HAAGSCHE COURANT ENGAGEMENT KRONIEK DER DUITSCHE LETTEREN ROMANTIEK LETTERKUNDIG BIJBLAD VAN DE Zaterdag 7 Juni 11941, No. H7895. DE OUDE PEDRO HAAR GROOTE ANGST HET HORLOGE b.4.p.3. door de beloofde in die u vrijspreekt. «rijpt verlor J. H. SCHOUTEN. 1) W „Geist der Goethezeit", Früh- romantiek. H. A. Korft bang inbaar „Die TrSgen. die zu Hause liegen, Erquicket nicht das Morgenrot, Sie wissen nur von Kinderwiegen, Von Sorgen, Last und Not urn Brot de Romantici droomen zich terug naar de wonderwereld van de Christelijk Ger- maansche middeleeuwen, de levende een heid van West-Europa. Hadden de klassici hun geestelijke vaderland in de antieke wereld gevonden, zooals Iphigenie „das Land der Griechen mit der Seele suchend”, zij vinden het ware tehuis van den Wes- terschen mensch in de eigen Christelijk Germaansche gedachtenwereld; daarvan stroomt ons alle levenskracht toe, welke wij voor ons bouwvallig bestaan noodig hebben. vol, >ewijs, Het bovenstaande is slechts een enkele greep uit het prachtige boek van prof. Korff, dat aan allen, die belang stellen in een wetenschappelijke behandeling van de Duitsche literatuur, hartelijk wordt aanbevolen. vermogen bepaalde grenzen niet vermag te overschrijden. Hoe de dingen e i g e n 1 ij k zijn („das Ding an sich") moet ons op deze aarde verborgen blijven. Faust is een mensch, die deze grenzen niet wil erkennen („Den lieb’ ich, der Unmögliches begehrt”), hij wil begrijpen „was die Welt im Innersten zusammenhSlt”, maar hij moet ten slotte zien, dat dit de grenzen van het mensch- zijn zou doen verdwijnen, dat wij het wer kelijke licht niet kunnen zien, en de regen boog dus het beeld is van alle menschelijk streven naar inzicht in de levensraadse len („Am farbigen Abglanz haben wlr das Leben”). Doordat de romantische filosofie (Fich te) deze wereld der verschijnselen een schepping van onzen geest en geen objec tieve werkelijkheid noemt, erkent zij ook de grenzen niet. Een geheel ander levens gevoel is daarvan het gevolg. Wilhelm Meister, die de wereld doortrekt met het vage romantische ideaal zichzelf te vor men, passief alle indrukken op te nemen, alle krachten op zich te laten inwerken, komt tenslotte tot het inzicht dat hij in een practisch beroep (hij wil dokter wor den) de menschheid moet dienen. Volko men logisch dat Novalis van zijn aanvan kelijke bewondering terugkwam en der Wilhelm Meister een Candide tegen de poëzie noemde. Immers, een burgerlijk be staan leiden met alle begrenzingen die ge zin en werk stellen is volkomen in strijd met het romantische levensideaal. Maar gebruik nu toch uw ver stand, mevrouwtje! redeneerde de ad vocaat met een traan in zijn stem, ter wijl hij Liesbeth’s hand, die smal op de ruwhouten tafel rustte, greep met een teederheid, die geenszins strookte met zijn waardigheid als aan de be klaagde toegewezen rechtskundige. Liesbeth bleef roerloos zitten. Ze glimlachte flauwtjes om het school jongensachtige pathos van den gezeten burger, die slechts bezeten scheen van den wensch, haar te redden. Hoeveel malen had hij haar nu reeds sinds den dag van haar arrestatie bezocht? Lies beth kon nog steeds niet uitmaken, of hij zich zoozeer voor haar inspande, omdat hij haar werkelijk voor onschul dig hield, dan wel, dat hij een van die dwaze vrouwengekken was, die hun verstand verliezen, zoodra zij tegen over een bekoorlijke verschijning ko men te staan. Liesbeth was geneigd, in de laatste mogelijkheid te gelooven, omdat de gedachte, dat een man haar om andere redenen dan die van haar aantrekkingskracht, haar schoonheid, zou verdedigen, haar pijn deed. Eigenlijk had ze, sedert haar debuut in het cabaret en tijdens haar triom fen als gevierde en benijde star, slechts één groote angst gekend. Liesbeth was bang voor den ouderdom, niet voor den dood, niet voor pijn of ziekte, niet voor armoede. Zonder eraan te willen denken had ze altijd geweten, dat er een oogenblik zou komen, waarin de glans van haar jeugdige charmes zou verbleeken. Dan zou ze moeten worste len met tientallen venijnige rimpeltjes en onvindbare, grijze haren. Dan zou ze een waardeerenden mannenblik moeten koopen met urenlange massa ges en afschuwelijke honger-diëeten. Toen ze den bewusten dag om zes uur haar flat was binnengetreden en het vreeselijke schouwspel daarbinnen had gezien, was ze gillend naar buiten gevlucht Van de eerste uren na haar ontdek king herinnerde ze zich niets meer. In haar verbeelding zag ze in een war relende draaikolk achtereenvolgens de leege oogen van den vermoorden ban kier, die haar onafgebroken aanstaar den, de norsche gezichten der agenten en het dwaas-coquette snorretje van den commissaris, die haar het eerste verhoor had afgenomen. Liesbeth had alles langs zich laten gaan. Ze had geweigerd te vertellen, hoe zij haar dag had doorgebracht. Een paar maal slechts had ze zacht gezegd: „Ik ben onschuldig,” maar, als ze dan weigerde verdere uitleggingen te geven, lachte de politieman scham per. Hoe dikwijls nu reeds had de ad vocaat haar gezegd, dat de bewijzen zich tegen haar opstapelden? Het was waar, dat het de politie niet gelukt was haar gangen van dien dag na te gaan. Daarentegen wist zij, dat de bankier een warm bewonderaar van haar was, dat hij haar in zijn testament met een groot legaat had be dacht. Volgens collega’s van de zan geres had Liesbeth niets voor den rij ken beschermer gevoeld en had zij hem meermalen te verstaan gegeven, dat ze op zijn genegenheid niet was gesteld. de commissaris, hij zijn sigaret Het was Teddy Curtis, die opbelde. Hij wilde zijn oom spreken, maar ik heb 'm voorzichtig de waarheid gezegd en hij scheen heelemaal van streek te raken, toen hij hoorde, dat zijn oom dood was. Hij belde me op uit hotel Atlantic op Nelson Square. Hij was al twee weken in Londen en moest nog enkele dagen blijven, maar nu zou hij met de eerste gelegenheid hierheen ko men. Over een week denkt hij wel hier te kunnen zijn. Ze zwegen een oogenblik en toen ging Falkland zitten schrijven. Vijf mi nuten later was een politieman op weg recht had. Het waren nijvere menschen, die al vroeg in den ochtend uitvoeren om pas laat in den avond door de baai weer binnen te vallen. U weet, signor, dat veel vreemdelin gen dit plaatsje bezoeken. Het ha ventje ligt vaak vol met zeilscheepjes. De baai wordt beschut door de rotsen en het is hier werkelijk ideaal voor de watersport. Alleen, je moet terdege op passen met ruw weer, want dan is de baai verraderlijk met haar door de branding bespoelde rotsen, die onzicht baar worden. Dikwijls gaat er een van onze visschers met zoon bootje mee de zee op om als loods te dienen en laat zich daarvoor dan goed betalen. Zoo geschiedde het eens, dat Alfonso met twee jongelui de baai uitvoer. Er was een kleine oneenigheld met zijn vader aan voorafgegaan, daar het weer weinig goeds voorspelde. Daar echter de vischvangst de laatste dagen slecht was geweest, liet Alfonso zich twee waaghalzen bepraten en bij het ochtendkrieken vertrokken zij voor hun tocht, nadat ook nog andere visschers in de haven hadden getracht hen van hun besluit te doen terugkomen. Tegen den middag stak de storm op. Als u uit het raam kijkt, signor, kunt u zich wel voorstellen wat het beteekent voor een zeilscheepje om met zulk weer binnen te vallen. Onder bij het haventje stond de oude Pedro, onbewegelijk, zwijgend en tuur de over het water. Zijn vrienden tracht ten hem op te monteren, maar hij balde de vuisten in zijn zakken en gaf geen antwoord. Na een uur wachten zagen zij einde lijk aan het einde van de baai door de striemende regenvlagen heen het scheepje naderen. Soms werd het hoog opgetild door een golf om daarna als door het water verzwolgen te worden, .ten strijd op leven en dood, want de verraderlijke stroomingen in de baai zouden hun prooi niet gemakkelijk prijs geven. De oude Pedro stond daar nog steeds, zwijgend, voorovergebogen turend naar dat zwarte stipje in de verte, waar zijn zoon vocht voor het eigen leven en dat van twee vreemden. Langzaam, heel langzaam kwamen zij naderbij. Soms werden zij een eind achteruit geslagen om kort daarna op een kop van een hoogen golf voortgesmeten te worden. Geen van de toeschouwers gaf in zijn hart iets voor hun leven, want hoe dich ter zij den oever naderden, hoe groo- ter de kans werd, dat zij op de rotsen te pletter’ zouden slaan. Eindelijk gebeurde, wat zij al lang gevreesd hadden... Er klonk een gil van doodsangst over de baai, voortgedreven door den wind, het bootje tolde in het rond, de mast -wag wlulpe- ioos "rondslingerende vaartuigje volloo- pen en de drie opvarenden hun graf in net water van de baai vinden. Op dat oogenblik zagen zij den ouden Pedro naar zijn eigen boot hollen, die dichtbij gemeerd lag. Hij heesch een zeil en voor zij een hand hadden kunnen vandoor. Rechtop Tegenover de daad staat de droom, te genover onvermoeid streven de goddelij ke luiheid. Geen wonder, dat Fritz Strick zijn boek over .Deutsche Klassik und Romantik” den ondertitel geeft: „Vollen- dung und Unendlichkeit”. Het nieuwe in Korff’s boek is, dat hij de romantiek niet beschouwt als een tegenstelling tot het klassicisme, geen te- genstrooming, maar de organische voort zetting op een verderen trap van ontwik keling de oude geest van den Goethe- tijd, die veranderd is omdat die gedragen wordt door een volgende generatie. Zij is niet, wat het klassicisme is ten opzichte van de Sturm und Drang-periode, n.l. de directe voortzetting van de vorige gene ratie door dezelfde mannen (Herder, Goethe, Schiller), die nu gerijpte harmo nische menschen zijn geworden. De Ro mantiek begint als nieuwe jeugd en moet dus dezelfde etadia doorloopen als de voorafgaande. Eerst dus Sturm und DrangWerther, Faust, die Rëuber, Don Carlos is hun lectuur, daarin vinden ze zichzelf belichaamd Maar tusschen St. und Dr. en hen bevindt zich het werk van de classici. Hier heerschen niet de theorieën van Rousseau, maar van Kant en Schiller. Het werk van deze humanis tische generatie wordt door de jongeren geromantiseerd, zoowel wat de gedach tenwereld als die van de gestalten aan gaat. En wel naar twee richtingen de gedachtenwereld door de transcendentale filosofie, de wereld der gestalten door een ommekeer in het historisch denken. Beginnen we met het eerste. Als géén ander heeft Kant er den na druk op gelegd, dat het menschelijk ken- denwisseling hadden gehad. Maar zij, die achter de coulissen ston den, merkten wel degelijk iets. Karei speelde anders dan gewoonlijk. Aan het eind van den eenacter moest hij een revolver trekken en daar Celeste mee bedreigen om op het laatste oogenblik het wapen van zich af te slingeren en zich te verzoenen met haar. Ook nu taalde hij het wapen te voorschijn, lang zaam en tergend Achter de schermen klonk een stem, zacht, onderdrukt hij haalt de veilig heidspal over, dat moet niet, hij schiet haar neer Hans Werting, de acrobaat, was het die dit gezien had en zijn voorgevoel aan de anderen kei maakte Juni 's middagu Atlantic op Nelson Square in Londen. U bedoelt? Ik bedoel dit, zei de politieman, tewijl hij een telegram tevoorschijn haalde. Toen u telefoneerde, sloeg de torenklok in Londen juist twaalf uur en op dat moment was het hier in Chicago ook precies twaalf uur. Dat is een ding, dat niet klopt, want als het in Londen twaalf uur is, dan is het in Amerika pas zeven uur, hetgeen bewijst, dat u zich niet in Londen, maar hier in Chica go bevond. En de tweede eigenaardig heid constateer ik in uw pertinente ver klaring. dat u op 11 Juni temidden der rookende puinhoopen ging telefoneeren die den rechtsgeleerde zijn acten bij elkaar deed pakken en vertrekken. Voor de laatste maal vraag ik u, beklaagde, de president sprak de woorden nadrukkelijk uit en een vrou welijke verslaggever merkte op, dat zijn toon dat innige timbre bezat, dat mannen voor mooie vrouwen bewa renzeg ons, wat u den dag van den moord hebt gedaan. Indien u on schuldig bent, en wij zouden het graag gelooven, moet het u toch niet moei lijk vallen een geldig alibi op te geven. Doch Liesbeth bleef zwijgen. De president haalde zijn schouders op en wendde zich af. Doch juist, ter wijl hij zich voorover boog naar den griffier, ontstond er achter in de zaal eenig rumoer. Een man drong naar voren en verlangde gehpord te worden. Temidden van het geroezemoes der stemmen boog zich het grijze hoofd van den rechter naar links en naar rechts Een gendarme voerde den vreemde ling voor het getuigenhekje. Onder doodsche stilte legde de man zijn ver klaring af. Hij bleek een tandarts te zijn. Be klaagde had zich den bewusten dag reeds om tien uur 's morgens bij hem gemeld. Haar kunstgebit was gebro ken en zij had niet willen vertrekken alvorens het gerepareerd was. De be werking was niet meegevallen en zoo kwam het, dat beklaagde tot vijf uur had moeten wachten. Aangezien de moord, volgens den politiearts, moest plaats gevonden hebben tusschen twaalf en vier uur, kon zij Immers niet de daderes zijn! Liesbeth stond nu rechtop in de be klaagdenbank, heel bleek, heel mooi. Deze man liegt, schreeuwde ze heftig, ik ben nog nooit bij hem ge weest! Hij liegt, hij liegt Met een gil viel ze bewusteloos in le armen van haar bewakers. Na haar vrijspraak trok Liesbeth Zich terug in een klein huisje op het platteland. Laat in den middag, juist toen ik het dorpje, waarvan de huizen als wat ach teloos neergezet speelgoed verspreid op de rotsen stonden, naderde, begoh het te betrekken. Het water van de baai, dat eerst, rimpelloos en helder door de zon be schenen, tusschen de grillig begroeide rotsen lag, kwam in beroering. Witte schuimkoppen doken op en onder, spron gen over elkaar heen en spoelden daar na over de steenen op den oever. Het was een schouwspel, dat mij on willekeurig beklemde. Haastig klom ik langs het uitgehouwen pad naar boven en trad juist de gelagkamer van een kleinen herberg binnen toen de eerste dikke regendruppels uit den hemel vie len. Ik zette mij aan het raam, geboeid door het schouwspel van den storm, die over de baai joeg om daarna gierend aan ramen en deuren te rukken. Dan was het weer even stil; een stilte, waarin het kletteren van den regen op het dak hoorbaar was, alsof de wind nieuwe krachten verzamelde voor een krachtiger stoot, die het water tot hoog boven de rotsen zou doen opstuiven. Toen ik zoo korten tijd had gezeten, werd mijn aandacht eensklaps getrok ken door een ouden mager en man, die schuin tegenover mij bij het andere raam had gezeten. Hij was gaan staan en drukte zijn gezicht tegen de ruit als of hij daar in de verte iets bijzonders waarnam. Ook ik heek naar zee maar zag niets. Terwijl hij daar zoo stond, met een uitdrukking van hevige onstel- tenis op zijn bleek, ingevallen gelaat, hoorde ik hem onverstaanbare woorden mompelen. U bent een vreemdeling. Signor? fluisterde een stem aan mijn oor. Het was de herbergier. Hij keek veelbetee- kenend naar den zonderling bij het an dere raam. Ik knikte. Dan kent u ook niet de geschiede nis van Pedro, den visscher, die zijn verstand verloor op zoo’n middag als deze? Ik schudde ontkennend mijn hoofd, waarop de man naast mij kwam zitten. Het zal misschien een jaar of vijf geleden zijn, signor, en de oude Pedro had een zoon, Alfonso. Zijn vrouw was al lang dood en de twee mannen woon den samen in een huisje, terwijl zij ei ken dag op de vischvangst gingen. De verstandhouding tusschen die twee was uitstekend. De vader hield van zijn zoon met een diepe, warme genegenheid, ter wijl de zoon den vader allen eerbied en kinderlijke liefde betoonde, waarop deze Die tragen dat zijn u en ik, de belasting betalende werkers, de droogstoppels, de „Philister” de geestelijke krententellers. De menschen zonder eenige geestesvlucht De kippen die graantjes pikken en zich vol komen thuis voelen binnen de enge gren zen van hun kippenhok. Maar die niet ken nen de adelaarsvlucht, de juichende blijd schap om de wolken tegemoet te gaan. Maar zij vergeten, het woord van wee moedige berusting van Goethe dat de muze wel kan „begleiten", maar niet „leiten”. Goethe heeft oók poëzie willen beleven, maar ingezien dat dit niet mogelijk was, dat het zijn harmonische levensbeschou wing zou vernietigen. „In der Beschrënkung zeigt sich. die klassik”. Want, wat gebeurt er met naturen die hun grenzen niet willen erken nen? Evenals een bergstroom later in rus tige bedding komt, moeten zij die vinden of te gronde gaan, 't Is geen wonder, dat vele romantici brave burgers zijn ge worden, maar hun kunstenaarschap heb ben verloren, dat voor anderen de span ningen te sterk zijn geworden. Zij zochten den dood, of door dit leven van zich te werpen (Heinrich von Kleist) of althans zich te wenden naar den overkant van het graf (Novalis) of ze werden krankzinnig, zooals wellicht de begaafdste onder hen, Hölderlin. Voor wie alles of niets wil, dreigt de ondergang. Denk slechts aan Ib- sen’s Brand! Wat is dén de oplossing? Wenden we ons weer tot Goethe. Faust, die het leven aan het keizerlijk hof heeft gezien als zin ledig spel, die den droom van een aesthe- tische wereldbeschouwing heeft gedroomd in zijn huwelijk met Helena (verbinding van Germaanschen geest met Grieksche schoonheid), gaat ten slotte een stuk land indijken om dit voor millioenen bewoon baar te maken. Werken mèt en voor ande ren is de levensvervulling voor de clas sici, niet. Nu het tweede, het historisch denken Ging de Sturm und Drang nog niet ver der dan de zestiende eeuw, waar het zijn heldenfiguren vond (Götz, Egmont, Faust) in een hotel, dat op Zondag 9 Juni tot den grond toe is afgebrand, hetgeen dit telegram van de Londensche politie be wijst. Vlug, James! James Bates was op alles voorbereid. Eer Teddy Curtis het wist, had hij de handboeien al om. Allright! zei hij berustend. Ik dacht, dat alles in orde was, maar dien beroerden brand en dat vervelende tijdsverschil kan ik niet wegpraten. De opmerkzame lezer van dezen titel zal wellicht dadelijk een tegenwerping maken. Ik dacht, aldus zijn redeneering dat de romantiek een tegenstelling tot het klassicisme beteekende. Tenzij met „Goethezeit” hier bedoeld wordt de tijd tot 1832. Maar dan zou men onzen tijd den Hauptmanntijd kunnen noemen, uit sluitend om het biologische feit, dat Ger hart Hauptmann nog leeft. Wanneer Goethezeit beteekent een tijd waarop Goethe zijn stempel heeft gezet, dan be hoort daartoe niet de Romantiek. Immers, tusschen de vertegenwoordi gers van klassicisme en romantiek waren persoonlijke tegenstellingen. De kring in Jena om Friedrich en August Wilhelm Schlegel met Karoline („Madame Luzi- fer I”) leefde op zeer gespannen voet met Schiller en z’n vrouw, en al was Goethe als „stadhouder der poëzie op aarde” ook onaantastbaar, toch waren ook hier vele gevoeligheden. Maar van oneindig grooter beteekenis waren de verschillen in levens beschouwing. Zochten de „Klassiker” hun ideaal in „edle Einfalt und stille Grósse” van de oude Grieken (die zóó alleen in hun fantasie bestonden de romantici verloren zich in droomen over den Chris- telijken keizerstaat van de middeleeuwen. Zochten de Klassiker hun koningschap in het rijk van den geest met volkomen er kenning van de grenzen, die aan de men- schelijke persoonlijkheid zijn gesteld, de romantici willen van die grenzen niets weten en zoeken het heelal te omvatten. Luister toch, mevrouwtje, begon de advocaat opnieuw, bij alles, wat de politie bekend is, gelooft u toch niet, dat er ter wereld één rechter gevonden zal worden, die u vrijspreekt. Uw zwijgen zal in uw nadeel worden uit gelegd. Vertel mij, waar u zich op het moment van den moord bevond. Laat mij toch met rust, zei Lies beth met een bitterheid in haar stem. 3) „Einsamkeit und Gemein- schaft”. Hans Hagemeyer. Hoogere eischen stellen de tien bijdra gen, welke onder dezen verzameltitel zijn gepubliceerd, 't Zijn lezingen van politieke leiders, schrijvers, critici, een directeur van een bibliotheek en een uitgever. Ze behandelen de vraag, hoe de verhouding van den kunstenaar is ten opzichte van de gemeenschap. Moet hij zijn als de dichter die zong: „Selig wer sich vor der Welt ohne Hass verschliesst” ,of moet hij staan temidden van zijn volk, als b.v de auteur van de tweede helft der profetieën van Jesaja, die troostwoorden spreekt tot zijn verbannen volk, maar tegelijKertijd een onvergankelijk kunstwerk senept? Is de ware kunstenaar, zoo vraagt Friedrich Grièse, en „Einsamer” of een „Abseiti- ger”? Mannen als Kleist, Grabbe, Hölder lin, Nietzsche, Fredrik II, zijn eenzamen geweest. Nooit mogen ws echter verge ten, dat de waarde van de gemeenschap overal en ten allen tijde oepa&ld is door de waarde van den enkeling dén enke ling die niet zit in een ivoren toren, maar schept in organisch verband met de ge meenschap. ittende uitdrukking in ‘alkland. U telefoneerde dus op Dinsdag 11 Juni 's middags om twaalf uur uit hotel elson Square in Londen. door D. N. VAN GRONINGEN. Nerveus en schel klonken de twistende stemmen op in de kleedkamer van het echtpaar Wilders, de karakterspelers van het Flora Theater De collega’s in de andere kamers keken elkaar eens aan, haalden de schouders op. Zij waren er al aan gewend. lederen avond hadden Celeste en Karei meenings- verschillen. Het begon altijd met een kleinigheid, een scherp woord of een aan merking, om dan plotseling hoog op te laaien tot een felle twistpartij. Een twist, die nu al weken en weken aanhield en nooit scheen te willen eindigen. Haar ver wijten waren hoofdzakelijk gericht op het feit, dat er nog.nooit eens een groot enga gement was gekomen, waardoor zij meer op den voorgrond zouden treden. Zij ver weet hem zijn sulligheid, zijn gebrek aan moed om eens naar Peters, den directeur van het Grand Scala, te gaan, terwijl hij steeds weer beweerde, dat zij een blok aan zijn been was. Zij wilde niet, dat hü alleen ergens een kans zou krijgen, altijd samen of anders niets. Met dit laatste stond Karei volkomen in zijn recht. Inderdaad wilde Celeste niet, dat hij alleen zou gaan, bang als zij was, dat het succes, dat hij zeker zou oog. sten, hem zoo zou meeslepen, dat hij haar vergat. Zij wist, dat hij groote talenten had, hij kon veel bereiken als hij alleen zijn geluk zocht, maar zij wilde niet, dat hij van haar wegging, klemde zich aan hem vast, jaloersch en bang hem te ver hezen Heel lang was alles goed gegaan, zij had den regelmatig werk traden op in thea ters met een klem karakterstukje, maar op den duur was dit toch niet bevredi gend. Ook in hem woelde steeds de onrust. Hoogerop wilden zij beiden, uit die variété- sfeer. Vaak genoeg hadden zij getracht om grootere verbintenissen te krijgen, maar iederen keer weer waren zij gestuit op het bezwaar, dat de directeuren wel een van beiden kon gebruiken maar nooit allebei. Dit had bij beiden een wrok ver oorzaakt, een wrok, die zich eerst richtte tegen de directeuren, maar allengs veran derde in een ongemotiveerde geprikkeld heid van den één jegens de ander. Ruzie op ruzie was het den geheelen dag door, verwijten vlogen heen en weer, meestal eindigende in een huilbui van Celeste. Zoo ook nu weer op dezen avond, nu er zooveel op het spel stond. Karei had aan de collega’s verteld, dal hij bij Peters van Grand Scala was ge weest en dat deze na lang praten er in toe gestemd had vanavond eens naar hen te komen kijken, weliswaar zonder eenige verplichting, maar toch, hij zou komen, dat was al een heel ding. Al hun vrien den hadden hun succes gewenscht, had den zich voorgenomen om ook hun beste prestatie vanavond te leveren. Je kunt nooit weten of er niet meteen een kansje voor hen was weggelegd Toch hadden de Wilders vanavond ruzie als vanouds. Niemand begreep het eigen lijk goed, want een ieder dacht, dat er nu toch wel eens geen aanleiding tot twis ten zou zijn. Nog feller klonken de stemmen, woe dend schreeuwde Karei, zelfs op het too- neel kon men het hooren Een tooneelknecht kwam waarschuwen, dat het hun tijd werd. Celeste liep, haar gezicht nog snel poederend, naar voren. Karei met verongelijkt gezicht ging een eindje van haar vandaan staan. De col lega’s trachtten met troostende woorden of grap beiden in een beter humeur te brengen, doch tevergeefs. Dan gingen zij op. Zooals steeds gaven zij goed spel te zien en geen der toeschouwers in de goed bezette zaal kon ook maar vermoe den, dat zij zoo juist een heftige woor- knapte af en hing over boord. Zij lek geatooten... Spoedig zou, het hi pen en de dne opvarenden hun graf in het water van de baai vinden. Op dat oogenblik zagen zij den ouden Pedro naar zijn eigen boot hollen, die dichtbij gemeerd lag. Hij heesch een zeil en voor zij een hand hadden kunnen uitsteken om hem tegen te houden, voer hij er als de duiveT v.2 stond hij achterin aan het roer; omhoog gegooid door een aanstormenden golf, neer gesmakt in een waterdal, zette hij koers naar het scheepje, dat daar in de verte langzaam in de diepte ver dween. Enkele minuten, die uren schenen, verstreken. Pedro had zijn zoon be reikt juist op het oogenblik, dat de storm als bij tooverslag ging liggen en een mat zonnetje haar schijnsel over de baai wierp. Toen zagen wij, dat Al fonso half in het water hing, met zijn arm zat hij bekneld tusschen de mast, die gebroken over boord lag. Pedro trachtte hem los te krijgen, maar dat lukte niet. Langzaam zonk het scheepje weg en spoedig zou het Alfonso met zien in de diepte sleuren. Stel u voor, signor, wat er in den ouden man omging. Hulp van den wal zou te laat komen. Zonder zich lang te bdenken, greep hij een bijl uit de boot en hieuw den rechterarm van zijn zoon af, waarna hij het bewustelooze lichaam bij zich aan boord heesch. De andere twee hadden zich, tqen de elementen zoo plotseling tot bedaren waren geko men, zwemmend in veiligheid kunnen brengen. Zoo bracht de oude Pedro zijn zoon aan wal, bloedend uit de vreeselijke wond. De dokter schudde zijn hoofd. Eenige uren later gaf de arme jongen den geest Doodgebloed De herbergier zweeg. In elk geval, merkte ik op, heeft hij zich niets te verwijten. Er bleef hem geen andere keus. Óf hij moest zijn zoon laten verdrinken, óf hij moest han delen zooals hij deed om daarmee de kleinste kans te benutten. De verteller boog zich nog meer voor over en fluisterde aan mijn oor: Zoo had het kunnen zijn. Maar later bleek, dat de half volgeloopen boot niet verder zonk... Ze was vastge zet op een zich onder water bevindende rots. Achteraf had hulp van den wal dus nog op tijd kunnen komen om Alfonso te bevrijden. Maar dèt kon de oude Pedro, toen hij zijn vreeselijke besluit nam, niet weten... Dus eigenlijk... huiverde ik. Eigenlijk heeft hij zijn eenigen zoon vermoord, signor. Begrijpt u nu waarom hij zijn verstand verloor? Laten wij het goed begrijpen: de heele Romantiek is niet alleen verheerlijking van het verleden, maar ook profetie van een betere toekomst. Zij wil niet alleen Inzicht verwerven, maar ook een ideaal bereiken. Haar dragers verkondigen het nieuwe rijk van den geest en al hun doen is het begin van zijn verwerkelijking. Het opstel van Novalis; „de Christenheid of Europa” begint wel met het verleden, maar het slot is een oproep tot vernieu wing van de toekomst. Het is (als Hein rich v, Ofterdingen) de verkondiging van een derde rijk, dat gegrond moet worden, nadat de beide eerste: het rijk van de Christelijke middeleeuwen en dat van het onchristelijk rationalisme, zijn onder gegaan. Is deze romantische levensvisie werke lijk Christendom? Neen. Want Christen dom is het geloof in Christus en niet alleen verheffing van het gemoed tot vrome aan schouwing van het heelal. Uit het meta- physlsche Middelaarschap maakt de Ro mantiek ten slotte een aesthetisch midde laarschap, waartoe niet alleen Christus, maar Alles geschikt is, wat voor ons tot bron van openbaring wordt. Door het goochelen met begrippen worden onder den dekmantel van gelijkklinkende woor den volkomen wezensverschillende ideeën voor elkaar in de plaats gezet Op het tooneel klonk de stem van den man Nu is het voor het laatst. Nog en kele seconden, dan ben ik van je bevrijd, kun je mij niet meer hinderen Een schot daverde door de zaal, waar de menschen ademloos zaten. Celeste slaakte 'n snerpenden gil, zakte in elkaar, nog een zwak geluid, dan lag zij stil Tevergeefs trachtte de directeur van Flora het gegil in de zaal en het verwar de geschreeuw op het tooneel te over stemmen. Men luisterde niet naar hem. Alle bezoekers drongen naar den uit gang, vrouwen gilden en vielen flauw, mannen vloekten en schreeuwden, enkele doktoren trachten naar voren te dringen. Ook Peters, de directeur van Grand Scala, liep naar voren. Op het tooneel gekomen liep hij op Wilders toe. Deze zat als wezenloos op een stoel en staarde naar zijn vrouw, die nog steeds op den grond lag. Kerel, donderde Peters tegen hem. ben je gek geworden, wat mankeert je om je vrouw in het wilde weg neer te schieten. Wilders' antwoord was niet te ver staan door het rumoer, dat opeens achter beiden ontstond. Uitroepen en kreten weerklonken. Peters draaide zich om en staarde met niet begrijpende oogen naar Celeste, die frisch als een hoentje was opgestaan en nu met haar liefsten glim lach tegen den verbluften Peters zei Wel mijnheer Peters, kunnen wij too- neelspelen of niet U ziet, dat er ook samen wat te bereiken valt. Wij wisten geen betere manier om u dit duidelijk te maken. Misschien wilt u nu ons beiden engageeren voor uw zaak Peters barstte in lachen uit, niets en verdween haastig. Den volgenden ochtend ontving het echtpaar Wilders de mededeeling, dat beiden geëngageerd waren in het Grand Scala Theater. Met genoegen, commissaris, zei de jongeman met een tikje ironie. Vraag wat u wilt. Er lag een de oogen van H. A. Korff: Gelst der Goethezeit Uit gever J. J Weber, Leipzig Franz Neubert: Vom Doctor FauaWi zu Goethes Faust. Zelfde uitgever. Hans Hagemeyer: Einsamkeit und Ge- meinschaft. Ui tg. J. Engelhorna Nachf. Stuttgart Vom Doctor Faustus zu Goethes Faust”. Franz. Neu bert In dit opstel is verscheidene malen Faust genoemd. Laat ik nog attent maken op een platenboek, waarin met groot ge duld en enormen speurzin alle illustraties, zoowel over het volksboek van Faust als Goethes werk zijn verzameld. Interessant en leerzaam is het te zien, hoe in verschil lende perioden dezelfde situatie ia uitge beeld. Allen geven de kerkerscènes, maar hoe ontzaglijk verschillend. En de heele conceptie van de Gretchenfiguur: Een boek om telkens weer op te nemen en te be kijken. e Hallo! Ja hallo, met Chicago-West! Een half uur geleden is Mr. Gold- flake, de directeur van de Indianabank vermoord gevonden... hallo! Commissari« Falkland smeet woedend den hoorn neer. Dat was nu de derde maal, dat men hem van den moord ver telde en een kwartier geleden had hij inspecteur James Bates er al op af ge stuurd. Bates was slim genoeg om het zaakje uit te zoeken. Van al dat gebel zou je het op je zenuwen krijgen en daarom liet Falkland den hoorn op de tafel liggen totdat inspecteur Bates bin nenkwam. Een slanke jongeman met een bijzonder intelligent gezicht en een scherp combinatievermogen. Daarom was de commissaris teleurgesteld, dat hij niet met den tnoordenaar in zijn zak terugkwam. Bates wist sporen te vinden daar waar ze niet waren, maar toch wist hij met vrij groote zekerheid te zeg gen, dat Teddy Curtis, de eenige erfge naam en neef van den millionnair er meer van wist. De inspecteur liet zich in een stoel vallen en zei, dat hij een stuk briefpapier met den naam en het adres van Teddy Curtis op den grond naast het doode lichaam had gevonden. Mr. Goldflake was gedood door een dolk steek en op het moordwerktuig prijkten de initialen: „T.C.” Een met bloed be vlekte zakdoek lag op een meter af stand. Alles wijst op Teddy Curtis, ging Bates voort, maar hij kan het niet gedaan hebben, want toen ik in het huis van Mr. Goldflake rondscharrelde, knet terde de telefoon uit Londen. Uit Londen? vroeg Bates knikte, terwijl in het aschbakje gooide. naar het telegraafkantoor. De commis saris en Bates hadden hun eigen mee- ning over dien neef van Goldflake. De inspecteur grinnikte, want hij was niet van humor ontbloot. Teddy Curtis staat er glad buiten, zei hij beslist. Mr. Goldflake is een half uur geleden vermoord en op duizen den mijlen afstand kan je iemand geen dolk in z’n body steken en daarom zul len we moeten wachten tot hij hier komt. Misschien kan hij ons wel nadere inlichtingen geven. Wat ik zeggen wil... was er nog nieuws van de radio? Falkland stond op en bleef voor de pendule staan. Ja, wel een beetje, gromde hij, Jessy Brown is geëlectrificeerd en Tom Darring heeft zes jaar gekregen en dan een paar inbraken en brandjes. Hij bleef nadenkend voor de pendule staan, toen keerde hij zich bruusk om. Hoe laat was het, toen Curtis je op belde? vroeg hij eensklaps. Bates behoefde zich niet te bedenken. Om twaalf uur precies, want ik hoorde in de telefoon een torenklok twaalf slaan en ik zag, dat mijn horloge twee minuten achter was. Demonstratief liet hij het uurwerk aan Falkland zien, die begon te lachen. Gooi dat ding maar in de prulle- mand, James. Er deugt niets van. Onzin, zei Bates beleedigd. Echt Zwitsersch werk, heeft me een jaar ge leden dertig dollars gekost. En toch deugt het ding niet. Je hebt ’m om twaalf uur gelijk gezet en kijk nu eens? Verbaasd keek de inspecteur op zijn horloge en daarna op de pendule. Nou en?... Precies gelijk. Falkland schudde zijn hoofd. Nietwaar, James, hield hij maar dat ding is het beste bi dat Ted Curtis de moordenaar is. Bates lachte hatelijk. You’r shocking, zei hij oneerbiedig, Curtis zat op het oogenblik van den moord op Nelson Square in Londen en dus... Zwijg, zei Falkland. Over vier dagen kan hij hier zijn, als hij intus- schen niet de beenen heeft genomen en dan zal ik hem net zoolang treiteren, totdat hij door de mand valt. Teddy Curtis glimlachte zelfbewust, toen Falkland hem ronduit zei, dat hij Mr. Goldflake had gedood. En waarop grondt u die belache lijke beschuldiging? Kunt u ook maar eenig bewijs voor uw bewering aantoo- nen? De commissaris haalde zijn schouders op. Het is geen lossebewering, mijn heer Curtis. We hebben drie onomstoo- telijke bewijzen. Ten eerste vonden wij vlak bij het lichaam van uw oom een gedeelte van een stuk schrijfpapier, waarop uw naam en adres staat ge drukt. Ten tweede bevat het moord werktuig uw initialen T.C. en ten derde vond inspecteur Bates een met bloed bevlekten zakdoek met uw Voorletters. Is dat genoeg? Teddy Curtis schaterde. Belachelijk naief, mr. Falkland, zei hij spottend. Ik wist niet, dat u er zulke kinderlijke ideeën op nahield Stukjes papier met mijn briefhoofd kunt u bij honderden in het huis van mijn oom vinden. Ik schrijf namelijk al mijn correspondentie bij hem op kan toor. Dien zakdoek met mijn voorlet ters moet hij zelf gebruikt hebben, want hij maakt eiken dag gebruik van mijn toiletartikelen en mijn zakdoeken zijn een hobby van hem. Wat dien dolk be treft, die was het eigendom van mijn oom. Hij hing al jaren in zijn kantoor boven het schrijfbureau. Hij was een verzamelaar van oude wapens en op zijn verjaardag heb ik hem het ding cadeau gegeven. Nog iets anders? Dank ui zei Falkland een beetje sarcastisch. Inspecteur Bates vertel de me, dat u hem uit hotel Atlantic In Londen opbelde. Klopt dat? Als een bus! Wanneer was dat? Ik bedoel datum en uur. Even dacht Curtis na. Dat was... eh... op Dinsdag 11 Juni, omstreeks twaalf uur ’s middags. Heel precies weet ik dat niet meer. Het kan ook kwart voor twaalf geweest zijn. De commissaris keek Bates aan, daarna wendde hij zich weer tot Curtis. U weet dat heel zeker? Pertinent! Hm... dan is uw alibi in zooverre in orde, mijnheer Curtis en u zult van ons geen last hebben, indien u mij nog één vraag wilt beantwoorden. tikje

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 15