I IEDER VERLANGT EEN BEETJE GELUK 2- X Militair appèl op het Binnenhof - A.D.O. en D.H.C. spelen gelijk - Ezeltje rijden op het Scheveningsche strand - Weder paardensport op Duindigt W II1 o 1 i i r 1 jsU y he 2 11 i éW.’ 2 TWEEDE BLAD® 'Polygoon) VAN HET FRONT IN GRIEKENLAND. Pioniers herstellen een stuk- (Hoffmann) (Stap/) FEUILLETON treurig (Nadruk verboden.) indendaad be- ge- Wordt vervolgd), B f j 4 geschoten bergweg. Deze weg werd tijdens den harden strijd bijna volkomen verwoest VOOR HET DOEL VAN A.D.O. TIJDENS DEN BELANGRIJKEN WED STRIJD A.D.O D.H.Ó. OP HET SPARTA-TERREIN IN ROTTERDAM (1—1). VAN HET NOORDAFRIKAANSCHE FRONT. ENGELSCHE GEVANGENEN (AUSTRALIËRS, INDIËRS EN CANA- DEEZEN) WORDEN WEGGEVOERD. (Hoffmann) dan tc L Ér»* -..-J. i.l... «TTAAGSCHE COURANT MaanHag 51 April 1941 HET ZONNIGE WEER HEEFT OOK DE EZELS DOEN BESLUITEN HUN POSTEN OP HET STRAND TE BETREKKEN. Liefhebbers voor een ritje waren er direct al te vinden. (Polygoon) niet te willen. Ik echter wilde het lot dwingen! Intusschen was mijn neef een mijn met TER GELEGENHEID VAN DEN VERJAARDAG OP 20 APRIL VAN DEN Ft'HRER VAN HET GROOT- DUIT8CHE RIJK. ADOLF HITLER. werd Zaterdag op het Binnenhof in Den Haag een appèl van het Haagsche garnizoen gehouden, waarbij de Weermacht* bevelhebber voor het bezette Nederlandsche gebied de troepen toesprak. Op de foto Generaal der Vliegers Fr Christiansen inspecteert de troepen links generaal-Majoor Schwabedissen. 32) Ja, en ik heb haar neef gezien, Erehmer, d-ar ginds in dien tuil)... Kom! Samen gingen ze de cel binnen. DRAVERIJEN EN RENNEN OP DUINDIGT. DE DRAVERIJ OM DEN BARCAROLE-PRIJS. RECHTS DE WINNAAR BON ESPRIT MET DEN HEER C. F. OCKHORST, LINKS DOCTOR SCOTT MET DEN HEER J. M. VAN DEN BERG, STRIJDEND OM DE EERSTE PLAATS. (Schimmelpenning^) m ij bladen en bloemen hingen neer. Wat jammer, zei zij, men heeft vergeten ze te begieten. Neen, zei hij, de richting van haar blik volgend, het is alleen de warmte, zij komen weer bij. Een lachje vloog over zijn gezicht^ U houdt van bloemen? Erg. Zij keek weer naar de acten op de schrijftafel. U weet nu alles, ik kwam pas Zaterdagavond op de ge dachte Wenkhusen te zien. Vanmorgen om negen uur ging ik naar Wannsce, huurde een boot en van dat oogenblik af liep alles mis, gebeurde het alle maal anders, dan ik mij had voorge steld. Brand knikte. U had mij eerder moeten ver trouwen, dan was u veel bespaard gebleven. Ik hoopte, dat de geschiedenis opgehelderd zou worden, zonder dat ik het geheim van mijn moeder be hoefde te verraden, mompelde Ursula* Maar ik verzoek u nog eens, ver zwijgt u het tegenover Wenkhusen? Neen, zei hij, hoewel hst de laatste wil van uw moeder is, ditmaal vraagt het leven zijn recht Neen! riep zij uit Jawel. De telefoon schelde. Ja, riep Brand in den hoorn. Hij zag er plotseling verrast uit Laat maar binnen. Hij legde den hoorn neer* deljjk. Wat bracht u, of liever, wat dreef u naar Wenkhusen? Eigenlijk moest u hem haten. Ursula keek Brand aan. Haten? Neen, misschien toen ik alles voor het eerst hoorde, maar als ik toen een gevoel van haat voor hem had, dan is het snel voorbijge gaan. Neen, ik had alleen medelijden, medelijden met mijn arme moeder. Ik dacht daarbij heelemaal niet aan Wenkhusen. Ik wist niets van hem, heelemaal niets. En ik deed ook geen moeite* naar hem te zoeken. Mijn arme moeder was dood. Wat zou het zoeken naar Wenkhusen voor nut hebben gehad? De gedachte om hem alles te zeggen, is nooit bij mjj opgekomen, neen, ik voelde niets an ders dan medelijden, want het is niet te vertellen, wat zij geleden heeft en bovendien heeft zij in haar laatste brieven nadrukkelijk gevraagd nooit aan den man, door wien zij zooveel heeft geleden, de oorzaak en den aard van haar ellende te vertellen. Zij was te trotsch om het hem te la ten weten. En desondanks... Dat ik mij op een dag toch met Wenkhusen bezig hield, gebeurde eigenlijk zonder mfjr toedoen. De naam Wenkhusen komt niet veel voor, dat weet u. Ik was dus erg verbaasd, toen ik hem op een goeden dag plotseling zag staan, dat kwam doordat een vereeniging van textiel fabrikanten een groote vergadering had belegd, waarover in de kranten werd geschreven. En dat kunt u wijzen? Brand had woord voor woord stenografeerd. Door de brie”en, prachtig. Bovendien zal mijnheer Wenkhu- ser de waar! van mijn i erklaring wel moeten bevestigen, maar ik hoop, dat u my ook zóó gelooft, com missaris. Mijnheer Wenkhusen mag nooit weten, dat... Ursula slikte. Het was de laatste wensch van mijn moeder. Haar liefde voor hem ging over het "af. Dat is de waar heid! Brand lie- pc’nzend heen en weer. Wat hy uit Ursula’s mond had ge hoord, was het verhaal eener vrou wenliefde, het hooglied van een he- roisch afstand doen. Brand nam weer plaats. Iets is mij nog niet geheel dui- weer opgedoken, hij moet van verwijderd familielid iets over moeder’s tragedie in verband Wenkhusen hebben gehoord. Hij wist ook, dat mijn moeder Wenkhusen geld had gegeven en dat daar documenten over bestonden, onder meer een schuldbekentenis, die Wenkhusen mijn moeder indertijd heeft opgedrongen. Kurt kwam met zijn plannen voor den dag. Wenkhusen was millionnair, wij moesten hem dwingen het geld terug tc geven. Hij zou natuurlijk beweren, dat het geld in den inflatietijd was verdwenen. Daarom was het noodig andere paden te bewandelen. Als Wenkhusen merkt, dat zijn goede naam in het gedrang komt, zal hij wel dokken, zei Kurt. Een man van zijn positie houdt niet van een schandaal. Wij moeten hem «Heen dui delijk maken, dat het ons ernst is en dat wij besloten hebben alle middelen te baat te nemen! Je zult eens zien, hoe vlug hij naar zijn chequeboek grijpt. Zoo ging dat steeds door. Hij zelf had genoeg aan een paar duizend mark. Ik walgde er van. Mijn moeder was te trotsch "eweest om haar geld terug te vragen en nu zou ik?... Neen, ik wees Kurt’s voorstel van de hand. Hij schreef mij een brief, waarin hij mij aanmaande verstandig te zijn en hem de schuldbekentenis te geven. Daarop antwoordde ik niet meer. Ursula keek naar het raam, daar stonden vier potten met geraniums, de hem had gegeven? Niets! Gelooft u mij, het is meer dan eens gebeurd, dat ik mijn penhouder in de hand nam, om hem te schrijven, welk een schurk hij is. Maar ik zag er telkens weer van af, de laatste wensch van mijn moeder was mij heiliger, mijn verlangen mijn ergernis luchten. En later? Het is eigenaardig, je denkt steeds anders over de dingen, naar mate je ze op een grooteren afstand bekijkt. Mijn bitterheid verdween, als ik over Wenkhusen hoorde spreken en dat kwam vrij veel voor. Vaak had ik spottende opmerkingen willen ma ken, maar ook dit gevoel verdween in' den loop der jaren. Tenslotte was ik alleen nog maar nieuwsgierig en deze nieuwsgierigheid groeide. Mij interes seerde niet meer alleen de tragedie, maar den man Wenkhusen! Hoe was de man, dien mijn moeder zoo had be mind, hoe zagen zijn kinderen eruit? Hoe leefde hij? Er moest toch iets van hem uitgaan, anders zou mijn moeder toch niet zoo oneindig veel ran hem hebben gehouden? Deze nieuwsgierigheid vulde tenslotte mijn geheele denken. Ik weet niet of u dit kunt begrijpen... Ik geloof, dat ik u kan begrijpen, zei de commissaris. En van dat oogenblik ondernam u allerlei pogin gen om hem te zien, maar zij geluk ten u niet? Ja. maar die mislukkingen sloe gen mij niet terneer. De trots kwam er bij, het lot scheen een ontmoeting t* A SR O, ging dat zoo? En u was overtuigd, dat deze man dezelfde was, die indertijd in Königsberg...? Ja, antwoordde zij, want ik zag na eenigen tijd in een vaktijd schrift een portret van hem en zag toen, dat mijl, vermoeden juist was. In de nalatenschap van mjjn moeder is een fotografie van hem. Daarop is hij natuurlijk veel jonger, maar de gelijkenis is duidelijk. Wenkhusen heeft nog een broer, weet u dat? Hij woont in Chemnitz e.i heet Friedrich. Dat weet ik, maar myn moeder noemde den man, dien zij liefhad, An dreas. Zoo, en wat deed u, toen u wist, wat er van Wenkhusen geworden was? Eerst niets. Maar toen ik einde lijk wist, dat hij al jaren getrouwd was en groote anderen had, veracht te ik hem. Het geld van njjn moe der was goed genoeg geweest om het te gebruiken, daarna veegde hij haar uit zijn herinnering weg, trouwde een ander, die in een prachtige villa kon wonen en zijn rijkdom met hem kon deelen. Wenkhusen’s vrouw is sedert ja- re.. dood, mompelde Brand. Ook dat weet ik, maar wat ver andert dat? Niets! Neen, ik veracht Wenkhusen. Als ik anderen over zjjn flinkheid, zijn zakelijkheid, zijn goedheid hoorde praten, werd ik bit ter. Wat zou er van hem terecht gekomen zjjn, als mijn moeder inder tijd niet haar geheele vermogen aan v- ■T- J 11! *,*isJb* i WWlt t I 'y - <- A*, i kr J|:f 7 V W - V

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 5