boekje
Italianen
De
distributiekaarten
den
een
van
nieuwe
vorm
m
Tobroek - Tomatenoogst in het Westland - Een fraai Kwan Yin-beeld
voor
SANDAWAKU
ZILVER AAN DE
O Mr
y
o
pJC A W T
'5*3
HA'AGSCHE COURANT DmsHag 17 Juni 194T
^■■^^AAAAI
BIJ DE DUTTSCHE VERBINDINGSTROEPEN OP SICILIË.
ttaliaansche ARTILLERIE IN ACTIE VOOR TOBROEK.
DE KONING-KEIZER VAN ITALIË BIJ DE OFFICIEELS INWIJDING VAN HET NIEUWE GEBOUW VAN HET
BEKENDE INSTITUUT „STUDI ROMANI” TE S. ALEZZIO OP DEN AVENTINO.
ÏLuee-Hollandjr
FEUILLETON
gras
zich
1)
HOOFDSTUK I
shi
IWordt vervolgd.)^
DE NIEUW UIT TE REIKEN DISTRIBUTIEKAARTEN in den
vorm van een boekje. Desgewenscht kunnen de kaarten
ook apart bewaard worden. (Polygoon)
HOEVEELHEDEN WORDEN DAGELIJKS NAAR DE VEILING GEBRACHT.
•- HET SORTEEREN VAN DE TOMATEN.
HET MUSEUM VOOR LAND- EN VOLKENKUNDE TE
ROTTERDAM is door een schenking verrijkt met een
zeer zeldzaam en fraai Chineesch bouten beeld, voorstel
lende Kwan Yin, gezeten op een leeuw. (Polygoon)
Ten behoeve van de vlieg
velden worden nieuwe telefoonleidingen aangelegd. De steenige bodem en de zengende zon
maken het den soldaten niet gemakkelijk. (Hoffmann),
DOOR J. M. VELTER
TWEEDE BLAD
„Gewijd aan den door woud en ge
bergte glijdenden vorst.”
Palunga vervalt in gepeins. Zou de
„glijdende vorst,” de witte tijger, ten
slotte toch den vromen bouwer van
het offerhuisje hebben gehaald? Of
was hij het slachtoffer geworden van
een der vele andere gevaren, die in de
wildernis op hem loerden? Wat was er
van hem terecht gekomen? Had hij de
geheime tooverwortels gevonden,
waarvoor de gele Chineezen, de lang-
staartige fazanten, goud in overvloed
wilden betalen?
Vragen; vragen, waarop niemand
Antwoord weet. En hij, Palunga, al
lerminst.
Palunga heeft geen goud of geld noo-
dig; hem is goud een waardelooze
ballast. Voor de pelzen en vellen, die
hij buit maakt, geeft de handelaar in
Chabarowsk al wat hij noodig heeft.
En dat is niet zoo bar veel: tabak
voor zijn pijp, munitie voor zjjn ge
weer, zout, rijst en boonen.
Anders niet? Heeft hij anders niets
noodig? Werkelijk niet?
Blagadarjoe wass. Dank je vrien
delijk, barin Roeskil
De taiga is groot. Eindeloos strekt
ze zich uit, van de oevers der meren,
waar het riet groeit, tot aan de zee;
een afstand van duizenden mijlen.
En in de taiga wemelt het van leven
de wezens; elanden, beren, herten,
wildbokken, vossen, otters en hazen.
Ook de witte tijger huist in de taiga,
sluipend en glijdend in alle richtin
gen, jagend op alle andere bewoners.
Doch boven den witten tijger staat
de met een buks gewapende Palunga.
Hem behoort de taiga. Heeft hij nog
meer noodig?
Blagadarjoe wass, barin Roeski!
Dank je vriendelijk en mogen de
góden je beschermen!
De oogen van den jager blijven op
het spoor gericht; een spoor, voor
anderen nauwelijks zichtbaar, doch
voor hem ruimschoots voldoende; een
gebroken twijg, een amper zichtbare
indruk op het mos, zegt hem alles
wat hij weten wil.
Voorzichtig sluipt hij verder. Af en
toe klinkt het gehamer van een
specht of de domme lokroep van een
spotvogel
Een nauw merkbare bries is opge
stoken en heeft de nevels op de
vlucht gejaagd. Door de donker
groene kruinen der ahornboomen
komt een lichte schijn. Van de takken
der eiken vallen dikke droppels. De
zon breekt door.
Tschen schan lin wan si
Chan...
Gewijd aan den door woud
en gebergte glijdenden vorst.
Witte nevels glijden door den groe
nen schemer der taiga. Eindeloos
strekt ze zich uit; een zwijgende,
ademroovende verlatenheid; een on
afzienbare woestenij van boomen en
struiken.
De Udechesische jager Palunga
sluipt geruischloos tusschen de nog
van dauw druipende wilde rosma
rijn. Van de ahornboomen vallen
eveneens zware druppels; aan de
stammen der zwarte berken parelt
iAAAA
X jl A A A. A
Wfe
DE TUINDERS IN HET WESTLAND HEBBEN HET THANS DRUK MET DEN TOMATENOOGST GROOTE
HOEVEELHEDEN WORDEN DAGELIJKS NAAR DE VEILING GEBRACHT.
DE WEI, HET OVERBLIJFSEL VAN DE TOT KAAS VERWERKTE MELK, wordt nog
eens afgeroomd voor de vervaardiging van de weiboter. Deze afgeroomde wei wordt den
boeren geleverd, daar zij een goed krachtvoer is voor het vee en de varkens. Een tankauto
tijdens haar tocht door West-Friesland. (Polygoon)
Al V) ELSCH
A A A A
XAA
-t A A A
- .it A AAA
A A A
A A A 3» X A A A a
I A A IX
«w*>
S S -
as
t -
een zilveren glans en mos en
schitteren in ’t ochtendvocht.
Geen geluid verbreekt de stilte.
Slechts af en toe, wanneer een goud-
snavel door het loover dartelt, klinkt
een zacht geritsel.
Palunga’s oogen blikken spiedend
rond. Gisteren heeft hij het spoor van
een kapitaal hert gevonden; hij is op
het spoor gebleven, heeft op den bree-
den tak van een Dahurischen eik ge
slapen en is reeds vroeg in den ochtend
op pad gegaan om het spoor te vol
gen. Nog een uur en dan zal de zon
weer aan den hemel prijken. Het do
lende hert zal ergens gaan rusten en
dan zal Palunga’s buks een doodelijk,
donderend woordje spreken.
Tusschen de takken der wilde ha-
zelnootstruiken glanst ‘n roode gloed.
Palunga blijft een oogenblik staan en
sluipt dan voorzichtig verder naar het
vreemde bouwwerk. Het is niets an
ders dan een bouwvallig offerhuisje,
dat in de eenzame wildernis staat te
vermodderen. Waarschijnlijk twintig
jaar of misschien nog langer geleden
gebouwd door een shen-shen zoeker,
een angstig-vromen Chinees. Op ’t in
rafels hangend, roode dundoek zijn nog
een paar Chineesche letterteekens te
zien.
De jager bukt en beschouwt aan
dachtiger het spoor. En eensklaps...
Een schot. Dof klinkt het geluid,
stuit tegen de kale hellingen der ber
gen en wordt duizendvoudig weer
kaatst.
Zwijgen. Adembenemende stilte.
Nog slechts het geluid der vallende
dauwdroppels en het gehamer der
spechten.
Palunga richt zich behoedzaam
overeind. Op zijn door rimpels door
groefd gelaat verschijnt een angstig-
verwonderde uitdrukking.
Vaarwel, eland; aan jagen kan
voorloopig niet meer worden ge
dacht.
Wie schiet daar? Wie toeft daar
aan gene zijde der bergen, in het dal
der Fluisterende Bron? Is om dezen
tijd van het jaar de wildernis niet
geheel van menschen verlaten? De
lente is nauwelijks ten einde. En des
ondanks reeds menschen in de taiga?
Zouden de Koreanen, die oude,
slimme pelsjagers, reeds teruggeko
men zijn? Merkwaardig! Gewoonlijk
komen ze eerst als de bladeren van
de boomen vallen.
Palunga schudt het hoofd. Onrust en
angst hebben hem gepakt en hij weet
zich nauwelijks te beheerschen. Doch
één zaak staat voor hem vast: hij
moet onmiddellijk zekerheid hebben.
Wie is de onbekende schutter? Een
jager? De leden van Palunga’s stam
zwerven thans in de vlakten ten
Noorden van de Bikin; zij kunnen het
dus niet zijn. Een promyschlennik,
een woudlooper?
Palunga staat een oogenblik stil en
kijkt rond. Dan neemt hij een besluit.
Hij slaat de richting in naar den
berg en begint de helling te bestijgen.
Heeft hij eenmaal den top bereikt,
dan kan hij onbelemmerd het dal van
de Fluisterende Bron overzien. En
dat is nu het allervoornaamste.
Hij moet den vijand kennen. Den
vijand kennen, beteekent in de wil
dernis: hem reeds overwonnen heb
ben. Want wat er ook gebeurt: de
onmetelijke taiga zwijgt als het graf.
Snel en behendig klimt hjj langs de
helling naar boven. Weldra heeft hij
de ahornboomen achter zich. Nu be
weegt hij zich tusschen de berken en
naaldboomen. Hij moet door het
kreupelhout worstelen, doch gaat
moedig voorwaarts.
A J®.
t A.A.A A*«.Xa A
- A. »A A A A.
r A A A A
“1F
A O M
L A
Ai
f 7
WK
gg 4
(LMce-HoUand)
te
(Nadruk verboden.)
TJV’T’ Q/^D’TT?T?DirNT 17 A KT Hf m/M/ATTM (Polj/gOOTl)
i
-->*. "’IJ*
fl fl fl
“i?1*
Mxx
>t«4C4*
X A A A A
J
•2* 9 v r
«w*, «gg*
x’ W'-#*
At ,A «SS»
*2* "Sr
’’«F '2F ’’SF '*2? w "ïf
w W-
-■**
V-i'
|U»