Hoorn toren in van in De strijd in Noord-Afrika - Groote boerderij-brand te Naarden - De oude de gemeente Losser - Turfsteken in de buurt ÓF' "Z-tESSfë -r De Vuurtorenwachter HAAGSCHE COURANT Zaterdag 26 April 194T TWEEDE BLAD FEUILLETON rf', r g P-r o 1> STB» *'-^£1'”. '-2 V V -i" '7^ "rC (Luce-Holland) DE GEMEENTE LOSSER HEEFT EEN BIJZONDERHEID IN DEN VORM VAN EEN EEUWENOUDEN, ALLEENSTAANDEN KERK TOREN. JAREN GELEDEN IS DE KERK AFGEBROKEN EN OP EEN ANDERE PLAATS HERBOUWD, DE TOREN (Holland) BLEEF ECHTER STAAN. DRIE ENGELSCHE GEVANGENEN (BRITSCH-INDIËRS) OP (Hoffmann) FEN VLIEGVELD IN CYRENAICA. (Nadruk verboden) HOOFDSTUK H Een doop mak- met een overboord op kunnen (Wordt vervolgd^ DONDERDAGAVOND IS BRAND UITGEBROKEN IN DE REEDS IN DE MIDDELEEUWEN ALS HOFSTEDE BEKEND STAANDE BOERDERIJ „KOMMERRUST” TE N AARDEN, waarbij dit historische Gooische huis voor het grootste gedeelte door het vuur werd vernield. Het vernielde gebouw. (Polygoon) over te babbelen. Nu, haal dat zeil er eens af. Wat is het, een man of een vrouw? BRANDSTOF VOOR DEN VOLGENDEN WINTER 1 Op de laagveengronden in de omgeving van Hoorn is men druk bezig met het steken van turf voor privé gebruik. Op een hoekje van het erf graaft men daar toe een geul van ongeveer 75 cm. diep. Het laagveen, dat uit deze geul komt, wordt in blokjes gestoken en te drogen gezet De gegraven geul wordt daarna weer gedicht met slib uit de sloot (Polygoon) ruimte decime- kalm Jullie hebt nu tenminste wat om AAN HET NOORD-AFRIKAANSCHE FRONT. EEN STUK LUCHTAFWEERGESCHUT, OPGESTELD IN DE WOESTIJN. HET NIEUWE STADHUIS VAN MEDEM- BLIK is reeds zoover gereed, dat men het in Juli of Augustus in gebruik hoopt te nemen. Het fraaie stadhuis. (Polygoon) het jpr«te warer de een dure Knut schonk niet aandacht hieraan; hij was va- weer een kunstst'ik was om hier met een boot te landen. De boot werd nog gevolgd door een troep kr ij schend e vogels, die zoo nu en dan neerdaalden, om te probeeren of de haai, die daar ronddreef, reeds geheel ongevaarlijk was. Na eenigen tijd keek Olsen over zijn schouder, óm te zien hoe ver hij nog van de rots verwijderd was. Met het gemak van iemand, die dat dage lijks doet, keerde hij de boot, om ze met den voorsteven op de landings plaats te brengen. Laat een mand zakken, riep hij gejaagd en terwijl de beide anderen zich er over verbaasden, dat hij zoo dringend sprak, werd hun oor een viermaal herhaalden een stoomfluit getroffen. Ze hadden de „Olav” heelemaal vergeten. Het schip was nu dichtbij, veel dichter, dan stoomschepen ge woonlijk kwamen. Eerst keken ze verbaasd naar het schip en Olsen liet zijn boot zelfs even loopen. Maar toen begreep Knut, dat een stoomschip een en den- zelfden toon moet gebruiken, om aan Al zijn gevoelens uiting te geven en dat de scheepsofficieren het voor val hadden gadegeslagen en zóó van hun bewondering blijk gaven. Ga maar door, zei hij en knikte in de richting van het schip. Op dat oogenblik richtte de haai zich half uit het water op en sloeg met geweld tegen de boot, zóó, dat de beide mannen den slag hoorden. De woorden bleven Knut in de keel steken van louter opwinding. Hij heeft hem geraakt, hoorde Andersen hem hijgen, hij is geluk kig zoo verstandig geweest, om zijn mes mee te nemen. Als er maar niet méér zjjnl Een enkel oogenblik zagen zij het donkere haar en het witte gezicht van hun kameraad boven water. De haai draaide zich om en schoot naar voren en Olsen dook weer onder. Andersen was doodsbleek en groote druppels liepen hem langs het voor hoofd. Ik had er wat voor over gehad, als ik dit had kunnen voorkomen, steunde hjj. En ik heb er wat voor over, dat ik het kan zien, riep Knut enthou siast. Olsen wint. Er is er maar één en Olsen weet, hoe hij met dat heer moet omgaan. Het hoofd van hun kameraad kwam weer boven water en Knut verbrak de spanning door zoo hard hij kon te roepen: Olsen, zorg, dat je uit zijn vaar water blijft. Het monster, dol van pijn door de verwondingen, welke Olsen hem had toegebracht, lette niet meer op zijn aanvaller, maar zwom zinneloos in het rond. Een tweede steek had hem doodelijk gekwetst. Olsen, die wel eens gezien scheen te hebben, hoe de Malelsche duiker met zijn vijand af rekent, zwom met krachtige slagen naar de boot. De haai tolde in zijn doodsstrijd wild in het rond en de zee leek een kokende massa. Olsen klom kalm, maar buiten adem, over het zeil aan boord. De beide mannen lieten een zucht van verlichting hooren. Hun aan dacht werd nu echter getrokken door de eigenaardige bewegingen van hun kameraad in de boot. Hij was een oogenblik blijven staan, alsof hij door iets gestoken werd, maar het volgend oogenblik was hij reeds achter in de boot. Met zijn linkerhand hield hij mond en neus gesloten en met zijn rechterhand greep hij het lichaam van een man bij zijn reddingsgordel en wierp het overboord. Olsen had het zeil opgetild en wat hij daar zag, scheen niet van veel beteekenis, hij liet het tenminste liggen. Hij plaatst' een paar riemen in de dollen en stuurde de boot in de rich ting van den vuurtoren. door roep van Het was duidelijk, dat hij den haai doodelijk getroffen had, want deze dreef nu op zijn rug en ofschoon en kele bewegingen bewezen, dat hij nog niet dood was, had hij toch geen kracht genoeg om zich tegen den aan val van een mede-roofvisch te ver zetten. Olsen stond nog even op, om den aanvaller van den haai onschadelijk te maken en toen vervolgde hij zijn weg naar de rots, waarop de vuur toren stond, echter niet dan nadat hij voor het eerst sinds hij zijn mes uit de schede had gehaald, zijn kers had toegewuifd. Knut schoof zijn kijker klap in elkaar. Hij heeft een doode gegooid, merkte hij op, dus zal er wel een levende onder het zeil liggen. Hoe kom je daarbij? vroeg An dersen, die door het avontuur over stuur was. Wel, je hebt toch gezien, wat hij deed, maar laten wij eens gaan kij ken, of wij hem ook kunnen helpen. Ze spoedden zich naar de deur bo ven het water. Andersen bracht een kleine kraan in gereedheid, die mis schien noodig zou zijn, terwijl de an der naar beneden klom. Bij eb was er op de rots niet veel plaats om aan wal te komen, maar nu was er „lechts een ruimte van hoogstens enkele vierkante ters, zoodat het zelfs bij geschrei. Maar iemand, die jaren lang matroos is geweest, weet op te tredén en Knut voelde, dat er gehan deld diende te worden. Even later bevond hij zich naast Olsen in de boot. Laat eens wat cognac zakken, riep hij naar zijn chef. Er is hier geen druppel meer. Hij had gezien, dat Olsen in een toestand was, dat een stevige hart versterking hem goed zou doen. Ter wijl Andersen zich haastte, om het verlangde te gaan halen, bukte Knut en lichtte het zeil op. Op den bodem van de boot lag een kind, gewikkeld in een deken, welke door zijn gespartel als een rol onder zijn armen zat. Door den toestand, Waarin het verkeerde, was het niet mogelijk te zeggen, hoe oud het was. Door het rchommelen van de boot sloeg het water om het kind heen. Als door natuurlijk instinct gedre ven, had het de eenige houding, waarbij het in leven kon blijven ge vonden. Zoover de mannen op gezicht konden oordeelen, kleeren van het kind van kwaliteit. Maar veel der van drie gezonde kinderen en op het gezicht van dit uitgeputte wezen tje kwam er een nevel voor zijn oogen. Olsen haastte zich niet met ant woorden. Ten eerste was hij uitgeput. De strijd met den haai had zijn krachten, welke na twee dagen onaf gebroken, ingespannen arbeid toch al niet zoo heel groot meer waren, vol komen verbruikt. Maar er was nog een andere reden. Toen hij in de boot was geklommen, had het schouwspel, dat zich daar aan hem voordeed, hem geheel van zijn stuk gebracht. Wat is het? herhaalde zijn ka meraad nu nadrukkelijk; je bent toch niet gewond? Het is een baby, zei Olsen afwezigen toon. Een baby? herhaalde Andersen, die bezig was met de kraan, ver baasd. Een wat? riep Knut, die tegen zóó’n verrassing niet bestand was. Als Olsen „een tijger” had gezegd, had hij niet verbaasder kunnen zijn. Ja, een baby... hij leeft nog, ik hoorde hem huilen, zei de man in de boot. En op hetzelfde oogenblik klonk werkelijk van onder het zeil, dat nu vlak bij Knut was, een zwak kinder-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 5