De strijd op den Balkan - Wandelende weilanden - Eerste bloemkool
Duitsche soldaten in Serajewo - De „Nachtkoningin”in den Dierentuin in bloei
o
A
I -
1^0?-
De Vuurtorenwachter
- m
TTAAGSCHE COURANT Woensdag 30 April 1941 TWEEDE BLAD
FEUILLETON
gr
I*' o*
I Ufc
OW
k 4.1
|w
Sr
'VMl,
w
V
9
IN DEN CACTUSTUIN van den Haagschen Dieren-
EEN DEZER DAGEN KWAM OP DE ALKMAARSCHE VEILING
tuin is Maandagnacht een der bloemen van de „Nacht-
DUFTSCHE SOLDATEN BIJ EEN RONDGANG DOOR SERAJEWO.
(Hoffmann)
op
(Nadruk verboden
na-
zou
toch uit,
voet
van
de eerste bloemkool aan. De gesneden bloemkool wordt voorzichtig
in platte kistjes verpakt om naar de veiling te worden gebracht
(Polygoon)
zei
we
Voor er iets kan gebeuren, zijn
we bij den vuurtoren, zei Dagmar,
die altijd nogal practisch was aange
legd. En terug komen we altijd
wel weer.
Niels gaf zich maar gewonnen. La
ter zou hij niet hebben toegestemd,
dat hij dit vrijwillig had gedaan. Hij
zou hebben gezegd: Ja, ik kon niet
anders, ik moest haar wel haar zin
geven. CWordt vervolgd^
kust, zoodat hij bij een geringe ver
andering van het weer in één van de
vele inhammen kon schuilen. Maar
hij moest toch altijd nog eenige mijlen
over zee en toen het oogenblik kwam,
waarop hij een beslissing moest ne
men, wierp Niels Ström een angstigen
de
dit
BUITEN
IN WEST-FRIES LAND ondervindt men veel hinder van wandelende weilanden, een soort grondverplaatsing
zooals men ook in de bergen aantreft door grondverzakkingen of instortingen. In de lag^e landen ontstaat dit euvel
door het bekende „loopzand”. De wallekanten van deze weilanden loopen dan weg in de slooten. Thans wordt door
Rijkswaterstaat, door het aanbrengen van stevige wal beschoeiingen den boeren tegemoet gekomen, wier eigen
dommen „aan den wandel” gaan. (Polygoon)
DUITSCHE TROEPEN OP HET BALKAN-OORLOGSTOONEEL.
GEVECHT GESTELD SERVISCH VELDGESCHUT.
(Presse Bild Zentrale-Polygoon)
koningin" uitgekomen. Deze bloemen bloeien slechts één
nacht. De zeldzame bloem. (Polygoon)
VAN HET BALKAN-OORLOGSTOONEEL.
DE OPPERBEVELHEBBER VAN HET ZUIDOOST-LEGER, GENERAAL - VELDMAAR
SCHALK LIST, BIJ DE RUÏNES VAN PHILIPPI.
(Presse BM Zentrale-Polygoon)
verbazen, dat de leegloopers bij
haven van alle inlichtingen
punt verstoken bleven.
Dat is wat moois, riep hjj,
derby komend. Met veel moeite
krijg ik drie dagen verlof en als ik
dan hier kom, hoor ik, dat jij en
Dagmar vandaag naar den vuurtoren
gaan. Ik vind het niet aardig van je,
Hildur.
Waarom ga je dan niet mee?
Hoe durfde zij!
Ja, stemde hij dadelijk toe,
dat zou aardig zijn. Maar dan
moeten jullie even wachten, tot ik een
briefje aan myn moeder heb ge
schreven, ik
Er komt niets van in, Björn,
viel het meisje aan zijn zij hem in
de rede. Je weet heel goed, dat je
moeder het niet prettig zou vinden.
En wat meer is, vader zou boos
zjjn.
Ze gaat vanmiddag
protesteerde hij.
En verwacht, dat jij met haar
meegaat, Björn, we moeten niet da
delijk, nadat wy elkaar weerzien, al
weer ruzie maken. Morgen zien wij
je weer.
Hij hielp haar de gladde steenen
trap af gaan.
Hildur, zei hij, Dagmar en jij
moeten mjj beloven morgen met me
te gaan tennissen. Ik kom jullie om
elf uur halen.
Wat is het jammer, dat je nu niet
met ons mee kunt gaan, zuchtte Hil
dur.
Ze keek hem zoo echt teleurgesteld
aan, dat Ahgaard begon te lachen.
Vader zal toch al boos zijn,
Hildur. Als zoenoffer hebben
vruchten meegenomen.
Zullen jullie kunnen landen?
Dat kun je van tevoren nooit zeg
gen; hangt heelemaal van de zee af. bijzonders. Het was een stille kerel,
We kunnen in elk geval wat met hem
praten en ze kunnen de vruchten met
hun mandje ophalen.
De boot stak van wal en de jonge
officier bleef nog even op dezelfde
plaats staan, kwasi om een sigaret
aan te steken, maar in werkelijkheid
om de boot met haar kostbare lading
na te oogen. Hij zag, hoe Hildur de
plaats aan het stuur innam, Dagmar
het zeil heesch en Niels Ström een
paar riemen kreeg om de boot den
goeden koers te geven. Toen ze het
havenlicht voorbij waren, bolde het
zeil in den wind en Aagaard keek het
na, tot de boot achter een van de klei
ne eilandjes voor de kust verdween.
Eindelijk waren de toeschouwers in
staat hun gedachten wat luider te
uiten.
Het gesprek kwam als vanzelf op de
redding van Hildur nu achttien jaar
geleden, en over de opvoeding, die
Olsen zyn beide dochters gaf.
Ze wisten allemdal, dat een vuur
torenwachter ongeveer tweeduizend
kronen per jaar verdiende en ze wis
ten ook allemaal, dat dit niet genoeg
is om twee meisjes als dames op te
voeden, om op een villa te wonen,
naderbij kwam. Ook was de tempera
tuur onrustbarend gedaald. Het kon
best zijn, dat in plaats van den regen,
dien hij had verwacht, een sneeuw
bui hen zou overvallen. En op zee is
een sneeuwbui ongeveer even gevaar
lijk als mist.
Niels! riep Hildur ineens. Waar
kijk je zoo naar?
Ik geloof, dat we sneeuw krijgen,
juffrouw.
Nu, wat doet dat er toe?
Zonder bevelen af te wachten, had
Dagmar het stuur een weinig ge
wend, zoodat de boot nu recht op den
vuurtoren afliep, dien zij over een uur
tje konden bereiken.
Het is misschien toch wat te ge
paard te rijden en een gouvernante
voor de meisjes te hebben. Het was
allemaal wel heel vreemd.
Er waren menschen, die zeiden, dat
Olsen van goede familie was. Dat kon
wel zijn, maar de man, die nu aan
het woord was, vond hem niet zooveel
I, blik op een donkere wolk, die snel
die met niemand op vriendschappelij-
ken voet verkeerde, maar toch wilde
Andersen, die nu een kroegje hield,
geen kwaad van hem hooren en hi,i
noemde hem steeds „Kapitein”.
En dan was Knut er nog, die had
het maar altijd over een gevecht, dat
Olsen met een haai zou hebben gehad
vóór hij de boot bereikte, waarin dat
kind het meisje, dat daar net was
weggegaan lag. Was het waar?
Wie kon het zeggen? Er was toen wel
over in de kranten geschreven, maar
spoedig daarop was de algemeene be
langstelling door andere dingen in be
slag genomen.
Twee jaar geleden was hij plotse
ling weer hier teruggekomen, daar hij
een mistsignaal had uitgevonden waagd, mompelde de oude man.
hij had altijd van die vreemde lief
hebberijen gehad en de beste
'plaats om dit te proberen, was de
vuurtoren, waar hij zijn loopbaan als
vuurtorenwachter was begonhen.
Intusschen koerste de „Ingebjorg”
met groote snelheid in de richting van
den vuurtoren. Het was niet heele-
maal zonder gevaar zich op de open
zee te wagen, maar Niels kende zijn
boot en bleef zoo dicht mogelijk bij de
5)
Het wordt tijd, dat we weg
gaan, maar juffrouw Dagmar komt
tnaar niet met de dekens, ging hij
voort.
O Niels, hoe kun je dat nu zeg
gen, ze moet heelemaal naar huis;
Zelfs als ze hard liep...
Nu, daar is ze al, maar hard
loopen doet ze niet. Ze heeft een jon
geman opgepikt.
Is er wel een mededeeling, welke
een meisje van negentien nieuwgieri-
ger maakt dan een dergelijke?
Hildur Trygvasson rekte haar hals
uit om naar de aankomenden te
kijken.
Ach, het is Björn, riep zij een
beetje teleurgesteld, maar ze wuifde
hem toch vroolijk toe.
De toekijkende luisteraars hadden
zich omgekeerd om naar de jongelui
U. kijken, die door Hildur zoo opge
wekt werden begroet.
Dagmar Olsen was
knap meisje. Ze was
dan Hildur en ze had het bruine haar
en de grijze oogen van haar vader.
Ook de ongedwongen ietwat trot-
sche houding van net hoofd, had
*e met haar vader gemeen en ze had
een opvallend
wat grooter
MET DE
zyn fijne, sprekende gelaatstrekken.
Haar figuur was lenig en gracieus.
Ze was vrijwel precies eender ge
kleed als haar pleegzuster. Ze stap
te vlug voort, met een elegance en
een ongedwongenheid, zooals men die
niet vaak ziet bij een meisje van
haar leeftijd. Op haar gezichtje lag
door het harde loopen en misschien
ook nog wel door wat anders, een
roode blos.
De man, die naast haar liep
Björn Aagaard, luitenant ter zee bij
de Noorsche Marine was te be
kend in Christiansand, dan dat hij
een onderwerp van gesprek voor de
leegloopers bij de haven zou kunnen
vormen. Hy zag er stevig uit, alsof
hij in zijn werk en in de liefde wel
zou weten te zorgen, dat het ging,
zooals hij wou. Als alle goede zeelui
had hy de kracht van een reus en
het hart van een kleinen jongen.
De vraag lag voor de hand, wat
een officier en een van goede fa
milie in het gezelschap van de
dochter van een vuurtorenwachter en
haar aangenomen zuster deed.
Er waren dan ook genoeg men
schen, die zich dit afvroegen en er
was één persoon, die by herhaling
aan Björn Aagaard zelf vroeg, waar
om hij op zulk een familiairen
met deze meisjes omging en dat was
de trotsche en' deftige moeder
luitenant Aagaard.
Maar daar zelfs mevrouw
Aagaard op deze vraag geen ant
woord kreeg, behoeft het niemand te
i