ZILVER AAN DE SANDAWAKU DIT IS DE BOLSJEWISTISCHE HEERSCHAPPIJ fr ■i Op 4) If 1 TWEEDE BLAD HAAGSCHE COURANT Zaterdag 12 Juli 1941’ 5) (1, Foto: Atlantic-Polygoon) FotoScherl-Polygoon) - (5. FotoAtlantic-Polygoon) (4. Foto: Atlantic-Polygoon) FEUILLETON (Nadruk verboden.) Maar wat dan HOOFDSTUK XI Maar IWordt vervolgdJl werd Met een eenvoudige houten kist komen de Oekrainers hun vermoorde familieleden uit het tuchthuis weghalen. de andere zijde en staart met gloeien de blikken naar de zoldering. Zoo blijft hij urenlang liggen. Traag kruipt de tijd. Sillery hijgt als een koortslijder. Hij wacht. Hij wacht op Haaivisch willie. Haaivischwillie komt niet.... 1) 2) 3) Ook in Lemberg werden 528 Oekrainers in het tuchthuis van Dubno door de Bolsjewisten vermoord. De bevolking draagt de lijken van haar familieleden weg. Haaivischwillie komt niet. De storm giert door de ontblader de eiken; de regen valt bij stroomen; zwart en ondoordringbaar staat de nacht in het eindelooze oerwoud. Haaivischwillie hurkt aan den voet van een oerouden boom. Met de knie ën hoog tegen den buik getrokken, bij na in dezelfde houding als de promy- schlennik, aldus hurkt hij in het oer woud. Hij zit roerloos; een onzegbare angst, een adembenemend afgrijzen heeft zich van hem meester gemaakt en laat hem niet meer los. Haaivisch willie weet: hij is den weg kwijt, hij is verdwaald. Hij kan het amper gelooven. Het spoor, dat hem naar het lijk van den promyschlennik heeft geleid, had hem immers moeten terugvoeren; Niet alleen het feit, dat hij nu red deloos in het oerwoud verloren is, ver vult hem met razenden angst. Neen, er is nog iets anders; iets, wat hem den adem beneemt en zijn krachten verlamt. Had hij niet eenige uren te voren, toen hij het lichaam van den promy schlennik verlaten had, vastgesteld, dat de bloedsporen plotseling verdwe nen waren, dat wil zeggen, de bloed- spatten, die hem naar het lijk van den bandiet hadden gebracht? Hoe kwam dat? Het spoor op den grond was dui delijk zichtbaar, doch... geheel vrij van bloed. De regen? Zou de regen de roode bloedsporen uitgewischt hebben? Ón mogelijk! Het regende nog maar heel kort en de boomkruinen vingen de eerste druppels op. Doch feit was, dat de bloedsporen verdwenen waren. Haaivischwillie zocht verder. De indrukken op den grond waren dui delijk zichtbaar, doch van bloed was geen spoor te bekennen. Hij bleef staan om in alle kalmte te overleggen. En eensklaps werd het hem duide lijk: hij volgde een valsch spoor. Een andere mogelijkheid bestond niet. Doch wie zou dit nieuwe spoor heb ben achtergelaten? Een beer? Een tijger? Hij verwierp deze gedachte even spoedig als ze bij hem opkwam. Beren en tijgers la ten niet dergelijke sporen achter. Een hert? Zou een hert door het oer woud gevlucht zijn en had hij, Haai vischwillie, tot nu toe het herten- spoor gevolgd? Best mogelijk, maar dat was op Let oogenblik van ondergeschikt be lang. Het eenige, wat hij kon doen was; omkeeren en het oude spoor zoe ken. Hij deei het, doch alle moeite was vergeefsch, het oude spoor bleef on vindbaar. De schemer viel, spoedig 23) Doctor Sillery heeft op een stoel naast den haard plaats genomen. Hij zit voorover gebogen en kijkt som ber voor zich uit. Zelfs zijn geliefde dagboek laat hij ditmaal rusten. Sil lery heeft zich sedert enkele dagen niet geschoren en maakt met zijn stop pelbaard, ingevallen wangen en onge kamd haar den indruk van een land- looper. Buiten, in het oerwoud, raast de storm op volle kracht, ja, zoo ontzet tend, dat het doelloos is, signaalscho- ten voor Haaivischwillie te geven. Bij het loeien der elementen zou men op Seen honderd meter afstand een ge weerschot kunnen hooren. Eindelijk gaat ook doctor Sillery Paar kooi. Het vuur knappert in den Paard; in de hut heerscht een behaag lijke warmte. De regen sijpelt op enkele plaatsen door het dak en tikt met de regelmaat ''an een klok op den vloer. Doctor Sil- kry kan echter niet slapen. Af en toe valt hij in een lichten sluimer, schrikt Wakker, werpt zich zenuwachtig op het donker en de regen gutste bij stroo men. De wind ging over tot een hefti- gen storm. Haaivischwillie zocht. Drie uur liep hij ononderbroken verder, in de vaste overtuiging, weldra bij de rivier te zullen zijn. Had hij eenmaal de San- dawaku bereikt, dan was het hem on verschillig, den nacht buiten te moe ten doorbrengen. Want dan had hij ze kerheid, den volgenden morgen de blokhut te zullen vinden en zich weer bij de kameraden te kunnen voe gen. En thans? De taiga joelt met ongebroken ge weld. Klagend giert de wind door de takken der woudreuzen; af en toe krijgt Haaivischwillie den indruk, alsof in de verte millioenen in nood verkeerende zielen een ten hemel jammerend geschrei aanheffen. Hij dwingt zich echter tot kalmte en weet, dat het geluid veroorzaakt wordt door den kletterenden regen. Haaivischwillie is nat tot op de huid. Hij huivert en rilt, doch merkt het niet. Een razende angst, een onuit sprekelijk afgrijzen, dat hem berooft van iedere rustige gedachte, pijnigt zijn hersens. En dit afgrijzen toovert voor zijn geest dingen, waaraan hij anders nooit gedacht zou hebben. Voortdurend moet hij denken aan het door hem gevolgde valsche spoor. De Rus, het „Keteltje”, heeft hem eens dingen verteld, waarover hij har telijk gelachen heeft. Nu durft hij niet meer te lachen. Want bevend vraagt hij zich af, of in het bijgeloof van den Na de inneming van Lemberg werden duizenden Oekrainers die door de Bolsjewisten terechtgesteld waren, in de gevangenissen gevonden. geleden, dat hij den graaf raad vroeg voor het geval, dat hij eens in de tai ga zou verdwalen? Hoe lang? Doet weinig ter zake! Doch de graaf haal de de schouders op en gaf daarmede zijn onmacht te kennen. Wat kan Haaivischwillie doen? Zoo in het donker op den grond blijven zit ten? Dat gaat niet! wel? In de gitzwarte duisternis er nog eens op uit trekken om de rivier te vinden? Bespottelijk; die gedachte kan hij wel uit zijn hoofd zetten. Want in de eerste plaats weet hij niet, in welke richting hij de laatste uren heeft voortgeloopen en in de tweede plaats is het onmogelijk, zich in de duisternis een pad door het oerwoud te banen. Bij iederen voetstap zou hij op nieuwe hinderpalen stooten; over al liggen gevallen boomstammen en overal hangen slingerplanten, die hem het gaan onmogelijk maken. Bo vendien zou hij door het veroorzaak te lawaai de wilde dieren naar zich toe lokken. Dus aan den terugtocht is voorloo- pig niet te denken. Dat staat vast Op den grond blijven zitten? Dat gaat evenmin. Als de tijger, de vorst der wildernis, lucht van hem krijgt, is hij verloren. Hij moet dus iets an ders verzinnen. Eensklaps komt de reddende ge dachte: hij zal in een boom klimmen, Rus toch niet veel waarheid verbor gen was. Zou de promyschlennik hem om den tuin hebben geleid? Had de kerel zich slechts dood gehouden om hem, Haaivischwillie, op een valsch spoor te brengen en dan in het verderf te storten? Waanzin! Waanzin! De ke rel was dood. En nu? Een versch spoor loopt door het van menschen verlaten oerwoud. Een versch spoor, achtergelaten door een wezen, dat niet bloedt. Of niet meer bloedt? O, Haaivischwillie, wat haal je je nu voor onzin in het hoofd! De ban diet kon niet meer van zijn plaats ko men. Je hebt heel eenvoudig het spoor van een onbekend dier gevolgd. De storm giert, de regen ruischt. Wordt het oerwoud bevolkt door een heirleger van schimmen? Maar Haaivischwillie! Schimmen? Spoken? Die bestaan immers niet! Daaraan mag misschien een Roes- ki gelooven, maar een volwassen Europeaan in geen geval! Goed; dan geen spoken, wolven en tijgers zijn wél in ’t bosch. En hoe kun jij je tegen die mon sters verdedigen, als ze je in de nachtzwarte duisternis besluipen? Je kunt ze onmogelijk hooren na deren. Ze staan voor je en springen op je toe, eer je het weet! Plotseling ziet Haaivischwillie graaf Rouca Gura voor zich. De graaf haalt de schouders op; het is een wanhopig gebaar. Hoe lang is het (3, Foto: Atlantic-Polygoon)} 5 BS Mr i F V.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 5