Enkhuizen brand - De toren is van in IEDER VERLANGT EEN BEETJE GELUK Servische vliegtuigen in brand - De toren van Enkhuizen is bouwvallig Maastunnelbouw te Rotterdam - Kindervreugde in het Haagsche Zuiderpark n f I I j Ml J t p I i» i 1„. >1 TTA'AGSCTTE COURANT Woensdag 23 April 194T TWEEDE BLAD FEUILLETON H II 4 (Nadruk verboden.) som ko- het en antwoordde hem van '(Slot volgH viel onzin! genoeg. hoofd een OORLOGSTOONEEL OP DEN Ai- LANTISCHEN OCEAAN. Een Engelsch schip gaat brandend ten onder. (Presse Bild Zentrale-Polygoon) DE FRAAIE „PLASVIJVER” IN HET ZUIDERPARK IN DEN HAAG HEEFT ALTIJD VEEL AANTREK KINGSKRACHT OP DE JEUGD. Op mooie voorjaarsdagen, zooals er enkele achter ons liggen, is het er dan ook een drukte varf belang, zooals onze aardige foto toont. (Polygoon) OP DEN GROND VERNIELD. BRANDENDE SERVISCHE JACHTVLIEGTUIGEN OP EEN VLIEGVELD BIJ BELGRADO, WELKE DOOR DEN BLIKSEMSNELLEN AANVAL VAN HET DUITSCHE LUCHTWAPEN ONSCHADELIJK GEMAAKT WERDEN. (Atlantic-Holland) IN DE ROLTRAPPENSCHACHT OP DEN RECHTER MAASOEVER TE ROTTERDAM is men begonnen met het monteeren van de roltrappen, waarlangs wielrijders en voetgangers in de tunnel zullen afdalen. Het monteeren van de groote tandraderen, waarover de „trappen zonder einde” gevoerd worden. (Polygoon) EEN EERSTE VEREISCHTE voor de Friesche kleistreek is een goede afwatering der landerijen. Door bemiddeling der Nederlandsche Heide Mij. is men den laatsten tijd er toe overgegaan drainage-werken uit te voeren. (■Polygoon) Daar heeft zij niets van verteld. Hoe heeft zij dat aangepakt? Hoe? WeL hoe doen de vrouwen dat? De jonge Wenkhusen ging altijd met den trein naar de stad. Toen is zü op een dag in zijn coupé gaan zit ten en heeft hem het hoofd op hol gebracht. Zoo hebben zij elkaar lee- ren kennen. Toen heeft zij in Wannsee een kamer gehuurd en heeft verteld, dat zij tooneelspeelster was en een paar dagen vacantie had. ’s Avonds gingen zij samen uit. En toen is zü begonnen te praten over de schuldbe kentenis, welke zijn vader moest be talen. Maar Wij had waarschijnlijk geen geld en nu zou er een aanklacht tegen hem worden ingediend. Zooiets heeft zij verteld en de jongen werd zacht als boter en wilde haar gister avond de vijfduizend mark geven... DE TOESTAND VAN DE GROOTE ZUIDER- OF SINT PANCRAS- KERK TE ENKHUIZEN, welke dagteekent uit de eerste helft van de 15de eeuw, is slechter dan men vermoed had. Voordat er brokken uit den Zuidelijken muur waren gevallen, was reeds ge bleken, dat de meeste uiteinden der steunbalken verrot waren, waardoor de genoemde muur geen noemenswaardige verbinding meer had met de rest van het gebouw. De fraaie toren van de SC Pancraskerk, dateerend uit 1424. (Polygoon) Brand boos uit. Zij heeft niets ge weten van de geschiedenis van Wenk husen en Ursula’s moeder. U wist van de schuldbekentenis af en de ge dachte aan chantage ging van u uit. Brehmer zweeg, dat was het beste wat hij kon doen. Enkele kamers verder speelde zich een bewogen scène af. Werner Steube rukte de deur open. Ursula! Ursula zat met Ellie te praten. Nu keerde zij zich om en zag een gezicht zóó gelukkig, als er geen tweede be stond. Als een roes kwam het over haar, toen zij hem in de oogen keek. Haar hart sloeg wild. Ursula! En dan trok hij haar in zijn armen. Je weet niet, hoe ik mij voel! Ik wist van het begin af, dat jij er niets mee te maken had, dat een misverstand was, Ursula. Je hebt zoo moedig voor gevochten, fluisterde zij. Ik weet niet, hoe ik je moet danken. Ellie stond doodstil, zij bewoog zich niet, zij luisterde. Je moet mjj heelemaal niet be danken. Wat ik gedaan heb, is niets buitengewoons, ik houd van je. Ursula’s hoofd lag tegen zijn aarzelend tegemoet. schouder, maar hij legde zijn hand onder haar kin, zoodat zü hem moest aankyken. Nu zal alles goed worden en nie mand zal het je meer moeilyk maken. Nu was het uit met Ellie’s zelfbe- heersching. Waarom kussen jullie elkaar niet! riep zü opgewonden, jullie zün immers verloofd. Dat is waar, antwoordde Steu be, denk jü ook niet, Ursula? Op dit oogenblik kwam Brand de kamer binnen en achter hem Frits Wenkhusen, die een bepaald zieligen indruk maakte. Zün gezicht vuurrood, alsof hü zooeven standje had gehad. Zoo! zei Brand, als u goed vindt, zou ik graag als eerste gelukwenschen. Dat is toegestaan, Steube lachend. Het was het gelukkigste uur zün leven. De, commissaris? Eindelük! Laat hem dadelük binnen, Emma. Wenkhusen senior had voor zün schrijftafel gezeten. Toen Brand bin nenkwam, stond hü op en ging hem Ik vind het verschrikkelük pün- lük, begon hü, maar wat waar is, is waar! Het gaat om het geld, u weet wel en om den postzegel, ik.- moet mü— neen, ik heb mü vergist, commissaris, schandelük vergist, er ontbreekt niets, alles is er... Werkelük? Brand lachte. Dan is alles in orde! Waarorrt maakt u zich zenuwachtig? Geld en postzegel zün er. Nu, dan is alles afgeloopen! Andreas Wenkhusen had niet op zooveel grootmoedigheid gerekend. Vergeeft u me de moeite, welk® ik u heb laten doen? Ik belde u daar straks al op, om het u te vertellen en ook, omdat er nog niemand was gekomen, om naar de staaf te zien, De dader is gegrepen. Gegrepen? Wenkhusen staarde den ander aan. Neen toch? Ja, het is dezelfde, die u dreigbrief schreef. U kent den niet, ik weet het. Hü wilde chantage plegen over een zaak, welke jaren oud is. Brand kuchte. Aha, zei Brand en zün gedach ten gingen op wegen, welke Frits Wenkhusen doodelyk verschrikt zou den hebben, indien hü ze had ge weten. Vüfduizend mark, geen kleinig heid. Hoe wist zü, dat de jonge Wenkhusen over een dergelüke beschikte? Weten, weten? Brehmer trok een gezicht. Zü heeft eenvoudig gemeend, dat als de vader veel geld heeft, de zoon het ook heeft. Maar zü heeft zich vergist. Hü had haar beloofd gisteravond laat in den tuin te mén. Zü ontmoetten elkaar daar ook. Hoe laat? Het ging al tegen de morgen schemering. Zoo laat? Zü waren eerst gaan dansen daarbü heeft zü hem murw ge maakt. U was daar steeds bü. Zoo ongeveer. U volgde hen ook naar den tuin en terwül de jongeman met uw ver loofde sprak, zaagde u de staaf door. Wilde u dan vannacht bü Wenkhusen inbreken? Neen, ik... Het is goed, ik weet Toen de brand in het buurhuis uit brak, werd u bang, de vül viel uit uw hand. Maar waarom gaf de jonge Wenkhusen het geld niet? Hü had het immers beloofd. Beloofd ja, maar dat was ook alles! Maar u zei toch, dat hü haar in den tuin bracht. Liet hü haar daar wachten om het te halen? Ja, en toen hü terugkwam zei hü, dat de oude heer de sleutels er gens anders had opgeborgen, hü kon niet bü het geld komen. En verder? Hü beloofde het haar vanmid dag te geven. Zü zouden elkaar in het restaurant ontmoeten, hü zou de vüfduizend meebrengen. Maar toen ik die twee zag praten en zag hoe opge wonden zü was, wist ik, dat de jon gen het geld wéér niet had. Hü had zich zeker bedacht. Ge lukkig zün er nog altüd menschen, die zich op het laatste oogenblik be denken en fatsoenlük blüven; U be hoefde hier ook niet te zitten, Breh mer, maar u wilt niet fatsoenlük worden, dat is uw zaak. Als die vrouw er niet was ge weest, commissaris, maar zü heeft mü g*k gemaakt. Praat toch geen 4 A M t» 1 *- alles mij O x was den man 34) *:-V. 7 f J'W - -’1

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 5