HAAGSCHE COURANT
ENGAGEMENT
KRONIEK DER DUITSCHE LETTEREN
ROMANTIEK
LETTERKUNDIG BIJBLAD
VAN DE
Zaterdag 7 Juni 11941, No. H7895.
DE OUDE PEDRO
HAAR GROOTE
ANGST
HET HORLOGE
b.4.p.3.
door de
beloofde
in
die u vrijspreekt.
«rijpt
verlor
J. H. SCHOUTEN.
1)
W „Geist der Goethezeit", Früh-
romantiek. H. A. Korft
bang
inbaar
„Die TrSgen. die zu Hause liegen,
Erquicket nicht das Morgenrot,
Sie wissen nur von Kinderwiegen,
Von Sorgen, Last und Not urn Brot
de Romantici droomen zich terug naar de
wonderwereld van de Christelijk Ger-
maansche middeleeuwen, de levende een
heid van West-Europa. Hadden de klassici
hun geestelijke vaderland in de antieke
wereld gevonden, zooals Iphigenie „das
Land der Griechen mit der Seele suchend”,
zij vinden het ware tehuis van den Wes-
terschen mensch in de eigen Christelijk
Germaansche gedachtenwereld; daarvan
stroomt ons alle levenskracht toe, welke
wij voor ons bouwvallig bestaan noodig
hebben.
vol,
>ewijs,
Het bovenstaande is slechts een enkele
greep uit het prachtige boek van prof.
Korff, dat aan allen, die belang stellen
in een wetenschappelijke behandeling van
de Duitsche literatuur, hartelijk wordt
aanbevolen.
vermogen bepaalde grenzen niet vermag
te overschrijden.
Hoe de dingen e i g e n 1 ij k zijn („das
Ding an sich") moet ons op deze aarde
verborgen blijven. Faust is een mensch,
die deze grenzen niet wil erkennen („Den
lieb’ ich, der Unmögliches begehrt”), hij
wil begrijpen „was die Welt im Innersten
zusammenhSlt”, maar hij moet ten slotte
zien, dat dit de grenzen van het mensch-
zijn zou doen verdwijnen, dat wij het wer
kelijke licht niet kunnen zien, en de regen
boog dus het beeld is van alle menschelijk
streven naar inzicht in de levensraadse
len („Am farbigen Abglanz haben wlr das
Leben”).
Doordat de romantische filosofie (Fich
te) deze wereld der verschijnselen een
schepping van onzen geest en geen objec
tieve werkelijkheid noemt, erkent zij ook
de grenzen niet. Een geheel ander levens
gevoel is daarvan het gevolg. Wilhelm
Meister, die de wereld doortrekt met het
vage romantische ideaal zichzelf te vor
men, passief alle indrukken op te nemen,
alle krachten op zich te laten inwerken,
komt tenslotte tot het inzicht dat hij in
een practisch beroep (hij wil dokter wor
den) de menschheid moet dienen. Volko
men logisch dat Novalis van zijn aanvan
kelijke bewondering terugkwam en der
Wilhelm Meister een Candide tegen de
poëzie noemde. Immers, een burgerlijk be
staan leiden met alle begrenzingen die ge
zin en werk stellen is volkomen in strijd
met het romantische levensideaal.
Maar gebruik nu toch uw ver
stand, mevrouwtje! redeneerde de ad
vocaat met een traan in zijn stem, ter
wijl hij Liesbeth’s hand, die smal op
de ruwhouten tafel rustte, greep met
een teederheid, die geenszins strookte
met zijn waardigheid als aan de be
klaagde toegewezen rechtskundige.
Liesbeth bleef roerloos zitten. Ze
glimlachte flauwtjes om het school
jongensachtige pathos van den gezeten
burger, die slechts bezeten scheen van
den wensch, haar te redden. Hoeveel
malen had hij haar nu reeds sinds den
dag van haar arrestatie bezocht? Lies
beth kon nog steeds niet uitmaken, of
hij zich zoozeer voor haar inspande,
omdat hij haar werkelijk voor onschul
dig hield, dan wel, dat hij een van die
dwaze vrouwengekken was, die hun
verstand verliezen, zoodra zij tegen
over een bekoorlijke verschijning ko
men te staan. Liesbeth was geneigd,
in de laatste mogelijkheid te gelooven,
omdat de gedachte, dat een man haar
om andere redenen dan die van haar
aantrekkingskracht, haar schoonheid,
zou verdedigen, haar pijn deed.
Eigenlijk had ze, sedert haar debuut
in het cabaret en tijdens haar triom
fen als gevierde en benijde star, slechts
één groote angst gekend. Liesbeth was
bang voor den ouderdom, niet voor
den dood, niet voor pijn of ziekte, niet
voor armoede. Zonder eraan te willen
denken had ze altijd geweten, dat er
een oogenblik zou komen, waarin de
glans van haar jeugdige charmes zou
verbleeken. Dan zou ze moeten worste
len met tientallen venijnige rimpeltjes
en onvindbare, grijze haren. Dan zou
ze een waardeerenden mannenblik
moeten koopen met urenlange massa
ges en afschuwelijke honger-diëeten.
Toen ze den bewusten dag om zes
uur haar flat was binnengetreden en
het vreeselijke schouwspel daarbinnen
had gezien, was ze gillend naar buiten
gevlucht
Van de eerste uren na haar ontdek
king herinnerde ze zich niets meer. In
haar verbeelding zag ze in een war
relende draaikolk achtereenvolgens de
leege oogen van den vermoorden ban
kier, die haar onafgebroken aanstaar
den, de norsche gezichten der agenten
en het dwaas-coquette snorretje van
den commissaris, die haar het eerste
verhoor had afgenomen.
Liesbeth had alles langs zich laten
gaan. Ze had geweigerd te vertellen,
hoe zij haar dag had doorgebracht.
Een paar maal slechts had ze zacht
gezegd: „Ik ben onschuldig,” maar, als
ze dan weigerde verdere uitleggingen
te geven, lachte de politieman scham
per. Hoe dikwijls nu reeds had de ad
vocaat haar gezegd, dat de bewijzen
zich tegen haar opstapelden? Het was
waar, dat het de politie niet gelukt
was haar gangen van dien dag na te
gaan. Daarentegen wist zij, dat de
bankier een warm bewonderaar van
haar was, dat hij haar in zijn
testament met een groot legaat had be
dacht. Volgens collega’s van de zan
geres had Liesbeth niets voor den rij
ken beschermer gevoeld en had zij
hem meermalen te verstaan gegeven,
dat ze op zijn genegenheid niet was
gesteld.
de commissaris,
hij zijn sigaret
Het was Teddy Curtis, die opbelde.
Hij wilde zijn oom spreken, maar ik
heb 'm voorzichtig de waarheid gezegd
en hij scheen heelemaal van streek te
raken, toen hij hoorde, dat zijn oom
dood was. Hij belde me op uit hotel
Atlantic op Nelson Square. Hij was al
twee weken in Londen en moest nog
enkele dagen blijven, maar nu zou hij
met de eerste gelegenheid hierheen ko
men. Over een week denkt hij wel hier
te kunnen zijn.
Ze zwegen een oogenblik en toen
ging Falkland zitten schrijven. Vijf mi
nuten later was een politieman op weg
recht had. Het waren nijvere menschen,
die al vroeg in den ochtend uitvoeren
om pas laat in den avond door de baai
weer binnen te vallen.
U weet, signor, dat veel vreemdelin
gen dit plaatsje bezoeken. Het ha
ventje ligt vaak vol met zeilscheepjes.
De baai wordt beschut door de rotsen
en het is hier werkelijk ideaal voor de
watersport. Alleen, je moet terdege op
passen met ruw weer, want dan is de
baai verraderlijk met haar door de
branding bespoelde rotsen, die onzicht
baar worden. Dikwijls gaat er een van
onze visschers met zoon bootje mee de
zee op om als loods te dienen en laat
zich daarvoor dan goed betalen.
Zoo geschiedde het eens, dat Alfonso
met twee jongelui de baai uitvoer. Er
was een kleine oneenigheld met zijn
vader aan voorafgegaan, daar het weer
weinig goeds voorspelde. Daar echter
de vischvangst de laatste dagen slecht
was geweest, liet Alfonso zich
twee waaghalzen bepraten en bij het
ochtendkrieken vertrokken zij voor hun
tocht, nadat ook nog andere visschers
in de haven hadden getracht hen van
hun besluit te doen terugkomen.
Tegen den middag stak de storm op.
Als u uit het raam kijkt, signor, kunt
u zich wel voorstellen wat het beteekent
voor een zeilscheepje om met zulk weer
binnen te vallen.
Onder bij het haventje stond de oude
Pedro, onbewegelijk, zwijgend en tuur
de over het water. Zijn vrienden tracht
ten hem op te monteren, maar hij balde
de vuisten in zijn zakken en gaf geen
antwoord.
Na een uur wachten zagen zij einde
lijk aan het einde van de baai door de
striemende regenvlagen heen het
scheepje naderen. Soms werd het hoog
opgetild door een golf om daarna als
door het water verzwolgen te worden,
.ten strijd op leven en dood, want de
verraderlijke stroomingen in de baai
zouden hun prooi niet gemakkelijk prijs
geven.
De oude Pedro stond daar nog steeds,
zwijgend, voorovergebogen turend naar
dat zwarte stipje in de verte, waar zijn
zoon vocht voor het eigen leven en dat
van twee vreemden. Langzaam, heel
langzaam kwamen zij naderbij. Soms
werden zij een eind achteruit geslagen
om kort daarna op een kop van een
hoogen golf voortgesmeten te worden.
Geen van de toeschouwers gaf in zijn
hart iets voor hun leven, want hoe dich
ter zij den oever naderden, hoe groo-
ter de kans werd, dat zij op de rotsen
te pletter’ zouden slaan.
Eindelijk gebeurde, wat zij al lang
gevreesd hadden...
Er klonk een gil van doodsangst over
de baai, voortgedreven door den wind,
het bootje tolde in het rond, de mast
-wag
wlulpe-
ioos "rondslingerende vaartuigje volloo-
pen en de drie opvarenden hun graf in
net water van de baai vinden.
Op dat oogenblik zagen zij den ouden
Pedro naar zijn eigen boot hollen, die
dichtbij gemeerd lag. Hij heesch een
zeil en voor zij een hand hadden kunnen
vandoor. Rechtop
Tegenover de daad staat de droom, te
genover onvermoeid streven de goddelij
ke luiheid. Geen wonder, dat Fritz Strick
zijn boek over .Deutsche Klassik und
Romantik” den ondertitel geeft: „Vollen-
dung und Unendlichkeit”.
Het nieuwe in Korff’s boek is, dat hij
de romantiek niet beschouwt als een
tegenstelling tot het klassicisme, geen te-
genstrooming, maar de organische voort
zetting op een verderen trap van ontwik
keling de oude geest van den Goethe-
tijd, die veranderd is omdat die gedragen
wordt door een volgende generatie. Zij is
niet, wat het klassicisme is ten opzichte
van de Sturm und Drang-periode, n.l. de
directe voortzetting van de vorige gene
ratie door dezelfde mannen (Herder,
Goethe, Schiller), die nu gerijpte harmo
nische menschen zijn geworden. De Ro
mantiek begint als nieuwe jeugd en moet
dus dezelfde etadia doorloopen als de
voorafgaande. Eerst dus Sturm und
DrangWerther, Faust, die Rëuber, Don
Carlos is hun lectuur, daarin vinden ze
zichzelf belichaamd Maar tusschen St.
und Dr. en hen bevindt zich het werk
van de classici. Hier heerschen niet de
theorieën van Rousseau, maar van Kant
en Schiller. Het werk van deze humanis
tische generatie wordt door de jongeren
geromantiseerd, zoowel wat de gedach
tenwereld als die van de gestalten aan
gaat. En wel naar twee richtingen de
gedachtenwereld door de transcendentale
filosofie, de wereld der gestalten door een
ommekeer in het historisch denken.
Beginnen we met het eerste.
Als géén ander heeft Kant er den na
druk op gelegd, dat het menschelijk ken-
denwisseling hadden gehad.
Maar zij, die achter de coulissen ston
den, merkten wel degelijk iets. Karei
speelde anders dan gewoonlijk. Aan het
eind van den eenacter moest hij een
revolver trekken en daar Celeste mee
bedreigen om op het laatste oogenblik
het wapen van zich af te slingeren en
zich te verzoenen met haar. Ook nu
taalde hij het wapen te voorschijn, lang
zaam en tergend
Achter de schermen klonk een stem,
zacht, onderdrukt hij haalt de veilig
heidspal over, dat moet niet, hij schiet
haar neer Hans Werting, de acrobaat,
was het die dit gezien had en zijn
voorgevoel aan de anderen kei
maakte
Juni 's middagu
Atlantic op Nelson Square in Londen.
U bedoelt?
Ik bedoel dit, zei de politieman,
tewijl hij een telegram tevoorschijn
haalde. Toen u telefoneerde, sloeg de
torenklok in Londen juist twaalf uur en
op dat moment was het hier in Chicago
ook precies twaalf uur. Dat is een ding,
dat niet klopt, want als het in Londen
twaalf uur is, dan is het in Amerika
pas zeven uur, hetgeen bewijst, dat u
zich niet in Londen, maar hier in Chica
go bevond. En de tweede eigenaardig
heid constateer ik in uw pertinente ver
klaring. dat u op 11 Juni temidden der
rookende puinhoopen ging telefoneeren
die den rechtsgeleerde zijn acten bij
elkaar deed pakken en vertrekken.
Voor de laatste maal vraag ik u,
beklaagde, de president sprak de
woorden nadrukkelijk uit en een vrou
welijke verslaggever merkte op, dat
zijn toon dat innige timbre bezat, dat
mannen voor mooie vrouwen bewa
renzeg ons, wat u den dag van
den moord hebt gedaan. Indien u on
schuldig bent, en wij zouden het graag
gelooven, moet het u toch niet moei
lijk vallen een geldig alibi op te geven.
Doch Liesbeth bleef zwijgen.
De president haalde zijn schouders
op en wendde zich af. Doch juist, ter
wijl hij zich voorover boog naar den
griffier, ontstond er achter in de zaal
eenig rumoer. Een man drong naar
voren en verlangde gehpord te worden.
Temidden van het geroezemoes der
stemmen boog zich het grijze hoofd
van den rechter naar links en naar
rechts
Een gendarme voerde den vreemde
ling voor het getuigenhekje. Onder
doodsche stilte legde de man zijn ver
klaring af.
Hij bleek een tandarts te zijn. Be
klaagde had zich den bewusten dag
reeds om tien uur 's morgens bij hem
gemeld. Haar kunstgebit was gebro
ken en zij had niet willen vertrekken
alvorens het gerepareerd was. De be
werking was niet meegevallen en zoo
kwam het, dat beklaagde tot vijf uur
had moeten wachten. Aangezien de
moord, volgens den politiearts, moest
plaats gevonden hebben tusschen
twaalf en vier uur, kon zij Immers niet
de daderes zijn!
Liesbeth stond nu rechtop in de be
klaagdenbank, heel bleek, heel mooi.
Deze man liegt, schreeuwde ze
heftig, ik ben nog nooit bij hem ge
weest! Hij liegt, hij liegt
Met een gil viel ze bewusteloos in
le armen van haar bewakers.
Na haar vrijspraak trok Liesbeth
Zich terug in een klein huisje op het
platteland.
Laat in den middag, juist toen ik het
dorpje, waarvan de huizen als wat ach
teloos neergezet speelgoed verspreid op
de rotsen stonden, naderde, begoh het
te betrekken.
Het water van de baai, dat eerst,
rimpelloos en helder door de zon be
schenen, tusschen de grillig begroeide
rotsen lag, kwam in beroering. Witte
schuimkoppen doken op en onder, spron
gen over elkaar heen en spoelden daar
na over de steenen op den oever.
Het was een schouwspel, dat mij on
willekeurig beklemde. Haastig klom ik
langs het uitgehouwen pad naar boven
en trad juist de gelagkamer van een
kleinen herberg binnen toen de eerste
dikke regendruppels uit den hemel vie
len.
Ik zette mij aan het raam, geboeid
door het schouwspel van den storm, die
over de baai joeg om daarna gierend
aan ramen en deuren te rukken. Dan
was het weer even stil; een stilte,
waarin het kletteren van den regen op
het dak hoorbaar was, alsof de wind
nieuwe krachten verzamelde voor een
krachtiger stoot, die het water tot hoog
boven de rotsen zou doen opstuiven.
Toen ik zoo korten tijd had gezeten,
werd mijn aandacht eensklaps getrok
ken door een ouden mager en man, die
schuin tegenover mij bij het andere
raam had gezeten. Hij was gaan staan
en drukte zijn gezicht tegen de ruit als
of hij daar in de verte iets bijzonders
waarnam. Ook ik heek naar zee maar
zag niets. Terwijl hij daar zoo stond,
met een uitdrukking van hevige onstel-
tenis op zijn bleek, ingevallen gelaat,
hoorde ik hem onverstaanbare woorden
mompelen.
U bent een vreemdeling. Signor?
fluisterde een stem aan mijn oor. Het
was de herbergier. Hij keek veelbetee-
kenend naar den zonderling bij het an
dere raam.
Ik knikte.
Dan kent u ook niet de geschiede
nis van Pedro, den visscher, die zijn
verstand verloor op zoo’n middag als
deze?
Ik schudde ontkennend mijn hoofd,
waarop de man naast mij kwam zitten.
Het zal misschien een jaar of vijf
geleden zijn, signor, en de oude Pedro
had een zoon, Alfonso. Zijn vrouw was
al lang dood en de twee mannen woon
den samen in een huisje, terwijl zij ei
ken dag op de vischvangst gingen. De
verstandhouding tusschen die twee was
uitstekend. De vader hield van zijn zoon
met een diepe, warme genegenheid, ter
wijl de zoon den vader allen eerbied en
kinderlijke liefde betoonde, waarop deze
Die tragen dat zijn u en ik, de belasting
betalende werkers, de droogstoppels, de
„Philister” de geestelijke krententellers.
De menschen zonder eenige geestesvlucht
De kippen die graantjes pikken en zich vol
komen thuis voelen binnen de enge gren
zen van hun kippenhok. Maar die niet ken
nen de adelaarsvlucht, de juichende blijd
schap om de wolken tegemoet te gaan.
Maar zij vergeten, het woord van wee
moedige berusting van Goethe dat de muze
wel kan „begleiten", maar niet „leiten”.
Goethe heeft oók poëzie willen beleven,
maar ingezien dat dit niet mogelijk was,
dat het zijn harmonische levensbeschou
wing zou vernietigen.
„In der Beschrënkung zeigt sich.
die klassik”. Want, wat gebeurt er met
naturen die hun grenzen niet willen erken
nen? Evenals een bergstroom later in rus
tige bedding komt, moeten zij die vinden
of te gronde gaan, 't Is geen wonder,
dat vele romantici brave burgers zijn ge
worden, maar hun kunstenaarschap heb
ben verloren, dat voor anderen de span
ningen te sterk zijn geworden. Zij zochten
den dood, of door dit leven van zich te
werpen (Heinrich von Kleist) of althans
zich te wenden naar den overkant van het
graf (Novalis) of ze werden krankzinnig,
zooals wellicht de begaafdste onder hen,
Hölderlin. Voor wie alles of niets wil,
dreigt de ondergang. Denk slechts aan Ib-
sen’s Brand!
Wat is dén de oplossing? Wenden we
ons weer tot Goethe. Faust, die het leven
aan het keizerlijk hof heeft gezien als zin
ledig spel, die den droom van een aesthe-
tische wereldbeschouwing heeft gedroomd
in zijn huwelijk met Helena (verbinding
van Germaanschen geest met Grieksche
schoonheid), gaat ten slotte een stuk land
indijken om dit voor millioenen bewoon
baar te maken. Werken mèt en voor ande
ren is de levensvervulling voor de clas
sici, niet.
Nu het tweede, het historisch denken
Ging de Sturm und Drang nog niet ver
der dan de zestiende eeuw, waar het zijn
heldenfiguren vond (Götz, Egmont, Faust)
in een hotel, dat op Zondag 9 Juni tot
den grond toe is afgebrand, hetgeen dit
telegram van de Londensche politie be
wijst. Vlug, James!
James Bates was op alles voorbereid.
Eer Teddy Curtis het wist, had hij de
handboeien al om.
Allright! zei hij berustend. Ik
dacht, dat alles in orde was, maar dien
beroerden brand en dat vervelende
tijdsverschil kan ik niet wegpraten.
De opmerkzame lezer van dezen titel
zal wellicht dadelijk een tegenwerping
maken. Ik dacht, aldus zijn redeneering
dat de romantiek een tegenstelling tot het
klassicisme beteekende. Tenzij met
„Goethezeit” hier bedoeld wordt de tijd
tot 1832. Maar dan zou men onzen tijd
den Hauptmanntijd kunnen noemen, uit
sluitend om het biologische feit, dat Ger
hart Hauptmann nog leeft. Wanneer
Goethezeit beteekent een tijd waarop
Goethe zijn stempel heeft gezet, dan be
hoort daartoe niet de Romantiek.
Immers, tusschen de vertegenwoordi
gers van klassicisme en romantiek waren
persoonlijke tegenstellingen. De kring in
Jena om Friedrich en August Wilhelm
Schlegel met Karoline („Madame Luzi-
fer I”) leefde op zeer gespannen voet met
Schiller en z’n vrouw, en al was Goethe
als „stadhouder der poëzie op aarde” ook
onaantastbaar, toch waren ook hier vele
gevoeligheden. Maar van oneindig grooter
beteekenis waren de verschillen in levens
beschouwing. Zochten de „Klassiker” hun
ideaal in „edle Einfalt und stille Grósse”
van de oude Grieken (die zóó alleen in
hun fantasie bestonden de romantici
verloren zich in droomen over den Chris-
telijken keizerstaat van de middeleeuwen.
Zochten de Klassiker hun koningschap in
het rijk van den geest met volkomen er
kenning van de grenzen, die aan de men-
schelijke persoonlijkheid zijn gesteld, de
romantici willen van die grenzen niets
weten en zoeken het heelal te omvatten.
Luister toch, mevrouwtje, begon
de advocaat opnieuw, bij alles, wat
de politie bekend is, gelooft u toch niet,
dat er ter wereld één rechter gevonden
zal worden, die u vrijspreekt. Uw
zwijgen zal in uw nadeel worden uit
gelegd. Vertel mij, waar u zich op het
moment van den moord bevond.
Laat mij toch met rust, zei Lies
beth met een bitterheid in haar stem.
3) „Einsamkeit und Gemein-
schaft”. Hans Hagemeyer.
Hoogere eischen stellen de tien bijdra
gen, welke onder dezen verzameltitel zijn
gepubliceerd, 't Zijn lezingen van politieke
leiders, schrijvers, critici, een directeur
van een bibliotheek en een uitgever. Ze
behandelen de vraag, hoe de verhouding
van den kunstenaar is ten opzichte van de
gemeenschap. Moet hij zijn als de dichter
die zong: „Selig wer sich vor der Welt
ohne Hass verschliesst” ,of moet hij staan
temidden van zijn volk, als b.v de auteur
van de tweede helft der profetieën van
Jesaja, die troostwoorden spreekt tot zijn
verbannen volk, maar tegelijKertijd een
onvergankelijk kunstwerk senept? Is de
ware kunstenaar, zoo vraagt Friedrich
Grièse, en „Einsamer” of een „Abseiti-
ger”? Mannen als Kleist, Grabbe, Hölder
lin, Nietzsche, Fredrik II, zijn eenzamen
geweest. Nooit mogen ws echter verge
ten, dat de waarde van de gemeenschap
overal en ten allen tijde oepa&ld is door
de waarde van den enkeling dén enke
ling die niet zit in een ivoren toren, maar
schept in organisch verband met de ge
meenschap.
ittende uitdrukking in
‘alkland.
U telefoneerde dus op Dinsdag 11
Juni 's middags om twaalf uur uit hotel
elson Square in Londen.
door D. N. VAN GRONINGEN.
Nerveus en schel klonken de twistende
stemmen op in de kleedkamer van het
echtpaar Wilders, de karakterspelers van
het Flora Theater
De collega’s in de andere kamers keken
elkaar eens aan, haalden de schouders op.
Zij waren er al aan gewend. lederen
avond hadden Celeste en Karei meenings-
verschillen. Het begon altijd met een
kleinigheid, een scherp woord of een aan
merking, om dan plotseling hoog op te
laaien tot een felle twistpartij. Een twist,
die nu al weken en weken aanhield en
nooit scheen te willen eindigen. Haar ver
wijten waren hoofdzakelijk gericht op het
feit, dat er nog.nooit eens een groot enga
gement was gekomen, waardoor zij meer
op den voorgrond zouden treden. Zij ver
weet hem zijn sulligheid, zijn gebrek aan
moed om eens naar Peters, den directeur
van het Grand Scala, te gaan, terwijl hij
steeds weer beweerde, dat zij een blok
aan zijn been was. Zij wilde niet, dat hü
alleen ergens een kans zou krijgen, altijd
samen of anders niets.
Met dit laatste stond Karei volkomen
in zijn recht. Inderdaad wilde Celeste
niet, dat hij alleen zou gaan, bang als zij
was, dat het succes, dat hij zeker zou oog.
sten, hem zoo zou meeslepen, dat hij haar
vergat. Zij wist, dat hij groote talenten
had, hij kon veel bereiken als hij alleen
zijn geluk zocht, maar zij wilde niet, dat
hij van haar wegging, klemde zich aan
hem vast, jaloersch en bang hem te ver
hezen
Heel lang was alles goed gegaan, zij had
den regelmatig werk traden op in thea
ters met een klem karakterstukje, maar
op den duur was dit toch niet bevredi
gend. Ook in hem woelde steeds de onrust.
Hoogerop wilden zij beiden, uit die variété-
sfeer.
Vaak genoeg hadden zij getracht om
grootere verbintenissen te krijgen, maar
iederen keer weer waren zij gestuit op
het bezwaar, dat de directeuren wel een
van beiden kon gebruiken maar nooit
allebei. Dit had bij beiden een wrok ver
oorzaakt, een wrok, die zich eerst richtte
tegen de directeuren, maar allengs veran
derde in een ongemotiveerde geprikkeld
heid van den één jegens de ander.
Ruzie op ruzie was het den geheelen
dag door, verwijten vlogen heen en weer,
meestal eindigende in een huilbui van
Celeste. Zoo ook nu weer op dezen avond,
nu er zooveel op het spel stond.
Karei had aan de collega’s verteld, dal
hij bij Peters van Grand Scala was ge
weest en dat deze na lang praten er in toe
gestemd had vanavond eens naar hen te
komen kijken, weliswaar zonder eenige
verplichting, maar toch, hij zou komen,
dat was al een heel ding. Al hun vrien
den hadden hun succes gewenscht, had
den zich voorgenomen om ook hun beste
prestatie vanavond te leveren. Je kunt
nooit weten of er niet meteen een kansje
voor hen was weggelegd
Toch hadden de Wilders vanavond ruzie
als vanouds. Niemand begreep het eigen
lijk goed, want een ieder dacht, dat er nu
toch wel eens geen aanleiding tot twis
ten zou zijn.
Nog feller klonken de stemmen, woe
dend schreeuwde Karei, zelfs op het too-
neel kon men het hooren
Een tooneelknecht kwam waarschuwen,
dat het hun tijd werd. Celeste liep, haar
gezicht nog snel poederend, naar voren.
Karei met verongelijkt gezicht ging een
eindje van haar vandaan staan. De col
lega’s trachtten met troostende woorden
of grap beiden in een beter humeur te
brengen, doch tevergeefs. Dan gingen
zij op.
Zooals steeds gaven zij goed spel te
zien en geen der toeschouwers in de
goed bezette zaal kon ook maar vermoe
den, dat zij zoo juist een heftige woor-
knapte af en hing over boord. Zij
lek geatooten... Spoedig zou, het hi
pen en de dne opvarenden hun graf in
het water van de baai vinden.
Op dat oogenblik zagen zij den ouden
Pedro naar zijn eigen boot hollen, die
dichtbij gemeerd lag. Hij heesch een
zeil en voor zij een hand hadden kunnen
uitsteken om hem tegen te houden, voer
hij er als de duiveT v.2
stond hij achterin aan het roer; omhoog
gegooid door een aanstormenden golf,
neer gesmakt in een waterdal, zette hij
koers naar het scheepje, dat daar in
de verte langzaam in de diepte ver
dween.
Enkele minuten, die uren schenen,
verstreken. Pedro had zijn zoon be
reikt juist op het oogenblik, dat de
storm als bij tooverslag ging liggen en
een mat zonnetje haar schijnsel over
de baai wierp. Toen zagen wij, dat Al
fonso half in het water hing, met zijn
arm zat hij bekneld tusschen de mast,
die gebroken over boord lag. Pedro
trachtte hem los te krijgen, maar dat
lukte niet. Langzaam zonk het scheepje
weg en spoedig zou het Alfonso met
zien in de diepte sleuren.
Stel u voor, signor, wat er in den
ouden man omging. Hulp van den wal
zou te laat komen. Zonder zich lang te
bdenken, greep hij een bijl uit de boot
en hieuw den rechterarm van zijn zoon
af, waarna hij het bewustelooze lichaam
bij zich aan boord heesch. De andere
twee hadden zich, tqen de elementen
zoo plotseling tot bedaren waren geko
men, zwemmend in veiligheid kunnen
brengen.
Zoo bracht de oude Pedro zijn zoon
aan wal, bloedend uit de vreeselijke
wond. De dokter schudde zijn hoofd.
Eenige uren later gaf de arme jongen
den geest Doodgebloed
De herbergier zweeg.
In elk geval, merkte ik op, heeft
hij zich niets te verwijten. Er bleef hem
geen andere keus. Óf hij moest zijn
zoon laten verdrinken, óf hij moest han
delen zooals hij deed om daarmee de
kleinste kans te benutten.
De verteller boog zich nog meer voor
over en fluisterde aan mijn oor:
Zoo had het kunnen zijn. Maar
later bleek, dat de half volgeloopen
boot niet verder zonk... Ze was vastge
zet op een zich onder water bevindende
rots. Achteraf had hulp van den wal
dus nog op tijd kunnen komen om
Alfonso te bevrijden. Maar dèt kon de
oude Pedro, toen hij zijn vreeselijke
besluit nam, niet weten...
Dus eigenlijk... huiverde ik.
Eigenlijk heeft hij zijn eenigen
zoon vermoord, signor. Begrijpt u nu
waarom hij zijn verstand verloor?
Laten wij het goed begrijpen: de heele
Romantiek is niet alleen verheerlijking
van het verleden, maar ook profetie van
een betere toekomst. Zij wil niet alleen
Inzicht verwerven, maar ook een ideaal
bereiken. Haar dragers verkondigen het
nieuwe rijk van den geest en al hun doen
is het begin van zijn verwerkelijking. Het
opstel van Novalis; „de Christenheid of
Europa” begint wel met het verleden,
maar het slot is een oproep tot vernieu
wing van de toekomst. Het is (als Hein
rich v, Ofterdingen) de verkondiging van
een derde rijk, dat gegrond moet worden,
nadat de beide eerste: het rijk van de
Christelijke middeleeuwen en dat van het
onchristelijk rationalisme, zijn onder
gegaan.
Is deze romantische levensvisie werke
lijk Christendom? Neen. Want Christen
dom is het geloof in Christus en niet alleen
verheffing van het gemoed tot vrome aan
schouwing van het heelal. Uit het meta-
physlsche Middelaarschap maakt de Ro
mantiek ten slotte een aesthetisch midde
laarschap, waartoe niet alleen Christus,
maar Alles geschikt is, wat voor ons tot
bron van openbaring wordt. Door het
goochelen met begrippen worden onder
den dekmantel van gelijkklinkende woor
den volkomen wezensverschillende ideeën
voor elkaar in de plaats gezet
Op het tooneel klonk de stem van den
man
Nu is het voor het laatst. Nog en
kele seconden, dan ben ik van je bevrijd,
kun je mij niet meer hinderen
Een schot daverde door de zaal, waar
de menschen ademloos zaten. Celeste
slaakte 'n snerpenden gil, zakte in elkaar,
nog een zwak geluid, dan lag zij stil
Tevergeefs trachtte de directeur van
Flora het gegil in de zaal en het verwar
de geschreeuw op het tooneel te over
stemmen. Men luisterde niet naar hem.
Alle bezoekers drongen naar den uit
gang, vrouwen gilden en vielen flauw,
mannen vloekten en schreeuwden, enkele
doktoren trachten naar voren te dringen.
Ook Peters, de directeur van Grand
Scala, liep naar voren.
Op het tooneel gekomen liep hij op
Wilders toe. Deze zat als wezenloos op
een stoel en staarde naar zijn vrouw,
die nog steeds op den grond lag.
Kerel, donderde Peters tegen hem.
ben je gek geworden, wat mankeert je
om je vrouw in het wilde weg neer te
schieten.
Wilders' antwoord was niet te ver
staan door het rumoer, dat opeens achter
beiden ontstond. Uitroepen en kreten
weerklonken. Peters draaide zich om en
staarde met niet begrijpende oogen naar
Celeste, die frisch als een hoentje was
opgestaan en nu met haar liefsten glim
lach tegen den verbluften Peters zei
Wel mijnheer Peters, kunnen wij too-
neelspelen of niet U ziet, dat er ook
samen wat te bereiken valt. Wij wisten
geen betere manier om u dit duidelijk te
maken. Misschien wilt u nu ons beiden
engageeren voor uw zaak
Peters barstte in lachen uit,
niets en verdween haastig.
Den volgenden ochtend ontving het
echtpaar Wilders de mededeeling, dat
beiden geëngageerd waren in het Grand
Scala Theater.
Met genoegen, commissaris, zei de
jongeman met een tikje ironie.
Vraag wat u wilt.
Er lag een
de oogen van
H. A. Korff: Gelst der Goethezeit Uit
gever J. J Weber, Leipzig
Franz Neubert: Vom Doctor FauaWi
zu Goethes Faust. Zelfde uitgever.
Hans Hagemeyer: Einsamkeit und Ge-
meinschaft. Ui tg. J. Engelhorna
Nachf. Stuttgart
Vom Doctor Faustus zu
Goethes Faust”. Franz. Neu
bert
In dit opstel is verscheidene malen
Faust genoemd. Laat ik nog attent maken
op een platenboek, waarin met groot ge
duld en enormen speurzin alle illustraties,
zoowel over het volksboek van Faust als
Goethes werk zijn verzameld. Interessant
en leerzaam is het te zien, hoe in verschil
lende perioden dezelfde situatie ia uitge
beeld. Allen geven de kerkerscènes, maar
hoe ontzaglijk verschillend. En de heele
conceptie van de Gretchenfiguur: Een boek
om telkens weer op te nemen en te be
kijken.
e
Hallo!
Ja hallo, met Chicago-West!
Een half uur geleden is Mr. Gold-
flake, de directeur van de Indianabank
vermoord gevonden... hallo!
Commissari« Falkland smeet woedend
den hoorn neer. Dat was nu de derde
maal, dat men hem van den moord ver
telde en een kwartier geleden had hij
inspecteur James Bates er al op af ge
stuurd. Bates was slim genoeg om het
zaakje uit te zoeken. Van al dat gebel
zou je het op je zenuwen krijgen en
daarom liet Falkland den hoorn op de
tafel liggen totdat inspecteur Bates bin
nenkwam. Een slanke jongeman met
een bijzonder intelligent gezicht en een
scherp combinatievermogen. Daarom
was de commissaris teleurgesteld, dat
hij niet met den tnoordenaar in zijn zak
terugkwam. Bates wist sporen te vinden
daar waar ze niet waren, maar toch
wist hij met vrij groote zekerheid te zeg
gen, dat Teddy Curtis, de eenige erfge
naam en neef van den millionnair er
meer van wist. De inspecteur liet zich
in een stoel vallen en zei, dat hij een
stuk briefpapier met den naam en het
adres van Teddy Curtis op den grond
naast het doode lichaam had gevonden.
Mr. Goldflake was gedood door een dolk
steek en op het moordwerktuig prijkten
de initialen: „T.C.” Een met bloed be
vlekte zakdoek lag op een meter af
stand.
Alles wijst op Teddy Curtis, ging
Bates voort, maar hij kan het niet
gedaan hebben, want toen ik in het huis
van Mr. Goldflake rondscharrelde, knet
terde de telefoon uit Londen.
Uit Londen? vroeg
Bates knikte, terwijl
in het aschbakje gooide.
naar het telegraafkantoor. De commis
saris en Bates hadden hun eigen mee-
ning over dien neef van Goldflake. De
inspecteur grinnikte, want hij was niet
van humor ontbloot.
Teddy Curtis staat er glad buiten,
zei hij beslist. Mr. Goldflake is een
half uur geleden vermoord en op duizen
den mijlen afstand kan je iemand geen
dolk in z’n body steken en daarom zul
len we moeten wachten tot hij hier
komt. Misschien kan hij ons wel nadere
inlichtingen geven. Wat ik zeggen wil...
was er nog nieuws van de radio?
Falkland stond op en bleef voor de
pendule staan.
Ja, wel een beetje, gromde hij,
Jessy Brown is geëlectrificeerd en
Tom Darring heeft zes jaar gekregen
en dan een paar inbraken en brandjes.
Hij bleef nadenkend voor de pendule
staan, toen keerde hij zich bruusk om.
Hoe laat was het, toen Curtis je op
belde? vroeg hij eensklaps.
Bates behoefde zich niet te bedenken.
Om twaalf uur precies, want ik
hoorde in de telefoon een torenklok
twaalf slaan en ik zag, dat mijn horloge
twee minuten achter was.
Demonstratief liet hij het uurwerk
aan Falkland zien, die begon te lachen.
Gooi dat ding maar in de prulle-
mand, James. Er deugt niets van.
Onzin, zei Bates beleedigd. Echt
Zwitsersch werk, heeft me een jaar ge
leden dertig dollars gekost.
En toch deugt het ding niet. Je hebt
’m om twaalf uur gelijk gezet en kijk
nu eens?
Verbaasd keek de inspecteur op zijn
horloge en daarna op de pendule.
Nou en?... Precies gelijk.
Falkland schudde zijn hoofd.
Nietwaar, James, hield hij
maar dat ding is het beste bi
dat Ted Curtis de moordenaar is.
Bates lachte hatelijk.
You’r shocking, zei hij oneerbiedig,
Curtis zat op het oogenblik van den
moord op Nelson Square in Londen en
dus...
Zwijg, zei Falkland. Over vier
dagen kan hij hier zijn, als hij intus-
schen niet de beenen heeft genomen en
dan zal ik hem net zoolang treiteren,
totdat hij door de mand valt.
Teddy Curtis glimlachte zelfbewust,
toen Falkland hem ronduit zei, dat hij
Mr. Goldflake had gedood.
En waarop grondt u die belache
lijke beschuldiging? Kunt u ook maar
eenig bewijs voor uw bewering aantoo-
nen?
De commissaris haalde zijn schouders
op.
Het is geen lossebewering, mijn
heer Curtis. We hebben drie onomstoo-
telijke bewijzen. Ten eerste vonden wij
vlak bij het lichaam van uw oom een
gedeelte van een stuk schrijfpapier,
waarop uw naam en adres staat ge
drukt. Ten tweede bevat het moord
werktuig uw initialen T.C. en ten derde
vond inspecteur Bates een met bloed
bevlekten zakdoek met uw Voorletters.
Is dat genoeg?
Teddy Curtis schaterde.
Belachelijk naief, mr. Falkland, zei
hij spottend. Ik wist niet, dat u er
zulke kinderlijke ideeën op nahield
Stukjes papier met mijn briefhoofd
kunt u bij honderden in het huis van
mijn oom vinden. Ik schrijf namelijk al
mijn correspondentie bij hem op kan
toor. Dien zakdoek met mijn voorlet
ters moet hij zelf gebruikt hebben, want
hij maakt eiken dag gebruik van mijn
toiletartikelen en mijn zakdoeken zijn
een hobby van hem. Wat dien dolk be
treft, die was het eigendom van mijn
oom. Hij hing al jaren in zijn kantoor
boven het schrijfbureau. Hij was een
verzamelaar van oude wapens en op
zijn verjaardag heb ik hem het ding
cadeau gegeven. Nog iets anders?
Dank ui zei Falkland een beetje
sarcastisch. Inspecteur Bates vertel
de me, dat u hem uit hotel Atlantic In
Londen opbelde. Klopt dat?
Als een bus!
Wanneer was dat? Ik bedoel datum
en uur.
Even dacht Curtis na.
Dat was... eh... op Dinsdag 11 Juni,
omstreeks twaalf uur ’s middags. Heel
precies weet ik dat niet meer. Het kan
ook kwart voor twaalf geweest zijn.
De commissaris keek Bates aan,
daarna wendde hij zich weer tot Curtis.
U weet dat heel zeker?
Pertinent!
Hm... dan is uw alibi in zooverre in
orde, mijnheer Curtis en u zult van ons
geen last hebben, indien u mij nog één
vraag wilt beantwoorden.
tikje