den dandestienen
mee
ZILVER AAN DE
SANDAWAKU
Helpt allen
handel te bestrijden
0*5
tl
SI
5 HAAGSCHE COURANT Donderdag 19 Juni 1941 TWEEDE BLAD
1- Agenten ontdekken een clandestien geslacht kalf
op een vervoerwagen.
(Foto’s Kok-Stapt)
4.
erf.
een
3. verhoord
5. Deze misdadigers zijn de vijanden der volks
gemeenschap.
M
8. De vijanden van de voedselvoorziening worden
door de politie onschadelijk gemaakt.
FEUILLETON
DOOR J. M. VELTER
tent,
nacht.
Helpt den Sluikhandel en het
clandestien slachten bestrij
den’ Dit zijn de oorzaken,
die een regelmatige voedsel
voorziening van de Nederland-
eche bevolking in gevaar bren
gen. Een zekere bevolkings
groep, vooral de beter gesi
tueerden, maken het dezen
onguren elementen nog moge
lijk, hun duistere practijken
voort te zetten. Wanneer een
ieder in den strijd tegen deze
volksvijandige elementen mee
werkt, helpt hij een recht
vaardige en voldoende verdee
ling van levensmiddelen ver
zekeren.
Het moet niet moeilijk zijn
zich voor deze zaak te span
nen. Waar komt het clande
stien geslacht vee vandaan?
Zonder bonnen I Ieder wel
denkend mensch zal bij het
zien van bijgaande serie foto’s,
welke ons van officieels zijde
bereikte, ervan worden over
tuigd, dat, wanneer er zoo
met de hygiëne gespot wordt,
niet alleen de voedselvoorzie
ning gevaar loopt, doch ook
de hygiëne op ernstige wijze
wordt aangetast.
7. Eet smakelijkDit verwerkt tot
gehakt is een ernstig gevaar voor de
volksgezondheid.
4a. niet alleen een groot aantal voortijdig geslacht
vee werd hier aangetroffen, maar ook een noodeloos
kwellen van dieren, terwijl bovendien het stallen der
jonge beesten geschiedt in de slachtruimte. Hiertoe
zijn slechts joden en hun handlangers in staat
klemmende nietigheid in dezen onme-
telijken woudoceaan.
Dr. Sillery richt zich op. Duizenden
angstige gedachten flitsen hem door
het brein. Hoe is hij eigenlijk op het
krankzinnige idee gekomen om juist
aan deze expeditie deel te nemen?
Maar ach! Kon hij in het veilige
hotel van Wladiwostok vermoeden,
welke gevaren hem zouden bedrei
gen in dit nog onbekende ^bied?
Ja, het was een dwaasheid, het was
klinkklare onzin geweest! Niet dat
hij één seconde iets geloofd had van
de fantastische dingen, die De Vegaz
vertelde. Hij mocht zich als botanist
bij de expeditie aansluiten en dat was
hem voldoende. Slechts bezield door
den wensch met rijke botanische
schatten terug te keeren, had hij zich
bij de mannen aangesloten. En nu?
Hij moest plotseling aan het smalle
bleeke gelaat en de groote, lieve
oogen van zijn vrouw denken. Aan
zijn vrouw, die zonder klagen toestem
ming had gegeven voor de reis.
Twee jaren lang hadden ze in hun
huisje in Rouen over niets anders ge
sproken; zoodra tijd en gelegenheid
daar waren, zou hij naar Oost-Azië
trekken. En eindelijk was het zoo
ver gekomen, dat hij het prachtige
avontuur tegemoet kon trekken. Nau
welijks in Wladiwostok maakte hij
kennis met graaf Rouca Gura, De
Vegaz en Gomenburg, die de moge
lijkheid van een expeditie naar het
oerwoud van de Sichota Alin bespra
ken. Hij bad en smeekte zich bij hen
te mogen aansluiten. Rouca Gura gaf
toestemming, De Vegaz aarzelde en
Gomenburg zweeg. Doch drie dagen
later gaven ook zij hun toestemming.
Van koortsachtige vreugde en opge
wondenheid kon hij den eersten tijd
nauwelijks slapen. Het scheen hem
een eeuwigheid eer de veertien dagen
van voorbereiding waren verstreken.
Eindelijk trokken ze naar het Noor
den.
En nu? Slechts enkele weken later?
Nu heeft hij het gevoel, alsof een
ongelukkige samenloop van omstan
digheden hem naar deze wildernis
heeft gevoerd. Zijn enthousiasme van
Wladiwostok is reeds lang vervlogen.
Si
3)
Een zwakke lichtschijn komt van
het kampvuur. De Vegaz zit voorover
gebogen op den boomstam en maakt
den indruk van een dier booze wezens,
waarmee onverstandige moeders
haar stoute kinderen trachten bang te
maken. Dr Sillery krijgt het gevoel,
alsof de naast hem zittende man een
boosaardig dier, een loerende oerang-
oetang is. En nu deze gedachte bij
hem opkomt, herinnert hij zich eens
klaps, dat het lichaam van den Span
jaard geheel en al bedekt is met
donker haar. Een paar dagen geleden
hebben ze samen in de Tudawaku ge
zwommen, bij welke gelegenheid dr.
Sillery de ontdekking deed, dat de in
het gelaat glad geschoren Spanjaard
ontkleed den indruk maakte van een
harigen aap.
De Vegaz spuwt op den grond. En
aan het eihde van een blijkbaar on-
aangenamen gedachtengang, volgt een
luide, kernachtige vloek.
Dat stemt dr. Sillery tot nadenken.
Graaf Rouca Gura heeft volko
men gelijk, gaat het hem door de ge
dachten. Het beste is, dat we eerst
morgen den toestand bespreken. Het
zou dwaas zijn om juist nu, waar allen
in een staat van opwinding verkee-
ren, plannen te maken of voorbarige
handelingen te ondernemen. Morgen,
zoodra allen gekalmeerd zijn, zullen
we den toestand onder het oog zien
en de noodige beslissingen nemen.
Niet eerder!
Zou de graaf al slapen? Het ware
te wenschen. Het kwam hem werke
lijk toe. Hij had vandaag twaalf uur
lang en geheel alleen de omgeving
afgezocht, zonder iets anders te vin-
Hij zucht. Tranen komen hem in de
oogen. Suzanne, denkt hij, Su
zanne, je zult lang op me moeten
wachten. Lang en vergeefs...
Traag kruipt de tijd. In de tent
hoort men het eentonig gezoem der
vliegen. Buiten klinken voetstappen
en even later begint het kampvuur
luider te knetteren.
De schildwachten zijn terug, denkt
dr. Sillery. Ze gooien hout op het
vuur, dat ook de tijgers op eerbiedi
gen afstand moet houden.
Buiten blijft het stil.
Waarom spreken die mannen niet
met elkaar? denkt dr. Sillery. En dan
herinnert hij zich, dat ze niet te dicht
bij het vuur mogen blijven. Volgens
instructies van den graaf moeten ze
zich minstens vijftig pas ‘verwijderd
houden. Zouden de mannen bang zijn?
De Rus? Misschien. Haaivischwillie?
Neen; die in geen geval! Hoe kon De
Vegaz op de gedachte komen om
Haaivischwillie, een gedroschten
matroos, in dienst te nemen? Onbe
grijpelijk!
Buiten blijft alles stil. Geen geluid,
geen beweging te hooren.
Dr. Sillery kruipt naar de opening
der tent. De Vegaz wentelt zich op
den rug, bromt een verwensching en
slaapt weer verder.
Buiten bij het vuur zit graaf Rouca
Gura en rookt een sigaret. Een dank
baar, een van warme dankbaarheid
stralend gevoel maakt zich van Sille-
ry meester. Hij is weer volkomen ge
rustgesteld. Nog een laatsten blik op
De Vegaz en dan kruipt hij naar bui
ten.
Graaf Rouca Gura keert zich naar
hem toe. En als hij den botanist her
kent, komt er en glimlach op zijn
smal, ernstig gelaat.
O, bent u het doctor? Wil het
niet lukken met den slaap? Kom hier
bij me zitten. Neen, niet al te dicht
bij het vuur. U hoeft niet met alle
geweld als doelwit voor den onbeken
den schutter te dienen.
Sillery knikt en gaat vlak naast
hem zitten. Rouca Gura presenteert
zijn geopende sigarettenkoker.
Doctor, kan ik u dienen?
6. Let op de zindelijkheid Heeft u dan nog trek
in een stukje biefstuk zonder bon
Sillery neemt een sigaret en da
graaf ziet, dat zijn hand beeft.
Doctor, begint de graaf, het
steken der muskieten is vannacht niet
uit te houden. Ik kon onmogelijk lan
ger in de tent blijven. Niki slaapt na
tuurlijk als een beer in zijn winter-
hol. Maar mij laten die verwenschta
insecten niet met rust. Had u er ook
zooveel last van?
Sillery knikt zwijgend. Als aange
trokken door een magneet, zoo blij
ven zijn blikken rusten op het pak,
dat naast het vuur op den bodem
ligt. Hij kan zich nu eenmaal niet
losmaken van de gedachte, dat de
doode Chinees onder het stuk tentzeil
ligt te grijnzen.
De graaf spreekt, doch de woorden
dringen niet tot Sillery door. Hij kan
slechts aan één ding denken: aan den
grijnzenden Chinees.
Na een poosje staat de graaf op.
Een vriendelijk glimlachje om zijn
lippen.
Een minuutje, doctor, excuseert
hij zich en loopt dan regelrecht op
het lijk toe. Hij bukt, pakt het op
alsof het een veer was en loopt er
mee naar een plek, die niet door den
rossen schijn van het kampvuur
wordt verlicht. Dan komt hij met
leege handen terug.
Zoo, doctortje, glimlacht hij en
klopt Sillery op den schouder. De
Chinees was een brave kerel, maar
nu hij dood is, kan ik zijn tegen
woordigheid niet uitstaan. Vindt u
het zoo niet veel prettiger?
Sillery piekert.
De graaf is nauwelijks acht en
twintig en ik ben een man van veer
tig. Desondanks behandelt hij me ils
een kind, dat bang is voor den boe
man. Onbegrijpelijk!
Hij begint te vertellen. Van Rouen,
van zijn vrouw, die op hem wacht en
van zijn werk. Middelerwijl glimlacht
de graaf, gelijk een vader, die naar ’t
onbeduidende gebabbel van zijn zoon
tje luistert.
En Sillary doet eensklaps een merk
waardige ontdekking: de tijd, die
hem eerst zoo lang heeft geschenen,
vliegt nu om zonder dat hij het merkt,
£Wordt vervolgd.]!
Dicht bij de groote tent van graaf
Rouca Gura brandt het kampvuur,
het eenige baken, waarnaar de wacht
posten zich kunnen richtn, die om
het kamp loopen. Zou het vuur niet
al te gevaarlijk zijn? Zou het niet
een aanwijzing wezen voor den ge-
heimzinnigen moordenaar, die hen he
den van uit zijn schuilhoek een huive
ringwekkend teeken van zijn bestaan
heeft gegeven?
Weliswaar heeft graaf Rouca Gura
verzekerd, dat het slechts één man
is, die hen dagen achtereen is ge
volgd. En de graaf merkte er bij op,
dat voorloopig niet meer iets derge
lijks zou gebeuren. Doch welke waar
borgen hadden ze, dat de graaf zich
niet vergiste?
De graaf heeft weliswaar drie jaar
in de witte taiga, in het binnenland
van Oost-Siberië gejaagd. Alles goed
en wel. Maar wie zei, dat hier in den
uitersten oosthoek, in het nooit be
treden woudgebied der Sichota Alin,
andere wetten heerschten dan in de
wouden van de Ob, de Len of het
Baikalgebergte?
Wederom de zenuwmartelende roep
van een spotvogel, de taiga ruischt.
De paarden bewegen zich onrustig in
hun slaap.
Een eensklaps maakt zich een doffe
angst van dr. Sillery meester. Niet,
dat hij bevreesd is voor een vijande-
lijken overval. Hij verlangt er zelfs
naar. Alles had hij liever dan de loe
rende stilte, die zich als een lood
zware last op zijn denken en voelen
legt.
Het woud ruischt, het vuur knettert,
af en toe beweegt zich een paard.
De toestand wordt onhoudbaar.
Te bedenken, dat zich buiten de
tent de wildernis uitstrekt, duizen
den en duizenden mijlen, een schier
ondoordringbaar oerwoud, een onbe
grensde eenzaamheid, vol van duizen
den loerende gevaren. En toch is het
niet de angst voor honger, dorst, ziek
te, moord of dood, de mogelijkheid
van een ontmoeting met een dolenden
tijger of een troep uitgehonderde wol
ven, die het hart sneller doet kloppen.
Het is slechts het besef der hartbe-
2. Bij onderzoek blijkt, dat joden en hun hand
langers in een smerige garage een clandestiene
slachterij bedrijven. Zij worden onderzocht en...^.
Clandestien slachten
volksgevaar
den dan de platgetrapte heesters, van
waar uit de geheimzinnige moorde
naar hen beloerd had. Wat een geluk,
dat Rouca Gura onder geen enkele
omstandigheid zijn tegenwoordigheid
van geest verliet en altijd kalm blijft.
De Spanjaard staat op, grijpt een
blok hout en loopt er mee naar het
kampvuur. De vlammen bemachtigen
gretig het nieuwe voedsel. De gele
lichtschijn klimt langs de donkere
boomstammen omhoog.
Nu, dat de vlammen helderder
schjjnen en dansende schaduwen in
het rond werpen, lijkt het, alsof de
onder een stuk tentzeil liggende doode
zich beweegt. Doctor Sillery probeert
een anderen kant uit te kijken, doch
voortdurend worden zijn blikken ge
trokken naar de plaats waar het lijk
van den Chineëschen gids ligt.
Ongelooflijk, dat de eeuwig glim
lachende Chinees, die hen van Wladi
wostok hierheen heeft gebracht, nu
een dood lichaam is en zijn hoffelijke
glimlach voor goed verstard! Of zou
hij werkelijk nog glimlachen? Zou hij
zelfs nog in den dood leedvermaak
hebben met de blanke duivels, die nu
maar moeten zien hoe ze uit de taiga
en weer in de bewoonde wereld ko
men...?
De Vegaz klopt zijn pijp uit en
geeuwt. Dat is het signaal om te gaan
slapen. Ze kruipen in de tent, die
voor hen bestemd is.
In de groote tent slapen de graaf
en diens vriend Niki Gornenburg,
evenals de graaf: Oostenrijker. Ook
de Chineesche bediende heeft tot nu
toe in de groote tent geslapen, dolge
lukkig, dat hij zelfs ’s nachts in de
nabijheid van Rouca Gura mocht blij
ven. In de derde tent huizen Haai
vischwillie en de Rus Wassil Michai-
lewitsch Tschikoff, die eén paar jaar
geleden een door een Russischen offi
cier geleide expeditie van de St. Olga
Baai tot Chabarowsk heeft meege
maakt. Wassil is dus eenigszins met
de streek bekend en dat is voor dr.
Sillery een groote geruststelling.
Doch aan slapen gaan valt niet te
denken.
Buiten, boven en rondom de
staat de zwarte, lichtlooze
31?
(Nadruk verboden.)
spel,
dat het de
resten nog
drijven van handel in clandestien ge
slacht vleesch, wordt de normale voed
selvoorziening der bevolking ernstig in
gevaar gebracht.
Deze jonge dieren, die misdadige
handen van Joodsche zwendelaars on
der hemeltergende kwellerijen in zulke
met alle hygiëne spottende omstandig
heden vroegtijdig van het leven be-
rooven, worden aan de normale vleesch-
voorziening onttrokken.
Zulke clandestiene slagerijen zijn er
schuld aan, dat de huisvrouwen uren in
de rij moeten staan bij de bonafide
handelaren in de steden.
Zulke slagerijen zijn er schuld aan,
dat vleeschvergiftiging en alle moge
lijke ziekten optreden, zooals helaas
reeds verschillende malen geconstateerd
werd. Ongekeurd wordt dit vleesch aan
de markt gebracht. Het is duidelijk, dat
de gevolgen niet uitblijven.
Het algemeen belang eischt, dat het
euvel van dezen smokkelhandel in
clandestien vleesch uitgeroeid wordt.
Deze misdaad aan de gemeenschap mag
niet blijven bestaan, een regelmatige
voedselvoorziening wordt gesaboteerd,
de volksgezondheid wordt ernstig ge
schaad. Tuchtelooze misdadigers ver
rijken zich ten koste der gemeenschap.
Wanneer een ieder, in den strijd te
gen deze volksvijandelijke elementen
meewerkt, helpt hij een rechtvaardige
en afdoende verdeeling van levensmid
delen verzekeren. "Wanneer men zijn
gedachten over deze ongure practijken
laat gaan moet het niet moeilijk zijn,
medewerking te verleenen om hieraan
paal en perk te stellen.
Clandestien slachten is een volksge-
vaar!
hoopje steenen. Del bedrijvers van dit
misdadig spel, natuurlijk Joden,
bekenden, dat het de bedoeling
was. deze resten nog tot gehakt
en worst te verwerken. Nergens was
een kraan of een spoelbak in de buurt.
De messen, waarmee men de dieren ge
slacht had, waren nog bedekt met ge
ronnen bloed, waarover tallooze vliegen
gondsden.
Doch dit was nog niet alles Dat de
clandestiene slagers niet meer tot het
normale menschensoort behooren, doch
een misdadigen aanleg bezitten, bleek
wel zeer duidelijk uit het feit, dat zij
jong vee gestald hadden in de geheime
slagerij.
Een schaap at van hooi, dat met bloed
besprenkeld was, terwijl een groot
schouderstuk van een pasgeslacht kalf
op den grond naast het vuil van het
etende schaap lag, In een anderen hoek
van de loods stond een jong kalf; beide
dieren, die vroegtijdig het slachten
ten offer vielen, hebben vele uren lang
getuigen van de ergste soort van die-
renkwellerij moeten zijn.
Het is een ieder duidelijk, dat van
een slachten onder dergelijke technisch
ongunstige omstandigheden nauwelijks
sprake kan zijn. Het is geen slachten
meer. Het is een /ermoorden en ter
gend kwellen van ‘jonge dieren door
misdadigers.
Fatsoen en afschuw verbieden het,
nog meer in bijzonderheden af te dalen.
Wanneer men hoort en ziet, dat het
juist vleesch uit zulk soort geheime
slagerijen is, dat zonder bonnen tegen
hooge prijzen aan het publiek geleverd
wordt, kan men een diep gevoel van
onpasselijkheid en afschuw nauwelijks
onderdrukken.
Maar wat nog veel erger is: door het
Het A.N.P. meldt:
De laatste weken zijn herhaaldelijk
berichten in de dagbladen verschenen,
waaruit op te maken viel, dat het
euvel van clandestien slachten een
grooten omvang heeft aangenomen.
Zonder publiek, zonder afnemers zou
dit geheim slachten, dat uiteraard al
leen door ongure elementen bedreven
wordt, niet bestaan. Een fatsoenlijk
slager, die zich van zijn plicht ten op
zichte van zijn beroep en ten opzichte
van de gemeenschap bewust is, blijft
met zijn handen van der gelijke prak
tijken af.
Het publiek, de afnemers van het
clandestien geslacht vleesch, zijn in
meer dan een opzicht de bedrogenen.
In de eerste plaats moeten zij voor
bet cladestien geslacht vleesch heel
wat meer betalen dan normaal. En dit
terwijl het vleesch van lagere kwaliteit
is en de slachtkosten geringer zijn.
Voorts weet het publiek niet ender
welke onhygiënische en alle begrippen
van volksgezondheid tergende omstan
digheden zulk een geheime slagerij
werkt.
Een dezer dagen heeft men juist een
ontstellend inzicht in zulk een clan
destiene slagerij gekregen. De politie
ontdekte op een wagen clandestien ver
voerd vee Men kwam er achter waar
de plaats van bestemming was. De ge
heime slagerij bevond zich in een pri
mitieve loods. Temidden ,an alle mo
gelijke vuiligheid, wagensmeer, poets-
katoen, enz. trof men versch geslacht
vleesch aan. De resten, beenderen en
afval lagen overal in het rond op den
grond op een stuk boomstam en een