hen nastaren, die ons zijn voorgegaan, zien we hen niet meer, maar wij weten, dat zij geleid worden van verrassing tot verrassing, van heerlijkheid tot heerlijk heid Wij zijn hier onderworpen aan alle menschelijke beperktheid, geboeid binnen ruimte en tijd; we zien van de werkelijke dingen slechts den kleurigen weerschijn dan zullen wij kennen in den diepsten zin van het woord. Want oneindig perspectief dat voor ons opengaatwij zullen Hem zien gelijk Hijis. Ja, nog meer: Wij zullen Hem gelijk wezen. Dat is de boodschap van Paschen. Zoo putten we „Nieuwe Kracht uit het Oude Woord” 1) omdat dit oude, maar eeuwig het Licht der Wereld is.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 18