I
Haagsche Courant van Dinsdag 29 Juli 1941
en
De rechtspositie der Nederlandsche
Vrijwilligers bij de Duitsche Weer
macht, de Waffen-SS en het Legioen
STADSNIEUWS
BINNENLAND
Een belangryk giro
nummer
den
Eigen taak der wijsbegeerte
Nagemaakte geldstukken zouden
hier verhandeld worden
Amerikaansche vermogens
waarden
Prof. dr. T. Goedewaagen over zijn
hoogleeraarschap
Ach t-zeven-zes-dubbel
nul - 87600
DERDE BLAD, PAGINA 1
VERVAARDIGERS VAN GOUDEN
TIENTJES GEARRESTEERD
Maatregelen op het gebied van
het bijzondere onderwijs
INWISSELING MELKKAARTEN
Meer bevoegdheid voor
secretaris-generaal
Behandeling van vüandelük
vermogen
Verordeningen verschenen
„dienstbetrekking”
ter
het
Verordening vastgesteld
treedt
in
heden
Aanmelding is verplicht
Een philosofie der bloedgemeenschap
der
door
Prof. dr. T. Goedewaagen
(Cliché archief Haagsche Courant)
4'
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
*4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
*4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
vier
zeven en
meer
der waarden2 waarop de ingevolge arti-
betrekking
bij interne
TOT ADJUNCT INSPECTEUR VAN
POLITIE BEVORDERD.
Ingaande 1 Januari 1941 is bevorderd
tot adjunct-inspecteur van politie, de
ambtenaar in opleiding tot inspecteur,
C. M. Sneep.
Een „vergaten hoofdstuk”
Vraag: Welke beteekenis hecht u aan het
rasvraagstuk in de philosofie en hoe stelt
u zich voor dit te behandelen?
Antwoord: Het rasvraagstuk is niet al
leen in wijsgeerig en politiek opzicht, doch
voor de geheele wetenschap langen tijd
een „vergeten hoofdstuk” geweest. De taak
van de philosofie tenaanzien van dit be-
Morgen heeft de inwisseling van melk-
kaarten van kinderen, die geboren zijn
na 1 Februari 1927, tegen z.g.n. R-kaarten
in den Dierentuin als volgt plaats:
van 811 uur: Heling t.m. Hijmans, van
1114 uur; Hijnberg t.m. einde H., I, J.
en Ka t.m. v. d. Klaauw, van 1417 uur:
Klaaysen t.m. van der Kruk.
Te Loosduinen geschiedt de inwisseling
in de hulpsecretarie morgen voor de let
ters K tot en met M.
en van
aange-
kostwinners-
het hoofd-
(1) De strafvervolging vindt
niet plaats dan op vordering van den
Rijkscommissaris voor het bezette Ne
derlandsche gebied (Commissaris-Generaal
voor Financiën en Economische Zaken).
(2) De vordering tot strafvervolging
kan, zoolang de uitspraak van het vonnis
in laatste instantie nog niet heeft plaats
gevonden, worden ingetrokken.
Art. 5. Feiten, als bedoeld in artikel 3,
grip is mijns inziens tweeledig. Ten eerste
moet zij historisch laten zien, hoe dit
vraagstuk, ondanks het feit, dat men het
langen tijd heeft genegeerd, wel aan de
orde moest komen. Ten tweede zal zij
zich systematisch moeten bezinnen op dit
begrip.
Ik wil hierbij vooral den nadruk leggen
op het feit, dat het rassenvraagstuk niet
alleen biologisch gezien moet worden, doch
dat het ook en zelfs in de eerste plaats van
cultuur-wetenschappelijken aard is. Het
inzicht zal meer en meer baan moeten bre
ken, dat het ras in belangrijke mate
mede-bepalend is voor het menschelijk zie-
leleven en de volksziel. Het is dan ook
noodzakelijk, dat de raspsychologie in alle
richtingen wordt uitgebouwd. Wij mogen
ons nu eenmaal niet ontveinzen, dat bij
voorbeeld de politieke geschiedenis, de
kunstgeschiedenis en de geschiedenis van
het geestelijk leven niet begrepen kun
nen worden, als men het rasbeginsel niet
als uitgangspunt neemt. Men denke hier
bij bijvoorbeeld aan Rembrandt, of aan de
gothiek, welke zoo typisch Germaansch
was tegenover de overige wereld. Ook de
Leidsche universiteit, zal zich eens wijs
geerig moeten bezinnen op begrippen als
volk, stam en ras. Zoowel voor de weten
schap, alsook voor den politieken strijd is
dit onmisbaar. Ik stel mij dan ook voor,
bij mijn onderwijs een niet gering deel te
besteden aan de „philosofie der bloedge
meenschap”.
In een vraaggesprek met een redacteur
van de Vereenigde Persbureaux heeft
prof. dr. T. Goedewaagen, secretaris
generaal van het departement van Volks
voorlichting en Kunsten, naar aanleiding
van zijn benoeming tot bijzonder hoog-
leeraar in de nieuwere wijsbegeerte aan
de rijksuniversiteit te Leiden een uiteen
zetting gegeven over wijsbegeerte en
politiek.
Vraag Welk verband bestaat er naar
uw meening tusschen philosofie en poli
tiek
Antwoord„In de eerste plaats”, zoo
verklaarde prof. Goedewaagen, „wil ik
op historische gronden vaststellen, dat de
grootste wijsgeeren zich diepgaand met
de politiek hebben bezig gehouden en dat
zij philosofisch gefundeerde, politieke
stelsels ontwierpen. Het waren de wijs
geeren Plato en Aristoteles, die de poli
tiek van Alexander den Groote hebben
voorbereid, terwijl de school der Stoa de
wijsgeerige rechtvaardiging gaf voor een
imperiumpolitiek der Romeinen. Thomas
van Aquino stelde de algemeene politieke
leer voor de Roomsche kerk op, welke
Vijfhonderd vijftig vervalschte gouden
tientjes in beslag genomen
De politie is erin geslaagd, na een uit
gebreid onderzoek, waarbij vooral de
rechercheurs J. de Graaf en C. G. van
Hees verdienstelijk werk hebben verricht,
de hand te leggen op vervaardigers van
gouden tientjes.
Het was aan den Centralen Opsporings
dienst van de Haagsche politie ter oor*
gekomen, dat een aantal personen zich la
Rotterdam bezig hielden met muntverval-
sching. Er waren verbindingen met eenig»
personen in onze stad, die er voor zouden
zorg dragen, dat nagemaakte gouden
tientjes in onze stad verhandeld zouden
worden. Men beschikte over genoeg aan
wijzingen om bepaalde personen te scha
duwen. Dit was een omvangrijk karwei en
eerst gisteravond zou handelend opgetre
den kunnen worden.
Men had er de lucht van gekregen, mede
dank zij het nauwlettend speuren van ge
noemde rechercheurs, dat zich een inwo
ner van Rotterdam naar den Haag zou
begeven, die een aantal pas vervaardigde
munten bij zich zou hebben.
Wijsbegeerte geeft inzicht in
het geheel der wetenschap
Vraag: Hoe ziet u de zuiver theoretische
functie van de wijsbegeerte in het geheel
van het universitaire onderwijs?
Antwoord: De universiteit is in de laat
ste eeuwen geworden tot een ondoordachte
chaos van speciale vakken, waar een ieder
in zijn eigen hokje werkt, terwijl de blik
op het geheel, althans voor een zeer groot
deel, verloren ging.
De philosofie heeft van oudsher tot taak
het encyclopaedisch stelsel van wetenschap
te ontwikkelen en het was Hegel, die dit
uiteraard met de middelen van zijn tijd
het meest volledig heeft gedaan. Zooals
thans in de politiek de idee van het geheel
op den voorgrond treedt tegenover die
van de bijzondere deelen, zoo gaat het
ook met de verschillende wetenschappen,
(gestaltspsychologie, moderne sociologie)
en zoo zal het ook gaan met de wijsbegeer
te. Deze begrijpt steeds meer als haar
taak: met de wetenschappelijke middelen
van dezen tijd de encyclopaedic van alle
wetenschappen dialectisch te ontwikkelen.
In de stad, waar Bolland doceerde, is dit
geen onbekend geluid! Zelf heb ik in 1932,
in mijn „Summa contra metaphysicis" een
bijdrage in dit streven willen geven en het
verheugt mij, dat ik nu in de gelegenheid
word gesteld, de nieuwe philosofie in
dezen geest, niet alleen historisch beschrij
vend, maar ook systematisch te ontwikke
len, daarbij aanknoopend aan het groote
voorbeeld der Duitsche wijsgeeren, van
Leibniz tot Hegel. Zooals nog onlangs prof.
Noack uit Hamburg hier te lande heeft
betoogd, liggen hier de grondslagen van
een philosofische denkwijze, die in haar
dialectiek zuiver methodisch en „op
de hoogte van de wetenschappen” is.
Goede vangst
Dat men een goede vangst had gedaan,
bleek bij de fouilleering. Op den aan
gehoudene, een 36-jarigen metaaldraaier
uit Rotterdam, werden niet minder dan
550 vervalschte gouden tientjes gevon
den. De munten waren zóó goed nage
maakt, dat zij voor een leek moeilijk van
echte waren te onderscheiden. De arres
tant werd overgebracht naar het Hoofd
bureau van politie.
Onmiddellijk werd de Rotterdamsche
politie van de aanhouding in kennis ge-
Dit is een zeer belangrijk
gironummer
Hoe meer op dit nummer gestort
wordt, hoe beter straks fn het Oos
ten hulp geboden kan worden aan
de gewonden, die daar op het slag
veld hulp en bijstand wachten.
Acht-zeven-zes-dubbel nul nu is het
gironummer van de Nederlandsche
apabulance. Stort uw bijdrage voor
de ambulance van het Vrijwilli
gerslegioen Nederland, op giro
rekening acht-zeven-zes-dubbel nul
(87600).
De dienst van Nederlanders
bij de Duitsche Weermacht,
de Waffen-SS of het Legioen
De verordening van den Rijkscommis
saris betreffende den dienst van Neder
landers bij de Duitsche Weermacht, de
„Waffen-SS” of het Vrijwilligerslegioen
Nederland luidt als volgt:
Art. 1. Het verrichten van diensten
door Nederlanders bij de Duitsche Weer
macht, de „Waffen-SS” of het Vrijwilli
gerslegioen Nederland levert niet een
der feiten, omschreven in de artikelen 101
tot en met 103 van het Wetboek van
Strafrecht, op.
Art. 2. Deze verordening treedt in wer
king op den dag harer afkondiging (25
Juli) met terugwerkende kracht tot op
10 Mei 1940.
AFDEELING III
Slotbepaling
Art. 16. (1) Deze verordening treedt in
werking op den dag harer afkondiging
(25 Juli) met terugwerkende kracht tot
op 22 Juni 1941.
(2) Aan leden van de Duitsche Weer
macht en van de „Waffen-SS”, die tus
schen 9 Mei 1940 en 22 Juni 1941 hun
dienstbetrekking in verband met de op
roeping hebben verloren, worden bij het
verlaten van den militairen dienst met
recht van voorkeur door de arbeidsbu-
reaux betrekkingen aangewezen.
De Rijkscommissaris voor het bezette
Nederlandsche gebied heeft de volgende
verordening vastgesteld betreffende Ame
rikaansche vermogenswaarden.
Artikel I. (1) Het is verboden te be
schikken over eenige waarde van het
vermogen van een vennootschap, van een
onverdeelde gemeenschap of van een
rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam,
voor zoover deze voor niet minder dan
een vierde gedeelte direct of indirect on
der den invloed staan van natuurlijke of
rechtspersonen, die hetzij de nationaliteit
der Vereenigde Staten van Amerika bezit
ten, hetzij in de Vereenigde Staten van
Amerika hun woonplaats, hun zetel of
hun gewone verblijfplaats hebbendit
verbod geldt niet, indien de Rijkscom
missaris voor het bezette Nederlandsche
gebied (Commissaris-Generaal voor Fi
nanciën en Economische Zaken) vergun
ning daartoe verleent.
(2) Het bepaalde in het vorige lid is
slechts van toepassing op vennootschap
pen, onverdeelde gemeenschappen en
rechtspersoonlijkheid bezittende licha
men, waarvan de plaats van vestiging
of de plaats, waar haar bestuur wordt
uitgeoefend, in het bezette Nederland
sche gebied is gelegen, of welke aldaar
een kantoor of een filiaal hebben of een
bedrijf uitoefenen.
Art. 2. (1) De in artikel 1 bedoelde
vennootschappen, onverdeelde gemeen
schappen en rechtspersoonlijkheid bezit
tende lichamen dienen binnen een week
na de inwerkingtreding dezer verorde
ning bij de ..Deutsche Revisions- umd
Treuhand A.G.” bijkantoor ’s-Graven-
hage, Alexanderstraat 22, schriftelijk op
te geven haar nauwkeurig adres, de na
men en adressen van de tot vertegen
woordiging bevoegde personen, van de
commissarissen of van eventueele andere
met het uitoefenen van toezicht belaste
organen en verder het bedrag en de soort
der Amerikaansche deelgerechtigheid en
overige belangen.
(2) De opgave moet worden gedaan
door de bestuurders of de overigens tot
beheer of vertegenwoordiging van de ven
nootschap, de onverdeelde gemeenschap
of het rechtspersoonlijkheid bezittende
lichaam bevoegde personen. Eveneens is
tot het doen der opgave verplicht de be
stuurder of het hoofd van een kantoor,
een filiaal of een bedrijf van zoodanige
vennootschap, onverdeelde gemeenschap
of van zoodanig rechtspersoonlijkheid be
zittend lichaam.
Art. 3. (1) Hij die opzettelijk in strijd
handelt met de bepalingen dezer veror
dening of dezelve ontduikt, wordt ge
straft met gevangenisstraf en met geld
boete tot een onbeperkt bedrag of met
een dezer straffen.
(2) Wordt het feit door schuld ge
pleegd, dan wordt gevangenisstraf van
ten hoogste een jaar of geldboete van
ten hoogste honderdduizend gulden op
gelegd.
Art. 4.
nog tot voor kort de gangen van het
politieke katholicisme heeft kunnen lei
den. Ook Kant levert, als overtuigd aan
hanger van de Fransche revolutie, een
bewijs voor mijn stellingen, evenals
Schelling en Hegel, die sterk anti-libera-
listisch in den zin der restauratie hebben
gedacht. Tenslotte mag zeker ook Rous
seau niet vergeten worden in verband
met de leer der volkssouvereiniteit.
Men mag gerust zeggen, dat elke wijs
geer, die op volledigheid aanspraak wil
maken, zijn politieke stelsel heeft, zooals
hij dit moet hebben in verband met zijn
eigen, bepaalde sociale en religieuze op
vattingen. De wijsbegeerte en de politiek
zijn onscheidbaar en hun eenheid is
noodzakelijk, willen beide niet onvrucht
baar zijn.
Sociale voorzieningen
De verordening betreffende eenige so
ciale voorzieningen ten behoeve van vrij
willigers bij de Duitsche Weermacht, bij
de „Waffen-SS” en bij het Vrijwilligers
legioen Nederland luidt als volgt:
AFDEELING 1.
Zekerstelling van de dienstbetrekking.
Art. 1. (1) De wederzijdsche rechten
en verplichtingen, voortspruitende uit een
dienstbetrekking, welke een persoon, die
tot het verrichten van militairen dienst
wordt opgenomen in de Duitsche Weer
macht, de „Waffen-SS” of het Vrijwilli
gerslegioen Nederland, als werknemer
heeft aangegaan, worden opgeschort zoo
lang hij militairen dienst verricht, be
houdens de afwijkingen volgens de leden
2 tot en met 4.
(2) Staat een werknemer, als bedoeld
in het voorgaande lid, in dienstbetrekking
tot het Rijk, een provincie, een gemeente
of een ander publiekrechtelijk lichaam,
dan ontvangt hij 1) indien hij ongehuwd
is, tachtig ten honderd, 2) indien hij ge
huwd is en a) geen kinderen moet on
derhouden, negentig ten honderd, b) min
der dan drie kinderen moet onderhou
den, vier en negentig ten honderd, c) drie
of vier kinderen moet onderhouden,
negentig ten honderd, d) vijf
of meer kinderen moet onderhouden,
honderd ten honderd, van hetgeen hij
zoude ontvangen, wanneer hij geen mili
tairen dienst zou verrichten.
(3) Staat een werknemer niet in dienst
betrekking tot een der in het voorgaande
lid bedoelde lichamen en keert de werk
gever hem zijn loon verder geheel of ge
deeltelijk uit, dan kan de werkgever
verlangen, dat het Rijk het aldus door
hem uitgekeerde binnen de in het voor
gaande lid aangegeven grenzen terug-
Vergoedt
(4) De tijd, gedurende welken mill
taire dienst is verricht, telt ten volle
mee voor de berekening van den dienst
tijd, voor den overgang in een hoogere,
salaris- of loonschaal en voor het in aan
merking komen voor bevordering.
(5) De werkgever kan de dienstbe
trekking niet opzeggenevenmin kan hij
een verzoek, als bedoeld in artikel 1639w
Van het Burgerlijk Wetboek, indienen.
Het recht van opzegging blijft voor den
Werknemer onverminderd bestaan.
zijn delicten in den zin van 2, lid 2, der
Verordening No. 52/1940 betreffende de
Duitsche rechterlijke macht voor straf
zaken
Art. 6. (1) De waarden, waarop de
strafbare handeling betrekking heeft,
kunnen bij interne bestuursbeschikking
worden verbeurdverklaard.
(2) De verbeurdverklaring wordt be
volen bij beschikking van den Rijkscom
missaris voor het bezette Nederlandsche
gebied (Commissaris-Generaal voor Fi
nanciën en Economische Zaken); de ver-
beurverklaring wordt van kracht op ’t tijd
stip harer openbare bekendmaking of op 't
tijdstip, waarop zij aan den betrokkene
wordt medegedeeld. Indien goederen of
rechten worden verbeurdverklaard, te
welker aanzien ingevolge eenig wettelijk
voorschrift inschrijving in een openbaar
register is geschied, moet de verbeurd
verklaring op verlangen van den Rijks
commissaris (Commissaris-Generaal voor
Financiën en Economische Zaken) ter
stond en vrij van kosten in dat register
worden ingeschreven,
(3) De Rijkscommissaris voor het
bezette Nederlandsche gebied (Commis
saris-Generaal voor Financiën en Econo
mische Zaken) beslist omtrent de be
stemming der verbeurdverklaarde ver
mogenswaarden.
Art. 7. (1) De Rijkscommissaris voor
het bezette Nederlandsche gebied (Com-
missaris-Gneraal voor Financiën en
Economische Zaken) neemt de voor de
uitvoering van deze verordening nood
zakelijke maatregelen. Hij kan de hem
toekomende bevoegdheden overdragen.
(2) De Rijkscommissaris voor het
bezette Nederlandsche gebied (Commis
saris-Generaal voor Financiën en Econo
mische Zaken) kan in twijfelgevallen,
welke zich bij de toepassing van de be
palingen van deze verordening mochten
voordoen, algemeen bindende beslissingen
nemen.
Art 8. Deze verordening treedt in
in werking op den dag harer afkondiging.
van kostwinnersvergoeding geven, aan
wezig zijn, tenzij deze reeds bekend zijn.
(2) De commandant van het Vrijwil
ligerslegioen Nederland of de door hem
aangewezen instantie beslist op het ver-
(3) De uitbetaling
vergoeding geschiedt
kwartier van het Legioen.
Art. 11. (1) De kostwinnersvergoeding
wordt opnieuw vastgesteld, indien in de
omstandigheden, welke tot de vaststel
ling daarvan hebben geleid, een* veran
dering intreedt.
(2) Het verleenen van kostwinnersver
goeding wordt gestaakta) voor zooveel
de voorziening in de noodzakelijke le
vensbehoeften van den gerechtigde op
andere wijze wordt verzekerdb) indien
de vrijwilliger uit den dienst bij het
Legioen treedt.
Art. 12. (1) De vrijwilliger en degene,
die kostwinnersvergoeding ontvangt als
mede diens wettelijke vertegenwoordiger,
zijn verplicht van iedere verandering in
de omstandigheden, welke tot het staken
of het verminderen van de kostwinners
vergoeding reden geeft, onverwijld ken
nis te geven aan het hoofdkwartier van
het Legioen.
(2) Wanneer een verandering in de
omstandigheden intreedt, stelt de com
mandant van het Vrijwilligerslegioen
Nederland of de door hem aangewezen
instantie, na dengeen, die kostwinners
vergoeding ontvangt en, voor zoover
mogelijk, ook den vrijwilliger te hebben
gehoord, de kostwinnersvergoeding, ook
ambtshalve, opnieuw vast.
Art. 13. (1) De commandant van het
Vrijwilligerslegioen Nederland wordt
hiermede gemachtigd, de voor de uit
voering der artikelen 2 tot en met 12
noodzakelijke voorschriften in overeen
stemming met den secretaris-generaal
van het departement van Financiën uit
te vaardigen.
(2) Bij de vaststelling dezer uitvoe-
ringsvoorschriften wordt in het bijzonder
rekening gehouden met het Duitsche
„Einsa tz-Familienunterhaltsgesetz” van
26 Juni 1940 (R.W.B. I, blz. 911), met de
Duitsche Verordening van 26 Juni 1940
tot uitvoering en aanvulling van die wet
(R.W.B. I, blz. 912) en met de ter uit
voering van die wet en van die verorde
ning gegeven rondschrijvensde daarin
vast te stellen tarieven dienen, voor zoo
veel eenigszins mogelijk, overeen te
stemmen met de in het Duitsche Rijk
geldende tarieven.
(3) Deze uitvoeringsvoorschriften wor
den in de Nederlandsche Staatscourant
afgekondigd.
Art. 14. De kostwinnersvergoeding
wordt verleend, voor zoover en voor zoo
lang voor dengene, die tot het ontvangen
dier vergoeding gerechtigd is, niet op
andere wijze wordt gezorgd, een en an
der onverminderd het bepaalde bij de
artikelen 5 tot en met 9.
Art. 15. De kostwinnersvergoeding ten
aanzien van leden der Duitsche Weer
macht en der „Waffen-SS” blijft geregeld
door de dienaangaande in het Duitsche
Rijk geldende voorschriften.
Het heden verschenen verordeningen
blad bevat een verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Ne
derlandsche gebied, houdende maat
regelen op het gebied van het bijzonder
onderwijs.
Hierin is bepaald, dat, teneinde een
ontwikkeling van het gesubsidieerde bij
zonder onderwijs, in overeenstemming
met de onder de huidige omstandig
heden te stellen eischen te waarborgen,
de secretaris-generaal van het departe
ment van Opvoeding, Wetenschap en
Cultuurbescherming, bevoegd is de wet
telijk vastgestelde voorwaarden voor het
verkrijgen van subsidie uit openbare
kassen, aan te vullen door scherper om
lijnde voorwaarden, betreffende de
samenstelling van het leerplan en het
gebruik van leermiddelen.
Voor het geval in een inrichting voor
bijzonder onderwijs de handhaving van
de orde of rust op niet voldoende wijze
wordt gewaarborgd, is de secretaris
generaal van het departement van Op
voeding, Wetenschap en Cultuurbescher
ming bevoegd:
1) het schoolbestuur aanwijzingen te
geven; voor het geval het schoolbestuur
bedoelde aanwijzingen niet of niet ge
noegzaam opvolgt, kan de secretaris
generaal een gemachtigde aanwijzen,
die de rechten en verplichtingen van
het bestuur geheel of ten deele moet
waarnemen;
2 de school voor bepaalden of onbe-
paalden tijd te sluiten.
De secretaris-generaal kan de hem,
ingevolge het bovenstaande, toekomende
bevoegdheden op, onder hem ressortee-
rende instanties overdragen.
Het bepaalde bij het besluit no.
62-1941 betreffende handhaving der orde
onder de studenten aan universiteiten en
hoogescholen in het bezette Nederland
sche gebied, blijft onverminderd van
kracht.
Deze verordening
werking.
Station bewaakt
In verband met zijn komst werden onder
leiding van commissaris N. D. Pool en dc.i
inspecteur C. A. Struick, verschillende
punten van het Hollandsche Spoorstation
bezet.
Na eenigen tijd wachten arriveerde de
electrische trein van het D.P.-station en
inderdaad bleek de gezochte onder de
passagiers te zijn.
Door de drukte was het niet eenvoudig
den man te volgen en het gevaar was
niet denkbeeldig, dat hij aan de aan
dacht van de rechercheurs zou ont
snappen. Klaarblijkelijk had de gezochte
ook argwaan gekregen, want bij den uit
gang aarzelde hij even, liet de andere
reizigers passeeren en keek om zich
heen. Deze gedragswijze werd hem nood
lottig, want nu zagen de politiemannen
hun kans schoon tot arrestatie over te
gaan.
(6) Onder „dienstbetrekking” wordt
in dit artikel mede begrepen de rechts
betrekking van den ambtenaar
dengene, die ter opleiding is
nomen.
AFDEELING II.
Gezinsverzorging
Art. 2. (1) De verwanten van een lid
van het Vrijwilligerslegioen Nederland
(verder kortweg „vrijwilligers” genaamd)
ontvangen ter voorziening in hun nood
zakelijke levensbehoeften kostwinners
vergoeding.
(2) De kostwinnersvergoeding draagt
niet het karakter van openbare armen
zorg. Zij behoeft niet te worden terugbe-
caald. Zij is voor geen inbeslagneming
ratbaar.
Art. 3. (1) In geval van vermissing van
een vrijwilliger wordt de kostwinners
vergoeding tijdens den duur dier vermis
sing ook verder verleend.
(2) Geraakt een vrijwilliger in gevan
genschap of wordt hij in neutraal buiten
land geïnterneerd, dan wordt de kost
winnersvergoeding tijdens den duur van
de gevangenschap of van de interneering
eveneens verder verleend
Art. 4 (1) Tot het ontvangen van kost
winnersvergoeding zijn gerechtigd
a) de echtgenoote, alsmede de wettige
en gewettigde kinderen van den vrijwil
liger, en tevens zijn met zijn echtgenoote
samenwonende stiefkinderen
b) de natuurlijke kinderen van den
vrijwilliger, indien vaststaat, dat deze
verplicht is hun onderhoud te verschaf
fen;
c) de gescheiden echtgenoote van den
vrijwilliger, indien deze wettelijk ver
plicht is haar onderhoud te verschaffen;
d) de kleinkinderen en de pleegkinde
ren van den vrijwilliger, alsmede zijn
niet met zijn echtgenoote samenwonende
stiefkinderen;
e) de bloedverwanten van den vrijwil
liger in opgaande lijn;
f) de broeders en zusters van den vrij
williger;
g) de schoonouders van den vrijwil
liger;
h) de stief- en pleegouders van den
vrijwilliger.
(2) De in het vorig lid, onder 3 tot
en met 8, genoemde personen zijn slechts
dan tot het ontvangen van kostwinners
vergoeding gerechtigd, indien de vrij
williger tot den dag, waarop hij den mi
litairen dienst aanving te verrichten, ge
heel of voor een belangrijk deel hun
kostwinner is geweest.
Art. 5. (1) Een recht op kostwinners
vergoeding bestaat slechts, voor zoover
de voorziening in de noodzakelijke le
vensbehoeften niet of niet in voldoende
mate is verzekerd. Wat tot „noodzake
lijke levensbehoeften” moet worden ge
rekend, dient te worden vastgesteld door
op redelijke wijze de voorheen bestaan
de levensomstandigheden van den ge
rechtigde in aanmerking te nemen.
(2) Het verleenen van kostwinners
vergoeding mag niet er toe leiden, dat
den gerechtigde voor de voorziening in
zijn noodzakelijke dagelijksche levensbe
hoeften meer middelen ter beschikking
staan dan waarover hij vóór het toetre
den van den vrijwilliger tot het Legioen
kon beschikken.
(3) Voor zooveel in de noodzakelijke
levensbehoeften van den gerechtigde
door diens eigen arbeid of uit diens
eigen middelen of door derden, meer be
paaldelijk door zijn verwanten, wordt
voorzien, wordt geen kostwinnersver
goeding verleend.
Art. 6. (1) Ieder gerechtigde moet zijn
arbeidskracht inzetten ter voorziening in
zijn noodzakelijke levensbehoeften.
(2) De vraag of het verrichten van
een bepaalden arbeid redelijkerwijs van
den gerechtigde kan worden gevergd,
wordt beoordeeld naar de voorheen door
hem ingenomen levenspositie, zijn leef
tijd, zijn gezondheidstoestand, zijn hui
selijke omstandigheden en tevens, voor
zooveel doenlijk, naar de opleiding,
welke hij voor zijn beroep genoten heeft.
(3) Van vrouwen mag niet worden ge
vergd, dat zij voor de voorziening in le
vensonderhoud arbeid verrichten, indien
dit *verrichten tot gevolg zou hebben
dat de geregelde opvoeding harer kinde
ren daardoor wordt verstoord; ook ove
rigens moeten de plichten van de vrouw,
die het leiden van een huishouding of
het verzorgen van verwanten haar op
legt, in aanzienlijke mate in aanmerking
worden genomen.
Art. 7. (1) Is een gerechtigde lid van
een familie, dan dienen de overige fami
lieleden hun middelen en krachten bin
nen de grenzen van hetgeen van ben
kan worden gevergd ter beschikking te
stellen van den gerechtigde tot voorzie
ning in diens noodzakelijke levensbe
hoeften, ook al zouden zij naar de bepa
lingen van het burgerlijk recht niet ver
plicht zijn hem onderhoud te verschaf
fen. Het op deze wijze verschafte onder
houd wordt bij de toekenning van kost
winnersvergoeding mede in aanmerking
genomen. Bij de beoordeeling van de
vraag, in welke mate van een familie
lid het verleenen van ondersteuning kan
worden gevergd, dient op de bijzondere
omstandigheden van elk afzonderlijk
geval te worden achtgeslagen.
(2) Tot een familie in den zin van het
vorig lid behooren echtgenooten, bloed
en aanverwanten tot den vierden graad
inbegrepen en personen, die een moreele
verplichting tot het verstrekken van on
derhoud tegenover den gerechtigde
hebben.
Art. 8. De verplichting van derden tot
ondersteuning van den gerechtigde blijft
onverminderd bestaan.
Art. 9. (1) De kostwinnersvergoeding
wordt volgens een aan den plaatselijken
levensstandaard aangepast tarief toege
kend.
(2) Behalve de vergoeding, vastgesteld
overeenkomstig het in het vorige lid be
doelde tarief, worden verstrekta) een
huurbijslagb) verzorging van zieken en
van aanstaande moeders en kraamvrou
wen c) een bedrijfssteund) voor min
derjarigen de middelen voor hun op
voeding en voor het verkrijgen van een
bekwaamheid, welke overeenkomt met
hun aanleg en geschiktheid en de levens
positie hunner ouderse) voor blinden,
doofstommen en invalidende middelen
tot het verkrijgen van een bekwaamheid
f) een bijdrage ter voldoening van hun
verplichtingen, voortspruitende uit sociale
verzekeringg) verdere ondersteuningen.
Art 10. <1) Kostwinnersvergoeding
wordt slechts op gedaan verzoek ver
leend. Het verzoek kan zoowel door den
vrijwilliger als door den tot het ont
vangen van kostwinnersvergoeding ge
rechtigde bij ’-et hoofdkwartier van het
Vrijwilligerslegioen Nederland te ’s-Gra-
venhage, Koninginnegracht 22, worden in
gediend. Bij het verzoek dient aanneme
lijk te worden gemaakt, dat de voor
waarden, welke recht op het ontvangen
Het gisteren verschenen Verordeningen
blad bevat verscheidene verordeningen
betreffende de rechtspositie der Neder
landsche Vrijwilligers bij de Duitsche
Weermacht, de Waffen-SS en het Legioen.
Bepalingen terzake van het
het Nederlanderschap
De eerste verordening van den Rijks
commissaris betreffende eenige bepalin
gen ter zake van het Nederlanderschap
luidt als volgt:
Art. 1. Militaire of civiele dienst in den
strijd tegen het bolsjewisme is geen
vreemde krijgs- of staatsdienst, als be
doeld in artikel 7, lid 1, onder 4o., van
de Wet van 12 December 1892 (Staats
blad No. 268) op het Nederlanderschap
en het ingezetenschap, zooals deze wet
laatstelijk is gewijzigd bij de wet van
15 December 1938 (Staatsblad No. 204).
Het in genoemd artikel bepaalde is op
zoodanigen dienst niet van toepassing.
Art. 2. Deze verordening treedt in
werking op den dag harer afkondiging
(25 Juli) met terugwerkende kracht tou
op 22 Juni 1941.
De tweede verordening betreffende
eenige bepalingen ter zake van
Nederlanderschap luidt als volgt:
Art. 1. (1) Op Nederlanders, die in
Duitschen dienst treden, is het bepaalde
bij art. 7, eerste lid, onder 4o., van de
Wet op het Nederlanderschap en het
ingezetenschap van 12 December 1892
(Staatsblad No. 268), zooals deze wet
laatstelijk is gewijzigd bij de wet van
15 December 1938 (Staatsblad No. 204),
slechts dan van toepassing, wanneer de
betreffende persoon of, indien deze min
derjarig is, zijn wettelijke vertegenwoor
diger voor hem binnen een jaar, nadat
hij in Duitschen dienst is getreden, ver
klaart, dat hij afstand doet van zijn
Nederlanderschap.
(2) Een verklaring, als bedoeld in het
vorige lid, dient te worden afgelegd tegen
over den burgemeester der gemeente, in
welker bevolkingsregister de betreffen
de persoon is ingeschreven of
laatstelijk was ingeschreven. Is of was
de betreffende persoon in het centrale
bevolkingsregister ingeschreven, dan
treedt in de plaats van den burgemeester
het hoofd van de Rijksinspectie van de
bevolkingsregisters. Hetzelfde geldt, in
dien de betreffende persoon nog nimmer
in een Nederlandsch bevolkingsregister
was ingeschreven.
(3) . De verklaring, als bedoeld in
lid I, dient hetzij ten overstaan van de
in lid 2 genoémde instantie, hetzij
schriftelijk aan haar te worden afge
geven; in het eerste geval wordt van
ae verklaring proces-verbaal opge
maakt; indien zij schriftelijk wordt af
gegeven, dient de handteekening van
hem, die de verklaring aflegt, door een
daartoe op grond van de geldende
rechtsvoorschriften bevoegde instantie
(dienst) of persoon te zijn gelegaliseerd.
(4) . De in lid 2 genoemde instantie
dient hem, die de verklaring aflegt,
kosteloos een schriftelijke bevestiging te
geven, dat en wanneer hij de verklaring
heeft afgegeven.
Art. 2. De verklaring, als bedoeld bij
het eerste lid van het voorgaande arti
kel, heeft terugwerkende kracht tot op
het tijdstip, waarop de betreffende per
soon het Nederlanderschap zou hebben
verloren.
Art. 3. 41). Deze verordening treedt in
werking op den dag harer afkondiging
met terugwerkende kracht tot op
10 Mei 1940.
(2) De termijn, bedoeld in artikel I,
lid I, loopt tot en met 10 Mei 1942, wan
neer de betreffende persoon vóór den
dag van afkondiging dezer verordening
(25 Juli) in Duitschen dienst is getreden.
Verordening ook van toepassing op
Sovjet-vennogen
Aan een verordening van den Rijks
commissaris voor het bezette Nederland
sche gebied, houdende wijziging en aan
vulling van de verordening no. 26/1940
betreffende de behandeling van vijande
lijk vermogen, wordt het volgende ont
leend:
In de eerste plaats wordt onder de sta
ten, welke als vijandelijke staten moeten
worden beschouwd, opgenomen de Unie
van Socialistische Sovjetrepublieken.
Aan artikel 2 wordt een derde lid toe
gevoegd, luidende:
„(3) Heeft een natuurlijke persoon,
die niet de nationaliteit van een vijande-
lijken shtaat bezit eerst na 1 October
1940 zijn woon- of verblijfplaats met
toestemming van een bevoegde Duitsche
overheidsinstantie naar Frankrijk, waar
onder begrepen de Fransche bezittin
gen, koloniën, protectoraten en man-
daatsgebieden overgebracht dan wordt
deze niet als vijand aangemerkt."
Art. 23 wordt gelezen als volgt:
„(1) De strafvervolging vindt niet
plaats dan op vordering van den Rijks
commissaris voor het bezette Nederland
sche gebied (commissaris-generaal voor
financiën en economische zaken).
(2) De vordering tot strafvervolging
kan, zoolang de uitspraak van het von
nis in laatste instantie nog niet heeft
plaats gevonden, worden ingetrokken.”
Na artikel 23 wordt een artikel 23a in
gevoegd, luidende:
,A.rt. 23a. (1) De verbeurdverklaring
(3-J --- -1x:
kei 21 strafbare handeling
heeft, kan ook geschieden
bestuursbeschikking.
(2) De verbeurdverklaring wordt in
dit geval bevolen bij beschikking van
den Rijkscommissaris voor het bezette
Nederlandsche gebied (commissaris-
generaal voor financiën en economische
zaken; de verbeurdverklaring wordt van
kracht op het tijdstip harer openbare
bekendmaking of op het tijdstip, waarop
zij aan den betrokkene wordt medege
deeld. Indien goederen of rechten wor
den verbeurdverklaard, te welker aan
zien ingevolge eenig wettelijk voor
schrift inschrijving in een openbaar re
gister is geschied, moet de verbeurdver
klaring op verlangen van den Rijkscom
missaris (commissaris-generaal voor fi
nanciën en economische zaken) of van
den door .dezen benoemden beheerder
terstond en vrij van kosten in het re
gister worden aangeteekend.
(3) De Rijkscommissaris voor het be
zette Nederlandsche gebied (commissa
ris-generaal voor financiën en economi
sche zaken) beslist omtrent de bestem
ming van de verbeurdverklaarde vermo
genswaarden”.
Tenslotte wordt bepaald, dat de aan
melding van het zich in het bezette Ne
derlandsche gebied bevindende Sovjet-
vermogen binnen een week na inwer
kingtreding dezer verordening (heden)
bij de „Deutsche Revisions- und Treu
hand A.G.”, bijkantoor ’s-Gravenhage,
Alexanderstraat 22, onder nauwkeurige
opgave van de afzonderlijke vermogens
waarden moet geschieden.
Steeds gebonden aan tijdgebeuren en
socialen strijd
Ontwikkeling gebonden aan
de historie
VraagWordt de vrijheid der philo
sofie door dezen band met de politiek
niet te zeer beperkt en is zij onder deze
omstandigheden nog wel tot eigen werk
zaamheid in staat
AntwoordMen moet vooral niet den
ken, dat er een eigen werkzaamheid der
philosofie kan bestaan geheel en al los
van den politieken strijd. Integendeel
de ontwikkeling van de philosofie en
haar denkstelsels voltrekt zich juist
door en in de concrete historische
situatie. De vrijheid der wijsbegeerte
toch, beteekent geenszins, dat zij los van
de maatschappij staat, doch dat zij, mid
den in den socialen strijd geplaatst, deze
op haar eigen wijze belicht. Dit is geen
ontdekking van onzen tijd, doch een
historisch vaststaand, onveranderlijk feit,
feit.
Een karakteristiek voorbeeld hiervan,
dat voor ons Nederlanders voor de hand
ligt, levert Thorbecke, die in Duitsch-
land philosofie studeerde en in Leiden
de ideologie van het liberalisme schreef
en beleed. Ik zou niet gaarne ontkennen,
dat Thorbecke een wijsgeerig denker
was, omdat hij de geestelijke vader
van de liberale politiek is, waarvan ik
als nationaal-socialist een bestrijder ben.
Thorbecke kwam op grond van zijn phi
losofisch denken tot zijn politieke stelsel
en wat voor hem geldt, geldt mutatis
mutandis ook voor een wijsgeer, die een
nationaal-socialistisch politiek stelsel aan
hangt.
De eigen werkzaamheid van de wijs
begeerte is overal en altijd gelegen in
den blik op het geheel en het logisch
doordenken van alle begrippen, die op
een bepaald en bijzonder geval betrek
king hebben. Zoo heeft bijvoorbeeld
Plato niet alleen een gemeenschapsideaal
in theorie en met de daar nagestreefd,
doch ook de vraag naar het wezen en het
begrip van de menschelijke samenleving
gesteld.